Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738397
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738397/1
Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Roerdalen 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 23-04-2025
Intitulé
Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Roerdalen 2025De raad van de gemeente Roerdalen heeft;
gezien het voorstel van het Raadspresidium van 24 maart 2025
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet
het volgende besluit genomen:
Besluit:
- 1.
De ‘Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Roerdalen 2019’ in te trekken.
- 2.
De navolgende ‘Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Roerdalen 2025’ vast te stellen.
Artikel 1. Definitiebepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.
- b.
griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.
- c.
raadslid: lid van de gemeenteraad.
Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden en commissieleden
-
1. Raadsleden genieten een maandelijkse vergoeding ongeacht het aantal gehouden of bijgewoonde raadsvergaderingen. De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden bedoeld in artikel 3.1.1., eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, is gelijk aan het door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde bedrag.
-
2. Een commissielid ontvangt voor het deelnemen aan een, conform art. 82 Gemeentewet ingestelde commissievergadering, een vergoeding per deelgenomen vergadering. Ieder kalenderjaar wordt dit bedrag aan de hand van het indexcijfer cao-lonen overheid aangepast.
Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie
-
1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van het maximale bedrag van € 153,33 per maand (jaar 2025) ingevolge art. 3.1.2. Rechtspositiebesluit.
-
2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4 eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van het maximale bedrag van € 153,33 per maand (jaar 2025) ingevolge art. 3.1.2. Rechtspositiebesluit.
Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden
-
1. Reizen voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies en gemaakt voor de uitoefening van de functie worden aan een raads- of commissielid vergoed:
- a.
de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;
- b.
bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt alsmede de parkeer- of stallingskosten, veerkosten en tolkosten.
- a.
-
2. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.
-
3. Als een raadslid of commissielid een functionele beperking heeft, kan incidenteel een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking worden gesteld.
-
4. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de gemeente vergoed.
-
5. Aan raads- en commissieleden wordt met het oog op het declareren van de kosten als bedoeld in dit artikel een declaratieformulier ter beschikking gesteld dat zij maandelijks kunnen indienen.
Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
-
1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.
-
2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.
-
3. De maximale vergoeding van de scholing bedraagt:
€ 1.250,- per jaar per raadslid;
€ 100,- per jaar per commissielid.
-
4. De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overgelegde stukken en het beschikbare budget.
Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden
-
1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld, zoals bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
-
2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.
Artikel 7. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
-
1. Een raadslid, dat nog niet de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt, ontvangt per jaar ten laste van de gemeente een bedrag ter hoogte van het bedrag van de vergoeding van de werkzaamheden voor één maand, waarmee hij voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.
Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
-
1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, zoals genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
-
2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.
Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen
Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, halfjaarlijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde commissievergadering.
Artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten
-
1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:
- a.
betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,
- b.
betaling vooruit uit eigen middelen of
- c.
betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.
- a.
-
2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een decla¬ratieformulier en bewijsstukken. Het vereiste om bewijsstukken te overleggen geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft.
-
3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden ieder halfjaar, zijnde vóór 1 juli en vóór 1 januari door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier en verwerkt.
-
4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 1 maand na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.
Artikel 11. Intrekking oude verordening
De Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019 wordt ingetrokken.
Artikel 12. Inwerkingtreding
Deze verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Roerdalen 2025 treedt in werking met ingang van de dag na datum bekendmaking.
Artikel 13. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Roerdalen 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 april 2025
De gemeenteraad van Roerdalen,
De griffier,
mr. M. Heijnens-Coenjaerts
De voorzitter,
mr. M.D. de Boer-Beerta
Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Roerdalen 2025
ALGEMEEN DEEL
Wettelijke regelingen
In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.
Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.
De arbeidsverhoudingen en fiscale positie
Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst. Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden en commissieleden
De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoedingen is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Commissieleden krijgen een vergoeding per bijgewoonde raadscommissie ook wel presentiegeld genoemd. De hoogte is afhankelijk van de inwonersklasse. Overigens is elke vergaderstructuur die wordt ingesteld om zich bezig te houden met de voorbereiding van de besluitvorming door de raad, niet zijnde de raadsvergadering, een raadscommissie (materieel begrip). De vergoeding is geregeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. De hoogte van de vergoeding wordt regelmatig aangepast (2025: € 103,23 per bijeenkomst).
Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie
Dit artikel betreft de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde 'zware commissies'. Het is verplicht een dergelijk artikel in de rechtspositieverordening op te nemen. Met zware commissies wordt gedoeld op de onderzoekscommissie (enquêtecommissie ex art. 155a Gemeentewet) en bijvoorbeeld de vertrouwenscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. Ook andere bijzondere commissies (b.v. een onderzoekscommissie die niet de status heeft van art. 155a Gemeentewet) met een zodanig belang, belasting en tijdsbeslag die niet redelijkerwijs tot het reguliere werk van een raadslid geacht kunnen worden, kunnen ingesteld worden. Ook daarvoor dient een toelage te worden bepaald. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in deze commissie wordt aangesloten bij de toelage voor de vertrouwenscommissie. In het rechtpositiebesluit is hiervoor een maximum bedrag bepaald (2025: € 153,33 per maand). Indien de hoogte van het bedrag in het Rechtspositiebesluit wordt gewijzigd wordt ook de maximum toelage aan het raadslid dienovereenkomstig aangepast. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie ‘slapend’ is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.
Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden
Raads- en commissieleden hebben conform het rechtspositiebesluit recht op een reiskostenvergoeding voor het bijwonen van vergaderingen als reis- en verblijfkosten voor reizen binnen de gemeente als daarbuiten gemaakt t.b.v. de uitoefening van de functie. De rijkswetgever laat gemeenten geen ruimte om hiervan af te wijken. Uit de artikelen 95 en 96 Gemeentewet volgt dat vergoedingen en tegemoetkomingen in de kosten bij verordening moeten worden geregeld. Met het opnemen van dit artikel in de verordening wordt hieraan voldaan. Uitbetaling vindt plaats op basis van declaratie en het is aan de raads- en commissieleden om aanspraak te maken op deze vergoeding.
Artikel 5 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is. Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.
Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden
Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan (een smartphone, een computer en) de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Het verstrekken gebeurt op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.
Artikel 7. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikelen 3.1.9 is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat raadsleden, die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in art. 7a van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt, een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
De vergoeding wordt enkel uitbetaald aan die raadsleden die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Wenst dit raadslid hier geen gebruik van te maken dan moet het raadslid dit expliciet aangeven.
Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.
Artikel 9 en 10. Betaling vaste vergoedingen en betaling en declaratie van onkosten
Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl