Procesafspraken over de handhaving van de integriteit van het gemeentebestuur

Geldend van 23-04-2025 t/m heden

Intitulé

Procesafspraken over de handhaving van de integriteit van het gemeentebestuur

De raad van de gemeente Son en Breugel,

  • gelezen het voorstel van de burgemeester van 4 februari 2025;

  • gelet op artikelen 15, derde lid, 41c, tweede lid, en 69, tweede lid, van de Gemeentewet;

  • gelet op de Gedragscode integriteit raads- en burgerleden 2025;

  • gelet op de Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2025;

BESLUIT:

  • 1.

    De Procesafspraken over de handhaving van de integriteit van het gemeentebestuur vast te stellen.

INLEIDING

In zowel de Gedragscode integriteit raads- en burgerleden 2025 als de Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2025 is bij artikel 6 (Uitvoering gedragscode) opgenomen dat de gemeenteraad de eenduidige interpretatie van de gedragscode bevordert en dat nadere afspraken in een bijlage worden vastgelegd. Deze procesafspraken geven daar invulling aan. De genoemde gedragscodes vormen samen met de procesafspraken de basisstructuur van de bestuurlijk integriteit in de gemeente Son en Breugel.

Daarnaast bieden de procesafspraken ook het instrumentarium voor de burgemeester om zijn wettelijke taak als 'hoeder van de integriteit' uit te oefenen (artikel 170 lid 2 Gemeentewet) en een zorgvuldige procesgang —van melding tot mogelijke sanctionering — te garanderen. De procesafspraken borgen dat rekening wordt gehouden met alle geldende principes van hoor en wederhoor en proportionaliteit.

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Algemeen

  • 1.

    Onder Politieke ambtsdragers wordt verstaan: de burgemeester, de wethouders, de leden van de gemeenteraad en de burgerleden.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze procesafspraken zijn de 'Gedragscode integriteit raads- en burgerleden 2025' en de 'Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2025' het uitgangspunt.

  • 3.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze bepaald door de burgemeester. Als de melding een handeling van de burgemeester betreft, wordt de handelwijze bepaald door de locoburgemeester.

  • 4.

    De burgemeester, de wethouders, de leden van de gemeenteraad en de burgerleden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van deze procesafspraken.

  • 5.

    Onder externe onderzoeker wordt verstaan de onderzoeker of het onderzoeksbureau die in opdracht, van de burgemeester onderzoek doet naar aanleiding van een melding van integriteitsschending of een incident.

Artikel 2 Vier basisprincipes

De procesafspraken zijn gebaseerd op vier basisprincipes:

  • 1.

    Onpartijdige handhaving: De Gedragscode integriteit raads- en burgerleden 2025 en de Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2025 (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definiëren integriteitsschendingen en leggen zo de morele minima vast waaraan hun handelen moet voldoen. De zuiverheid van de besluitvorming wordt door deze ondergrens gewaarborgd. Gegeven deze morele minima uit de gedragscodes, is er geen enkele reden om de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Ook het verschil tussen oppositie en coalitie mag in de handhaving geen rol spelen. Gebeurt dat toch, dan is de kans groot dat er onrecht geschiedt. Uit het beginsel van onpartijdige handhaving volgt dat alle volksvertegenwoordigers en bestuurders de discipline moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitskwesties boven de partijen te staan.

  • 2.

    Terughoudend met publiciteit: In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitsschendingen door politici kan het echter voorkomen dat er in de media al een veroordeling plaatsvindt voordat er onderzoek is gedaan. Dit kan leiden tot willekeur, schade aan (onschuldige) individuele ambtsdragers en aantasting van de geloofwaardigheid van de politiek. Daarom is het zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitskwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Hieruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die erbij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk sprake blijkt te zijn van een integriteitsschending en er een oordeel is gevormd over de ernst daarvan en over een passende sanctie, mag en moet de kwestie naar buiten worden gebracht.

  • 3.

    Zorgvuldigheid tegenover de vermeende schender: Iedereen die mogelijk een integriteitsschending heeft begaan, heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Dat begint al voordat de betreffende handeling is uitgevoerd. Heeft u er weet van dat iemand van plan is om iets te doen wat een integriteitsschending kan opleveren, dan wordt u geacht hem of haar daarvoor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Iedere politieke ambtsdrager die twijfelt, heeft recht op vertrouwelijk advies. Komt iemand onder de verdenking te staan van het plegen van een integriteitsschending, dan dient via een vooronderzoek vastgesteld te worden of er uberhaupt grond is voor de verdenking. Zijn er gronden, dan moet er een integriteitsonderzoek volgen waarin ook de context wordt meegenomen en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld. Een eventuele sanctie moet passend zijn en in verhouding staan tot de schending.

  • 4.

    Bescherming van slachtoffers: Iedereen die mogelijk het slachtoffer is geworden van een interpersoonlijke schending — zoals discriminatie, pesten, seksuele intimidatie of seksueel geweld — heeft het recht om gehoord te worden, recht op een interventie om de schending stop te zetten als deze nog gaande is en recht op hulp, voor zover nodig.

HOOFDSTUK 2, PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 3 Melding

  • 1.

    Een ieder kan melding doen van een vermoeden van integriteitsschending door een politieke ambtsdrager.

  • 2.

    De melding wordt bij de burgemeester gedaan.

  • 3.

    Anonieme meldingen worden in beginsel niet behandeld.

  • 4.

    Nadat de burgemeester is geïnformeerd over het vermoeden van een integriteitsschending begaan door een politieke ambtsdrager, bevestigt hij de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder.

  • 5.

    Nadat de ontvangst van de melding is bevestigd, onderzoekt de burgemeester ambtshalve de melding tegen de achtergrond van de vraag of zij zodanig concreet is en van een zodanige ernst dat een vooronderzoek als bedoeld in artikel 4 noodzakelijk is. Over de vraag naar de concreetheid en ernst van de melding kan de burgemeester zich laten adviseren.

  • 6.

    Indien de burgemeester vaststelt dat de melding onvoldoende concreet is dan wel een onvoldoende ernstig karakter heeft, besluit hij het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan schriftelijk binnen een redelijke termijn in kennis gesteld.

  • 7.

    Indien de burgemeester op grond van de bevindingen vaststelt dat de melding voldoende concreet en een voldoende ernstig karakter heeft, besluit hij een vooronderzoek als bedoeld in artikel 4 in te stellen.

  • 8.

    Meldingen over de burgemeester worden behandeld door de locoburgemeester. Deze treedt in de plaats van de burgemeester bij de behandeling van de melding.

Artikel 4 Vooronderzoek

  • 1.

    Het vooronderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen.

  • 2.

    Van het vooronderzoek wordt een rapport van bevindingen opgemaakt.

  • 3.

    De burgemeester doet (vertrouwelijk) mededeling van de resultaten van het vooronderzoek aan het presidium en het college.

  • 4.

    Als het vooronderzoek geen aanleiding geeft voor het instellen van een nader onderzoek, besluit de burgemeester het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder alsmede de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 5.

    Indien op grond van de bevindingen uit het vooronderzoek de noodzaak blijkt tot het verrichten van een nader onderzoek, besluit de burgemeester een feitenonderzoek als bedoeld in artikel 5 in te stellen.

  • 6.

    In het geval van een vermoeden van integriteitsschending van de burgemeester stelt, indien op grond van de bevindingen uit het vooronderzoek besloten wordt tot het instellen van een feitenonderzoek, de locoburgemeester de Commissaris van de Koning hiervan in kennis.

  • 7.

    Het kan zijn dat de Commissaris van de Koning de verdere behandeling van het vermoeden van integriteitsschending overneemt van de locoburgemeester.

Artikel 5 Feitenonderzoek

  • 1.

    Van de beslissing een feitenonderzoek in te stellen wordt met inachtneming van artikel 6 de betrokken politieke ambtsdrager in kennis gesteld. Tevens worden het presidium, het College, de gemeentesecretaris, de griffier en de melder in kennis gesteld.

  • 2.

    De burgemeester verstrekt in overleg met de griffier — als de melding een raads- of burgerlid betreft - of de gemeentesecretaris — als de melding een wethouder betreft — een schriftelijke opdracht voor het feitenonderzoek aan een onafhankelijke externe onderzoeker.

  • 3.

    In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

  • a.

    de aanleiding van het feitenonderzoek;

  • b.

    de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

  • c.

    de verwachte duur van het feitenonderzoek;

  • d.

    de overeengekomen kosten van het feitenonderzoek;

  • e.

    van welke bevoegdheden de externe partij gebruik mag maken;

  • f.

    dat de externe partij werkt met inachtneming van dit Protocol.

  • 4.

    De bevindingen uit het feitenonderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapportage.

Artikel 6 Kennisgeving aan betrokkene

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het instellen van het feitenonderzoek tijdig per brief geïnformeerd.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

  • a.

    een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van onderzoek;

  • b.

    de melding dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;

  • c.

    de melding dat de betrokken politieke ambtsdrager zich kan laten bijstaan door een raadsman;

  • d.

    de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

Bij de brief wordt in ieder geval gevoegd:

  • e.

    de Procesafspraken over de handhaving van de integriteit van het gemeentebestuur;

  • f.

    de vigerende gedragscode.

Artikel 7 Horen van betrokkene en getuigen

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord.

  • 2.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek. Hen wordt meegedeeld dat zij zich kunnen laten bijstaan door een raadsman.

  • 3.

    In het geval van een feitenonderzoek wordt er een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers, de getuigen en de betrokken politieke ambtsdrager.

  • 4.

    Degene die is gehoord krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het betreffende gespreksverslag.

  • 5.

    Als degene die is gehoord weigert het gespreksverslag te ondertekenen wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als degene die is gehoord dat wil, wordt er een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

Artikel 8 Communicatie

  • 1.

    De burgemeester zorgt voor de interne- en externe communicatie.

  • 2.

    Voor de interne- en externe communicatie worden de verschillende belangen, voornamelijk het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken politieke ambtsdrager en het belang van transparantie, nauwkeurig afgewogen.

Artikel 9 Onderzoeksrapportage

  • 1.

    De onderzoeksrapportage wordt door de burgemeester onder geheimhouding aangeboden aan het college en de raad. De onderzoeksrapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitsschending.

  • 2.

    De raad besluit in hoeverre en op welke wijze de onderzoeksrapportage, met inachtneming van de privacywetgeving, geheel of gedeeltelijk openbaar wordt gemaakt en wie daartoe mandaat krijgt.

Artikel 10 Besluitvorming

Na kennisname van de onderzoeksrapportage beoordeelt de raad of de rapportage aanleiding geeft om aangifte te doen en/of een ander middel in te zetten.

Artikel 11 Aangifte

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de burgemeester na overleg met het college of het presidium aangifte bij de politie.

  • 2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 3.

    Het bestaan van een strafrechtelijk onderzoek naar een strafbaar feit laat onverlet dat de burgemeester een feitenonderzoek, zoals bedoeld in artikel 5, kan instellen of een civielrechtelijke procedure tegen de betrokken politieke ambtsdrager kan instellen.

Artikel 12 Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een opzettelijke valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie.

  • 2.

    De gemeente kan bij een vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging de betreffende melder aansprakelijk stellen voor eventuele door de gemeente geleden schade.

HOOFDSTUK 3, SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Registratieformulier integriteitsschendingen

  • 1.

    De gemelde vermoedens van integriteitsschendingen, de aard van de daarop volgende onderzoeken en de afdoeningen worden vastgelegd in het formulier 'Landelijk modelformulier Registratie integriteitsschendingen'.

  • 2.

    Het in het vorige lid bedoelde formulier is als bijlage bij deze procesafspraken gevoegd.

  • 3.

    Een overzicht van typen en subtypen integriteitsschendingen is eveneens als bijlage bij de procesafspraken gevoegd.

Artikel 22 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze procesafspraken kunnen worden aangehaald als "Procesafspraken over de handhaving van de integriteit van het gemeentebestuur".

  • 2.

    Deze Procesafspraken treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3.

    Per diezelfde datum vervalt het "Protocol vermoedens integriteitsschendingen politiek ambtsdragers gemeente Son en Breugel 2012".

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 3 april 2025.

De raad voornoemd,

De griffier, Moniek Weerts

De voorzitter, Suzanne Otters-Bruijnen