Verordening participatie volwassenen Zwolle 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 07-05-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Verordening participatie volwassenen Zwolle 2025

De raad van de gemeente Zwolle,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 Subsidies van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING PARTICIPATIE VOLWASSENEN ZWOLLE 2025

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bijstandsnorm: de op grond van paragraaf 3.2 van de wet, op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, verminderd met de op grond van paragraaf 3.3 van de wet, door het college vastgestelde verlaging en verminderd met de vakantietoeslag;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle;

  • c.

    inkomen: het maandbedrag aan inkomen van aanvrager en diens partner zoals bedoeld in artikel 32 van de wet, verminderd met de ontvangen vakantietoeslag. Tot dat inkomen wordt ook gerekend de bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals genoemd in artikel 5 onder b van de wet;

  • d.

    partner: de persoon die, al of niet gehuwd, met de aanvrager een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

  • e.

    peilmaand: de maand voorafgaand aan de maand waarin aanvrager de subsidieaanvraag heeft ingediend;

  • f.

    persoon met een beperking of chronische ziekte: de persoon die: een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    • gebruik maakt van een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) dan wel de Wet langdurige zorg (Wlz); of

    • gebruik maakt van een geldige gehandicaptenparkeerkaart op grond van de Wegenverkeerswet; of

    • naar het oordeel van het college ondersteuning nodig heeft om te participeren in de samenleving bijvoorbeeld doordat in het 3e achtereenvolgende jaar het verplichte eigen risico uit de Zorgverzekeringswet volledig is opmaakt;

  • g.

    vermogen: het vermogen van aanvrager en partner zoals bedoeld in artikel 34 van de wet;

  • h.

    wet: Participatiewet;

  • i.

    zelfstandige: de aanvrager die voor de voorziening in het bestaan geheel of gedeeltelijk is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep en die de financiële risico’s daarover draagt.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze verordening bevat de criteria waaraan aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie als tegemoetkoming in de kosten van deelname aan maatschappelijke of culturele activiteiten.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Het college is bevoegd om binnen het kader van deze verordening besluiten te nemen over het verstrekken van subsidies.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

Het college verstrekt de subsidie voor deelname van aanvrager aan maatschappelijke of culturele activiteiten.

Artikel 5. Subsidiecriteria

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet aanvrager, behalve het verrichten van de in artikel 4 genoemde activiteiten, voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      aanvrager en eventuele partner hebben de Nederlandse nationaliteit of zijn vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houden in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG; en

    • b.

      aanvrager en eventuele partner wonen op hetzelfde adres in Zwolle en staan op dat adres ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente Zwolle; en

    • c.

      aanvrager is 18 jaar of ouder en jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd; en

    • d.

      aanvrager en eventuele partner hebben in de peilmaand een vermogen dat niet hoger is dan de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 van de wet; en

    • e.

      aanvrager en eventuele partner hebben in de peilmaand een inkomen dat niet hoger is dan:

      • i.

        110% van de bijstandsnorm; of

      • ii.

        130% van de bijstandsnorm als aanvrager een persoon is met een beperking of chronische ziekte.

  • 2. Als door wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen van aanvrager en eventuele partner hoger is dan de in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde 110% of 130% van de bijstandsnorm, dan wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen in de twaalf maanden voorafgaande aan de peilmaand.

  • 3. Als de eventuele partner in een inrichting als bedoeld in de wet verblijft, dan wordt het inkomen verlaagd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde eigen bijdrage in de verzorgingskosten.

  • 4. Als aanvrager of eventuele partner is aan te merken als zelfstandige, dan wordt voor het inkomen als zelfstandige uitgegaan van het inkomen over het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag is gedaan.

  • 5. Als aanvrager of eventuele partner in het bezit is van een eigen woning dan wordt de overwaarde van die woning niet als vermogen in aanmerking genomen.

  • 6. Als aan aanvrager in hetzelfde kalenderjaar waarin de aanvraag in het kader van deze verordening is ingediend door het college een tegemoetkoming is verstrekt op grond van een Zwolse gemeentelijke inkomensondersteunende voorziening, of vrijstelling is verleend voor de betaling van Zwolse gemeentelijke belastingen, dan oordeelt het college dat aan de in het eerste lid van dit artikel gestelde inkomens- en vermogenscriteria is voldaan.

  • 7. Als aanvrager en eventuele partner in het kader van een minnelijk of wettelijk schuldsaneringstraject een relatie hebben met de gemeentelijke schulddienstverlening en over niet meer inkomen beschikken dan het vrij te laten bedrag, dan oordeelt het college, ongeacht de hoogte van het inkomen en het vermogen, dat aan de in het eerste lid van dit artikel gestelde inkomens- en vermogenscriteria is voldaan.

Artikel 6. Weigeringsgronden

  • 1. De gevraagde subsidie wordt geweigerd als aanvrager:

    • a.

      uit ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt en in verband daarmee aanspraak maakt op de Wet studiefinanciering 2000; of

    • b.

      in een inrichting – als bedoeld in artikel 1 van de wet – verblijft; of

    • c.

      rechtens zijn vrijheid is ontnomen of zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf; of

    • d.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

  • 2. Als de eventuele partner van aanvrager verkeert in de omstandigheden zoals genoemd in het eerste lid, onder a of b, of niet rechtmatig verblijf houdt in Nederland zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, wordt bij de beoordeling van de aanvraag de situatie van die partner buiten beschouwing gelaten als ware het dat aanvrager geen partner heeft.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

De subsidiabele kosten zijn kosten die direct verbonden zijn met de deelname van aanvrager aan de in artikel 4 van deze verordening bedoelde maatschappelijke of culturele activiteiten.

Artikel 8. Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt € 120,-- per aanvrager per kalenderjaar.

Artikel 9. Aanvraag en bewijsstukken

  • 1. Aanvrager moet de subsidieaanvraag schriftelijk indienen door invulling van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag kan uitsluitend worden ingediend in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Aanvrager dient op het aanvraagformulier aan te geven en zo nodig met bewijsstukken aan te tonen dat hij voldoet aan het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening.

Artikel 10. Beslistermijn en vaststelling subsidie

  • 1. Het college neemt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing.

  • 2. Als het college van oordeel is dat aanvrager in aanmerking komt voor subsidie stelt het college die subsidie direct vast.

  • 3. Als het college van oordeel is dat de aanvrager recht heeft op een uitkering op grond van de wet en in aanmerking komt voor subsidie, stelt het college die subsidie direct vast en beschouwt het college de eerste aanvraag tevens als een subsidieaanvraag voor de daarop volgende kalenderjaren. Het college stelt de subsidie per kalenderjaar ambtshalve vast.

Artikel 11. Betaling subsidie

De subsidie wordt binnen 4 weken na vaststelling in één keer betaald.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, naar hun oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2025.

  • 2. De Verordening participatie volwassenen gemeente Zwolle 2019 wordt ingetrokken.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2025 en waarop op 1 januari 2025 nog niet is beslist is deze verordening van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening participatie volwassenen Zwolle 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 31 maart 2025.

P. Snijders

Burgemeester

E. Meurs

Griffier

Toelichting

Algemeen

Uit de Minimaeffectrapportage van 2018 bleek al dat huishoudens die bestaan uit volwassenen tussen de 18 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd en beschikken over een minimuminkomen niet goed kunnen rondkomen en daardoor niet goed kunnen participeren in de samenleving. We willen voorkomen dat inwoners van Zwolle om financiële redenen niet volwaardig kunnen meedoen in de samenleving. Mensen met een laag inkomen moeten vaak bezuinigen op vervoer, sport, bibliotheek, film, theater, museum etc. Om te bevorderen dat zij niet of minder hoeven te bezuinigen vinden wij het wenselijk hen financieel tegemoet te komen. Dat is geregeld in deze subsidieverordening, voorheen de Verordening participatie volwassenen gemeente Zwolle 2019.

De grondslag van deze verordening is te vinden in de subsidiebepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 4:21 van de Awb is bepaald dat onder subsidie wordt verstaan de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde diensten of goederen.

In artikel 4:23 van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan slechts subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Naast rechtstatelijke overwegingen heeft daarbij de wens een weloverwogen gebruik van het subsidie-instrument te bevorderen een rol gespeeld. Om de met de subsidieverstrekking beoogde doelen te kunnen bereiken en enerzijds misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies te kunnen tegengaan, anderzijds de subsidieontvangers voldoende rechtszekerheid te verschaffen, dienen rechten, plichten en bevoegdheden van subsidiegevers en subsidieontvangers op heldere wijze te worden afgebakend, een evenwichtig geheel te vormen en goed kenbaar te zijn. Daarvoor is een wettelijke regeling nodig. Onder wettelijke regeling wordt ook verstaan een door de gemeenteraad vastgesteld algemeen verbindend voorschrift, in dit geval de specifieke Verordening participatie volwassenen Zwolle 2025.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Voor het definiëren van de begrippen is aangesloten bij de Awb en de Participatiewet. In titel 4.2 van de Awb is de grondslag van de subsidiebepalingen in deze verordening te vinden. De Participatiewet geeft structuur aan veel situaties en concepten op het terrein van armoedebeleid.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Met dit artikel krijgt het college als bestuursorgaan de bevoegdheid om binnen het kader van deze verordening subsidies te verstrekken.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

De subsidiabele activiteiten in deze verordening betreffen de activiteiten waarvan aanvrager iets kan leren of activiteiten die bijdragen aan ontmoeting en ontspanning van aanvrager.

Artikel 5. Subsidiecriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet aanvrager, behalve het verrichten van de in artikel 4 genoemde activiteiten, voldoen aan een aantal in dit artikel genoemde subsidiecriteria, te weten op het gebied van de rechtmatigheid van het verblijf in Nederland, de leeftijd, het adres, het vermogen en het inkomen. Het komt er op neer dat de inkomensgrens voor een persoon met een beperking of chronische ziekte hoger is, namelijk 130% van het normbedrag, dan voor een persoon die geen beperking of chronische ziekte heeft, namelijk 110% van het normbedrag.

Eigen huis

Eén van de subsidiecriteria is dat aanvrager en /of eventuele partner over niet meer vermogen beschikt dan bedoeld in artikel 34 van de wet. De overwaarde van de woning van aanvrager en eventuele partner wordt niet als vermogen in aanmerking genomen.

Schulden

Een aanvrager kan een inkomen hebben dat hoger is dan de hier gehanteerde inkomensgrens, maar door aflossing van schulden toch weinig te besteden hebben. Als zij bij de gemeentelijke afdeling schulddienstverlening (SDV) een traject doorlopen, worden zij in sommige gevallen teruggezet op een minimaal besteedbaar inkomen. Dit minimale besteedbare inkomen wordt vastgesteld door berekening van het “vrij te laten bedrag (VTLB)”. In dit artikel is bepaald dat aanvrager voldoet aan de subsidiecriteria indien in de peilmaand het VTLB van toepassing is.

Artikel 6. Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen. Het betreft een limitatieve opsomming.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

Met subsidiabele kosten wordt bedoeld de kosten die verband houden met de subsidiabele activiteiten zoals bedoeld in artikel 4.

Artikel 8. Subsidiehoogte

De subsidiehoogte bedraagt € 120,-- per persoon per kalenderjaar en wordt niet geïndexeerd.

Artikel 9. Aanvraag en bewijsstukken

De subsidie kan in het betreffende kalenderjaar één keer worden aangevraagd. Voor het aanvragen van de tegemoetkoming moet aanvrager gebruik maken van het door het college vastgestelde aanvraagformulier. Echtparen of samenwonenden kunnen elkaar machtigen een aanvraag in te dienen. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling bewijs te vragen voor de besteding van de subsidie, zo heeft de raad besloten met de vaststelling de uitgangspunten voor de verbetering van de toegang en de vereenvoudiging van de inkomensregelingen op 14 oktober 2024.

Artikel 10. Beslistermijn en vaststelling subsidie

De Awb bevat geen strikte beslistermijn waarbinnen op een aanvraag moet worden beslist. Dit artikel bevat een beslistermijn van acht weken.

In overeenstemming met artikel 4:43 Awb en gelet op artikel 4:32 Awb wordt de subsidie telkens direct, dus zonder voorafgaande verlening, vastgesteld voor één kalenderjaar. De vaststellingsbeschikking dient in ieder geval een aanduiding te bevatten van de subsidiabele activiteiten.

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

Inwoners die een uitkering ontvangen op basis van de Participatiewet (een zogenaamde bijstandsuitkering) moet de inkomensregeling aanvragen voor één kalenderjaar. In de jaren daarop worden

Artikel 11. Betaling subsidie

Gelet op artikel 4:52 Awb wordt het subsidiebedrag overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan één of meerdere artikelen wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.