Regeling vervallen per 01-02-2014

Treasurystatuut van de provincie Flevoland

Geldend van 07-04-2006 t/m 31-01-2014

Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland

1 Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • 1.

    Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • 2.

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • 3.

    Intern liquiditeitsrisico De risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • 4.

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar;

  • 5.

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • 6.

    Kredietrisico De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • 7.

    Liquiditeitenbeheer Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • 8.

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

  • 9.

    Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • 10.

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de provincie door rentewijzigingen;

  • 11.

    Renterisiconorm Een bij de aanvang van het jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van het openbare lichaam dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • 12.

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding;

  • 13.

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • 14.

    Rentevisie Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • 15.

    Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • 16.

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, provinciefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • 17.

    Uitzetting Het beheren van eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode langer dan één jaar;

  • 18.

    Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • 19.

    Onderhandse geldlening Lening waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld;

  • 20.

    Medium Term Note Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een minimumlooptijd van 2 jaar en een beperkte minimum omvang;

  • 21.

    Commercial paper Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een looptijd korter dan 2 jaar uitgegeven door niet-kredietinstellingen;

2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de provincie Flevoland dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van provinciale vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, koersrisico's, liquiditeitsrisico's en kredietrisico's;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit statuut.

Risicobeheer.

3 Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De provincie gaat leningen aan en zet middelen uit, uitsluitend ten behoeve van de publieke taak. Bankachtige activiteiten, in de zin van het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen, behoren niet tot de publieke taak en zijn verboden;

  • 2.

    De provincie kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van risico's.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1 De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2 De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3 Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4 De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5 Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de provincie naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen;

  • 6 De rentevisie wordt per jaar vastgesteld.

V Koersrisicobeheer

Artikel 5.

De provincie beperkt de koersrisico's op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito's, certificates of deposit (CD), onderhandse geldleningen, obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasuryfunctie gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Middelen worden uitsluitend uitgezet bij:

    • -

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteits- ratio van 0%;

    • -

      Financiële instellingen met ten minste een A-rating van één van de volgende erkende rating-bureau's: Moody's, Standard & Poors of Fitch IBCA;

  • 2.

    Teneinde kredietrisico's te spreiden wordt een procentuele differentiatie per instelling naar ratingklasse en looptijd (maximale hoeveelheid liquide middelen en beleggingen bij één instelling ten opzichte van de totale hoeveelheid in procenten) gehanteerd die als volgt is:

    • A.:

      30% korter dan 1 jaar; 22,5% tussen de 1 en 5 jaar en 15% langer dan 5 jaar;

    • AA:

      40% korter dan 1 jaar; 30% tussen de 1 en 5 jaar en 20% langer dan 5 jaar;

    • AAA:

      50% korter dan 1 jaar; 37,5% tussen de 1 en 5 jaar en 25% langer dan 5 jaar;

  • 3.

    Voor iedere looptijdenklasse geldt een tijdelijke verhoging van de maximumgrens - die geldt voor een specifieke uitzetting of belegging - met maximaal:

    • -

      20% voor een periode van 1 maand (korter dan 1 jaar);

    • -

      15% voor een periode van 3 maanden (tussen de 1 en 5 jaar);

    • -

      10% voor een periode van 6 maanden (langer dan 5 jaar).

VII Intern liquiditeitsbeheer

Artikel 7.

Vervallen bij tweede wijziging

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico's worden in de provincie Flevoland uitgesloten. Leningen worden uitsluitend verstrekt, aangegaan of gegarandeerd in de Nederlandse geldeenheid (de gulden en de euro; vanaf januari 2002 alleen de euro).

Provinciefinanciering.

IX Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met vreemd vermogen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair het beschikbare eigen vermogen te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, vaste geldleningen, medium term notes (MTN) en commercial papers;

  • 4.

    De provincie vraagt offertes op bij minimaal drie instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

X Uitzetting

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen voor een periode langer dan één jaar gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De maximale looptijd bij uitzettingen is tien jaar;

  • 3.

    De provincie vraagt offertes op bij minimaal drie instellingen alvorens een uitzetting wordt gedaan.

XI Relatiebeheer

Artikel 11.

Relatiebeheer omvat het onderhouden van relaties met financiële instellingen. De treasury van de provincie Flevoland beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten.

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in 5 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 4

    .Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer.

XII Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd binnen één bank.

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen.

  • 1.

    De provincie streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat dan kan de provincie kortlopende financieringen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    De toegestane korte termijn financieringsinstrumenten zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 5.

    De provincie vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter of gelijk aan één jaar.

XIV Debiteurenbeheer

Artikel 14.

Ten aanzien van de ontvangsten van debiteuren hanteert de provincie Flevoland als uitgangspunt dat debiteuren binnen een termijn van vier weken aan hun verplichtingen dienen te voldoen. Indien deze hiervan afwijkt wordt de binnen het rechtsverkeer gebruikelijke termijn gehanteerd. Wanneer debiteuren hiertoe in gebreke blijven neemt de provincie invorderings-maatregelen binnen de publiek- en privaatrechtelijke mogelijkheden.

XV Crediteurenbeheer

Artikel 15.

Betalingen aan crediteuren worden verricht binnen de in het contract met de leverancier overeengekomen betaal- of vervaldatum.

Administratieve organisatie en interne controle.

XVI Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 16.

In het kader van treasury gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden het vier-ogen principe bij beslissingen alsmede registratie en controle door een afzonderlijke functionaris.

XVII Verantwoordelijkheden

Artikel 17.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de provincie Flevoland staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

Provinciale Staten

1. Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut;

2. Het vaststellen van de treasuryparagraaf.

Gedeputeerde Staten

1. Het (doen) uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgesteld in het treasurystatuut alsmede de treasuryparagraaf.

Hoofd financiën

1. Conform de instructie financiële administratie is het hoofd financiën (of door hem aangewezen plaatsvervangers) belast met het toetsen van voorstellen van de treasurer, met name het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen, aan het treasurystatuut en de treasuryparagraaf. De voorstellen van de treasurer moeten voorafgaand aan de uitvoering door het hoofd financiën (of door hem aangewezen plaatsvervangers) worden gefiatteerd.

2. Het voeren van de interne controle (door stellen paraaf op transactiebevestiging) door het controleren of de transactiebevestiging van derden overeenkomt met de door de treasurer verstrekte schriftelijke informatie.

Afdelings hoofden

1. Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun sector aanleveren aan de afdeling Financiën over toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Treasurer

1. De treasurer is belast met het aangaan van leningen en uitzetten van middelen conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf alsmede de schriftelijke vastlegging van de aan de beslissing ten grondslag liggende informatie. De door de treasurer voorgestelde beslissing kan alleen na fiattering/ondertekening door het hoofd financiën (of door hem aangewezen plaatsvervangers) alsmede ondertekening door de treasurer van het betreffende voorstel worden uitgevoerd;

2. Het uitvoeren van de overige activiteiten met betrekking tot de treasuryfunctie zoals: a. schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties.; - rentevisie; b. treasuryparagraaf (in begroting en rekening); c. beleidsvoorstellen in het kader van de treasury; d. relatiebeheer.

a. schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties.; - rentevisie;

b. treasuryparagraaf (in begroting en rekening);

c. beleidsvoorstellen in het kader van de treasury;

d. relatiebeheer.

Kassier

1. Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen; 

2. Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

3. Het beheren van de debiteuren en crediteuren;

 

XVIII Bevoegdheden

Artikel 18.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Bevoegd functionaris (eerste handtekening)

Autorisatie door (tweede handtekening)

1. Het uitzetten van geld via callgeld, deposito's of onderhandse geldleningen

Treasurer

Hoofd financiën of aangewezen plaatsvervangers

2. Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Treasurer

Hoofd financiën of aangewezen plaatsvervangers

Bankrelatiebeheer

 

 

3. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Hoofd financiën of aangewezen plaatsvervangers

Commissaris van de Koningin

4. Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Hoofd financiën of aangewezen plaatsvervangers

Risicobeheer

 

 

5. Het afsluiten van derivatentransacties

Treasurer

Portefeuillehouder financiën

Financiering en belegging

 

 

6. Het afsluiten van kredietfaciliteiten en het aantrekken van gelden zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Treasurer

Hoofd financiën of aangewezen plaatsvervangers

7. Het uitzetten van gelden via spaarrekening, deposito's en onderhandse geldleningen

Treasurer

Hoofd financiën of aangewezen plaatsvervangers

8. Het uitzetten van gelden via (staats) obligaties, medium term notes en certificates of deposit zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Treasurer

Portefeuillehouder Financiën

9. Het beleggen in garantieproducten

Treasurer

Portefeuillehouder financiën

 

XIX Informatievoorziening

Artikel 19.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

 

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Incidenteel

Afdelings-hoofden

Treasurer

2. Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Treasurer

Provinciale Staten

3. Evaluatie treasury activiteiten in treasuryparagraaf van jaarrekening

Jaarlijks

Treasurer

Provinciale Staten

4. Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via jaarverslag

Jaarlijks

Treasurer

Provinciale Staten

5. Informatie aan derden zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Treasurer

Ministerie van BZK en het CBS

 

XX Inwerkingtreding

Artikel 20.

Dit statuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Ondertekening

Voorzitter en secretaris.

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de provincie Flevoland op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het 'risicoprofiel' van de provincie Flevoland bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de provincie Flevoland weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de provincie 'duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities'. De treasury dient te waarborgen dat de provincie duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar provinciale activiteiten loopt de provincie Flevoland de volgende financiële risico's: renterisico's, kredietrisico's, koersrisico's en interne liquiditeitsrisico's. Het is de taak van de treasury deze risico's zoveel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De provincie Flevoland streeft ernaar haar renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de provincie geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico's worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico's, de treasury functie is immers géén winstgerichte afdeling ('profit center'). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 Lid 1 / 2

De Wet fido geeft twee belangrijke uitgangspunten met betrekking tot de treasuryfunctie. Het eerste is dat het aangaan van leningen alleen is toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. Bankieren is dus niet toegestaan. Het tweede is dat uitzettingen en derivaten een prudent karakter moeten hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door het lopen van overmatige risico's. Het in dit artikel genoemde aantrekken van leningen en uitzetten van middelen heeft enkel en alleen betrekking op de treasuryfunctie. Het uit beleidsmatige overwegingen verstrekken van leningen en verlenen van garanties wordt derhalve in dit statuut buiten beschouwing gelaten.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico's.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de provincie. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (waarschijnlijk 6,8% 1) van het totaal van de jaarbegroting van de provincie bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico's op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (waarschijnlijk 20% )2 te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de provincie haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij worden gebaseerd op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de kapitaalmarkten op de renteresultaten van de provincie, gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5

Ten aanzien van bij uitzettingen in het kader van treasury te hanteren financiële instrumenten, geldt voor de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito's of onderhandse geldleningen worden géén koersrisico's gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito's en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico's worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

  • 1.

    Op het moment van schrijven van dit statuut zijn de exacte percentages formeel nog niet bekend

  • 2.

    idem 2.

  • 10.

    Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd.

Artikel 6 lid 1.

Ter beperking van kredietrisico's zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de provincie middelen uitzet / belegt. Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating 'agencies' zoals Standard & Poors, Moody's en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor's weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody's kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor 'zeer kredietwaardig'. Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een 'solvabiliteitsvrije status') is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de provincie dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 2.

De kredietrisico's kunnen verder worden gespreid door de middelen uit te zetten bij meerdere tegenpartijen. Dit wordt bereikt door het stellen van een maximum aan de bedragen die de provincie bij een individuele geldnemer kan plaatsen. Deze limieten kunnen zowel worden vastgelegd in de vorm van percentages of bedragen, beiden hebben voor- en nadelen. Het nadeel van een percentage (van het totaal aan uitzettingen) is dat er ook een spreiding dient te worden aangebracht op het moment dat het totaal aan uitzettingen relatief klein is. Het nadeel van bedragen is dat het relatieve belang van het betreffende maximum uiteen kan lopen door wijzigingen in de financiële positie, bijvoorbeeld wanneer de uitzettingenportefeuille sterk toe of afneemt. Omdat het vermogen van de provincie in de komende jaren waarschijnlijk zal stijgen en op enig moment boven de EUR 100 miljoen zal uitkomen, is het beter over te gaan op percentages die per rating en looptijd verschillen. Per ratingklasse is het risico van insolventie anders, waardoor wordt gekozen voor verschillende percentages. Verondersteld wordt dat financiële instellingen met een rating AAA ('triple A') zoals de Rabobank en de BNG zo stabiel zijn, dat daar een groter deel van het vermogen kan worden weggezet dan bij een instelling met rating A ('single A'). Ook overheden binnen de EU worden in het kader van de treasury beschouwd als instellingen met minimaal een AAA-rating. De volgende percentages gelden voor een bepaalde ratingklasse:

1. AAA: maximaal 50% van de middelen;

2. AA: maximaal 40% van de middelen;

3. A: maximaal 30% van de middelen.

Bovendien worden drie looptijdklassen gehanteerd; korter dan 1 jaar, tussen de 1 en 5 jaar en langer dan 5 jaar. Verondersteld wordt dat het risico voor een lange termijn uitzetting groter is dan die voor een korte termijn uitzetting, waardoor voor iedere looptijdklasse een afwijkend percentage geldt:

1. Korter dan 1 jaar: maximaal 100% van de middelen;

2. Tussen de 1 en 5 jaar: maximaal 75% van de middelen;

3. Langer dan 5 jaar: maximaal 50% van de middelen.

  • 11.

    Iedere specifieke uitzetting valt in een looptijdklasse en in een ratingklasse.

Middels een combinatie van de looptijd en de rating ontstaan de uiteindelijke maximumgrenzen (artikel 6 lid 2).

Artikel 6 lid 3.

Vanwege de variëteit in de uitzettingen qua startdatum, afloopdatum en rentetypische looptijd is het praktisch een grens te kiezen die voor een kleine periode kan worden opgerekt. Deze oprekking is nodig om tijdelijke fluctuaties in de totale hoeveelheid liquide middelen en beleggingen op te kunnen vangen. Wanneer het vermogen tijdelijk daalt en er bij een bepaalde instelling te teveel uitzettingen uitstaan, zouden deze zonder tijdelijke oprekking van de maximumgrens direct moeten worden verkocht. Voor de lange termijnuitzetting is de periode dat de grens mag worden overschreden langer dan die voor een korte termijnuitzetting (hoewel het percentage lager is), omdat lange termijnuitzettingen moeilijker kunnen worden afgebouwd.

Artikel 7

Ter beperking van interne liquiditeitsrisico's baseert de provincie Flevoland haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele provincie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de provincie is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van vier jaar op te stellen. Interne liquiditeitsrisico's doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de provincie gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de provincie tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten van de provincie. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de provinciale activiteiten en hun financiële gevolgen.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de provincie Flevoland.

Artikel 9 lid 3

Vaste geldleningen zijn (relatief standaard) leningen die kunnen worden afgesloten bij financiële instellingen. Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een beperkte minimum omvang. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de provincie een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 lid 1

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de provincie het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

De maximale looptijd van uitzettingen is opgenomen aangezien de onzekerheid over de liquiditeitenplanning op de langere termijn toe neemt. Aangezien veel financiële producten, zoals obligaties en garantieproducten, een looptijd kennen die langer is dan het op dit moment geldende maximum van vijf jaar, is de maximum looptijd op tien jaar gesteld. Hierdoor verkrijgt de provincie meer mogelijkheden een financieel product tot de einddatum aan te houden.

12

Artikel 10 lid 3

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de provincie een beter beeld heeft van de alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal ééns in de vijf jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediars-functie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de 'tegenpartijen'. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de provincie voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de provincie. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de provincie bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Krediet limiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet ('rood') te staan op de rekening courant.

Artikel 14

Debiteurenbeheer omvat het zorgdragen voor een tijdige ontvangst van betalingen van debiteuren. Wanneer debiteuren niet tijdig aan hun verplichtingen kunnen doen zal de provincie maatregelen nemen binnen de publiek- (o.a. Invorderingswet) en privaatrechtelijk (BW) geldende mogelijkheden.

Artikel 15

Crediteurenbeheer omvat het zorgdragen voor tijdige betalingen aan crediteuren. De provincie stelt zich op het uitgangspunt dat het 'op tijd' betalen van crediteuren het imago van provinciale (financiële) organisatie versterkt. Teneinde een betrouwbare liquiditeitenplanning te kunnen opstellen en onderhouden, dient rekening te worden gehouden met de vooraf afgesproken betaaldata in het contract. De afdelingen en de afdeling financiën zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de tijdige afhandeling (in het zakelijk verkeer kunnen termijn van gemiddeld 15 tot 30 dagen gelden). De afdelingen dienen facturen zo spoedig mogelijk te controleren en te fiatteren; financiën dient een factuur zo snel mogelijk te administreren en te betalen op de vervaldatum.

Artikel 16

Bij de treasuryfunctie zijn verschillende functionarissen betrokken. Het statuut geeft het delegatie- en mandateringspatroon aan, in casu de toedeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico's, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

13 14

Artikel 17

De verschillende functionarissen die binnen de provincie Flevoland betrokken zijn bij de (reguliere) treasuryactiviteiten worden hieronder benoemd. Hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn in artikel 17 respectievelijk artikel 18 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, instructies e.d.).

Artikel 18

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt uiteindelijk bij het bestuur van de provincie Flevoland. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 19

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico's van de provincie.

2e wijziging: Toelichting op de artikelen.

Artikel I

In artikel 4, lid 6 staat dat de rentevisie elk half jaar wordt geactualiseerd. De rentevisie wordt echter éénmaal per jaar vastgesteld bij het opstellen van de begroting.

Artikel II

Artikel 7 gaat uit van het opstellen van een korte termijn liquiditeitenplanning (tot één jaar) alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning (minimaal vier jaar) In de praktijk wordt er echter geen uitgebreide (meerjarig) liquiditeitenplanning opgesteld. Er wordt volstaan met incidentele informatie over toekomstige uitgaven en inkomsten.

Artikel III

Artikel 15 gaat er vanuit dat betalingen aan crediteuren worden verricht op de in het contract met de leverancier overeengekomen betaal- of vervaldatum. Uitgangspunt is echter dat de betalingen binnen de betaal- of vervaldatum worden verricht.

Artikel IV

Artikel 17 regelt de verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie. Artikel is aangepast in verband met het vervallen van de functie comptabele. Dit is geworden het hoofd financiën of door hem aangewezen plaatsvervangers. Tevens zijn enkele verantwoordelijkheden aangepast omdat er geen sprake meer is van een afzonderlijke treasuryfunctionaris. In de praktijk wordt deze functie uitgevoerd door de kassier en het hoofd financiën (of door hem aangewezen plaatsvervangers). Vervallen is de bepaling waarbij per kwartaal aan Gedeputeerde Staten verantwoording wordt afgelegd van de gemandateerde bevoegdheden. Relevante mededelingen vinden plaats via de reguliere rapportages en in de treasuryparagraaf bij het opstellen van de jaarrekening.

Artikel V

Artikel 18 is aangepast in verband met het wijzigen van comptabele in hoofd van de afdeling financiën (of door hem aangewezen plaatsvervangers)

Artikel VI

Artikel 19 betreft een actualisatie van de te verstrekken informatie door de diverse functionarissen.