Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738193
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738193/1
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lochem
Geldend van 17-04-2025 t/m heden
Intitulé
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente LochemDe raad van de gemeente Lochem;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.18 februari 2025
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet
B E S L U I T:
vast te stellen de volgende verordening:
de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Lochem
InhoudAPV
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Definities
Artikel 1.2 Beslistermijn
Artikel 1.3 Indiening aanvraag (vervallen)
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1.6 Intrekking of weigering van vergunning of ontheffing
Artikel 1.7 Termijnen
Artikel 1.8 Weigeringsgronden
Artikel 1.9 Lex silencio positivo van toepassing (vervallen)
Artikel 1.10 Lex silencio positivo niet van toepassing
Hoofdstuk 2 Openbare orde
Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Afdeling 2 Betoging
Artikel 2.2 Optochten (vervallen)
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2.4 Afwijking termijn (vervallen)
Artikel 2.5 Te verstrekken gegevens (vervallen)
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen (vervallen)
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.7 Feest, muziek en wedstrijd e.d. (vervallen)
Artikel 2.8 Dienstverlening (vervallen)
Artikel 2.9 Straatartiest e.d.(vervallen)
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg (vervallen)
Artikel 2.10b Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen (vervallen)
Artikel 2.10c Vrij te stellen categorieën (vervallen)
Artikel 2.11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg (vervallen)
Artikel 2.12 Maken, veranderen van een uitweg (vervallen)
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.13 Veroorzaken van gladheid (vervallen)
Artikel 2.14 Winkelwagentjes (vervallen)
Artikel 2.15 Hinderlijke beplanting of voorwerp (vervallen)
Artikel 2.16 Openen straatkolken (vervallen)
Artikel 2.17 Kelderingangen e.d. (vervallen)
Artikel 2.18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2.19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2.20 Vallende voorwerpen (vervallen)
Artikel 2.21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2.22 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen)
Artikel 2.23 Veiligheid op het ijs (vervallen)
Afdeling 7 Evenementen
Artikel 2.24 Definities
Artikel 2.25 Evenementenvergunning
Artikel 2.26 Ordeverstoring
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.27 Definitie
Artikel 2.28 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2.28a Terras openbare inrichtingen
Artikel 2.29 Sluitingstijd
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2.31 Verboden gedragingen
Artikel 2.32 Handel binnen openbare inrichtingen
Artikel 2.33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Artikel 2.34 Vervallen
Afdeling 8 a Bijzondere bepalingen voor horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet
Artikel 2.34a Definitie
Artikel 2.34b Regulering paracommerciële rechtspersonen, bestuursreglement verplicht
Artikel 2.34c Verbod op bijeenkomsten van persoonlijke aard
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.35 Definitie
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2.37 Nachtregister (vervallen)
Artikel 2.38 Verschaffing gegevens nachtverblijf
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.38a Definities
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
Artikel 2.40 Kansspelautomaten
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast, inbraak en baldadigheid
Artikel 2.41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.42 Plakken en kladden
Artikel 2.43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2.44a Vervoer geprepareerde voorwerpen
Artikel 2.45 Betreden van plantsoenen e.d. (vervallen)
Artikel 2.46 Rijden over bermen (vervallen)
Artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2.48 Verboden drankgebruik
Artikel 2.48a Rookverbod openbare plaatsen
Artikel 2.49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2.50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties (vervallen)
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d. (vervallen)
Artikel 2.52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d. (vervallen)
Artikel 2.53 Bespieden van personen (vervallen)
Artikel 2.54 Bewakingsapparatuur (vervallen)
Artikel 2.55 Nodeloos alarmeren (vervallen)
Artikel 2.56 Alarminstallaties (vervallen)
Artikel 2.57 Loslopende honden
Artikel 2.58 Verontreiniging door honden
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
Artikel 2.59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Artikel 2.60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2.61 Wilde dieren (vervallen)
Artikel 2.62 Loslopend vee
Artikel 2.63 Duiven (vervallen)
Artikel 2.64 Bijen
Artikel 2.65 Bedelarij (vervallen)
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.66 Definitie
Artikel 2.67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2.69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen (vervallen)
Artikel 2.70 Handel in horecabedrijven (vervallen)
Afdeling 13 Vuurwerk en carbid
Artikel 2.71 Definitie
Artikel 2.72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2.73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2.73a Carbidschieten
Afdeling 14 Drugsoverlast
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Artikel 2.74a Openlijk drugsgebruik
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen, sluiting van voor publiek openstaand gebouwen, woonoverlast en gebiedsontzeggingen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.78 Sluiting van voor publiek openstaande gebouwen
Artikel 2.79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Artikel 2.80 Gebiedsontzeggingen
Hoofdstuk 3Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Definities
Artikel 3.1 Definities
Artikel 3.2 Bevoegd bestuursorgaan
Artikel 3.3 Nadere regels
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.4 Seksinrichtingen
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3.6 Sluitingstijden
Artikel 3.7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3.9 Straatprostitutie
Artikel 3.10 Sekswinkels
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3.12 Beslissingstermijn
Artikel 3.13 Weigeringsgronden
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.14 Beëindiging exploitatie
Artikel 3.15 Wijziging beheer
Hoofdstuk 4Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4.1 Definities
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten (vervallen)
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (vervallen)
Artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten (vervallen)
Artikel 4.5 Onversterkte muziek (vervallen)
Artikel 4.6 Overige geluidhinder
Artikel 4.6a Geluidhinder door dieren
Afdeling 2 Bodem-, weg en milieuverontreiniging
Artikel 4.7 Straatvegen (vervallen)
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4.9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouw (vervallen)
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.10 Definities
Artikel 4.11 Omgevingsvergunning voor vellen van houtopstanden (vervallen)
Artikel 4.12 Aanvraag vergunning (vervallen)
Artikel 4.12a Weigeringsgronden (vervallen)
Artikel 4.12b Afstand tot de erfgrens (vervallen)
Artikel 4.12c Bijzondere vergunningsvoorschriften (vervallen)
Artikel 4.12d Intrekking vergunning (vervallen)
Artikel 4.12e Verhouding tussen kap-, bouw- en aanlegvergunningen (vervallen)
Artikel 4.12f Herplant-/instandhoudingsplicht (vervallen)
Artikel 4.12g Monumentale bomen (vervallen)
Artikel 4.12h Bescherming bomen
Artikel 4.12i Schadevergoeding (vervallen)
Artikel 4.12j Bestrijding van boomziekten (vervallen)
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. (vervallen)
Artikel 4.14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen (vervallen)
Artikel 4.15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame (vervallen)
Artikel 4.16 Vergunningsplicht handelsreclame (vervallen)
Hoofdstuk 5Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 1 Parkeerexcessen
Artikel 5.1 Definities (vervallen)
Artikel 5.2 Voertuigen van autobedrijf e.d. (vervallen)
Artikel 5.3 Te koop aanbieden van voertuigen (vervallen)
Artikel 5.4 Defecte voertuigen (vervallen)
Artikel 5.5 Voertuigwrakken (vervallen)
Artikel 5.6 Kampeermiddelen, aanhangwagens en andere voertuigen (vervallen)
Artikel 5.7 Reclamevoertuigen (vervallen)
Artikel 5.8 Grote voertuigen (vervallen)
Artikel 5.9 Uitzichtbelemmerende voertuigen (vervallen)
Artikel 5.10 Parkeren anders dan op de rijbaan (vervallen)
Artikel 5.11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen (vervallen)
Artikel 5.12 Overlast van fietsen of bromfietsen (vervallen)
Afdeling 2 Collecteren
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Afdeling 3 Venten
Artikel 5.14 Definitie
Artikel 5.15 Ventverbod
Artikel 5.16 Vrijheid van meningsuiting (vervallen)
Afdeling 4 Standplaatsen
Artikel 5.17 Definitie (vervallen)
Artikel 5.18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden (vervallen)
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende (vervallen)
Artikel 5.20 Afbakeningsbepalingen (vervallen)
Artikel 5.21 Aanhoudingsplicht (vervallen)
Afdeling 5 Snuffelmarkten
Artikel 5.22 Definitie
Artikel 5.23 Organiseren van een snuffelmarkt
Afdeling 6 Openbaar water
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water (vervallen)
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen (vervallen)
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats (vervallen)
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats (vervallen)
Artikel 5.28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5.29 Reddingsmiddelen
Artikel 5.30 Veiligheid op het water (vervallen)
Artikel 5.31 Overlast aan vaartuigen
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.32 Crossterreinen
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Artikel 5.34a Verbod op het gebruik van wensballonnen
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5.35 Definitie
Artikel 5.36 Verboden plaatsen
Artikel 5.37 Hinder of overlast
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Strafbepaling
Artikel 6.2 Toezichthouders
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Artikel 6.4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Artikel 6.5 Overgangsbepaling
Artikel 6.6 Citeertitel
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Bebouwde kom: het grondgebied dat is gelegen binnen de lijnen, die op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaarten zijn aangegeven;
- b.
Beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- c.
Bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;
- d.
Bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- e.
Bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;
- f.
College: het college van burgemeester en wethouders;
- g.
Gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- h.
Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- i.
Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- j.
Openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- k.
Openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
- l.
Parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- m.
Rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;
- n.
Voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- o.
Weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 1.2 Beslistermijn
- 1.
Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
- 2.
Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
Vervallen.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
- 1.
Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
- 2.
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
- a.
ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- c.
de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
- e.
de houder dit verzoekt.
Artikel 1.7 Termijnen
- 1.
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
- 2.
De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
Artikel 1.8 Weigeringsgronden
- 1.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
de openbare veiligheid;
- c.
de volksgezondheid;
- d.
de bescherming van het milieu.
- a.
- 2.
Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan vier weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 1.9 Lex silencio positivo van toepassing
Vervallen.
Artikel 1.10 Lex silencio positivo niet van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing tenzij bij deze verordening anders is bepaald.
Hoofdstuk 2 Openbare orde
Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
- a.
-
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in het derde lid.
- 5.
Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Afdeling 2 Betoging
Artikel 2.2 Optochten
Vervallen.
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- a.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip vooraf gaat vóór 12.00 uur.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2.4 Afwijking termijn
Vervallen.
Artikel 2.5 Te verstrekken gegevens
Vervallen.
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of Afbeeldingen
Vervallen.
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
Vervallen.
Artikel 2.8 Dienstverlening
Vervallen.
Artikel 2.9 Straatartiest e.d.
Vervallen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10a Voorwerpen op of aan de weg
Vervallen, staat in artikel 5.11 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 2.10b Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Vervallen, staat in artikel 5.11 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 2.11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Vervallen, staat in artikel 5.14 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 2.12 Maken of veranderen van een uitweg
Vervallen, staat in artikel 5.15 Verordening fysieke leefomgeving.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.13 Veroorzaken van gladheid
Vervallen.
Artikel 2.14 Winkelwagentjes
Vervallen.
Artikel 2.15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Vervallen, staat in artikel 5.16 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 2.16 Openen straatkolken
Vervallen.
Artikel 2.17 Kelderingangen e.d.
Vervallen.
Artikel 2.18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
- 1.
Het is verboden in bossen, op heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
- a.
te roken gedurende de door het college aangewezen periode;
- b.
voor zover het open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
- a.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3 van het Wetboek van Strafrecht.
- 3.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.
Artikel 2.19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
- 1.
Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.
- 2.
Het verbod geldt niet voor prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 meter uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een erfscheiding zijn aangebracht.
- 3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
- 4.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2.20 Vallende voorwerpen
Vervallen.
Artikel 2.21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
- 1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.
Artikel 2.22 Objecten onder hoogspanningslijn
Vervallen.
Artikel 2.23 Veiligheid op het ijs
Vervallen.
Afdeling 7 Evenementen
Artikel 2.24 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoop- en theatervoorstellingen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5.22;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen en het houden van toneeluitvoeringen en voorstellingen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in artikel 2.39;
- g.
sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder g.
- a.
- 2.
Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
een braderie;
- c.
een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.3;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.
- e.
een straatfeest of buurtbarbecue.
- f.
carbidschieten waarbij gebruik wordt gemaakt van vijf of meer bussen (35L)/containers/opslagvaten;
- g.
een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
- a.
Artikel 2.25 Evenementenvergunning
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van de vergunningplicht voor door hem aan te wijzen categorieën van evenementen.
- 3.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
- 4.
Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situatie waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2.26 Ordeverstoring
- 1.
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.27 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
- 2.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waarvan in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die ruimte.
Artikel 2.28 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan of indien de aanvrager geen VOG met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
- a.
winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
zorginstelling;
- c.
museum; of
- d.
bedrijfskantine of -restaurant.
- a.
- 5.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:
- a.
zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, of
- b.
de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1.8 of 2.28, tweede of derde lid.
- a.
- 6.
De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoel in het vijfde lid onder a.
Artikel 2.28a Terras openbare inrichting
Het is verboden een bij een openbare inrichting behorend terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Artikel 2.29 oud Opheffing vergunningplicht
Vervallen.
Artikel 2.29 Sluitingstijd
- 1.
Het is de exploitant verboden de openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 06.00 uur.
- 2.
Het is de exploitant van een openbare inrichting, die deel uitmaakt van een sportaccommodatie, sociaal-culturele instelling of daarmee vergelijkbare inrichting, verboden die voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 24.00 uur en 06.00 uur. De burgemeester kan van dit verbod voor ten hoogste 6 maal per kalenderjaar ontheffing verlenen voor bijzondere omstandigheden tot uiterlijk 01.30 uur.
- 3.
De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een terras.
- 4.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2.31 Verboden gedragingen
- 1.
Het is verboden in een openbare inrichting
- a.
de orde te verstoren;
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2.30, eerste lid.
- a.
- 2.
Het is verboden voor een exploitant van een openbare inrichting om een bijeenkomst van een Outlaw Motorcycle Gang te laten plaatsvinden in de openbare inrichting.
- 3.
Het is verboden voor leden van een Outlaw Motorcycle Gang om in een openbare inrichting een bijeenkomst te houden.
Artikel 2.32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2.33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2.28 tot en met 2.30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 2.34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Vervallen.
Afdeling 8a Bijzondere bepalingen voor horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet
Artikel 2.34 a Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- •
alcoholhoudende drank;
- •
horecabedrijf;
- •
horecalokaliteit;
- •
inrichting;
- •
paracommerciële rechtspersoon;
- •
sterke drank;
- •
slijtersbedrijf en
- •
zwak-alcoholhoudende drank,
- •
-
dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.
- 2.
Schenktijdenreglement: een door het bestuur van een paracommerciële rechtspersoon vastgesteld reglement, in aanvulling op het bestuursreglement zoals bedoeld in artikel 9 van de Alcoholwet, met als doel oneerlijke mededinging met commerciële openbare inrichtingen te beperken en op verantwoorde wijze alcohol te schenken in de aanwezigheid van jongeren onder de 18 jaar.
- 3.
Bijeenkomst van persoonlijke aard: een bijeenkomst waarbij alcoholhoudende drank wordt genuttigd en die geen direct verband houdt met de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon.
- 4.
Drank- en horecavergunning: vergunning verleend op grond van artikel 3 van de Alcoholwet.
Artikel 2:34 b Regulering paracommerciële rechtspersonen, schenktijdenreglement verplicht
- 1.
Het bestuur van een paracommerciële rechtspersoon is verplicht een schenktijdenreglement, als bedoeld in artikel 2.34 a. lid 2 APV vast te stellen en deze aan de burgemeester te overleggen.
- 2.
In het schenktijdenreglement is opgenomen wanneer bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt en welke maatregelen het bestuur heeft getroffen om te voorkomen dat alcohol wordt verstrekt ten tijde van jeugdactiviteiten en/of jeugdwedstrijden op het terrein of in het gebouw van de openbare inrichting.
- 3.
Het door het bestuur vastgestelde schenktijdenreglement dient duidelijk herkenbaar en zichtbaar voor eenieder in de inrichting aanwezig te zijn.
- 4.
De burgemeester kan verlangen dat een schenktijdenreglement wordt aangescherpt in overeenstemming met hetgeen de Alcoholwet beoogt.
Artikel 2.34 c Verbod op bijeenkomsten van persoonlijke aard
Het is paracommerciële rechtspersonen verboden de inrichting ter beschikking te stellen voor bijeenkomsten van persoonlijke aard, met uitzondering van bijeenkomsten in het kader van begrafenissen en/of crematies in buurt- of dorpshuizen.
Artikel 2.34 d Verbod op het verstrekken van sterke drank
Het is paracommerciële rechtspersonen verboden sterke drank te verstrekken, met uitzondering van bijeenkomsten in het kader van begrafenissen en/of crematies in buurt- of dorpshuizen.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.35 Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.37 Nachtregister
Vervallen.
Artikel 2.38 Verschaffing gegevens nachtverblijf
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam en woonplaats en nummer van een geldig identificatiebewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.38a Definities
- 1.
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
- 2.
In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de Kansspelen.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 weigert de burgemeester de vergunning als:
- a.
naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
- b.
de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.
- a.
Artikel 2.40 Kansspelautomaten
- 1.
In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee kansspelautomaten toegestaan.
- 2.
In laagdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee behendigheidsautomaten toegestaan.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast, inbraak en baldadigheid
Artikel 2.41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf, te betreden.
- 3.
Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2.42 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- a.
- 3.
Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
- 5.
Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 6.
Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 7.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.
Artikel 2.43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke
- 1.
Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2.42.
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing als de genoemde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.44a Vervoer geprepareerde voorwerpen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in het eerste lid bedoelde voorwerp niet is bestemd voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2.45 Gevaar door houtopstand
- 1.
Ongeacht het bepaalde in artikel 5.4 Verordening fysieke leefomgeving, is het verboden om een houtopstand in een zodanige staat te hebben dat daardoor direct gevaar voor goederen of personen ontstaat.
- 2.
De burgemeester kan toestemming verlenen voor het vellen van een houtopstand in verband met spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen en goederen.
- 3.
Voor de herplant-/instandhoudingsplicht is artikel 5.9 van de Verordening fysieke leefomgeving van toepassing.
Artikel 2.46 Rijden over bermen e.d.
Vervallen.
Artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.
- a.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2.48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
- a.
Artikel 2.48a Rookverbod openbare plaatsen
- 1.
Onder roken in de zin van dit artikel wordt verstaan:
- a.
het roken van tabaksproducten;
- b.
het anders dan door roken consumeren van tabaksproducten;
- c.
het consumeren van de damp van elektronische sigaretten (al dan niet met nicotine).
- a.
- 2.
Het is verboden te roken op een door het college aangewezen openbare plaats.
- 3.
Dit verbod is niet van toepassing op gevallen waarin de Tabaks- en rookwarenwet voorziet.
Artikel 2.49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden zonder redelijk doel:
- a.
zich in een portiek of poort op te houden;
- b.
in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- a.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2.50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Vervallen.
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Vervallen.
Artikel 2.52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Vervallen.
Artikel 2.53 Bespieden van personen
Vervallen.
Artikel 2.54 Bewakingsapparatuur
Vervallen.
Artikel 2.55 Nodeloos alarmeren
Vervallen.
Artikel 2.56 Alarminstallaties
Vervallen.
Artikel 2.57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
binnen de bebouwde kom op de weg als de hond niet is aangelijnd;
- b.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- c.
op de weg als de hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen;
- d.
buiten de bebouwde kom op de weg anders dan onder behoorlijk toezicht.
- a.
- 2.
Het eerste lid, aanhef en onder a is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder a en b is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2.58 Verontreiniging door honden
- 1.
Degene die zich met een hond begeeft op een openbare plaats binnen de bebouwde kom, op een voor publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide, of op een andere door het college aangewezen plaats, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
- 2.
Degene die zich met een hond begeeft op een locatie genoemd in het eerste lid is verplicht een deugdelijk opruimmiddel bij zich te dragen om de uitwerpselen van die hond onmiddellijk te kunnen verwijderen.
- 3.
Het is verplicht het in het voorgaande lid bedoelde opruimmiddel op de eerste vordering van een toezichthoudend ambtenaar te laten zien.
- 4.
Het eerste en tweede lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
- 1.
Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- a.
- 4.
Onverminderd artikel 2.57, eerste lid, aanhef en onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2.59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2.59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden;
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
- a.
Artikel 2.60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
- 1.
Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen – die niet vallen onder de activiteiten in de Omgevingswet - bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
- a.
aanwezig te hebben;
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels; of
- c.
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven.
- a.
- 2.
Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats, ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.61 Wilde dieren
Vervallen.
Artikel 2.62 Loslopend vee
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of een terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2.63 Duiven
Vervallen.
Artikel 2.64 Bijen
- 1.
Het is verboden bijen te houden:
- a.
binnen een afstand van dertig meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;
- b.
binnen een afstand van dertig meter van de weg.
- a.
- 2.
Het verbod bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing voor de bijenhouder die rechthebbende is op de woningen of gebouwen bedoeld in dat lid.
- 3.
Het verbod bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Gelderland of de Waterschapsverordening.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
Artikel 2.65 Bedelarij
Vervallen.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.66 Definitie
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan: de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- a.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- I.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- II.
van een verandering van de onder 1˚ bedoelde adressen;
- III.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- IV.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- I.
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door aankoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2.69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Vervallen.
Artikel 2.70 Handel in horecabedrijven
Vervallen.
Afdeling 13 Vuurwerk en carbid
Artikel 2.71 Definitie
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel 2.72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder vergunning van het college.
Artikel 2.73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73a Carbidschieten
- 1.
Onder carbidschieten wordt verstaan: het in een (melk)bus/container/opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen cacliumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.
- 2.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester als bedoeld in artikel 2.25 in de openlucht met carbid te schieten waarbij gebruik wordt gemaakt van vijf of meer bussen/containers/opslagvaten.
- 3.
Het carbidschieten met maximaal vier bussen/containers/opslagvaten is verboden, tenzij wordt voldaan aan de voorschriften genoemd in lid 4.
- 4.
Voor het carbidschieten gelden de volgende voorschriften:
- a.
het carbidschieten vindt plaats op 31 december tussen 10.00 uur en 18.00 uur;
- b.
bij het carbidschieten wordt gebruik gemaakt van bussen/containers/opslagvaten met een maximale inhoud van 60 liter, die niet worden afgesloten met harde voorwerpen, zoals metalen, houten en andere vergelijkbare materialen (in ieder geval zijn toegestaan lederen en plastic ballen);
- c.
het carbidschieten vindt plaats buiten de bebouwde kom op een afstand van tenminste:
- •
75 meter van de eigen woning of woning waar het georganiseerd wordt;
- •
100 meter van woningen van derden;
- •
300 meter van gebouwen of andere voorzieningen waarin dieren verblijven;
- •
- d.
het schootsveld bedraagt tenminste 100 meter en binnen dit schootsveld bevindt zich geen publiek of andere personen en zijn geen openbare wegen of paden gelegen;
- e.
degene die met carbid schiet neemt alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen om elk gevaar voor mens en dier te voorkomen;
- f.
indien sprake is van carbid schieten door een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is een toezichthouder aanwezig. Onder toezichthouder wordt verstaan een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en die te allen tijde in staat is om aanwijzingen te geven ten aanzien van de handelingen van de carbidschieter en diens handelingen te allen tijde kan verhinderen.
- a.
- 5.
Het in het tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 14 Drugsoverlast
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan de wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen, woonoverlast en gebiedsontzegging
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2.1 of 2.50 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2.77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
- 1.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
- 2.
De burgemeester heeft de bevoegdheid eveneens ten aanzien van andere voor eenieder toegankelijke plaatsen voor zover het openbare plantsoenen, stationsterreinen, speelplekken en parkeerplaatsen betreft.
Artikel 2.78 Sluiting van voor publiek openstaande gebouwen
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 2.
Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald over de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
- 3.
Een sluiting kan op aanvraag van een belanghebbende door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de gronden, die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
- 5.
Het is eenieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
- 6.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2.79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
geluidhinder;
- b.
hinder van dieren;
- c.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- d.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- e.
intimidatie van derden vanuit en woning of een erf.
- a.
Artikel 2.80 Gebiedsontzeggingen
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet meer in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
- 2.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie eerder een bevel als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven ten hoogste 12 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
- 3.
Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven als strafbare feiten of andere openbare orde verstorende handelingen binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, opgelegd op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
- 4.
De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt.
- 5.
De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
- 6.
Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod.
- 7.
Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid onderdeel a, van het Wetboek van strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Definities
Artikel 3.1 Definities
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- b.
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- c.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder ook begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
- d.
escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
- e.
sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
- f.
exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
- g.
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
- h.
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
- 1.
de exploitant;
- 2.
de beheerder;
- 3.
de prostituee;
- 4.
het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
- 5.
toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
- 6.
andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
- 1.
Artikel 3.2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3.3 Nadere regels
Met het oog op de in artikel 3.13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.4 Seksinrichtingen
- 1.
Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
- 2.
In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant;
- b.
de persoonsgegevens van de beheerder; en
- c.
de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.
- a.
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
- 1.
De exploitant en de beheerder:
- a.
staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
- b.
is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
- c.
heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
- a.
- 2.
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
- a.
met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
- b.
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
- c.
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,-- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- 1.
bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- 2.
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 252, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3.
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 4.
de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
- 5.
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
- 6.
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
- 1.
- a.
- 3.
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijkgesteld:
- a.
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,-- bedraagt;
- b.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
- a.
- 4.
De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
- a.
bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;
- b.
bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
- a.
- 5.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem daarover geen verwijt treft.
Artikel 3.6 Sluitingstijden
- 1.
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten:
- a.
op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 en 06.00 uur;
- b.
op zaterdag en zondag tussen 02.00 en 06.00 uur.
- a.
- 2.
Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1.4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.
- 3.
Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.7, eerste lid, gesloten dient te zijn.
- 4.
Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3.7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
- 1.
Met het oog op de in artikel 3.13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
- a.
tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
- b.
van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
- a.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
- 1.
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3.4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
- 2.
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
- a.
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid) XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
- b.
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
- a.
Artikel 3.9 Straatprostitutie
- 1.
Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
- 2.
Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk (in een bepaalde richting) te verwijderen.
Artikel 3.10 Sekswinkels
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
- 1.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
- a.
indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
- b.
anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
- a.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3.12 Beslissingstermijn
- 1.
Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
- 2.
Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 3.13 Weigeringsgronden
- 1.
De vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
- a.
de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.5 gestelde eisen;
- b.
de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan.;
- c.
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;
- d.
resultaten van op grond van de Wet Bibob uitgevoerd onderzoek daar aanleiding toe geven.
- a.
- 2.
In afwijking van artikel 1.8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
het voorkomen of beperken van overlast;
- c.
het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
- d.
de veiligheid van personen of goederen;
- e.
de verkeersvrijheid en verkeersveiligheid;
- f.
de gezondheid of zedelijkheid;
- g.
de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
- a.
Artikel 3:13a Intrekkingsgronden
- 1.
De vergunning wordt ingetrokken als:
- a.
de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
- b.
de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;
- c.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;
- d.
zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:5 en 3.13, eerste lid;
- e.
de vergunninghouder dat verzoekt;
- f.
de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan.
- a.
- 2.
De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
- a.
is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;
- b.
in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;
- c.
een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;
- d.
is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;
- e.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;
- f.
de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;
- g.
er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;
- h.
gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
- a.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.14 Beëindiging exploitatie
- 1.
De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3.4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
- 2.
Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3.15 Wijziging beheer
Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4.1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- •
Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
- •
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4.2 tot en met 4.5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Vervallen, staat in artikel 5.1 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.3 Melding incidentele festiviteiten
Vervallen, staat in artikel 5.2 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten
Vervallen.
Artikel 4.5 Onversterkte muziek
Vervallen, staat in artikel 5.3 Verordening Fysieke leefomgeving.
Artikel 4.6 Overige geluidhinder
- 1.
Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, of de Omgevingsverordening Gelderland.
Artikel 4.6a Geluidhinder door dieren
- 1.
Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, of de Omgevingsverordening Gelderland.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.7 Straatvegen
Vervallen.
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.10 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
boom: vervallen, staat in de Verordening fysieke leefomgeving
- b.
houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;
- c.
vervallen, staat in Verordening fysieke leefomgeving;
- d.
vervallen, staat in Verordening fysieke leefomgeving;
- e.
vervallen, staat in Verordening fysieke leefomgeving;
- f.
vellen: vervallen, staat in de Verordening fysieke leefomgeving;
- g.
bebouwde kom: vervallen, staat in de Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Vervallen, staat in artikel 5.4 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.12 Aanvraag Vergunning
Vervallen, staat in artikel 5.5 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.12a Weigeringsgronden
Vervallen, staat in artikel 5.6 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.12b Afstand tot de erfgrens
Vervallen, staat in artikel 5.7 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.12c Bijzondere vergunningsvoorschriften
Vervallen, staat in artikel 5.8 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.12d Intrekking vergunning
Vervallen, staat in algemene paragraaf Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.12e Verhouding tussen omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden, het bouwen en het uitvoeren van werk of werkzaamheden op grond
Vervallen.
Artikel 4.12f Herplant-/instandhoudingsplicht
vervallen, staat in artikel 5.9 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.12g Monumentale bomen
Vervallen.
Artikel 4.12h Bescherming bomen
- 1.
Het is verboden om houtopstanden, die openbaar eigendom zijn:
- •
te beschadigen, te bekladden of te beplakken;
- •
daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of in opdracht van ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.
- •
- 2.
Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.
Artikel 4.12i Schadevergoeding
Vervallen, zie Verordening fysieke leefomgeving, is geregeld in titel 4.5 Awb.
Artikel 4.12j Bestrijding van boomziekten
Vervallen, staat in artikel 5.10 Verordening fysieke leefomgeving.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Vervallen, staat in artikel 5.28 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Vervallen.
Artikel 4.15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Vervallen, staat in artikel 5.29 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 4.16 Vergunningsplicht handelsreclame
Vervallen.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 1 Parkeerexcessen
Artikel 5.1 Definitie
Vervallen.
Artikel 5.2 Voertuigen van autobedrijf e.d.
Vervallen, staat in artikel 5.17 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.3 Te koop aanbieden van voertuigen
Vervallen.
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Vervallen, staat in artikel 5.18 Verordening Fysieke Leefomgeving.
Artikel 5.5 Voertuigwrakken
Vervallen, staat in artikel 5.19 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.6 Kampeermiddelen, aanhangwagens en andere voertuigen
Vervallen, staat in artikel 5.20 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.7 Reclamevoertuigen
Vervallen, staat in artikel 5.21 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.8 Grote voertuigen
Vervallen, staat in artikel 5.22 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.9 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Vervallen, staat in artikel 5.23 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.10 Parkeren anders dan op de rijbaan
Vervallen, staat in artikel 5.24 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Vervallen, staat in artikel 5.25 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.12 Overlast van fietsen of bromfietsen
Vervallen, staat in artikel 5.26 Verordening fysieke leefomgeving.
Afdeling 2 Collecteren
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
- 2.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
- 3.
Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
- 4.
Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van openbare inzamelingen als bedoeld in dit artikel.
Afdeling 3 Venten
Artikel 5.14 Definitie
- 1.
In deze paragraaf wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan een huis.
- 2.
Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of artikel 5.22;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5.17.
- a.
Artikel 5.15 Ventverbod
- 1.
Het is verboden te venten:
- a.
op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen plaatsen;
- b.
op zondagen en maandag tot en met zaterdag tussen 20.00 uur en 09.00 uur.
- a.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet;
- b.
het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
- a.
Artikel 5.16 Vrijheid van meningsuiting
Vervallen.
Afdeling 4 Standplaatsen
Artikel 5.17 Definitie
Vervallen, staat in Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Vervallen, staat in artikel 5.30 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende
Vervallen, staat in artikel 5.31 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.20 Afbakeningsbepalingen
Vervallen, staat in artikel 5.32 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.21 Aanhoudingsplicht
Vervallen.
Afdeling 5 Snuffelmarkten
Artikel 5.22 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt onder snuffelmarkt verstaan: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.
- 2.
Onder snuffelmarkt wordt niet verstaan:
- a.
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
- b.
een evenement als bedoeld in artikel 2.24.
- a.
Artikel 5.23 Organiseren van een snuffelmarkt
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
- 3.
De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.
Afdeling 6 Openbaar water
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Vervallen, staat in artikel 4.1 Verordening fysieke leefomgeving.
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Vervallen.
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats
Vervallen.
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats
Vervallen.
Artikel 5.28 Beschadigen van waterstaatswerken
- 1.
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de Omgevingsverordening Gelderland.
Artikel 5.29 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5.30 Veiligheid op het water
Vervallen.
Artikel 5.31 Overlast aan vaartuigen
- 1.
Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.
- 2.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.32 Crossterreinen
- 1.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
- a.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
- 1.
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen van overlast;
- b.
de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van het publiek.
- a.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsers en paarden:
- a.
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
- b.
die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- c.
die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
- d.
van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- e.
voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
- a.
- 4.
Het verbod is voorts niet van toepassing:
- a.
op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
- b.
binnen de bij of krachtens de Omgevingsverordening Gelderland aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als ‘toestel’.
- a.
- 5.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
- 1.
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
- 2.
Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
- a.
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
- b.
sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
- c.
vuur voor koken, bakken en braden.
- a.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
- 5.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Omgevingsverordening Gelderland.
Artikel 5.34a Verbod op het gebruik van wensballonnen
- 1.
Het is verboden zogenoemde wensballonnen door middel van hete lucht afkomstig van vuur op te laten.
- 2.
Onder een wensballon wordt mede verstaan elk voorwerp dat door middel van open vuur opstijgt en zonder sturing wegdrijft.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5.35 Definitie
In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5.36 Verboden plaatsen
- 1.
Incidentiele asverstrooiing is verboden op:
- a.
verharde delen van de weg;
- b.
gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen met uitzondering van de in het Uitvoeringsbesluit Graven, asbezorging, gedenkplaatsen en grafbedekkingen gemeente Lochem 2011 vermelde plaatsen;
- c.
voor het publiek toegankelijke parken, plantsoenen en speelweiden;
- d.
sportvelden.
- a.
- 2.
Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
- 3.
Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in eerste lid, onder a.
Artikel 5.37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden als daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Strafbepaling
- 1.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1.4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
- 2.
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1.4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikel 2.47, 2.48, 2.49, 2.50, 2.58 en 4.6.
- 3.
In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 4.11, eerste lid.
Artikel 6.2 Toezichthouders
- 1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de buitengewone opsporingsambtenaren en de ambtenaren van de politie.
- 2.
Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
- 1.
De Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Lochem van 16 december 2021 wordt ingetrokken.
- 2.
Deze verordening (inclusief bijlagen) treedt in werking de dag na bekendmaking.
Artikel 6.5 Overgangsbepaling
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikel 6.6 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lochem 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 april 2025.
de griffier de burgemeester
P. de Boer F.T.J.M. Backhuijs
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl