Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738354
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738354/1
Damoclesbeleid gemeente Veendam 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 23-04-2025
Intitulé
Damoclesbeleid gemeente Veendam 2025De burgemeester van de gemeente Veendam;
gelet op artikel 13b van de Opiumwet,
besluit:
het Damoclesbeleid gemeente Veendam 2025 vast te stellen;
het DAMOCLESBELEID Gemeente Veendam 2021 in te trekken.
1. Inleiding
De gemeente Veendam ziet zich geconfronteerd met drugscriminaliteit die (mede) plaatsvindt in of wordt georganiseerd vanuit woningen, panden of (niet-) openbare gelegenheden. Behalve strafbaarheid betekent dit voor omwonenden een aantasting van hun directe woon– en leefomgeving. Drugscriminaliteit heeft een sterk ondermijnend karakter en brengt vaak overlast en gevaren voor de omgeving met zich mee. Hierbij kan gedacht worden aan geluidsoverlast, de aanloop van (onbekende) personen en/of de dumping van afval. Maar ook als er geen sprake is van direct ervaren overlast, is er in ieder geval sprake van ondermijning van de rechtsorde.
Het is belangrijk dat de overheid zichtbaar optreedt tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor de productie en/of handel in verdovende middelen. Naast strafrechtelijke sancties kunnen ook bestuursrechtelijke maatregelen worden ingezet om de drugshandel te beëindigen dan wel te voorkomen. Artikel 13b van de Opiumwet is het juridische instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen drugshandel vanuit een pand en/of het (voorbereiden van) de productie van drugs.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) zag in 2019 aanleiding om het toetsingskader voor sluitingen weer te geven in een overzichtsuitspraak.
Daarmee is meer duidelijkheid gegeven over de manier waarop pandsluitingen worden getoetst, maar ook dat de burgemeester rekening moet houden met alle omstandigheden van het geval. Uit deze uitspraak volgt dat in de eerste plaats de noodzaak van de sluiting moet worden beoordeeld aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding. Als sluiting in beginsel noodzakelijk is, moet vervolgens worden beoordeeld of de sluiting evenredig is.
Op 2 februari 2022 deed de Afdeling opnieuw een belangrijke uitspraak, waarin de evenredigheidstoets preciezer wordt uitgelegd. De burgemeester dient meer maatwerk te leveren en alle betrokken belangen nadrukkelijk en inzichtelijk tegen elkaar af te wegen. De voor één of meer belanghebbende(n) nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Daarmee bevestigt de hoogste bestuursrechter de ontwikkeling dat zij steeds nadrukkelijker aan het evenredigheidsbeginsel toetst en afstand neemt van het begrip ‘marginale toetsing’.
Bovenstaande ontwikkeling, tezamen met de verruiming van de Opiumwet, geeft aanleiding tot actualisatie van het Damoclesbeleid.
2. Beleidsuitgangspunten
2.1 Algemene doelen
Deze beleidsregel is een uitvoering van de bepaling in artikel 13b van de Opiumwet, die de burgemeester de bevoegdheid geeft om maatregelen te treffen tegen drugshandel of voorbereidingshandelingen in een pand. Deze beleidsregel geeft aan op welke wijze en wanneer de burgemeester gebruikmaakt van deze bevoegdheid. Hierbij gelden de volgende doelstellingen:
-
• Artikel 13b van de Opiumwet is een herstelmaatregel die er concreet toe strekt om de verkoop, de aflevering of verstrekking, dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal, of een daarbij behorend erf (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen, de negatieve gevolgen daarvan weg te nemen en, voor wat betreft voorbereidingshandelingen (de aanvang) van drugshandel en/of productie te beletten. Het algemene doel van deze bevoegdheid is dan ook het herstellen of terugbrengen van de normale (woon)situatie en het herstel van de openbare orde, de veiligheid en de leefbaarheid van de directe omgeving van het pand;
-
-
• De bekendheid van het pand als drugspand te doorbreken en te verhinderen dat het pand (opnieuw) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel;
-
-
• Een duidelijk en zichtbaar signaal afgeven tegen situaties van ondermijning, waarbij wordt aangetoond dat de handel in en productie van drugs niet wordt getolereerd en dat daartegen bestuursrechtelijk wordt opgetreden;
-
-
• Het woon- en/of leefklimaat in en rondom het pand te beschermen en gevaar voor (nieuwe) bewoners, ondernemers en omwonenden te voorkomen.
2.2 Integrale aanpak
Het drugsbeleid is erop gericht om, met zowel strafrechtelijke als bestuursrechtelijke middelen, alle vormen van drugsproductie en drugshandel vanuit niet-gedoogde verkooppunten tegen te gaan. Strafrechtelijke sancties richten zich primair op de bij de handel betrokken personen. Het bestuursrecht, in het bijzonder artikel 13b van de Opiumwet, biedt mogelijkheden om beëindiging van de illegale verkooppunten te bewerkstelligen. Uitgangspunt van het beleid is om, in samenwerking met het Openbaar Ministerie en de politie, naast strafrechtelijke vervolging tevens over te gaan tot bestuursrechtelijke handhaving.
2.3 Hennepconvenant Noord-Nederland
De toepassing van het Damoclesbeleid wordt in samenhang uitgevoerd met de doelen en afspraken die worden nagestreefd met de partijen die het convenant hebben ondertekend.Het convenant beoogt een integrale aanpak in het voorkomen van hennepteelt en de facilitering hiervan.
Voor bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. De burgemeester is afhankelijk van informatie uit het opsporingsonderzoek van de politie, vastgesteld in een proces-verbaal, drugsinformatiebericht, bestuurlijke rapportage, en soms aangevuld door de bevindingen van de gemeentelijke toezichthouder of andere constateringen. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een bestuurlijke rapportage, waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie. Daarbij wordt aangetekend dat aan de bewijslast voor bestuursrechtelijke maatregelen minder zware eisen worden gesteld dan in het kader van het strafrecht. De benodigde informatie voor de bestuurlijke handhaving ten aanzien van hennepkwekerijen wordt verkregen conform het Regionaal Hennepconvenant.
3. Juridisch kader
Bij het toepassen van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet is de onderstaande wet- en regelgeving van belang.
Opiumwet:
Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen of op een daarbij behorend erf, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijsten I, IA of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3 en/of artikel 11a van de Opiumwet zijn voorbereidingshandelingen voor het telen of bereiden van drugs strafbaar gesteld. Het betreft voorwerpen zoals gereedschappen, instrumenten en apparatuur bedoeld voor het vervaardigen van soft- en harddrugs. Wat betreft stoffen gaat het om versnijdingsmiddelen en andere grondstoffen.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang bestaat ook als er feitelijk geen drugs in een woning, lokaal en/of daarbij behorend erf worden aangetroffen, maar op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt in of vanuit de betreffende woning, het lokaal en/of het daarbij behorende erf. Wordt in dit Damoclesbeleid gesproken over “het aantreffen van” drugs, dan wordt daaronder ook de hier beschreven situatie verstaan.
Sinds 1 januari 2023 is lachgas toegevoegd aan lijst II van de Opiumwet. Lachgas wordt daarmee gekwalificeerd als een softdrug. Het is verboden om lachgas voor recreatief gebruik binnen Nederland te vervoeren, verkopen, te produceren of in bezit te hebben. Op 28 augustus 2023 is de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet gepubliceerd in de Staatscourant, waarin ten aanzien van lachgas is bepaald dat er bij 1 ampul/ballon sprake is van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. In de Nota van Toelichting bij het Lachgasbesluit wordt een norm voor legaal thuisgebruik aangehouden van maximaal 10 ampullen/ballonnen lachgas van 8 gram, dus in totaal 80 gram. Dit is een (sterke) aanwijzing dat het lachgas niet bestemd is voor eigen gebruik en wordt daarmee als handelshoeveelheid gekwalificeerd. Daarnaast geldt voor aangewezen eindgebruikers in bijlage II van het besluit dat zij maximaal vijf verpakkingen van elk maximaal 50 ampullen in bezit mogen hebben voor de toepassing van lachgas als voedingsadditief. In dit Damoclesbeleid wordt uitgegaan van deze gebruikersgrens.
Een bestuurlijke maatregel blijft bij handelshoeveelheden lachgas in ieder geval achterwege als de betrokkene in het bezit is van een ontheffing voor het verrichten van handelingen met lachgas op grond van de artikelen 6 en 8 van de Opiumwet, of de betrokkene aantoont dat het lachgas bestemd is voor legale technische doeleinden of als voedingsadditief als bedoeld in artikel 15a van het Opiumwetbesluit.
Vanaf 1 juli 2025 wordt lijst IA toegevoegd aan de Opiumwet. Deze lijst bevat stofgroepen in plaats van individuele stoffen. Het gaat om stofgroepen waarvan de chemische structuur is afgeleid van een aantal middelen van lijst I van de Opiumwet. Het doel van deze wijziging is om een generiek verbod in te stellen op deze stofgroepen, ter bescherming van de volksgezondheid en om de handel in deze middelen tegen te gaan.
Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb ):
Uit artikel 5:21 van de Awb volgt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang kan opleggen.
Uit artikel 5:32, eerste lid, van de Awb volgt dat de burgemeester er ook voor kan kiezen om aan de overtreder een last onder dwangsom op te leggen.
Algemene Plaatselijke Verordening Veendam 2025
Artikel 2:41, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Veendam bepaalt dat het verboden is een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. Dit geldt niet voor personen van wie de aanwezigheid in de woning of het lokaal of het daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
4. Definities en begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
-
• Harddrugs:alle middelen genoemd op lijst I en IA van de Opiumwet;
-
• Softdrugs: alle middelen genoemd op lijst II van de Opiumwet;
-
• Hennepkwekerij: een inrichting van welke aard dan ook, waarin anders dan voor strikt persoonlijk gebruik (maximaal 5 planten) hennep wordt geteeld, bereid, bewerkt of verwerkt;
-
• Handelshoeveelheid: een hoeveelheid hard- of softdrugs waarvan in beginsel aannemelijk is dat de drugs bestemd zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Bij het bepalen van deze hoeveelheden wordt aangesloten bij het bepaalde in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie:
- •
meer dan 0,5 gram harddrugs;
- •
meer dan 5 ml GHB;
- •
meer dan 5 gram softdrugs;
- •
meer dan 5 hennepplanten;
- •
meer dan 10 ampullen.
- •
Hierbij geldt de ‘’omgekeerde bewijslast’’, behoudens tegenbewijs van de betrokkene/overtreder is het aannemelijk dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.
-
• Handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van softdrugs of harddrugs, in al hun verschijningsvormen, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan; onder handel wordt mede verstaan een mondelinge overeenkomst tot koop, verkoop van drugs, waarbij aflevering of logistieke handelingen elders plaatsvinden;
-
• Strafbare voorbereidingshandelingen: het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet;
-
• Productiemiddel voor drugs: een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet;
-
• Pand: een woning of een gebouw;
-
• Erf: een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een omgevingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbiedt;
-
• Recidive: de herhaling van strafbaar gesteld gedrag op grond waarvan de burgemeester toepassing kan geven aan artikel 13b van de Opiumwet. De termijn voor recidive in de toepassing van dit Damoclesbeleid wordt gesteld op drie jaar.
Woningen en lokalen
Sluiting van een lokaal of woning is gericht op het herstel van de gewenste situatie en gericht op het weren en terugdringen van drugshandel dat gerelateerd is aan het betreffende pand. Het is van belang dat er in het beleid een onderscheid wordt gemaakt in drugshandel en/of daaraan gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen in lokalen, en drugshandel in woningen. Het sluiten van een woning die daadwerkelijk bewoond wordt, zal in zijn algemeenheid een grotere inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer, dan de sluiting van een lokaal.
De burgemeester hanteert in het kader van deze beleidsregel de volgende begripsbepalingen:
-
• Woning: een gebouw of deel van een gebouw dat bestemd is tot bewoning als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet. Of een ruimte een woning is, wordt niet enkel bepaald door uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed en andere huisraad, maar ook door de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming en feitelijke (woon)situatie. Het begrip ‘woning’ omvat ook andere vormen van wonen, zoals woonwagens, woonschepen en woonketen. Daarnaast kan ook in een tent, caravan, keet of barak een woning zijn ingericht. Ook gebouwen zoals bergingen, garages, schuren en stallen, welke op hetzelfde perceel als de woning zelf staan of aan de woning toebehoren, kunnen vallen onder het begrip woning. Tijdelijke afwezigheid van de bewoner, bijvoorbeeld wegens vakantie of ziekenhuisopname, leidt er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning, kan aangemerkt worden als een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal en valt daarmee onder de handhavingsmatrix die voor lokalen geldt;
-
• Lokaal: voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen en magazijnen);
-
• Schijnwoning: bij schijnbewoning wordt de indruk van bewoning gesimuleerd, bijvoorbeeld door het plaatsen van schaars meubilair in de woonkamer. Dat in de woning wordt geslapen, bijvoorbeeld blijkend uit de aanwezigheid van een slaapzak en gebruikte kleding, maakt niet dat sprake is van bewoning. Gebruik voor woondoeleinden met een meer dan incidenteel karakter is dan niet aannemelijk. De feitelijke constatering over het gebruik van de woning wordt vastgesteld op het moment van constatering van de overtreding van de Opiumwet door de politie. Bij een onbewoonde woning of bij schijnbewoning wordt conform dit beleid de matrix toegepast die geldt voor een lokaal;
-
• Gebruik als woning: bewoning als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
5. Handhavingsbeleid
5.1 Algemeen
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs de bevoegdheid geeft tot het toepassen van artikel 13b van de Opiumwet. Voor het toepassen van dit artikel hoeft dus geen bewijs voorhanden te zijn dat daadwerkelijk drugs zijn verkocht, afgeleverd of verstrekt in of vanuit het betreffende pand.
Bij het aantreffen van een productielocatie voor drugs, een handelshoeveelheid hard- of softdrugs of voorbereidingshandelingen voor de productie van drugs, kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen. Een last onder bestuursdwang houdt in de verplichting tot het herstellen in de normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelmaatregel in de zin van artikel 5:2, eerste lid, onder b, van de Awb. Bij het toepassen van artikel 13b van de Opiumwet houdt het opleggen van een last onder bestuursdwang in dat het pand feitelijk gesloten wordt. Er kan ook gekozen worden voor een minder zware maatregel, zoals het opleggen van een last onder dwangsom aan betrokkene(n). De last onder dwangsom kan als stok achter de deur gebruikt worden en betekent feitelijk dat de betrokkene een boete moet betalen. Er kan ook worden gekozen om te volstaan met een waarschuwing.
Gezien de effecten die de handel in drugs vanuit een woning of lokaal heeft op het openbare leven, geniet feitelijk handelen de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. Het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een pand wordt daarom als de meest effectieve maatregel beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Om die reden wordt voor de toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet in principe gekozen voor directe sluiting van het betreffende pand.
Gelet op de aantasting van het woonrecht is er ten aanzien van bewoonde panden de mogelijkheid om eerst te volstaan met een waarschuwing. Het uitdoen van een waarschuwing biedt de overtreder de mogelijkheid zelf een einde te maken aan de ongewenste gedraging of situatie. Nu het karakter van de maatregel een herstelsanctie is (herstel van de gewenste situatie) en er ook vanuit een waarschuwing deze situatie kan worden bereikt, ligt het voor de hand de waarschuwingsfase in daarvoor in aanmerking komende gevallen te hanteren. Bij deze waarschuwing kunnen voorwaarden worden gesteld die bij niet-naleving leiden tot een directe sluiting voor de maximale duur. De mogelijkheid tot het uitdoen van een waarschuwing (al dan niet met aanvullende voorwaarden) wordt beperkt tot de overtredingen waarin sprake is van softdrugs (lijst II). Bij harddrugs wordt deze fase overgeslagen en wordt direct tot sluiting overgegaan.
Het beleid geldt voor zover het woningen en lokalen of bijbehorende erven betreft en niet voor coffeeshops waarvoor een gedoogbeschikking is afgegeven en die zich houden aan de daarin gestelde voorwaarden. Het Damoclesbeleid geldt voor zowel particuliere woningen (woningen in particulier bezit) als ook voor woningen in eigendom van een woningcorporatie.
5.2 Pandgebonden handhaving
Het toepassen van de bestuursrechtelijke maatregel is pandgebonden en niet persoonsgebonden. Het Damoclesbeleid is erop gericht het woon- en leefklimaat te beschermen en situaties van gevaar of bedreiging weg te nemen of te voorkomen. Bij de vraag of zich een situatie voordoet die sluiting van het pand noodzakelijk maakt speelt de persoon van de overtreder in beginsel dan ook geen rol, evenmin als de mate van verwijtbaarheid of zijn of haar persoonlijke omstandigheden. Van belang is de enkele constatering dat in een woning of een lokaal sprake is of is geweest van voorbereidende handelingen, verkoop, aflevering, verstrekking of het aanwezig zijn van tenminste een handelshoeveelheid drugs. Een uitzondering hierop vormt de situatie dat een persoon, na een eerdere constatering van drugshandel door deze persoon in een bepaald pand, zich opnieuw schuldig maakt aan drugshandel in een ander pand. In een dergelijk geval wordt bij de op te leggen sanctie de eerste constatering van drugshandel (in dat andere pand) meegewogen als zijnde constatering van drugshandel in het nieuwe pand.
Als er sprake is van een overtreding in een door de overtreder gehuurd pand, kan er ook handhavend worden opgetreden op grond van dit Damoclesbeleid. In beginsel is het niet relevant of de eigenaar, huurder, bewoner of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering is voldoende om tot handhaving over te gaan op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Zowel aan de huurder als aan de eigenaar kan de last worden opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling kan de eigenaar van een pand als overtreder worden aangemerkt als hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat zijn pand werd gebruikt voor drugsproductie of drugshandel.
Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs in één van de verhuurde kamers is geconstateerd dan kan, bij een overtreding, een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 ERVM blijkt dat aan de 'onschuldige' bewoner passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden. Onder een onschuldige bewoner wordt in beginsel verstaan een bewoner, die niet met de drugshandel in en rond het pand te maken heeft. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij de situatie betrokken zijn.
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij een hennepkwekerij wordt aangetroffen in een woning of lokaal en de hennepplanten reeds zijn geoogst ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Er wordt hierbij dan geen handelshoeveelheid drugs aangetroffen. In dergelijke gevallen waarbij de aard en omvang van de kweekruimte(n) zodanig is dat hieruit duidelijk blijkt dat er meer dan een handelshoeveelheid drugs aanwezig was (aanwezige lampen, bloempotten, overige kweek-benodigdheden etc.), dan valt het betreffende pand wel onder de werking van artikel 13b van de Opiumwet. Het pand is gebruikt ten behoeve van de productie en/of handel in drugs. Dergelijke gevallen worden gelijk gesteld met de situatie dat de betreffende drugs wel waren aangetroffen.
5.3 Voorbereidingshandelingen
De artikelen 10a, eerste lid, onder 3, en artikel 11a van de Opiumwet bieden het OM en de politie de mogelijkheid strafrechtelijk in te grijpen, nog voordat er daadwerkelijk drugs worden geteeld of bereid. De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet is in 2019 verruimd met voorbereidingshandelingen. Bij de verruiming gaat het om voorbereidingshandelingen en stoffen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3, en artikel 11a van de Opiumwet. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. Voor het bestaan van de bevoegdheid is niet vereist dat de betrokkene zelf wetenschap van dan wel een ernstig vermoeden behoeft te hebben dat de aanwezige stoffen of voorwerpen bestemd zijn voor het bereiden van drugs.
De beoordeling of er sprake is van voorbereidingshandelingen vraagt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden, zoals deze door de politie zijn vastgesteld. Voorwerpen waarvan in ieder geval, maar niet uitsluitend, aannemelijk is dat deze deel uitmaken van strafbare voorbereidingshandelingen, zijn:
-
• Alle voorwerpen op de hennepruimlijst van de politie: armaturen, transformatoren, assimilatielampen, elektriciteitssnoeren, schakelborden, tijdschakelaars, slakkenhuizen, koolstoffilters, luchtafzuigers, kachels, vijverfolie, groeimiddelen, groeitenten, dompelpompen, luchtbevochtigers, hyro-ph/ec-thermometers, ventilatoren en droogrekken;
-
• Potgrond of stekblokken;
-
• Cannacutters of scharen;
-
• Gripzakken.
5.4 Ernstige situatie
Uit de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet, evenals de jurisprudentie komt naar voren dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit geldt niet wanneer er sprake is van een ‘ernstige situatie’. Bij een ernstige situatie is volgens deze beleidsregels de noodzaak tot sluiting gegeven.
Van een ernstige situatie is in ieder geval sprake als één of meer van de hieronder staande indicatoren van toepassing is/zijn. Daarbij is geen sprake van een limitatieve opsomming.
-
• De hoeveelheid aangetroffen drugs en de kwalificatie daarvan (lijst I, IA of II). Bij harddrugs geldt dat er sprake is van een ernstige situatie als tenminste 5 gram of 5 milliliter (of voor zover dit de 5 gram of 5 milliliter niet overschrijdt, 10 pillen, 10 ampullen, 10 bolletjes of 10 wikkels) wordt aangetroffen. Bij softdrugs wordt een ernstige situatie aangenomen bij minimaal 30 gram;
-
• Een combinatie van handelshoeveelheden soft- en harddrugs. Wordt er een combinatie van meer dan 2,5 gram/2,5 milliliter harddrugs én meer dan 15 gram softdrugs aangetroffen, dan is sprake van een ernstige situatie;
-
• Mate van professionaliteit of georganiseerdheid (thuisteler versus georganiseerd crimineel netwerk);
-
• Samenloop met andere delicten (o.a. bedreiging, mishandeling, geweld, verboden wapenbezit);
-
• De aard van de stoffen of goederen (hierbij kan gedacht worden aan het aanwezig zijn van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs;
-
• Herhaaldelijkheid of recidive;
-
• De mate waarin het pand bekend staat als drugspand;
-
• De aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;
-
• Mate van overlast voor de woonomgeving of de spanning op het woon- of leefklimaat ter plaatse;
-
• Mate van nabijheid van voorzieningen voor jongeren of de mate van aantrekking op jongeren als bijzonder te beschermen doelgroep;
-
• Mate van brandgevaar of ander dreigend risico voor de woonomgeving;
-
• Mate van verwijtbaarheid en betrokkenheid van andere bewoners en de daarvan af te leiden bescherming die dat vergt;
-
• De vraag of sprake is van (mogelijke) mensenhandel/arbeidsuitbuiting;
-
• Er is sprake van overlast vanuit de woning, waaronder gewelds- en openbare orde delicten in of rond de woning.
5.5 Noodzakelijk, evenredigheid, geschiktheid
Evenredigheidstoets
Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling nadere invulling gegeven aan de evenredigheidstoets van een besluit op grond van artikel 3:4 van de Awb. Besluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden getoetst aan dit evenredigheidsbeginsel, inhoudende dat de voor één of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doel.
De bestuursrechter maakt bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel onderscheid tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het besluit. De bestuursrechter toetst of het besluit geschikt is om het doel te bereiken, of het een noodzakelijke maatregel is of dat met een minder vergaande maatregel kan worden volstaan, en of de maatregel in het concrete geval evenwichtig is. De burgemeester weegt aan de hand van de hierboven genoemde punten of het sluiten van de woning evenredig is. Bij deze afweging past de burgemeester dit Damoclesbeleid toe.
Geschiktheid
Om te toetsen of het besluit geschikt is om het gestelde doel te bereiken, is het wettelijk doel van artikel 13b van de Opiumwet van belang, namelijk het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling. Deze beleidsregels bevatten evenwel aanvullende, specifiekere doelen. Mocht dit doel met een minder vergaande maatregel ook bereikt kunnen worden, dan moet hiervoor worden gekozen.
Noodzakelijkheid
Wat betreft de noodzakelijkheid moet worden nagegaan of de opgelegde maatregel noodzakelijk is om het woon- en leefklimaat te beschermen en de openbare orde te herstellen. De sanctie zal, gelet op de overtreding (en de impact daarvan op de woon- en leefomgeving), proportioneel moeten zijn. Hierbij wordt naar de soort maatregel gekeken en naar de hoogte of de duur van de maatregel. De noodzakelijkheid van de maatregel mag met name worden afgeleid uit de ernst en de omvang van de overtreding. Voor de ernst en omvang van de overtreding is het bijvoorbeeld van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld (loop naar de woning). Mocht dit niet aannemelijk zijn, dan is in beginsel een sluiting van meer dan zes maanden onevenredig. Verder dient onder andere te worden gekeken naar de feiten die eerder genoemd zijn in paragraaf 5.4.
Evenwichtigheid
Hetzelfde geldt voor de evenwichtigheid. Tot slot moet namelijk worden beoordeeld of de opgelegde maatregel evenwichtig is gelet op de gevolgen van de maatregel voor de betrokkenen en het doel van de maatregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te mogen maken. De gevolgen van de sluiting kunnen leiden tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is.
Voorop staat dat inherent aan het sluiten van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Men heeft immers een bepaald risico genomen door zich (wederom) in te laten met de productie en/of handel in drugs, en de gevolgen van die keuze mogen door de betreffende bewoner(s) worden gedragen. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid, maar dat kan anders zijn als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Het gaat hierbij niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. De burgemeester moet nagaan in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, zoals bij familie, vrienden, kennissen of via andere kanalen. De verantwoordelijkheid om vervangende woonruimte te vinden rust daarbij primair bij de betrokkene zelf. Er kan toch een rol weggelegd zijn voor de burgemeester, bijvoorbeeld als de betrokkene na geleverde inspanningen niet in staat blijkt een vervangend onderkomen te vinden. In dat geval dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. Dit betreft een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. De burgemeester hoeft dus niet concreet een vervangende woning aan te bieden.
Daarnaast moet onderzocht worden wat de gevolgen zijn voor de eventuele medische situatie van de belanghebbende(n), of er huurrechtelijke gevolgen zijn en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan van sluiting moet worden afgezien. Wel moet voldoende aandacht geschonken worden aan het feit dat er minderjarige kinderen wonen. De aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden kan maken dat in redelijkheid de betreffende maatregel niet moet worden toegepast.
Ook speelt het herstelkarakter van de maatregel een belangrijke rol. De last onder bestuursdwang is een herstelsanctie, dat brengt met zich mee dat het toepassen van bestuursdwang gericht moet zijn op het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling en niet op het toebrengen van leed. Wanneer de maatregel aangemerkt kan worden als een punitieve sanctie is dat in veel gevallen in strijd met artikel 6 EVRM.
Met dit Damoclesbeleid geeft de burgemeester invulling aan deze evenredigheidstoets.
5.6 Voornemen en zienswijze
Voordat de burgemeester daadwerkelijk overgaat tot het sluiten van een woning of lokaal, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. Dit gebeurt voordat het definitieve besluit tot sluiting is genomen.
Alleen als de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet vooraf op schrift kan stellen, moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk plaatsvinden nadat de bestuursdwang is toegepast (artikel 5:3, tweede lid, Awb).
5.7 Spoedeisendheid
Als zich een spoedeisende situatie voordoet of de openbare orde vraagt om direct ingrijpen, kan op grond van artikel 5:31 van de Awb een bevel tot sluiting worden gegeven. Artikel 4:11 van de Awb biedt de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen de zienswijzemogelijkheid achterwege te laten. Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 14 dagen, schriftelijk bevestigd.
De burgemeester effectueert de sluiting door het vervangen van de sloten, verzegeling van het pand en het aanbrengen van een biljet met daarop de tekst dat dit drugspand op last van de burgemeester is gesloten.
Van een spoedeisende situatie is in ieder geval sprake bij acuut gevaar voor de veiligheid of gezondheid van personen, voor de openbare orde of bij zich direct aandienende risico’s door of vanwege het criminele drugscircuit. Mede aan de hand van de indicatorenlijst wordt bepaald of tot een spoedsluiting moet overgaan:
-
• Het aantreffen van een vuur- of steekwapen of explosief in het pand of perceel/erf;
-
• Verkoop van drugs aan een minderjarige;
-
• Aan het gebruik van het pand te relateren ernstige geweldsincidenten (waaronder geweld tegen een ambtenaar in functie) of ernstige incidenten waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid in het geding is;
-
• Brand- of explosiegevaar;
-
• Het (kunnen) vrijkomen van giftige stoffen of gassen.
Het bovenstaande betreft geen limitatieve opsomming. Per geval wordt bepaald of, in lijn met de ernst van bovengenoemde situaties, sprake is van een dermate bijzondere situatie waarbij onmiddellijk optreden vereist is. Het enkel aantreffen van een handelshoeveelheid drugs of een hennepkwekerij, valt hier in ieder geval niet onder.
5.8 Begunstigingstermijn
Op grond van artikel 5:24, tweede lid, van de Awb dient in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld te worden waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. In geval van sluiting wordt betrokkene de mogelijkheid geboden om binnen een bepaalde termijn vrijwillig het pand te ontruimen en af te sluiten. Hierbij dient betrokkene zelf te zorgen voor een deugdelijke afsluiting. De eigenaar/gebruiker draagt zorg voor de overdracht van de sleutels aan de gemeente. De begunstigingstermijn wordt gesteld op 72 uur.
Als begunstigingstermijn wordt een periode van twee weken aangehouden indien minderjarige kinderen in de woning wonen en door betrokkenen (bijvoorbeeld de ouders) middels een zienswijze is aangegeven dat het niet haalbaar is om binnen 72 uur aan de opgelegde last te voldoen.
Zorgt de betrokkene niet zelf voor sluiting van het pand binnen de gestelde termijn, dan gaat de burgemeester over tot ontruiming en sluiting van het pand. Als zich echter een spoedeisende situatie voordoet kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last.
5.9 Kosten
De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen redelijkerwijs geheel of gedeeltelijk aan de overtreder worden toegerekend. In de beschikking moet hiervan melding worden gemaakt. Het verhalen van de kosten kan plaatsvinden door middel van een dwangbevel (artikel 5:25 Awb). Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep open. Indien de betaling van de kosten na het verstrijken van de termijn, genoemd in de kostenbeschikking, achterwege blijft kan er een aanmaning worden verstuurd. In het uiterste geval kunnen de kosten na uitblijving van betaling per dwangbevel worden geïnd (paragraaf 4.4.4.2 Awb).
5.10 Betreden gesloten verklaard pand
Het is op grond van artikel 2.41, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam een ieder verboden om een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. In de regel wordt slechts ontheffing van dit verbod verleend in geval van een dringende en/of zwaarwichtige reden. Om voor ontheffing in aanmerking te komen, zal een schriftelijk en gedetailleerd verzoek om ontheffing moeten worden ingediend bij de burgemeester, waaruit in ieder geval duidelijk moet blijken voor wie de ontheffing moet gelden, voor welk doel en voor welke periode. Als feitelijk tot sluiting wordt overgegaan, zal het pand voor een ieder ontoegankelijk worden gemaakt door middel van afsluiting en verzegeling.
5.11 Verzoek tot beëindiging sluiting
De burgemeester heeft oog voor zowel het algemeen belang van de bestrijding van drugsproductie of -handel, als ook voor het algemeen belang van de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woonruimte. Als een sluiting voor onbepaalde tijd is opgelegd, kunnen belanghebbenden na het verstrijken van twee jaar sinds de sluiting is bevolen, de burgemeester om opheffing van de sluiting verzoeken.
Een eigenaar/verhuurder dient:
-
a. schriftelijk aan te tonen welke zwaarwegende omstandigheden er zijn, voor wie en voor welke periode, om af te wijken van het geldende beleid;
-
b. schriftelijk aan te tonen dat het pand beschikt over een goedgekeurde/gecertificeerde watervoorziening en -meter en energie-installatie.
Een verhuurder dient aan te tonen dat hij:
-
c. bij het aangaan van de huurovereenkomst inspanningen heeft gepleegd om illegaal gebruik van het pand te voorkomen;
-
d. actief toezicht heeft gehouden op het gebruik van het pand en deugdelijk toezicht kan houden op het gebruik van de verhuurde pand;
-
e. na het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs of het aanwezig zijn van middelen in zijn pand, uit eigen beweging actie heeft ondernomen om de negatieve effecten daarvan op de openbare orde en de woon- en leefomgeving weg te nemen, en voldoende maatregelen heeft getroffen om het risico op herhaling van verstoring van de openbare orde door illegaal gebruik van het pand voor drugshandel te verkleinen;
-
f. zelf actief melding doet van verdachte omstandigheden bij de woning bij de politie;
-
g. zelf overgaat tot opzegging of beëindiging van de huurovereenkomst en het toewijzen van het pand aan een nieuwe huurder.
Daarnaast dient een verhuurder aan de volgende vereisten te voldoen:
-
h. er is sprake van een schriftelijke huurovereenkomst en een deugdelijke huuradministratie;
-
i. uit de huuradministratie blijkt dat de huur wordt voldaan aan de verhuurder en door degene met wie de huurovereenkomst is gesloten. Er dient sprake te zijn van bancaire huurbetalingen;
-
j. de identiteit en kredietwaardigheid van de huurder(s) is geverifieerd door middel van een identiteitsbewijs, werkgeversverklaring, recente loonstroken en/of een inkomensverklaring;
-
k. degene met wie de huurovereenkomst is gesloten voor een woning en die de huur betaalt, staat ook op het huisadres ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).
Indien een schriftelijk verzoek gedaan wordt tot beëindiging van de sluiting bij de burgemeester, zal naar het oordeel van de burgemeester de omstandigheden van het concrete geval kunnen leiden tot het opheffen van de sluiting of tot het opleggen van een kortere sanctie. Van een opheffing van sluiting kan geen sprake zijn in geval van recidive of van samenloop met andere strafbare feiten.
5.12 Ingebruikneming na sluiting
Bij drugspanden vindt vaak sabotage van de energievoorziening en watervoorziening of -meter plaats. Na beëindiging van de sluitingstermijn en vóór de ingebruikname van het pand dient de eigenaar/verhuurder aan te tonen dat de energievoorzieningen (gas en/of elektra) en watervoorziening conform de geldende NEN-normen zijn aangelegd en (kunnen) functioneren. Hiertoe dient een certificaat/bewijs van goedkeuring te worden overlegd aan de burgemeester. Een meterkast dient te voldoen aan de NEN-2768 norm en de geldende vereisten voor de ruimte waar de meterkast zich bevindt. Voor de watervoorziening dient het waterbedrijf schriftelijk goedkeuring te verlenen voor ingebruikname. Voor energievoorziening vóór de meterkast is het energiebedrijf/de netbeheerder de instantie die goedkeuring verleend en voorziet in heraansluiting. Na de meterkast, doorgaans inpandig, moet een erkend installateur zorgen voor een veilige aansluiting op de energievoorziening. De eigenaar/verhuurder verzoekt een certificaat of bewijs van goedkeuring van de energievoorziening voor ingebruikname van het pand en stuurt hiervan een afschrift naar de burgemeester.
5.13 Afwijkingsbevoegdheid
De bevoegdheid van de burgemeester om artikel 13b van de Opiumwet toe te passen betreft een discretionaire bevoegdheid. Deze bevoegdheid wordt gebruikt na een belangenafweging. In dit beleid wordt als uitgangspunt genomen dat de belangenafweging doorslaggevend is en de handhavingsmatrix richtinggevend. Het beleid biedt hiermee ruimte om maatwerk te leveren en de toepassing van de bevoegdheid af te stemmen op de specifieke omstandigheden van het geval. De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van de sancties zoals deze zijn vastgesteld in deze beleidsregel. Per dossier wordt nadrukkelijk gekeken of volstaan kan worden met de maatregel die genoemd is in de toepasselijke matrix of dat sprake is van een situatie die tot afwijking van de beleidsregel leidt.
Zwaardere maatregel
De maatregelen genoemd in de tabellen zijn het uitgangspunt. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid door een zwaardere maatregel te nemen. Dit kan worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden van het dossier. Gedacht kan worden (niet limitatief) aan de aanwezigheid van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie, het aantreffen van vals geld, gestolen goederen, de mate van overlast rondom het pand, een grote hoeveelheid hard- en/of softdrugs, et cetera. Afwijking van dit beleid kan bijvoorbeeld leiden tot het overslaan van een stap uit de handhavingsmatrix.
Lichtere maatregel
De burgemeester handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbende(n) gevolgen zou hebben die, wegens bijzondere omstandigheden, onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (artikel 4:84 Awb). Er moet sprake zijn van zwaarwegende redenen, waarbij het van belang is dat deze omstandigheden zijn onderbouwd met objectieve gegevens/stukken.
6. Handhavingsmatrix
6.1 Uitgangspunten handhaving
-
• Als uitgangspunt geldt dat onder 6.2 en 6.3 de hiervoor genoemde maximumsanctie wordt opgelegd, tenzij op basis van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel en/of naar het oordeel van de burgemeester de omstandigheden van het concrete geval noodzaken tot het opleggen van een lichtere of zwaardere sanctie.
-
• Als er sprake is van zowel handel in softdrugs als handel in harddrugs, gelden de uitgangspunten zoals verwoord ten aanzien van de handel in harddrugs.
-
• Constateringen die langer dan drie jaar na de eerdere constatering(en) worden gedaan, worden benaderd overeenkomstig de eerste constateringen.
6.2 Handhavingsmatrix bestuurlijke waarschuwing en maximale sluiting
-
a. In de onderstaande tabellen gaat het om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van drugs in en/of vanuit bewoonde panden dan wel in, op of bijbehorende erven.
Softdrugs in/vanuit bewoonde panden |
Constatering |
6 tot 250 gram Meer dan 10 ampullen lachgas/ballonnen Eén of meer tank(s) lachgas |
250 tot 500 gram Meer dan 50 ampullen lachgas/ballonnen Meer dan 10 tanks lachgas |
Vanaf 500 gram |
1e |
Waarschuwing tot 3 maanden |
Tot 3 maanden |
Tot 6 maanden |
|
2e |
Tot 6 maanden |
Tot 6 maanden |
Tot 12 maanden |
|
3e |
Tot 12 maanden |
Tot 18 maanden |
Tot 24 maanden |
Harddrugs in/vanuit bewoonde panden |
Constatering |
0,5 tot 5 gram |
Vanaf 5 gram |
1e |
Tot 6 maanden |
Tot 6 maanden |
|
2e |
Tot 6 maanden |
Tot 12 maanden |
|
3e |
Tot 12 maanden |
Tot 18 maanden |
-
-
b. In de onderstaande tabel gaat het om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van drugs in en/of vanuit niet-bewoonde panden en lokalen dan wel in, op of bijbehorende erven.
Soft- en harddrugs niet-bewoonde panden en lokalen |
Constatering |
Meer dan: 0,5 gram harddrugs en/of 5 gram softdrugs en/of 10 ampullen lachgas en/of eén of meer tank(s) lachgas |
1e |
Waarschuwing tot 6 maanden |
|
2e |
Tot 12 maanden |
|
3e |
Onbepaalde tijd |
-
c. In de onderstaande tabel gaat het om strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a, eerste lid, onder 3 en/of artikel 11a van de Opiumwet. Dit betreft zowel bewoonde woningen als (al dan niet voor publiek toegankelijke) lokalen/gebouwen en onbewoonde woningen dan wel in, op of bijbehorende erven.
Voorbereidingshandelingen en/of productiemiddelen soft- en harddrugs |
Constatering |
Softdrugs (inclusief lachgas) |
Harddrugs |
1e |
Waarschuwing tot 3 maanden |
Tot 6 maanden |
|
2e |
Tot 6 maanden |
Tot 12 maanden |
|
3e |
Tot 12 maanden |
Tot 18 maanden |
-
d. Hennepkwekerijen
Hennepkwekerij in/vanuit bewoonde panden |
Constatering |
6 tot 50 planten |
50 tot 100 planten |
Vanaf 100 planten |
1e |
Waarschuwing tot 3 maanden |
Waarschuwing tot 6 maanden |
Tot 9 maanden |
|
2e |
Tot 6 maanden |
Tot 9 maanden |
Tot 12 maanden |
Hennepkwekerij niet-bewoonde panden en lokalen |
Constatering |
6 tot 50 planten |
50 tot 100 planten |
Vanaf 100 planten |
1e |
Waarschuwing tot 3 maanden |
Waarschuwing tot 6 maanden |
Tot 12 maanden |
|
2e |
Tot 6 maanden |
Tot 9 maanden |
Tot 12 maanden |
6.3 Handhavingsmatrix last onder dwangsom
Deze beleidsregel geeft houvast bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag. Deze matrix bevat de uitgangspunten die worden gehanteerd bij het opleggen van een last onder dwangsom. De genoemde bedragen zijn ontleend aan de standaardberekeningen en normen van het Functioneel Parket, zoals opgenomen in het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” (update 1 juni 2016).
Het doel van een herstelsanctie, zoals de last onder dwangsom, is dat wetsovertreders worden bewogen tot naleving van de voor hen geldende regels. De dwangsom moet voldoende druk uitoefenen op de overtreder om de overtreding op te heffen of te beëindigen. Om dit doel te bereiken, kan de hoogte van het bedrag van de dwangsom worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van de regels.
De geconstateerde feiten/omstandigheden zijn bepalend voor de individuele vaststelling van de hoogte en het maximaal te verbeuren bedrag. Een afwijking naar boven of beneden van de dwangsomhoogte volgens de tabellen, waarvoor in het concrete geval goede redenen kunnen zijn, moet steeds goed onderbouwd zijn en in de beschikking worden gemotiveerd.
-
e. In de onderstaande tabellen gaat het om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van drugs in en/of vanuit bewoonde panden dan wel in, op of bijbehorende erven.
Softdrugs in/vanuit bewoonde panden |
Constatering |
6 tot 250 gram Meer dan 10 ampullen lachgas/ballonnen Eén of meer tank(s) lachgas |
250 tot 500 gram Meer dan 50 ampullen lachgas/ballonnen Meer dan 10 tanks lachgas |
Vanaf 500 gram |
1e: last onder dwangsom |
Maximaal € 2.000 |
Maximaal € 4.000 |
Vanaf € 4.000 |
|
2e: verbeuren + 2e dwangsom + sluiten |
€4.000 |
€6.000 |
€10.000 |
|
3e\; verbeuren + 3e dwangsom + sluiten |
€6.000 |
€8.000 |
€12.000 |
Harddrugs in/vanuit bewoonde panden |
Constatering |
0,5 tot 5 gram |
Vanaf 5 gram |
1e: last onder dwangsom |
Maximaal € 8.000 |
Maximaal € 15.000 |
|
2e: verbeuren + 2e dwangsom + sluiten |
€10.000 |
€17.000 |
|
3e\; verbeuren + 3e dwangsom + sluiten |
€12.000 |
€20.000 |
-
f. In de onderstaande tabel gaat het om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van drugs in en/of vanuit niet-bewoonde panden en lokalen dan wel in, op of bijbehorende erven.
Soft- en harddrugs niet-bewoonde panden en lokalen |
Constatering |
Meer dan: 0,5 gram harddrugs en/of 5 gram softdrugs en/of 10 ampullen lachgas en/of eén of meer tank(s) lachgas |
1e: last onder dwangsom |
Vanaf € 1.000 |
|
2e: verbeuren + 2e dwangsom + sluiten |
€ 5.000 |
|
3e: verbeuren + 3e dwangsom + sluiten |
€ 12.000 |
-
g. In de onderstaande tabel gaat het om strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a, eerste lid, onder 3 en/of artikel 11a van de Opiumwet. Dit betreft zowel bewoonde woningen als (al dan niet voor publiek toegankelijke) lokalen/gebouwen en onbewoonde woningen dan wel in, op of bijbehorende erven.
Productiemiddelen soft- en harddrugs |
Constatering |
Softdrugs |
Harddrugs |
1e: last onder dwangsom |
Vanaf € 2.500 |
Vanaf € 5.000 + sluiten |
|
2e: verbeuren + 2e dwangsom + sluiten |
€ 5000 |
€ 10.000 |
|
3e\; verbeuren + 3e dwangsom + sluiten |
€ 7.500 |
€ 15.000 |
-
h. Hennepkwekerijen
Hennepkwekerij in/vanuit bewoonde panden |
Constatering |
6 tot 50 planten |
50 tot 100 planten |
Vanaf 100 planten |
1e: last onder dwangsom |
Maximaal € 10.000 |
Maximaal € 20.000 |
Maximaal € 60.000 |
|
2e: verbeuren + 2e dwangsom + sluiten |
Tot € 20.000 |
Tot € 40.000 |
Tot € 100.000 |
Hennepkwekerij niet-bewoonde panden en lokalen |
Constatering |
6 tot 50 planten |
50 tot 100 planten |
Vanaf 100 planten |
1e: last onder dwangsom |
Maximaal € 15.000 |
Maximaal € 25.000 |
Maximaal € 75.000 |
|
2e: verbeuren + 2e dwangsom + sluiten |
Tot € 25.000 |
Tot € 50.000 |
Tot € 120.000 |
7. Overgangsbepalingen
Handhavingsprocedures met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet, die zijn gestart onder de geldigheid van de vorige beleidsregel en bijbehorende handhavingsarrangementen, in die zin dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Damoclesbeleid een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom is verzonden, worden voortgezet op basis van de vorige beleidsregel en de daarin opgenomen handhavingsarrangementen.
Waarschuwingen en eerdere constateringen die onder de vorige beleidsregel zijn afgegeven of hebben plaatsgevonden, worden aangemerkt als te zijn afgegeven of te hebben plaatsgevonden onder dit Damoclesbeleid. Dat betekent dat dergelijke waarschuwingen en geconstateerde overtredingen op basis van dit Damoclesbeleid aanleiding kunnen geven om over te gaan tot de volgende stap in de handhavingsmatrixen uit hoofdstuk 6 van dit Damoclesbeleid.
8. Ondertekening
Ondertekening
Veendam, 8 april 2025
Burgemeester van Veendam,
Annelies Pleyte
Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl