Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738344
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738344/1
Financiële verordening Gemeente Heumen 2024
Geldend van 19-04-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024
Intitulé
Financiële verordening Gemeente Heumen 2024Besluit van de raad van de gemeente Heumen tot vaststelling van de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Gemeente Heumen 2024
Citeertitel: Financiële verordening Gemeente Heumen 2024
De raad van de gemeente Heumen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 maart 2025 en zaaknummer 252316;
gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;
gelezen het advies van de auditcommissie;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Financiële verordening Gemeente Heumen 2024
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- •
administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
- •
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
- •
rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.
Paragraaf 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen
- 1.
De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.
- 2.
De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:
-
- a.
de taakvelden, en
- a.
-
- b.
de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
- b.
- 3.
De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
- 1.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:
-
- a.
van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en
- a.
-
- b.
in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
- b.
- 2.
In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.
- 3.
In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000 afzonderlijk gespecificeerd.
Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming
- 1.
Burgemeester en wethouders bieden voor 1 juli aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor het zomerreces vast.
- 2.
In de begroting wordt een post onvoorzien van € 0 opgenomen.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
- 1.
De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.
- 2.
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
- 3.
Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.
- 4.
Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
- 5.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.
- 6.
Bij investeringen met een meerjarig karakter stellen burgemeester en wethouders aan de raad voor op welke wijze de jaarschijven binnen het investeringsbudget worden opgebouwd. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd te schuiven binnen deze jaarschuiven als het totaal van het beschikbare investeringskrediet niet wordt overschreden.
- 7.
Voor investeringskredieten geldt een bestedingstermijn van drie jaar, gerekend vanaf 1 januari van het begrotingsjaar waarin het investeringskrediet beschikbaar is gesteld, tenzij de raad bij de vaststelling van het krediet gemotiveerd anders bepaalt. Bij het verstrijken van deze termijn vervalt het niet-bestede deel van het krediet bij de jaarstukken, tenzij een verlenging is goedgekeurd door de raad.
Artikel 6. Tussentijdse rapportages
- 1.
Het college informeert de raad door middel van 2 tussentijdse (maand)rapportages over de realisatie van de begroting van het lopende boekjaar.
- 2.
De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van de afgesproken beleidsvoornemens en een overzicht met de bijgestelde raming van:
-
- a.
De baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;
- a.
-
- b.
Het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;
- b.
-
- c.
Het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;
- c.
-
- d.
Het totale saldo van de baten en lasten, volgend uit de onderdelen a, b en c;
- d.
-
- e.
De beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;
- e.
-
- f.
Het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;
- f.
-
- g.
De realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten
- g.
- 3.
In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.
Artikel 7. Jaarstukken
- 1.
Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.
- 2.
Budgetoverhevelingen zijn voorstellen om budgetten die in het begrotingsjaar t-1 beschikbaar waren over te hevelen naar het begrotingsjaar t. Indien na afloop van het jaar t-1 blijkt dat begrote activiteiten (nog) niet of gedeeltelijk zijn gerealiseerd kan het college aan de raad voorstellen dat de betreffende budgetten overgeheveld worden naar het eerstvolgende jaar t. Deze budgetoverhevelingen worden dan opgenomen in het voorstel tot bestemming van het jaarrekeningresultaat. De beleidsregels voor budgetoverhevelingen zijn vastgesteld door het college B&W.
Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen
- 1.
In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over:
-
- a.
De aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 100.000 voor zover er geen budget is;
- a.
-
- b.
Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000, en het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.
- b.
- 2.
Voorgaande verstrekking van inlichtingen vindt niet plaats wanneer de rechtshandeling wordt aangegaan:
-
- a.
Ter uitvoering van een beslissing van de raad en de hiermee gemoeide lasten worden gedekt uit bij het betreffende raadsbesluit aangewezen middelen, of
- a.
-
- b.
Ter uitvoering van medebewindstaken en de daarmee gemoeide gemeentelijke lasten worden gedekt uit van rijkswege daarvoor beschikbaar gestelde middelen.
- b.
Artikel 9. EMU-saldo
Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
- 1.
De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.
- 2.
In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.
- 3.
In de paragraaf bedrijfsvoering worden de individueel geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.
Artikel 11. Voorwaardencriterium
- 1.
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
- 2.
Burgemeester en wethouders bieden de raad ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.
- 3.
Bij relevante wijzigingen in wet- en regelgeving biedt het college de raad een herziene versie aan.
Artikel 12. Begrotingscriterium
- 1.
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.
- 2.
De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.
- 3.
Bij investeringskredieten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.
- 4.
Begrotingsonrechtmatigheden: hiervan is sprake als het College van B&W bij de realisatie van doelen en het realiseren van activiteiten de door de gemeenteraad vastgestelde budgetten voor wat betreft de lasten of investeringskredieten overschrijdt. Uitgangspunt is dat iedere overschrijding van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd.
-
Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:
-
- a.
De gemeenteraad voor het einde van het kalenderjaar is geïnformeerd, maar er geen begrotingswijziging is vastgesteld.
- a.
-
- b.
Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren, bijvoorbeeld via subsidies of kostendekkende omzet.
- b.
-
- c.
Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.
- c.
-
- d.
De overschrijding is het gevolg is van autonome ontwikkelingen, waarvoor de begroting niet (tijdig) meer kon worden gewijzigd.
- d.
-
- e.
De overschrijding past binnen het door de raad geaccordeerde beleid.
- e.
- 5.
Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering. Deze begrotingsonrechtmatigheden worden toegelicht in de programma's van de jaarstukken.
- 6.
Over- en onderschrijding van baten of onderschrijdingen van lasten/ investeringen zijn rechtmatig als deze afwijkingen:
-
- a.
Tijdig in de (bijgestelde) begroting zijn verwerkt door middel van een tussentijdse rapportage of een ander besluit van de raad.
- a.
-
- b.
Voor het einde van het kalenderjaar aan de raad zijn gemeld.
- b.
Alle andere afwijkingen van de (bijgestelde) begroting die niet bekend zijn bij het opstellen van de laatste tussentijdse rapportage van het jaar (en waarover de raad niet anderzijds is geïnformeerd voor het einde van het kalenderjaar), worden bij de jaarrekening gemeld en toegelicht en tellen daarom niet mee in het eindoordeel van de rechtmatigheid.
Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
- 1.
Het misbruik- en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.
- 2.
Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Paragraaf 4. Financieel beleid
Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa
- 1.
Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid van deze financiële verordening.
- 2.
Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.
- 3.
Investeringen onder de € 10.000 worden niet geactiveerd, maar direct ten laste van de exploitatie gebracht.
Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen
- 1.
Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.
- 2.
Voor openstaande vorderingen betreffende:
-
- a.
Onroerendezaakbelasting;
- a.
-
- b.
Hondenbelasting;
- b.
-
- c.
Rioolheffing;
- c.
-
- d.
Afvalstoffenheffing, en
- d.
-
- e.
(Bijzondere) bijstandsverstrekking,
- e.
-
wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.
Artikel 16. Reserves en voorzieningen
- 1.
In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.
- 2.
Het beleid over de reserves en voorzieningen is vastgelegd in de nota reserves en voorzieningen. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:
-
- a.
De vorming en besteding van reserves;
- a.
-
- b.
De vorming en besteding van voorzieningen, en
- b.
-
- c.
Bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve.
- c.
- 3.
Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:
-
- a.
Het specifieke doel van de reserve;
- a.
-
- b.
Het bestedingsplan van de reserve;
- b.
-
- c.
De voeding van de reserve;
- c.
-
- d.
De maximale hoogte van de reserve, en
- d.
-
- e.
De maximale looptijd.
- e.
- 4.
Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale bestedingstermijn niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.
Artikel 17. Overhead
- 1.
Uitgangspunt conform is dat (uitvoerings-)lasten zoveel mogelijk direct worden toegerekend aan de betreffende taken/activiteiten. Alle functies, bijbehorende systemen en aanverwante lasten en baten die rechtstreeks aan een specifieke taak binnen een taakveld zijn toe te wijzen maken onderdeel uit van de overige taakvelden en niet van het taakveld 0.4 overhead.
- 2.
Tot taakveld 0.4 behoren de kosten van overhead, d.w.z. alle lasten van de functies gericht op de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces. Hiertoe behoren ook de systemen en aanverwante lasten die deze functies ondersteunen.
- 3.
De managers worden voor het volledige dienstverband geclassificeerd als overhead ondanks dat managers deels werkzaamheden verrichten binnen het primaire proces.
- 4.
Overhead wordt (intracomptabel) toegerekend aan grondexploitaties. Er wordt geen overhead toegerekend aan investeringen.
- 5.
Overhead wordt (extracomptabel) toegerekend aan heffingen, leges, tarieven, (externe) subsidies (indien passend binnen de subsidievoorwaarden) en diensten aan derden.
- 6.
Aan onderhoudsvoorzieningen en investeringen wordt geen overhead toegerekend.
- 7.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen, evenals aan de kostprijs van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden (voor zover deze niet onder het derde en vierde lid vallen) en de kostprijs van grondexploitaties, wordt gebruikgemaakt van een opslagmethode. De opslag van de overhead wordt berekend door de totale overheadkosten van de gemeente te delen door het aantal geraamde direct productieve uren over de taakvelden. Hieruit volgt een uurtarief voor de overhead.
Artikel 18. Kostprijsberekening
- 1.
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
- 2.
Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.
- 3.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
- 4.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.
- 5.
In afwijking van artikel 16 eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
Artikel 19. Prijzen economische activiteiten
- 1.
Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.
- 2.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.
- 3.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.
-
Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.
- 4.
Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.
Artikel 20. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
- 1.
Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.
Artikel 21. Financieringsfunctie
- 1.
Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:
-
- a.
Voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en
- a.
-
- b.
Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.
- b.
- 2.
Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingen burgemeester en wethouders indien mogelijk zekerheden.
Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken
Artikel 22. Lokale heffingen
- 1.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
-
- a.
De kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;
- a.
-
- b.
De berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 17, zesde lid;
- b.
-
- c.
Onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, Aanhef en onder b, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing;
- c.
Artikel 23. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
-
- a.
Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
- a.
-
- b.
Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.
- b.
- 2.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
-
- a.
De ontwikkeling van de netto schuld per inwoner.
- a.
-
- b.
Het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten.
- b.
-
- c.
De onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten.
- c.
-
- d.
De wijze waarop met conjuncturele risico’s en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan.
- d.
-
- e.
De wijze waarop met project specifieke risico’s wordt omgegaan bij het bepalen van de tussentijdse winstneming en de omvang van het weerstandsvermogen.
- e.
Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen
- 1.
Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.
- 2.
Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.
- 3.
Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.
Artikel 25. Financiering
- 1.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 26. Bedrijfsvoering
- 1.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
-
- a.
De omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;
- a.
-
- b.
De kosten van inhuur derden;
- b.
-
- c.
De huisvestingskosten;
- c.
-
- d.
De automatiseringskosten;
- d.
-
- e.
Een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;
- e.
-
- f.
Geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.
- f.
Artikel 27. Verbonden partijen
- 1.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 28. Grondbeleid
- 1.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en op.
- 2.
Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:
-
- a.
De strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;
- a.
-
- b.
Te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;
- b.
-
- c.
Het verloop van de grondvoorraad;
- c.
-
- d.
De uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;
- d.
-
- e.
De wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.
- e.
- 3.
De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde. De voorziening tegen nominale waarde is gelijk aan het resultaat van de grondexploitatiebegroting op eindwaarde.
- 4.
In de paragraaf grondbeleid rapporteert het college over de jaarlijkse actualisatie van de gemeentelijke grondexploitaties. Conform BBV moet een jaarlijkse herziening van de grondexploitatiebegroting plaatsvinden. Deze herziening maakt onderdeel uit van de jaarstukken van de gemeente. De begroting wordt aangepast op basis van de herziening.
Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 29. Administratie
- 1.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
-
- a.
Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;
- a.
-
- b.
Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;
- b.
-
- c.
Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;
- c.
-
- d.
Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;
- d.
-
- e.
Het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en
- e.
-
- f.
De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
- f.
Artikel 30. Financiële organisatie
- 1.
Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:
-
- a.
Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
- a.
-
- b.
Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;
- b.
-
- c.
De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
- c.
-
- d.
De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
- d.
-
- e.
De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
- e.
-
- f.
Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;
- f.
-
- g.
Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;
- g.
-
- h.
Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan, en;
- h.
-
- i.
Het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.
- i.
Artikel 31. Interne controle
- 1.
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
- 2.
Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Paragraaf 7. Slotbepalingen
Artikel 32. Intrekking oude regeling
- 1.
De Financiële verordening gemeente Heumen (2023) wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2024.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Gemeente Heumen 2024.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 10 april 2025.
drs. M.J.H.N. Collombon
Griffier
mr. J.W.M.S. Minses
Voorzitter
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14
- 1.
Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de lineaire methodiek.
- 2.
De afschrijving start in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname.
- 3.
De afschrijving wordt berekend over de boekwaarde 1 januari van het jaar
- 4.
Over de boekwaarde per 1-1 van geactiveerde investeringen wordt jaarlijks de omslagrente berekend. Over het eerste jaar van de uitgaven wordt een half jaar rente berekend.
- 5.
Er wordt geen rekening gehouden met restwaarde.
- 6.
De investeringsdrempel voor het activeren van activa is € 10.000
- 7.
Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd
- 8.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd (artikel 61 BBV), indien aan de voorwaarden wordt voldaan. De afschrijvingsduur van deze bijdragen is op grond van artikel 64 lid 6 BBV maximaal gelijk aan de afschrijvingsduur van de activa die door de betreffende derden wordt gehanteerd, waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt. De gemeente kan dus wel een kortere afschrijvingsduur (in de lijn van het eigen afschrijvingsbeleid), maar geen langere afschrijvingsduur hanteren dan de afschrijvingsduur die gehanteerd wordt bij derden. De gehanteerde afschrijvingstermijn bij derden kan dus afwijken van de gehanteerde afschrijvingstermijnen bij de gemeente
Afschrijvingstermijnen immateriële vaste activa
De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:
|
Maximaal 5 jaar |
|
Maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden worden verstrekt en maximaal gelijk aan de afschrijvingstermijn die derden hanteren |
Afschrijvingstermijnen materiële vaste activa met economisch nut
|
Conform beheerplan |
|
40 jaar |
|
40 jaar |
|
40 jaar |
|
Conform gebruiksduur |
|
20 jaar |
|
20 jaar |
|
50 jaar |
|
15 jaar |
|
20 jaar |
|
4-7 jaar |
|
3-5 jaar |
|
15 jaar |
|
10 jaar |
|
5 jaar |
|
10 jaar |
|
10 jaar |
|
10 jaar |
(*) cloudgebaseerde software (SaaS) komt direct ten laste van de exploitatie.
Afschrijvingstermijnen materiële vaste activa met maatschappelijk nut
|
Afschrijvingstermijn afhankelijk van bespelingsintensiteit en beheercyclus. De afschrijvingstermijn wordt bij investeringsbeslissing bepaald |
|
Conform beheerplan |
|
20 jaar |
|
25 jaar |
|
40 jaar |
|
20 jaar |
|
10 jaar |
|
20 jaar |
|
12 jaar |
|
40 jaar |
|
20 jaar |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl