Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738143
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738143/1
Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Midden-Delfland
Geldend van 18-04-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Midden-DelflandDe burgemeester van de gemeente Midden-Delfland;
Overwegende:
- •
Dat het gewenst is om beleid vast te stellen over de uitleg van artikel 2:59, 2:59a en 2:60 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden-Delfland 2024.
- •
Gelet op:
- o
De Gemeentewet, artikelen 125 en 172
- o
De Algemene wet bestuursrecht, artikelen 4:81, 5:25, 5:29 en 5:31
- o
De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Midden-Delfland 2024, artikelen 2:59 en 2:59a, 2:60 en 6:1.
- o
BESLUIT:
Vast te stellen de volgende ‘Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Midden Delfland.
Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Midden-Delfland
Artikel 1 Begripsbepalingen
Begrip |
Toelichting |
Licht bijtincident |
Van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een mens of een ander dier bijt, maar dat dit gezien de context verklaarbaar is en er geen sprake is van ernstig letsel of andere ernstige gevolgen (zoals het overlijden van een persoon, hond of ander dier). |
Ernstig bijtincident |
Van een ernstig bijtincident is sprake:
|
Zeer ernstig bijtincident |
Van zeer ernstige gevolgen is sprake als een persoon, hond of een ander dier overlijdt als gevolg van een bijtincident of als er sprake is van blijvende invaliditeit of blijvende beperktheid van lichaamsfuncties. |
Ernstig letsel |
Van ernstig letsel is sprake als bij een persoon, hond of ander dier ingrijpende medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident. |
Hinderlijke hond |
Een hond, die een licht bijtincident heeft veroorzaakt. |
Gevaarlijke hond |
Een hond, die een ernstig of zeer ernstig bijtincident heeft veroorzaakt. |
Kort aanlijnen |
Aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte, die gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1.50 meter. |
Muilkorf |
Een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn. |
Artikel 2 Hinderlijke hond
-
1. Als de burgemeester een hond hinderlijk acht, maakt hij dat aan de eigenaar of houder van de hond bekend. Hij geeft daarbij een schriftelijke waarschuwing over hoe de hond gehouden moet worden. Deze waarschuwing blijft geldig zolang de hond leeft. Als de hond binnen 2 jaar opnieuw bijt, dan treedt artikel 3 van dit protocol in werking.
-
2. Naast de waarschuwing kan de burgemeester de eigenaar verplichten de hond altijd kort aan te lijnen. Het kort aanlijngebod blijft onbeperkt van kracht. Daarnaast mag de burgemeester - als de omstandigheden hier concrete aanleiding toe geven - ook nog een andere passende maatregel opleggen, zoals een muilkorfgebod.
-
3. De eigenaar of houder mag na 2 jaar schriftelijk verzoeken het kort aanlijn gebod en /of om de andere opgelegde passende maatregelen op te heffen. De eigenaar of houder moet dit verzoek goed motiveren, waarbij hij ten minste met gedragstest als bedoeld in artikel 5 van dit protocol aannemelijk maakt dat de hond niet hinderlijk is.
Artikel 3 Gevaarlijke hond
-
1. De burgemeester kan een hond aanmerken als gevaarlijke hond, als de hond een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt, of als deze opnieuw bijt nadat er een waarschuwing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van dit protocol is opgelegd. In dat geval legt hij de eigenaar of houder van de hond een kort aanlijn- en muilkorfgebod op. In dat besluit wordt in ieder geval opgenomen dat de verplichtingen uit artikel 2:59 en 2:59a van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden- Delfland 2024 (hierna: de APV) moeten worden nageleefd.
-
2. Voordat de burgemeester overgaat tot het opleggen van een kort aanlijn- of muilkorfgebod, stelt hij de eigenaar of houder in de gelegenheid om hierover binnen tien kalenderdagen een zienswijze naar voren te brengen overeenkomstig artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Is de eigenaar of het niet eens met het voornemen dan mag hij overeenkomstig artikel 5 van dit protocol een gedragstest uit laten voeren, om aan te tonen dat zijn hond niet gevaarlijk is. Als hij een dergelijk gedragstest wil laten uitvoeren, dan geeft hij dat binnen de termijn van tien kalenderdagen aan de burgemeester aan. De burgemeester geeft de eigenaar of houder alsdan een aanvullende termijn waarbinnen het rapport van de gedragstest moet zijn ontvangen. De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen.
-
3. Het kort aanlijn- en muilkorfgebod geldt voor onbepaalde tijd. De eigenaar of houder mag na 2 jaar schriftelijk verzoeken om de maatregel op te heffen. De eigenaar of houder moet dit verzoek goed motiveren, waarbij hij ten minste met gedragstest als bedoeld in artikel 5 van dit protocol aannemelijk maakt dat de hond niet gevaarlijk is.
Artikel 4 Last onder dwangsom
Wanneer besloten wordt tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod, wordt ook in dit besluit aangegeven dat op het niet voldoen aan het gebod een last onder dwangsom staat van € 500,-- per overtreding, tot een maximum van € 1.500, --. Na drie overtredingen van het kort aanlijn- en muilkorfgebod en het verbeuren van de maximale dwangsom, of als uit uitlatingen of gedragingen van de eigenaar of houder kan worden opgemaakt dat hij zich niet deze maatregel(en) zal houden , treedt artikel 6 van dit protocol in werking.
Artikel 5 Gedragstest
-
1. In opdracht van de eigenaar of houder kan aan de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Dit zogenaamde risico-assessment dient altijd te worden afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester dan wel door een andere erkende en gediplomeerde onderzoeker of faculteit.
-
2. De kosten voor het laten uitvoeren van een risico-assessment zijn voor rekening van eigenaar of houder van de hond.
Artikel 6 Afstand doen of inbeslagname van een gevaarlijke hond
-
1. Als een hond door de burgemeester als gevaarlijk is aangemerkt wordt de eigenaar of houder gevraagd om vrijwillig afstand te doen van de hond.
-
2. Als de eigenaar of houder weigert afstand te doen van de hond en:
- a.
er sprake is van een zeer ernstig bijtincident, of
- b.
de burgemeester aanleiding heeft om aan te nemen dat de hond opnieuw zal bijten, of
- c.
als de hond daadwerkelijk opnieuw bijt, of
- d.
de eigenaar of houder het kort aanlijn- en/of muilkorfgebod drie keer overtreedt, of
- e.
uit uitlatingen of gedragingen van de eigenaar of houder kan worden opgemaakt dat hij zich niet deze maatregel(en) zal houden,
dan kan de burgemeester een hond tijdelijk in beslag nemen om een risico-onderzoek als bedoeld in artikel 5 van dit protocol te laten uitvoeren om te beoordelen hoe gevaarlijk de hond is.
- a.
-
3. Als uit dit onderzoek blijkt dat de hond niet veilig bij zijn eigenaar of houder teruggeplaatst kan worden, dan wordt de hond definitief in beslag genomen.
-
4. Als uit het onderzoek blijkt dat de hond niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken vertoont, waardoor herplaatsen eveneens niet veilig mogelijk is, kan de burgemeester besluiten om de hond door een gediplomeerd dierenarts te laten inslapen. De burgemeester gaat niet tot het laten inslapen van de hond over, voordat een tweede risico-onderzoek is uitgevoerd en de uitkomst hiervan de conclusie bevestigt dat er geen minder vergaande maatregelen mogelijk zijn om nieuwe bijtincidenten te voorkomen.
- f.
De kosten voor vervoer, opvang, het risico-onderzoek/de risico-onderzoeken en eventueel het inslapen van de hond moeten door de eigenaar of houder worden betaald.
- f.
Artikel 7 Inbeslagname op grond van de Gemeentewet
In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige acute situaties die vrees voor verstoring van de openbare orde opleveren, is het mogelijk om van dit protocol af te wijken en kan de burgemeester op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet het bevel geven om per direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond. Artikel 6, tweede tot en met vierde lid van dit protocol zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8 Slotbepalingen
-
1. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Midden-Delfland’.
-
2. Het stappenplan behorende bij deze beleidsregel is als bijlage 1 toegevoegd.
-
3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.
Ondertekening
Schipluiden, 8 april 2025
De burgemeester,
Fenna Noordermeer
Bijlage 1 Uitwerking stappenplan bijtincidenten
Stap 1: Registratie van bijtincidenten
De gemeente kan op verschillende manieren op de hoogte raken van (mogelijke) bijtincidenten.
Zo kunnen inwoners en bezoekers bij de gemeente melding doen van een bijtincident via veiligheid@middendelfland.nl. Ook kunnen inwoners verzoeken om een hond een
kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod op te leggen. In beide gevallen vindt er overleg met de politie plaats.
Bij ernstige of zeer ernstige bijtincidenten kan er bij de politie aangifte worden gedaan als er sprake is van een strafbaar feit volgens het Wetboek van Strafrecht. Met toestemming van de aangever maakt de politie eventueel een bestuurlijke rapportage op en stuurt deze aan de gemeente.
Het is belangrijk dat de melder zoveel mogelijk van onderstaande gegevens doorgeeft aan de gemeente (melding) en de politie (aangifte):
- •
Personalia eigenaar of houder;
- •
Personalia benadeelde partij;
- •
Personalia getuige(n);
- •
Indien van toepassing gegevens slachtoffer;
- •
Indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens;
- •
Indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object;
- •
Aard en omvang van letsel en schade;
- •
Omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;
- •
Voor zover bekend aan de melder: gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens;
- •
Of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond;
- •
Of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn.
Bij een aangifte zal de informatie vanuit de politie worden verstuurd met een rapportage naar het e-mailadres veiligheid@middendelfland.nl van het team Openbare orde en Veiligheid.
Stap 2: Beoordeling van het bijtincident
Na het verzamelen van de gegevens door de gemeente of politie wordt het incident door de beleidsmedewerker veiligheid beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden. De beleidsmedewerker veiligheid hanteert bij de kwalificatie van bijtincidenten de begripsbepalingen uit artikel 1 van het protocol. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan opgetreden.
Stap 3: Waarschuwingsbrief
De burgemeester stuurt na een eerste licht bijtincident een waarschuwing naar de eigenaar/houder van de hond. In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door uit voorzorg de hond kort aan te lijnen en te muilkorven op openbaar gebied of het plaatsen van een deugdelijke omheining of het volgen van een gedragstraining. Een voorbeeldbrief van een waarschuwing is opgenomen in de bijlage.
Bestuursrechtelijk traject
Afhankelijk van de ernst van het bijtincident kan gestart worden met het bestuurlijk traject. Het is mogelijk om het bestuurlijk traject naast het civielrechtelijke of het strafrechtelijke traject te laten lopen.
Stap 4: Voornemen tot opleggen aanlijngebod en/ of muilkorfgebod
Als de gemeente op grond van een melding of rapport (van de politie) op de hoogte raakt van een ernstig of zeer ernstig bijtincident of een herhaling van een licht bijtincident, wordt het incident besproken met de burgemeester. De burgemeester kan de hond die het bijtincident heeft veroorzaakt schriftelijk aanwijzen als een gevaarlijke hond. De burgemeester stuurt vervolgens het voornemen tot het opleggen van een kort-aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond aan de eigenaar of houder van de hond. Een voorbeeld van het voornemen is opgenomen in de bijlage.
Binnen tien kalenderdagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen. Deze termijn van tien dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht. Is de houder/ eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Als hij een dergelijke gedragstest wil laten uitvoeren, dan geeft hij dat binnen de termijn van tien kalenderdagen aan de burgemeester aan. De burgemeester geeft de eigenaar of houder alsdan een aanvullende termijn waarbinnen het rapport van de gedragstest rechtstreeks van de toetsende instantie moet zijn ontvangen
Een gedragstest is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid). Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring, zoals een door de Raad van Beheer op kynologisch gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.
Stap 5: Besluit tot opleggen van kort aanlijngebod en/ of muilkorfgebod
Na afloop van de hiervoor bedoelde zienswijzetermijn en de eventuele aanvullende termijn, wordt een eventuele zienswijze en eventuele gedragstest betrokken bij het nemen van het definitieve besluit. Dit kan een kort aanlijn‐ en/of muilkorfgebod zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond binnen de in de brief aangegeven tijd worden aangelijnd en/of een muilkorf dragen.
Bij een ernstig of zeer ernstig bijtincident kan er voor de burgemeester ook aanleiding zijn om uit eigen beweging nader onderzoek te gelasten (gedragstest). Voor de ernstige of herhaalde overtreding kan sprake zijn van maatschappelijke onrust binnen een wijk of directe omgeving. Om deze onrust weg te nemen is het soms van belang dat er maatregelen worden genomen. Als daar niet vrijwillig aan meegewerkt wordt door de eigenaar of houder van de hond, kan op dat moment ook inbeslagname van de hond aan de orde zijn.
Een kort-aanlijn‐ en/of muilkorfgebod worden in principe opgelegd voor onbepaalde tijd.
Een besluit tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond is een besluit in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaat. De eigenaar/houder van de hond kan binnen zes weken bezwaar maken tegen het besluit en een verzoek tot voorlopige voorziening indienen.
Aan dit besluit wordt een dwangsom gekoppeld bij een eventuele overtreding van het besluit bij een volgend vastgesteld bijtincident. Een voorbeeldbrief van een besluit tot het opleggen van een aanlijngebod en/of een muilkorfgebod met dwangsom is opgenomen in de bijlage 5.
Stap 6: Dwangsom verbeuren bij overtreding van het besluit
Als het besluit door de eigenaar/houder wordt genegeerd of overtreden, riskeert men het verbeuren van een dwangsom die mag worden ingevorderd. Van een overtreding is sprake als er een ondeugdelijke, te korte lijn en/of ondeugdelijke muilkorf wordt gebruikt of als in zijn geheel geen lijn en/of muilkorf wordt gebruikt.
De hoogte van de dwangsom dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Het geschonden belang in deze is de veiligheid van inwoners, hun gasten en hun dieren. Zij moeten zich zonder gebeten te worden vrijelijk in de openbare ruimte kunnen bewegen.
De beoogde werking van de dwangsom is het opvolgen van het opgelegde aanlijn‐ en/of muilkorfgebod. De hoogte van de dwangsom bij bijtincidenten die zijn voorgekomen na het opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod bedraagt € 500,‐ per geconstateerde overtreding met een totaal van maximaal €1.500,‐.
Een invorderingsbeschikking is ook een besluit in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep open staat.
De eigenaar/houder van de hond loopt ook het risico op een eventuele strafrechtelijke boete van de politie. Overtreding van artikel 2:59, 2:59a en/ of 2:60 van de APV kan op grond van het bepaalde in artikel 6:1 van de APV worden bestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Een voorbeeldbrief van de dwangsomaanschrijving na een overtreding van de APV is opgenomen in de bijlage.
Stap 7: Bestuursdwang
7.1 (on)Vrijwillig afstand doen
Na een ernstig of een zeer ernstig bijtincident verstuurt de burgemeester een brief naar de eigenaar of houder van hond met de mededeling dat zijn of haar hond als gevaarlijk is aangewezen. Hierin wordt de eigenaar of houder gevraagd of hij vrijwillig afstand van de hond wil doen.
In de in artikel 6, tweede lid, van het protocol genoemde gevallen kan er door de burgemeester bestuursdwang worden toegepast. Ditbestaat uit onvrijwillige inbeslagname van de hond op grond van artikel 5:29, eerste lid, van de Awb.
Als er al een last onder dwangsom is opgelegd, maar deze niet het gewenste effect sorteert (dit gaat om de gevallen genoemd in artikel 6, tweede lid, aanhef en onder d en e), wordt deze stopgezet voor zover het maximale dwangsom bedrag nog niets is verbeurd. Het eventueel verbeurde openstaand bedrag kan alsnog ingevorderd worden. Er wordt gestart met een nieuwe herstelsanctie, namelijk het opleggen van bestuursdwang. Afhankelijk van het geval zijn er twee grondslagen voor toepassing van de bestuursdwang te weten bestuursdwang op grond van artikel 5:31 van deAwb of op basis van artikel 172 van de Gemeentewet.
Belangrijk verschil met inbeslagname op grond van artikel 5:31 van de Awb en spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester:
- •
Er is sprake van een concreet en actueel gevaar voor de openbare orde;
- •
Er zijn geen andere, minder vergaande maatregelen aanwendbaar;
- •
De toepassing moet voortvarend plaatsvinden.
Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, als gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar of houder of verzorger van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar of bagatelliseert bijvoorbeeld het incident of geeft te kennen dat hij zich er niet voor verantwoordelijk voelt als zijn hond bijt. Dan bljkt uit het dossier dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt en er mede daardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat.
In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende overtreding, zal na inbeslagname zoals aangegeven nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond terug kan naar de eigenaar, houder of verzorger of elders herplaatst moet worden of – als vaststaat dat herplaatsing niet tot de opties behoort - geëuthanaseerd moet worden.
7.2 Bestuursdwang op grond van artikel 5:29 en 5:31 van de Awb
Op grond van artikel 5:2, eerste lid, onder b, in combinatie met artikel 5:21, van de Awb is een bestuursorgaan bevoegd om maatregelen te nemen die strekken tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Zo nodig kunnen er hiertoe spoedmaatregelen worden genomen (artikel 5:31 van de Awb).
Bij bijtincidenten is de situatie veelal dermate spoedeisend dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. Spoedeisende bestuursdwang kan bijvoorbeeld worden toegepast indien inbeslagname van de hond noodzakelijk is, maar er op het moment van de overtreding niet direct sprake is van verstoring is van de openbare orde.
7.3 Bestuursdwang op basis van artikel 172 van de Gemeentewet
De burgemeester is op grond van artikel 172 Gemeentewet bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van de hond bijvoorbeeld als de eigenaar of houder van een hond die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen en handelt in strijd met een opgelegd kort aanlijn- en/of muilkorfgebod, of artikel 2:59, 2:59a of vervolgens de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van (zeer) ernstig letsel of ernstige gevolgen.
7.4 Werkwijze in beslag genomen honden
Het is de taak van de gemeente om een instantie te regelen die de gevaarlijke hond in beslag kan nemen en vervoeren.
De hond wordt ondergebracht op een geheime locatie. De hondenopvang vervoert de hond naar de geheime locatie. De hond wordt vervolgens getest door een gedragsdeskundige die voldoet aan de voorwaarden uit artikel 5, eerste lid, van het protocol. De kosten van vervoer, verblijf en test van de hond komen voor rekening van de eigenaar, houder of verzorger van de hond.
De gemeente kan dit op twee manieren organiseren:
- 1.
De politie beschikt over een team surveillance honden die geschikt is om deze taken uit te voeren. De gemeente overlegt met de politie of team surveillance honden kan worden ingezet. Dit overleg vindt plaats op het moment dat er een hond in beslag moet worden genomen. Als de hondenbrigade wordt ingeschakeld dan krijgt de hondenbrigade van de burgemeester een bevel tot inbeslagname. De hondenbrigade gaat direct ter plaatse over tot inbeslagname van de hond.
- 2.
Is de hondenbrigade niet beschikbaar kan de gemeente ervoor kiezen om via het team Inbeslaggenomen goederen en dieren van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) dit te organiseren. Zij zorgen voor een locatiehouder. Met de locatiehouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld wordt, bijvoorbeeld via de dierenambulance.
Nadat een hond (tijdelijk) in beslag is genomen, zal nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolg besluitvorming. Dit zogenaamde risico-assessment dient altijd te worden afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester dan wel door een andere erkende en gediplomeerde onderzoeker of faculteit. Doel van dit onderzoek is om te bepalen of de hond veilig terug zou kunnen naar zijn eigenaar of houder, of – als dat niet mogelijk is- elders veilig herplaatst kan worden, of – als dat ook niet mogelijk is geëuthanaseerd moet worden. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het laten testen van de hond. De kosten van bestuursdwang zijn op grond van artikel 5:25 Awb verhaalbaar op de overtreder, in dit geval de eigenaar of houder van de hond.
Euthaniseren
Bij overtreding van een aanlijn- en muilkorfgebod is een burgemeester bevoegd de betreffende hond in beslag te nemen, om zo een herhaling van die overtreding en het daarmee veroorzaakte gevaar voor de veiligheid van de omgeving te voorkomen (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514.
Verder heeft de ABRvS in haar uitspraak van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4083, overwogen dat artikel 5:29 en 5:30 van de Awb gaan over de toepassing van bestuursdwang door het meevoeren en opslaan van zaken. Op grond van artikel 3:2a, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, zijn dieren geen zaken, maar zijn bepalingen met betrekking tot zaken wel op dieren van toepassing met inachtneming van de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen, alsmede de openbare orde en de goede zeden. De toepassing van artikel 5:30, vijfde lid, van de Awb op dieren wordt in het geval van honden beperkt door artikel 2.10 van de Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 1.9 van het Besluit houders van dieren. Op grond van die bepalingen is het verboden om honden te doden. Een uitzondering op dat verbod is het in artikel 1.10, aanhef en onder e, van het Besluit houders van dieren genoemde geval, waarin een dier niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken vertoont. Dat betekent dat, nu de burgemeester bevoegd is om een gevaarlijke hond in beslag te nemen, hij op grond van artikel 5:30 van de Awb bevoegd is om een hond te laten inslapen wanneer deze hond niet te corrigeren gevaarlijk gedrag vertoont, aldus de ABRvS.
Het laten inslapen van een hond is een vergaande maatregel. Het laten inslapen moet worden gezien als een ultimum remedium. Aan de motivering van het besluit om een dier te laten inslapen moeten dan ook hoge eisen worden gesteld. Daarom wordt er altijd een tweede risico-onderzoek uitgevoerd. Er wordt alleen overgegaan tot het laten inslapen als dit tweede risico-onderzoek bevestigt dat de hond niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken vertoont en dat er geen minder vergaande maatregelen mogelijk zijn om nieuwe bijtincidenten te voorkomen.
Afwijken van beleid
In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor het bestuursorgaan mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.
Redenen voor een lichtere vorm kunnen zijn:
- •
Het gevolgd hebben van een gedragscursus voor de desbetreffende hond.
- •
Maatregelen treffen, zoals de hond altijd aangelijnd uitlaten.
- •
De reden voor het bijtincident is gelegen in zelfverdediging van de hond.
Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:
- •
Als de eigenaar het incident bagatelliseert.
- •
Als de eigenaar door woorden of gedragingen te kennen geeft zich niet verantwoordelijk te voelen voor het bijtincident.
- •
Als de eigenaar de hond heeft aangezet tot bijten.
Bij afwijking van het beleid, wordt dit goed gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.
Strafrechtelijk traject
Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425 onder ten 1e of ten 2e Wetboek van Strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie van het Openbaar Ministerie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.
Civielrechtelijk traject
Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade‐incident. Politie of de gemeente verwijst overtreder en slachtoffer van het bijtincident naar rechtshulpverlener voor de civielrechtelijke mogelijkheden of adviseert partijen om het schade‐incident onderling te regelen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl