Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738376
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738376/1
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2025
Geldend van 24-04-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025
Intitulé
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2025De raad van de gemeente Zutphen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met nummer 965940;
gelezen het advies van de Brede Adviesraad Sociaal Domein van 27 februari 2025;
overwegende dat:
- -
het gewenst is regels te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 over de ondersteuning bij het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
- -
inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;
- -
van inwoners verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;
- -
inwoners die zelf dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;
gelet op artikel(en) 2.1.3, 2.1.4, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en 3.8, tweede lid en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
b e s l u i t :
vast te stellen de:
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:
- -
niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;
- -
daadwerkelijk beschikbaar is;
- -
een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat is tot zelfredzaamheid of participatie, en
- -
financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;
- -
- b.
algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en/ of mogelijkheden van de gebruiker, toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning;
- c.
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet;
- d.
budgetbeheerder: de persoon die het persoonsgebonden budget beheert, die daadwerkelijk zorg draagt voor de afhandeling van het persoonsgebonden budget;
- e.
budgethouder: de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend en voor wie de ondersteuning is geïndiceerd;
- f.
bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;
- g.
CAK: het Centraal Administratie Kantoor, zoals vermeld in artikel 6.1.1, eerste lid van de Wet langdurige zorg;
- h.
college: het college van burgemeester en wethouders;
- i.
eigen kracht: het vermogen van de cliënt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie, of tot een oplossing voor zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang te komen;
- j.
gebruikelijke hulp: de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen en/ of andere huisgenoten;
- k.
gemeente: de gemeente Zutphen;
- l.
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft;
- m.
hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;
- n.
ingezetene: persoon die met een adres in een gemeente staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen en woonplaats heeft in die gemeente;
- o.
mantelzorger: iemand die hulp biedt zoals beschreven in artikel 1.1.1, eerste lid van de wet;
- p.
melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;
- q.
partner: geregistreerd partner, echtgenoot;
- r.
persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a. tot en met g. van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;
- s.
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;
- t.
sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt, zoals vrienden, kennissen, buren en/ of collega’s;
- u.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- v.
zorg in natura: een voorziening in de vorm van goederen in bruikleen of in eigendom of als persoonlijke dienstverlening.
Hoofdstuk 2 Melding, onderzoek, aanvraag en besluit
Artikel 2:1 Melding en onderzoek
-
1. Een hulpvraag kan door of namens de cliënt vormvrij bij het college worden gemeld.
-
2. Een cliënt die maatschappelijke opvang of een vorm van beschermd wonen nodig heeft kan zich ook rechtstreeks melden bij het gemeentebestuur van Deventer.
-
3. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.
-
4. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk. Daarnaast wijst het college de cliënt op:
- a.
de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning;
- b.
de mogelijkheid om binnen zeven dagen na de melding een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet te overhandigen. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een persoonlijk plan.
- a.
-
5. Als een onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet nodig is, dan geeft de cliënt het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
-
6. De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet.
-
7. Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.
-
8. Als de cliënt en de ondersteuningsvraag genoegzaam bekend zijn, kan het college in afwijking van het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een onderzoek.
-
9. Bij het onderzoek wordt de cliënt geïnformeerd over de keuze tussen een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb en de gevolgen daarvan.
-
10. Het college informeert de cliënt of zijn vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
-
11. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
-
12. Het college kan nadere regels stellen omtrent het onderzoek als bedoeld in dit hoofdstuk.
Artikel 2:2 Inhoud onderzoek
-
1. Het onderzoek wordt zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen 6 weken na ontvangst van de melding uitgevoerd. Dit gebeurt in samenspraak met de cliënt, al dan niet samen met zijn vertegenwoordiger, mantelzorger en/ of andere personen.
-
2. De volgende factoren maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
- c.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- d.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- e.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
- f.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- g.
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
- h.
de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
- i.
welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
- j.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
- a.
-
3. Als de cliënt een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, onder b., aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.
Artikel 2:3 Advisering
-
1. Het college vraagt een daartoe door hem aangewezen adviseur om advies, als dat advies naar het oordeel van het college nodig is voor een zorgvuldig onderzoek rond een melding, aanvraag of heronderzoek.
-
2. De adviseur moet, afhankelijk van de vereisten van het onderzoek, aantoonbaar beschikken over:
- a.
sociaal-medische kennis op het niveau van een arts, en/ of
- b.
ergonomische kennis, en/ of
- c.
bouwkundige/ -technische kennis, en/ of
- d.
gedragswetenschappelijke kennis.
- a.
Artikel 2:4 Onderzoek, verslag en termijn
-
1. Binnen 6 weken na de bij het college gedane melding verstrekt het college aan de cliënt of zijn vertegenwoordiger in tweevoud een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het onderzoeksverslag).
-
2. Het verlengen van de onderzoekstermijn kan in overleg (mondeling en/ of schriftelijk) met de cliënt. Als cliënt het met de verlenging niet eens is, kan hij een aanvraag indienen bij het college na deze 6 weken.
-
3. Als de cliënt vindt dat het onderzoeksverslag niet compleet is, dan kan hij het onderzoeksverslag aanvullen.
-
4. Als de cliënt vindt dat hij in aanmerking komt voor een andere maatwerkvoorziening, dan in het onderzoeksverslag staat vermeld, dan kan hij dit aangeven op het onderzoeksverslag.
Artikel 2:5 Aanvraag
-
1. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een daartoe door het college vastgesteld (digitaal) formulier. Een door cliënt ondertekend onderzoeksverslag kan ook worden gezien als een aanvraag.
-
2. Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.
-
3. Als het college niet binnen twee weken de beschikking kan geven, dan krijgt de cliënt hiervan schriftelijk bericht. Daarbij wordt een zo kort mogelijke termijn genoemd, waarbinnen de cliënt de beschikking tegemoet kan zien.
Artikel 2:6 Inhoud beschikking
-
1. Het college legt de beslissing om wel of geen maatwerkvoorziening te verstrekken vast in een beschikking.
-
2. In de beschikking, waarbij een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, staat altijd vermeld of deze als zorg in natura of als een pgb wordt verstrekt.
-
3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura staat in de beschikking altijd vermeld:
- a.
welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
de ingangsdatum en duur van de verstrekking;
- c.
of een bijdrage in de kosten verschuldigd is;
- d.
door wie de voorziening wordt geleverd;
- e.
indien van toepassing: welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn, en
- f.
of de voorziening in bruikleen of in eigendom wordt verstrekt.
- a.
-
4. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb staat in de beschikking altijd vermeld:
- a.
aan welk doel het pgb moet worden besteed;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor het besteden van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is bepaald;
- d.
welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
- e.
de duur van de voorziening, en
- f.
of een bijdrage in de kosten verschuldigd is.
- a.
Hoofdstuk 3 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Artikel 3:1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
-
1. Personen, al dan niet woonachtig in de gemeente, die als mantelzorger ondersteuning bieden aan een inwoner uit de gemeente kunnen jaarlijks in aanmerking komen voor een blijk van waardering.
-
2. Het college bepaalt in nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering bestaat en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om hiervoor in aanmerking te komen.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4:1 Criteria maatwerkvoorziening algemeen
-
1. Het college neemt het verslag van het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.4, als uitgangspunt bij het beoordelen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening.
-
2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie, als de cliënt de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:
- a.
eigen kracht, en/ of
- b.
gebruikelijke hulp, en/ of
- c.
mantelzorg, en/ of
- d.
hulp van andere personen uit het sociale netwerk, en/ of
- e.
algemeen gebruikelijke voorzieningen, en/ of
- f.
algemene voorzieningen, en/ of
- g.
andere voorliggende wetgeving;
- h.
andere voorzieningen.
- a.
-
3. Bij het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onder b. van de wet beoordeelt het college of er gebruikelijke hulp van huisgenoten als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid 1 van de wet beschikbaar is.
-
4. Huisgenoten van de cliënt zijn verplicht, als zij daarom gevraagd worden, aan het college de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek, alsmede bij heronderzoek.
-
5. Bij de beoordeling als bedoeld in het tweede lid, onder a. wordt, voor zover daartoe aanleiding is, rekening gehouden met:
- a.
de samenstelling van de leefeenheid van de cliënt en diens huisgenoot of huisgenoten;
- b.
de aard van de relatie tussen de cliënt en diens huisgenoot of huisgenoten;
- c.
de inhoudelijke aard, de omvang en de complexiteit van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;
- d.
de beschikbaarheid en de praktische, lichamelijke en geestelijke mogelijkheden van de huisgenoot of de huisgenoten voor het ondersteunen van de cliënt bij diens zelfredzaamheid en participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving;
- e.
de mate waarin en de wijze waarop de cliënt voorafgaand aan de melding is ondersteund door diens huisgenoot of huisgenoten op het terrein van zelfredzaamheid en participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving;
- f.
overige relevante omstandigheden van de huisgenoot of huisgenoten van de cliënt die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op de mogelijkheid om de cliënt hulp te bieden op het terrein van zelfredzaamheid en participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving.
- a.
-
6. Het college kan nadere regels stellen over de maatwerkvoorzieningen die op grond van dit hoofdstuk beschikbaar zijn.
-
7. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.
Artikel 4:2 Weigeringsgronden maatwerkvoorziening algemeen
Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
- a.
als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van andere wet- en/ of regelgeving bestaat;
- b.
als de cliënt een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover;
- c.
als de voorziening op therapeutische basis wordt aangevraagd of een therapeutisch doel dient;
- d.
als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór de datum van de beschikking heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;
- e.
als de gevraagde voorziening al eerder aan de cliënt is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of de cliënt de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;
- f.
als deze niet hoofzakelijk op het individu is gericht;
- g.
als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;
- h.
als de voorziening een anti-revaliderend karakter heeft, omdat de voorziening niet is gericht op het opheffen of verminderen van de beperkingen, ondersteuning bij zelfredzaamheid en/ of maatschappelijke participatie;
- i.
als deze niet langdurig noodzakelijk is;
- j.
als de cliënt niet zijn hoofdverblijf in de gemeente heeft.
Artikel 4:3 Aanvullende criteria woonvoorziening
In aanvulling op de criteria zoals vermeld in artikel 4.1 wordt een woonvoorziening enkel en alleen verstrekt onder de volgende voorwaarden:
- a.
bij bouwkundige aanpassingen aan de woning waarbij de verwachte kosten meer dan €5.000,- bedragen moet eerst een programma van eisen worden opgesteld en minstens twee offertes worden opgevraagd;
- b.
de woningeigenaar aan wiens woning een bouwkundige aanpassing wordt getroffen, moet direct na het voltooien van de werkzaamheden in het kader van de bouwkundige aanpassing, maar uiterlijk binnen 12 maanden na het toekennen van deze bouwkundige aanpassing, de werkzaamheden bij het college gereed melden;
- c.
het college beoordeelt allereerst of het resultaat ‘normale gebruik van de woning’ ook te bereiken is via een verhuizing naar een geschikte woning of gemakkelijker geschikt te maken woning (het zogeheten ‘primaat van verhuizen’). Het college past het primaat van verhuizen alleen toe als de aanpassing naar verwachting meer dan €7.500,- bedraagt;
- d.
een cliënt kan voor verhuis- en/ of inrichtingskosten in aanmerking worden gebracht als een woningaanpassing niet als goedkoopst compenserende voorziening is aan te merken;
- e.
bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van huisgeno(o)t(en)/ mantelzorger(s), zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door huisgeno(o)t(en)/ mantelzorger(s) bediend moeten worden.
Artikel 4:4 Weigeringsgronden voor een woonvoorziening
Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
- a.
als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;
- b.
voor hotel/ pension, trekkerswoonwagen, klooster, tweede woning, vakantie- en recreatiewoning en/ of ADL-clusterwoning;
- c.
als de cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;
- d.
ten behoeve van woonruimte(n) die niet geschikt is (zijn) voor permanente bewoning;
- e.
als het om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan een automatische deuropener, een hellingbaan, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeur, het aanbrengen van drempelhulp of vlonder of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;
- f.
als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;
- g.
als de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;
- h.
als de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld;
- i.
als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden;
- j.
als de aan te passen woonruimte binnen vijf jaar niet meer bewoond mag worden of gesloopt gaat worden, tenzij de te verstrekken bouwkundige of woontechnische aanpassing niet meer dan €1.000,- bedraagt.
Artikel 4:5 Aanvullende criteria beschermd wonen
-
1. Als de cliënt door een psychische of psychosociale beperking 24 uur per dag toezicht en ondersteuning nodig heeft om voor zichzelf te zorgen, komt de cliënt mogelijk in aanmerking voor ondersteuning op maat in de vorm van beschermd wonen. Het gaat hierbij niet om een (acute) crisissituatie.
-
2. Beschermd wonen biedt een beschermde woonomgeving in een woonvorm waar continu begeleiding aanwezig of nabij is. De begeleiding is erop gericht, dat de cliënt op termijn weer zelfstandig kan (gaan) wonen. Onder een beschermde woonomgeving kan ook een woning worden verstaan waarbij begeleiding en toezicht in de directe nabijheid wordt geboden.
-
3. Als de cliënt beschermd wonen nodig heeft, gelden de regels die zijn vastgelegd in de geldende verordening en eventuele nadere regels van het gemeentebestuur van Deventer.
Artikel 4:6 Aanvullende criteria opvang
-
1. Als een persoon zijn thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, komt hij in aanmerking voor opvang.
-
2. De opvang is erop gericht, dat de cliënt zich op termijn weer kan redden in de samenleving.
-
3. Als de cliënt maatschappelijke opvang nodig heeft als gevolg van psychische of psychosociale problemen, gelden de regels die zijn vastgelegd in de geldende verordening en eventuele nadere regels van het gemeentebestuur van Deventer.
-
4. Als de cliënt opvang nodig heeft als gevolg van huiselijk geweld, gelden de regels die zijn vastgelegd in de geldende verordening en eventuele nadere regels van het gemeentebestuur van Apeldoorn.
Artikel 4:7 Aanvullende criteria voor vraagafhankelijk vervoer
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een maximum van 2.000 kilometer op jaarbasis.
Artikel 4:8 Aanvullende criteria voor huishoudelijke hulp
Voor het vaststellen van de inzet voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp wordt gebruik gemaakt van het laatstelijk door het bureau HHM opgestelde ‘Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning’.
Hoofdstuk 5 Een persoonsgebonden budget
Artikel 5:1 Aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget
Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, moet de cliënt, in aanvulling op wat is bepaald in artikel 2.5, een budgetplan indienen. In het budgetplan is in elk geval opgenomen:
- a.
de te treffen maatwerkvoorziening en het beoogde resultaat;
- b.
de voorgenomen uitvoering en uitvoerder daarvan;
- c.
wie de beoogd beheerder is van het pgb;
- d.
de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;
- e.
de kwalificaties van de uitvoering;
- f.
een motivering waarom een persoonsgebonden budget gewenst is.
Artikel 5:2 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget
-
1. Het college kent in aanvulling op de criteria, zoals bepaald in artikel 4.1, een persoonsgebonden budget toe als naar het oordeel van het college het volgende is vastgesteld:
- a.
beheer van het budget: de cliënt moet zelfstandig, of met hulp van iemand uit zijn sociale netwerk, een gemachtigde of een wettelijk vertegenwoordiger, in staat zijn om de taken zoals vastgelegd in het budgetplan uit te voeren en zijn eigen belangen goed te kunnen beoordelen;
- b.
wens van de cliënt: de cliënt moet gemotiveerd aangeven dat hij een voorkeur heeft voor een pgb in plaats van zorg in natura;
- c.
kwaliteit en veiligheid van de zorg: de zorg, hulpmiddelen of aanpassingen die met het pgb worden aangeschaft, moeten veilig, doelmatig en afgestemd op de behoeften van de cliënt zijn.
- a.
-
2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.
-
3. Aanbieders die formele hulp bieden in het kader van de wet, in de vorm van een maatwerkvoorziening in natura of pgb, voldoen kwalitatief aan wat daarover is bepaald in de wet en in de meest recente inkoop- en aanbestedingsdocumenten in het kader van de wet, zoals door het college vastgesteld.
Artikel 5:3 Afwijzingsgronden persoonsgebonden budget
-
1. Een pgb mag niet worden besteed aan:
- a.
kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;
- b.
bemiddelings- of administratiekosten, coördinatie of voortgezette diagnostiek (zonder toestemming vooraf);
- c.
reis- en parkeerkosten;
- d.
kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
- a.
-
2. Overige afwijzingsgronden voor een pgb zijn:
- a.
als in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a., d., en e. van de wet;
- b.
als er sprake is van ondersteunen in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet (crisishulp/ crisisopvang/ spoedhulp/ spoedopvang);
- c.
als het pgb wordt besteed in het buitenland en de persoon langer dan 13 weken per jaar of een aaneengesloten periode langer dan zes weken daar verblijft, tenzij het college hiervoor vooraf expliciet toestemming heeft gegeven;
- d.
als een gemachtigde of beheerder van het pgb tevens (beoogd) uitvoerder is van de met het pgb ingekochte ondersteuning;
- e.
als de cliënt met het pgb een aanbieder wil inzetten die voorheen een (raam)overeenkomst had voor het leveren van zorg in natura, die is ontbonden vanwege aan de aanbieder toe te rekenen omstandigheden.
- a.
Artikel 5:4 Onderscheid formele en informele hulp
-
1. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.
-
2. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door de volgende personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de cliënt:
- a.
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/ werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken, of
- b.
personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP). Een ZZP’er moet ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/ werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister en beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken.
- a.
-
3. Informele hulp is:
- a.
hulp die geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociale netwerk, die niet voldoen aan de criteria als vermeld in het tweede lid;
- b.
hulp die geboden wordt door personen die voldoen aan de criteria als vermeld in het tweede lid, maar bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad zijn van de cliënt.
- a.
Artikel 5:5 Hoogte persoonsgebonden budget
-
1. De hoogte van het tarief van het pgb bedraagt voor:
- a.
Woonvoorzieningen en hulpmiddelen:
- i.
maximaal het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, of
- ii.
maximaal het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte als de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten;
- iii.
bij voorzieningen waarbij de verwachte kosten meer dan €5.000,- bedragen, worden tenminste twee offertes opgevraagd en kan een programma van eisen worden opgesteld;
- iv.
als het gaat om hulpmiddelen die zijn opgenomen in de raamovereenkomst Wmo-hulpmiddelen 2024-2028 wordt het pgb als volgt berekend:
- -
pgb bedrag volwassenen: het huurbedrag van de raamovereenkomst berekend over een afschrijvingstermijn van zeven jaar;
- -
pgb bedrag kinderen: het huurbedrag van de raamovereenkomst berekend over een afschrijvingstermijn van vijf jaar;
- -
- i.
- b.
Huishoudelijke hulp:
- i.
formele huishoudelijke hulp: 100% van het tarief van de door de gemeente gecontracteerde ondersteuning in natura bij een schoon huis;
- ii.
informele huishoudelijke hulp: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT), te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren;
- i.
- c.
Begeleiding en persoonlijke verzorging:
- i.
formele hulp: 100% van het tarief van de door de gemeente gecontracteerde begeleiding bij activiteiten in natura;
- ii.
informele hulp in de vorm van begeleiding individueel licht en persoonlijke verzorging: het tarief per uur bedraagt maximaal de hoogte van het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren;
- iii.
informele hulp in de vorm van begeleiding groep licht: minimaal het minimumloon inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
- i.
- d.
Respijtopvang: formele hulp: 100% van het tarief van de door de gemeente gecontracteerde respijtopvang in natura;
- e.
Vraagafhankelijk vervoer:
- i.
niet-gecontracteerde taxivervoerder: maximaal het geldende tarief conform de regeling maximumtarief en bekendmakingen tarieven taxivervoer tot een maximum van 2.000 kilometer per jaar;
- ii.
eigen vervoer (alternatief Plus OV): maximaal de fiscaal vrijgestelde vergoeding per kilometer tot een maximum van 2.000 kilometer per jaar;
- i.
- f.
Routegebonden vervoer (vervoer van en naar dagbesteding) bij een niet-gecontracteerde taxivervoerder: 100% van het tarief van de door de gemeente gecontracteerde aanbieder van vervoer van en naar dagbesteding.
- a.
-
2. Als het op basis van het eerste lid vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de voorziening hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.
-
3. Het college kan nadere regels stellen over de hoogte van het pgb.
Hoofdstuk 6 Financiële tegemoetkoming
Artikel 6:1 Financiële tegemoetkoming
-
1. Een cliënt komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming als dit een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie en het om één van de volgende voorzieningen gaat:
- a.
de kosten voor verhuizing en herinrichting. De hoogte is gebaseerd op marktonderzoek naar de kosten voor verhuizing en de Nibud-normen voor stoffering;
- b.
de kosten voor een sportvoorziening.
- a.
-
2. Het college legt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vast in nadere regels.
Hoofdstuk 7 Bijdragen
Artikel 7:1 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen
-
1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor een pgb wordt verstrekt.
-
2. Voor de niet in het derde tot en met achtste lid vermelde maatwerkvoorzieningen bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen tezamen het landelijk vastgestelde tarief voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt tezamen.
-
3. De hoogte van de bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor het vraagafhankelijk vervoer is per rit gelijk aan van de door de gemeente gecontracteerde vervoer geldende opstaptarief plus een tarief vermenigvuldigd met het aantal gereisde kilometers.
-
4. De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen worden vastgesteld conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
-
5. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is gelijk aan de hoogte van het pgb.
-
6. De hoogte van de bijdrage in de kosten voor maatschappelijke opvang wordt door het gemeentebestuur van de centrumgemeente Deventer vastgesteld.
-
7. Als een maatwerkvoorziening of pgb wordt verstrekt voor een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:
- a.
de onderhoudsplichtige ouders, en
- b.
degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
- a.
-
8. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is geen bijdrage in de kosten verschuldigd bij of voor:
- a.
een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming;
- b.
aanpassingen in een gemeenschappelijke ruimte;
- c.
een maatwerkvoorziening in het kader van Werkt Mee;
- d.
sportvoorzieningen;
- e.
rolstoelen.
- a.
Artikel 7:2 Ritbijdrage vraagafhankelijk vervoer
-
1. In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid van de wet wordt voor gebruik van vraagafhankelijk vervoer een ritbijdrage gevraagd. Deze ritbijdrage bestaat uit een opstaptarief en een kilometertarief.
-
2. Binnen het vraagafhankelijke vervoer wordt er onderscheid gemaakt in tarieven voor lokaal verplaatsen en bovenlokaal verplaatsen:
- a.
lokaal verplaatsen: voor vervoer over maximaal 20 kilometer binnen een reisgebied van 20 kilometer vanaf het adres waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft wordt een ritbijdrage gevraagd van €0,23 km met een opstaptarief van €1,25; dit tarief geldt ook voor vervoer in het kader van ziekenbezoek naar de ziekenhuizen in Deventer, Apeldoorn en Doetinchem;
- b.
bovenlokaal verplaatsen: voor het vervoer over een afstand van 20 tot 40 kilometer vanaf het adres waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft, wordt een ritbijdrage gevraagd van €2,35 per km met een opstaptarief van €1,25.
- a.
-
3. De ritbijdrage geldt ook voor de sociale begeleider. Een medisch begeleider betaalt geen ritbijdrage.
-
4. Een minderjarige tot 4 jaar reist gratis mee; een minderjarige van 4 tot 12 jaar met een Wmo-indicatie krijgt op het totale tarief van de ritbijdrage een korting.
Artikel 7:3 Vervoer van en naar dagbesteding (routegebonden vervoer)
-
1. Voor het routegebonden vervoer van en naar een geïndiceerde maatwerkvoorziening is het hebben van een vervoerpas niet verplicht.
-
2. Voor vervoer van en naar dagbesteding betaalt de cliënt geen kilometertarief en geen opstaptarief.
Hoofdstuk 8 Toezicht en handhaving
Artikel 8:1 Toezicht
-
1. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de algemene voorwaarden voor de inkoop Wmo, zoals door het college vastgesteld, en de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de voorziening.
-
2. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.
Artikel 8:2 Maatregelen onterechte toekenning voorzieningen en wangedrag
-
1. Een cliënt die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is verstrekt, moet zo snel mogelijk schriftelijk aan het college melden als er feiten of omstandigheden zijn die het recht op de voorziening kunnen beïnvloeden.
-
2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken als een van de situaties in artikel 2.3.10, eerste lid van de wet zich voordoet.
-
3. Als de cliënt een met het pgb aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt:
- a.
wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een nieuw toe te kennen pgb;
- b.
wordt bij een eventueel nieuw toe te kennen pgb voor instandhoudingkosten voor de nog niet verstreken termijn verrekend met de nieuw toe te kennen instandhoudingkosten.
- a.
-
4. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
-
5. Als het recht op een voorziening is ingetrokken, kan op basis daarvan een al uitbetaald pgb worden teruggevorderd met terugwerkende kracht tot uiterlijk de datum dat het recht is ingetrokken.
-
6. Bij herhaald en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen voor de cliënt treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.
Hoofdstuk 9 Kwaliteit en klachten
Artikel 9:1 Kwaliteitseisen en bestrijding oneigenlijk gebruik
-
1. Aanbieders die formele hulp bieden in het kader van de wet in de vorm van een maatwerkvoorziening in natura of pgb, voldoen kwalitatief aan wat daarover is bepaald in de wet en in de meest recente inkoopdocumenten in het kader van de wet, zoals door het college vastgesteld.
-
2. In aanvulling op het derde lid moet een formele zorgaanbieder in ieder geval voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:
- a.
verleent verantwoorde hulp (ondersteuning op goed niveau, veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht en afgestemd op de reële behoefte van de cliënt);
- b.
organiseert zich op zodanige wijze en voorziet zich zodanig van personeel en materieel dat dit leidt tot verantwoorde hulp;
- c.
beschikt over een systeem voor dossiervorming;
- d.
werkt met een uitvoeringsplan, evaluatie en een urenregistratie;
- e.
werkt met medewerkers die beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG);
- f.
beschikt over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling;
- g.
beschikt over een klachteninstantie;
- h.
heeft een vastgesteld privacy beleid en houdt zich daaraan.
- a.
-
3. Informele hulp moet kwalitatief voldoen aan de volgende voorwaarden:
- a.
de zorg aan de cliënt leidt niet tot overbelasting van de persoon die behoort tot het sociale netwerk;
- b.
de persoon die behoort tot het sociale netwerk oefent op geen enkele wijze druk uit op de cliënt bij de besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling;
- c.
de inzet van de persoon die behoort tot het sociale netwerk is aantoonbaar van goede kwaliteit en daarbij staat het belang van de cliënt centraal;
- d.
individuele begeleiding en groepsbegeleiding basis en complex kunnen niet informeel worden aangeboden.
- a.
-
4. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
-
5. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorziening, alsook de bestedingen van een pgb, worden gebruikt of besteed voor het doel waarvoor ze is verstrekt.
Artikel 9:2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
-
1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de voorziening stelt het college vast:
- a.
een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde, of
- b.
een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- 1°
een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde, en
- 2°
de vaste prijs, als bedoeld hiervoor onder a..
- 1°
- a.
-
2. Het college stelt de prijzen, als bedoeld in het eerste lid, vast:
- a.
overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die voorziening, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c. van de wet, en
- b.
rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid van de wet, tussen degenen aan wie de voorziening wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
- a.
-
3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:
- a.
de kosten van de beroepskracht;
- b.
redelijke overheadkosten;
- c.
kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- d.
reis- en opleidingskosten;
- e.
indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;
- f.
overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
- a.
Artikel 9:3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
-
1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
-
2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar.
-
3. De toezichthoudend ambtenaar, als bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
-
4. Het college kan nadere regels stellen over welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij het verstrekken van een voorziening.
Artikel 9:4 Klachtenregeling en medezeggenschap
-
1. Aanbieders zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.
-
2. Aanbieders met meer dan tien cliënten moeten een regeling vaststellen voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn voor de door hen ontvangen voorzieningen.
Hoofdstuk 10 Beleidsparticipatie
Artikel 10:1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
-
1. Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
-
2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
-
3. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 11:1 Hardheidsclausule
Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het bieden van maatschappelijke ondersteuning, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 11:2 Intrekking oude verordening
De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2020, zoals vastgesteld bij besluit van 16 december 2019, wordt ingetrokken.
Artikel 11:3 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2025.
Artikel 11:4 Overgangsrecht
-
1. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2020 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
-
2. Een aanvraag die is ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, wordt afgehandeld op grond van deze verordening.
-
3. Het beslissen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2020, gebeurt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2020 die daarvoor zijn geldigheid behoudt.
Artikel 11:5 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen 2025.
Ondertekening
Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 14 april 2025
De voorzitter,
de griffier,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl