Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738060
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738060/1
Verordening Leerlingenvervoer Stichtse Vecht 2025
Geldend van 15-04-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening Leerlingenvervoer Stichtse Vecht 2025De raad van de gemeente Stichtse Vecht,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,
gehoord de commissie Sociaal Domein d.d. 11 maart 2025, en gelet op:
- •
artikel 149 van de Gemeentewet;
- •
artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs;
- •
artikel 4 van de Wet op de expertisecentra;
- •
artikel 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
b e s l u i t :
vast te stellen de
Verordening Leerlingenvervoer Stichtse Vecht 2025
Inleiding
Deze verordening geeft gemeentelijke regels over het vervoer naar school. Het is de taak van de gemeente om haar ouders daarbij te helpen. De gemeente houdt zich hierbij aan de volgende wetten:
- •
Wet op het primair onderwijs;
- •
Wet op de expertisecentra;
- •
Wet op het voortgezet onderwijs;
- •
Gemeentewet.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de situatie van de leerling en ouders en het VN Kinderverdrag. De gemeente gaat daarbij uit van de menselijke maat en vertrouwen, waarbij de gemeente de kinderen en ouders vanuit een positieve insteek benadert. Er is respect voor de ander. Hierbij hoort ook het vertrouwen dat de inwoner en haar/zijn netwerk zelf tot oplossingen (kunnen) komen. De gemeente gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners. Zo nodig krijgen ze daarbij ondersteuning vanuit het netwerk, maatschappelijke organisaties en/of gemeente. Het zelfoplossend vermogen en de zelfredzaamheid worden ondersteund. Zoveel als mogelijk is die ondersteuning altijd gericht op het (terug) krijgen van die regie. De gemeente doet wat nodig is en levert maatwerk. Dit sluit naadloos aan op de gemeentelijke dienstverleningsvisie en de organisatievisie.
1 Algemene bepalingen
1.1 Begrippen
In deze verordening staan de volgende begrippen:
- a.
aangepast vervoer: door de gemeente georganiseerd vervoer;
- b.
afstand: de afstand gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende berijdbare en veilige weg van huis naar school;
- c.
begeleider: ouder(s) of persoon die ouders inzetten om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;
- d.
buitenschoolse opvang: de buitenschoolse opvang van de leerling, bedoeld in artikel 1.1, van de Wet kinderopvang, waar de leerling voor het begin van de lestijd of na het einde van de lestijd op school is. Ook wordt hieronder verstaan andere vormen van naschoolse opvang, zoals opvang bij familieleden of andere personen uit het sociale netwerk van de ouder;
- e.
deskundige: onafhankelijk medisch, psychiatrisch, psychologisch, pedagogisch of verkeerskundig deskundige. De deskundige is geen huisarts;
- f.
dichtstbijzijnde toegankelijke school: de school die het meest dichtbij is en toegankelijk is als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra. Verder geldt dat er plaats op de school moet zijn en dat het een school moet zijn die aansluit op de godsdienst of levensbeschouwing van de ouders of de meerderjarige leerling. Het samenwerkingsverband kan een advies geven over wat de dichtstbijzijnde toegankelijke school is die passend is voor de leerling;
- g.
eigen vervoer: vervoer met eigen motorvoertuig of (elektrische) fiets dat onder eigen verantwoordelijkheid plaatsvindt;
- h.
leerling met een beperking: een leerling, die door een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking niet, of niet zelfstandig van het Openbaar Vervoer gebruik kan maken;
- i.
gemeente: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht;
- j.
inkomen: inkomensgegevens als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;
- k.
leerling: die op een school zit als bedoeld in deze verordening en woont in de gemeente Stichtse Vecht;
- l.
Openbaar Vervoer: personenvervoer dat openbaar toegankelijk is en waarvan iedereen gratis of tegen betaling gebruik van kan maken;
- m.
opstapplaats: de opstapplaats bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van deze Verordening;
- n.
ouders: met gezag over de leerling belaste ouders, pleegouders, voogden of verzorgers van de leerling, of indien van toepassing de meerderjarige en handelingsbekwame leerling;
- o.
reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de start van de schooldag volgens de schoolgids, min maximaal 10 minuten, als de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein meestal eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, of de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het Openbaar Vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer;
- p.
retourreis: heen- en terugreis;
- q.
samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs;
- r.
school:
- 1°.
Basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;
- 2°.
School voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of
- 3°.
School voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020;
- 1°.
- s.
schoolvakantie: vakantie waarvan de datum in de schoolgids staat;
- t.
stage: praktische leertijd bij de beroepsopleiding;
- u.
structurele beperking: een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking die langer dan 6 maanden duurt;
- v.
vervoersvoorziening:
- 1°.
vergoeding van fietsvervoer voor de leerling en als het nodig is voor de begeleider van de leerling;
- 2°.
vergoeding van Openbaar Vervoer voor de leerling en als het nodig is voor de begeleider van de leerling;
- 3°.
vergoeding van (een deel van) de vervoerkosten van de leerling en als het nodig is voor de begeleider van de leerling; of
- 4°.
aanbieding van aangepast vervoer voor de leerling en als het nodig is voor de begeleider van de leerling;
- 1°.
- w.
wet: artikel 4, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
- x.
woning: woning waar de leerling feitelijk en structureel verblijft.
2 De aanvraag
2.1 Aanvraag
-
1. Een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor een leerling kan de ouder indienen via een (digitaal) aanvraagformulier van de gemeente. Het aanvraagformulier moet volledig worden ingevuld en ondertekend.
-
2. De ouder moet duidelijk uitleggen waarom leerlingenvervoer nodig is. De aanvraag moet worden onderbouwd met een advies van een deskundige. Heeft de inwoner geen advies van een deskundige gevoegd bij de aanvraag, dan kan de gemeente een deskundig advies opvragen. Bij elke nieuwe aanvraag moet de inwoner een nieuw advies aan de gemeente geven, behalve als de gemeente besluit dat dit niet nodig is. Een nieuw advies is bijvoorbeeld niet nodig als uit een eerder advies blijkt dat het niet aannemelijk is dat de situatie van de leerling verandert.
-
3. Als dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan de gemeente aan de ouder vragen om extra gegevens op te sturen.
-
4. Aanvragen voor leerlingenvervoer voor het nieuwe schooljaar mogen pas worden ingediend vanaf 1 april voorafgaande aan het nieuwe schooljaar. Aanvragen die vóór 1 april worden ingediend zijn niet geldig.
-
5. De gemeente kan besluiten dat het niet nodig is om elk jaar een aanvraag in te dienen.
2.2 Onderzoek
-
1. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling en eventueel een begeleider, onderzoekt de gemeente in elk geval:
- a.
is de school waar de leerling naar toe gaat of naar toe wil gaan de dichtstbijzijnde toegankelijke school;
- b.
wat is de afstand tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school;
- c.
wat kan de leerling zelf zonder hulp van de gemeente;
- d.
wat kan (kunnen) de ouder(s) en het sociale netwerk zelf zonder hulp van de gemeente;
- e.
op welke vervoersvoorziening heeft de leerling recht;
- f.
Welk bedrag moet(en) de ouder(s) zelf betalen.
- a.
-
2. Het onderzoek als bedoeld in het eerste lid kan als de ouder of gemeente dat wil later opnieuw plaatsvinden.
-
3. De ouder en de leerling werken mee aan het onderzoek van de deskundige.
-
4. Om een goede belangafweging te maken betrekt de gemeente de informatie die gegeven wordt door ouders, school en deskundigen die de leerling en zijn belang goed kennen om te komen tot passend vervoer.
-
5. Als de leerling bereid is zijn mening te uiten betrekt de gemeente de mening van de leerling bij het onderzoek.
2.3 Inzet deskundige
Vindt de gemeente het noodzakelijk of twijfelt de gemeente aan het advies van de deskundige dat bij de aanvraag door de ouder is opgestuurd (artikel 2.1, tweede lid van deze Verordening)? Dan vraagt de gemeente een andere deskundige om advies uit te brengen. Dit advies (deskundig oordeel) gebruikt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
2.4 Ingangsdatum voorziening
Als een leerling een vervoersvoorziening krijgt, bepaalt de gemeente op de volgende manier de ingangsdatum:
- a.
als het gaat over een vergoeding: de ingangsdatum is de dag waarop de ouder de vergoeding heeft aangevraagd maar niet eerder dan de datum waarop de gemeente de aanvraag heeft ontvangen;
- b.
als het gaat over aangepast vervoer: de ingangsdatum is de dag die zo dicht mogelijk ligt bij de datum die de ouder heeft aangevraagd.
2.5 Besluit
-
1. Krijgt de ouder een vervoersvoorziening? Dan bepaalt de gemeente op welke manier, dag en tijd de ouder de vervoersvoorziening krijgt, hoe de vergoeding wordt uitbetaald, en voor welke periode de ouder de vervoersvoorziening krijgt. De ouder ontvangt hierover een besluit.
-
2. De ouder ontvangt ook een besluit bij een afwijzing van de vervoersvoorziening.
-
3. De gemeente kan meer precieze voorwaarden stellen wanneer de ouder een vervoersvoorziening krijgt.
-
4. Als de gemeente het nodig vindt krijgt de leerling een vervoerstraining.
3 Beoordelingscriteria
3.1 Dichtstbijzijnde toegankelijke school
Bij de beoordeling van het recht op leerlingenvervoer gaat de gemeente uit van de dichtstbijzijnde toegankelijke school.
3.2 Verantwoordelijkheid ouders
Ouders zijn verantwoordelijk voor het naar school gaan van hun kinderen. De regels in deze verordening ondersteunen dit uitgangspunt. Dit geldt ook voor werkende (alleenstaande) ouders. Er wordt geen leerlingenvervoer gegeven als het werk van de (alleenstaande) ouder de enige reden is voor de aanvraag.
3.3 Algemene bepalingen
-
1. De gemeente kan aan de ouder een vervoersvergoeding toekennen, waarbij de uitgangspunten uit deze verordening gelden. De vervoersvoorziening is niet duurder dan nodig en duurt niet langer dan nodig.
-
2. De ouder is verantwoordelijk om, als dat nodig is, te zorgen voor een begeleider.
-
3. Ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun minderjarige kind(eren) tijdens het reizen in het aangepast vervoer. Voordat er gevolgen aan onacceptabel gedrag worden verbonden wordt nagegaan of het gedrag verwijtbaar is. Bepaalde aandoeningen kunnen met zich meebrengen dat dit niet het geval is. In dit geval wordt door de gemeente beoordeeld of een andere vervoersvoorziening meer passend is, bijvoorbeeld eigen vervoer.
-
4. Bij het kiezen van het vervoer wordt in deze volgorde gekeken of vervoer, met of zonder begeleiding, mogelijk is:
- a.
met de (elektrische) fiets;
- b.
met het Openbaar Vervoer;
- c.
met eigen vervoer;
- d.
met aangepast vervoer.
- a.
3.4 Afwijzingsgronden
-
1. Er wordt geen vervoersvoorziening gegeven als de afstand van het huis naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school kleiner is dan:
- a.
zes kilometer voor kinderen in het basisonderwijs en speciaal (basis)onderwijs;
- b.
tien kilometer voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal voortgezet onderwijs.
Deze regels gelden niet voor leerlingen met een beperking.
- a.
-
2. Er wordt geen vervoersvoorziening gegeven voor basisonderwijs, tenzij de leerling door een lichamelijke, psychische, verstandelijke of zintuiglijke beperking niet zelfstandig gebruik kan maken van het Openbaar Vervoer (zoals staat in artikel 8.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020).
-
3. Er wordt geen vervoersvoorziening gegeven voor voortgezet onderwijs, tenzij de leerling door een lichamelijke, psychische, verstandelijke of zintuiglijke beperking niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer (zoals staat in artikel 8.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020).
-
4. Er wordt geen vervoersvoorziening gegeven in de volgende gevallen:
- a.
de leerling is in het verleden voor meer dan drie maanden geschorst in het vervoer;
- b.
de ouder weigert de eigen bijdrage te betalen;
- c.
de ouder of leerling weigert mee te werken aan een traject om zelfstandig reizen te leren;
- d.
de ouder weigert mee te werken aan een onderzoek naar het recht op een vervoersvoorziening.
- a.
3.5 Andere oplossing
Als de leerling recht heeft op een volledige of gedeeltelijke vergoeding voor de reiskosten vanuit een andere regeling, telt de gemeente deze vergoeding mee bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding volgens deze verordening. Of de gemeente brengt dit bedrag als eigen bijdrage in rekening. De ouder moet de gemeente informeren over andere vergoedingen die hij of zij ontvangt.
3.6 Aanwijzing opstapplaats
-
1. De gemeente kan een opstapplaats aanwijzen van waaruit de leerling het aangepast vervoer gebruikt.
-
2. De ouders zorgen ervoor dat de leerling naar de opstapplaats wordt begeleid, als dit nodig is.
-
3. De gemeente wijst geen opstapplaats aan als de ouder voldoende aan kan tonen dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden.
3.7 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
-
1. Volgens de wet krijgt de leerling een vervoersvoorziening voor de afstand tussen het huis of de opstapplaats en de dichtstbijzijnde school die voor de leerling toegankelijk is.
-
2. Er wordt ook een vervoersvoorziening gegeven voor de afstand tussen de woning of de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke Speciale school voor Basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is. Als de leerling vanwege een specifieke onderwijsbehoefte, zoals bij hoogbegaafdheid, van de leerling een vervoersvoorziening aanvraagt naar een school op een grotere afstand, dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, wordt deze alleen toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
de afstand tussen de woning en de school voldoet aan het afstandscriterium als bedoeld in het eerste lid van deze Verordening;
- b.
het betreft een school die voorziet in een specifieke onderwijsbehoefte en niet in een onderwijsmethode zoals Montessori of Jenaplan;
- c.
de ouder heeft voldoende aangetoond wat de specifieke en noodzakelijke onderwijsbehoefte van de leerling is; en
- d.
samen met de dichtstbijzijnde school en het betrokken samenwerkingsverband heeft de ouder aangetoond dat de dichtstbijzijnde school niet geschikt is, omdat deze het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod niet kan bieden.
- a.
3.8 Schooltijden en wachttijden
-
1. Het aangepast vervoer vindt plaats in aansluiting op de schooldagen en schooltijden die zijn opgenomen in de schoolgids van het lopende schooljaar van de school die de leerling bezoekt.
-
2. Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan de gemeente besluiten een wachttijd van één of meerdere klokuren in te stellen, om het aangepast vervoer zo efficiënt mogelijk in te zetten. Als de ouder dat wil kan hij in deze situatie een kilometervergoeding krijgen voor de kosten van het eigen vervoer volgens de voorwaarden die staan in artikel 5.3 van deze Verordening.
-
3. Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden wordt niet georganiseerd, tenzij de ouder naar het oordeel van de gemeente toereikend bewijs overlegt waaruit blijkt dat de structurele beperking van een leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt en de ouders het vervoer niet zelf kunnen organiseren. Er moet in dit geval sprake zijn van ernstige benadeling van het gezin door de inzet van eigen vervoer. De ouder krijgt bij gebruik van eigen vervoer een kilometervergoeding voor de kosten van het eigen vervoer volgens de voorwaarden die staan in artikel 5.3 van deze Verordening.
4 Bijzondere situaties
4.1 Tijdelijk verblijf buiten de gemeente
-
1. De gemeente kan een tijdelijke vervoersvoorziening van maximaal zes weken na inzet van het vervoer, wanneer een leerling door een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft. De voorwaarden hiervoor zijn:
- a.
de leerling blijft zijn eigen school bezoeken;
- b.
de school ligt binnen 100 kilometer van de tijdelijke woonplaats van de leerling;
- c.
voorafgaande aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, was er al een vervoersvoorziening op basis van deze verordening;
- d.
het is de bedoeling dat de leerling terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente.
- a.
-
2. Het besluit voor de vervoersvoorziening die is afgegeven vóór het tijdelijke verblijf wordt tijdelijk stopgezet vanaf de startdatum van het verblijf buiten de gemeente. Het besluit komt weer in werking zodra de leerling terugkeert naar de gemeente, tenzij de geldigheid van het besluit is verstreken.
-
3. Als de vervoersvoorziening bestaat uit aangepast vervoer kan de gemeente in overleg met de gemeente waar de leerling tijdelijk verblijft, besluiten dat de gemeente van het tijdelijke verblijf het vervoer verzorgt.
4.2 Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie bij verblijf in pleeggezin, internaat of gezinshuizen
-
1. De gemeente kan, op aanvraag, een vervoersvergoeding geven voor het vervoer in het weekend en tijdens de schoolvakanties aan ouders van een leerling die in de gemeente woont. Dit geldt voor leerlingen die vanwege Passend Speciaal Onderwijs of Voortgezet Speciaal Onderwijs in een internaat, pleeggezin of gezinshuis verblijven. De gemeente houdt hierbij rekening met de regels van de artikelen 3.3 en 3.5 van deze Verordening.
-
2. De gemeente vergoedt de kosten voor het vervoer van de leerling in het weekend. Dit betreft de reis van het internaat of pleeggezin/gezinshuis naar het huis van de ouders en weer terug, voor zover de weekenden niet vallen binnen de schoolvakanties zoals genoemd in het eerste lid. De vergoeding wordt eenmaal per weekeinde verstrekt.
-
3. De gemeente vergoedt de kosten voor het vervoer van de leerling tijdens de schoolvakanties. Dit betreft de reis van het internaat of pleeggezin/gezinshuis naar de ouders aan het begin van de vakantie en terug aan het einde van de vakantie.
-
4. De vergoeding is gebaseerd op de kosten van Openbaar Vervoer, volgens de regels van artikel 5.1 van deze Verordening.
-
5. Als de leerling door een structurele beperking of leeftijd niet zelfstandig kan reizen, vergoedt de gemeente ook de kosten voor het Openbaar Vervoer voor een begeleider. De vergoeding wordt vastgesteld volgens de regels van artikel 5.2 van deze Verordening.
-
6. De gemeente kan toestaan dat de ouders de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren. De vergoeding wordt dan bepaald op basis van de vervoersvoorziening waar de ouders recht op zouden hebben. De regels uit artikel 5.3 van deze Verordening zijn hierbij van toepassing.
-
7. De gemeente kent alleen aangepast vervoer toe voor weekeinde en vakantievervoer als:
- a.
Openbaar Vervoer helemaal niet beschikbaar is; of
- b.
het gaat om een leerling in het Voortgezet Speciaal Onderwijs, die in een internaat, pleeggezin of gezinshuis verblijft en door een structurele beperking niet zelfstandig, zelfs niet met een begeleider, gebruik kan maken van het Openbaar Vervoer.
- a.
4.3 Vervoersvoorziening naar stageadres
-
1. Als er recht is op een vervoersvoorziening naar school, kan op verzoek ook een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer naar een stageadres. De ouder moet hiervoor vooraf een stageovereenkomst overleggen.
-
2. De vervoersvoorziening naar een stageadres wordt, naast de voorwaarden voor vervoer naar school, alleen gegeven als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a.
de stage maakt deel uit van het onderwijsprogramma, zoals opgenomen in de schoolgids en het stagecontract;
- b.
de stagetijden komen overeen met de tijden in de schoolgids;
- c.
het stageadres ligt op de route van de woning, of de opstapplaats, naar de school.
- a.
-
3. De voorwaarde in het tweede lid, onder b, geldt niet als kan worden aangetoond dat dit niet mogelijk is. In dat geval kan de ouder een vergoeding krijgen voor de kosten van Openbaar Vervoer volgens de regels van artikel 5.1 van deze Verordening. Dit kan ook een vergoeding voor begeleiding volgens artikel 5.2 van deze Verordening zijn, of een kilometervergoeding voor eigen vervoer volgens de regels van artikel 5.3 van deze Verordening.
-
4. De voorwaarde in het tweede lid, onder c, geldt niet als de ouder kan aantonen dat een stageadres op de route van de woning, of opstapplaats, naar de school niet mogelijk is. In dat geval kan de ouder een vergoeding krijgen voor de kosten van Openbaar Vervoer volgens de regels van artikel 5.1 van deze Verordening. Dit kan ook een vergoeding voor begeleiding volgens de regels van artikel 5.2 van deze Verordening zijn, of een kilometervergoeding voor eigen vervoer volgens de regels van artikel 5.3 van deze Verordening.
4.4 Vervoer tussen de buitenschoolse opvang en de school
-
1. Als er al recht is op een vervoersvoorziening van de woning of opstapplaats naar school en terug, kan op verzoek ook een vervoersvoorziening worden gegeven voor het vervoer van de buitenschoolse opvang naar de school of andersom.
-
2. De vervoersvoorziening van de buitenschoolse opvang naar de school of terug wordt alleen gegeven als de buitenschoolse opvang op de route ligt van de school naar de woning of opstapplaats. Als dit niet het geval is, wordt er geen vervoersvoorziening voor de buitenschoolse opvang verstrekt, behalve een kilometervergoeding voor het eigen vervoer van de school naar de woning of opstapplaats. In dat geval gelden de regels van artikel 5.3 van deze Verordening.
4.5 Vervoerstraining
-
1. De gemeente kan, naast een vervoersvoorziening, ook een vervoerstraining inzetten om de zelfstandigheid van de leerling te vergroten. Na de training kan de leerling zonder vervoersvoorziening reizen of leren gebruik te maken van een meer passende en goedkopere vervoersoptie.
-
2. De gemeente kan de leerling toestemming geven om in een proefperiode van maximaal drie maanden te proberen om op een meer zelfstandige manier te reizen. Dit kan zonder het recht op de indicatie te verliezen, zolang de situatie niet verandert.
5 Vervoersvergoedingen
5.1 Vervoersvergoeding voor de leerling
-
1. Als de gemeente vindt dat de leerling in aanmerking komt voor een fietsvergoeding, krijgt de leerling een kilometervergoeding voor de afstand die per fiets wordt afgelegd. Deze vergoeding is de helft van de belastingvrije kilometervergoeding die algemeen gebruikelijk is, afgerond op een hele cent (€ 0,12 per 1 juli 2024). De hoogte van deze vergoeding wordt bepaald door de Belastingdienst.
-
2. Als de gemeente vindt dat de leerling in aanmerking komt voor een vergoeding voor het Openbaar Vervoer, krijgt de leerling een vergoeding op basis van de kosten van het Openbaar Vervoer. De gemeente houdt daarbij rekening met eventuele kortingen voor de leerling en het goedkoopste abonnement.
-
3. De hoogte van de fietsvergoeding en de vergoeding voor Openbaar Vervoer wordt door de gemeente vastgesteld voor één retourreis per dag.
5.2 Vervoersvergoeding voor de begeleider
-
1. De gemeente geeft een vergoeding voor de kosten van het vervoer per fiets of Openbaar Vervoer voor een begeleider van de leerling die recht heeft op een vervoersvergoeding, als:
- a.
de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft jonger dan negen jaar is;
- b.
de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft ouder dan negen jaar is en de gemeente vindt dat voldoende is aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het Openbaar Vervoer of de fiets gebruik te maken.
- a.
-
2. Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, wordt alleen de vergoeding voor het vervoer van één begeleider verstrekt.
-
3. De kilometervergoeding voor het fietsen is de helft van de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding, naar boven afgerond op een hele cent (€ 0,12 per 1 juli 2024). De hoogte van deze vergoeding wordt door de Belastingdienst bepaald..
-
4. Bij de vergoeding voor het Openbaar Vervoer houdt de gemeente rekening met eventuele kortingen voor de begeleider en het goedkoopste abonnement.
-
5. De hoogte van de fietsvergoeding en de vergoeding voor het Openbaar Vervoer wordt vastgesteld door de gemeente op basis van twee retourreizen per dag.
5.3 Vervoersvergoeding op basis van de kosten van door de ouders georganiseerd vervoer
-
1. Als de ouder(s) recht hebben op een vervoersvoorziening, wordt van hen verwacht dat ze hun kind(eren) zelf vervoeren of laten vervoeren, als dit leidt tot een goedkopere vervoersoptie. De verantwoordelijkheid voor het vervoer ligt hierbij bij de ouder(s).
-
2. Als ouders recht hebben op een vervoersvoorziening, kan de gemeente hen vragen om ook andere kinderen, die niet van hen zijn, te vervoeren of te laten vervoeren.
-
3. De vergoeding voor het zelf organiseren van het vervoer door ouders is de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding van € 0,23 per kilometer (vanaf 1 juli 2024). De Belastingdienst stelt deze belastingvrije kilometervergoeding vast.
-
4. De gemeente bepaalt de hoogte van de kilometervergoeding op basis van twee retourreizen per dag.
-
5. Ouders die meerdere leerlingen tegelijk zelf vervoeren of laten vervoeren, ontvangen een vergoeding voor de rit met de auto, niet per leerling.
-
6. Ouders die hun kind(eren) door andere ouders laten vervoeren, krijgen geen vergoeding als deze andere ouders al een vergoeding van de gemeente ontvangen voor het vervoer.
-
7. Als ouders samen met andere ouders een vervoersregeling organiseren, kan de gemeente, in afwijking van het derde lid, een speciaal tarief vaststellen als dit zorgt voor een goedkoper vervoersalternatief. De gemeente bepaalt het tarief in dit geval.
5.4 Aangepast vervoer
-
1. Aangepast vervoer is altijd collectief vervoer, tenzij de ouder kan aantonen dat collectief vervoer niet mogelijk is door beperkingen van de leerling.
-
2. De gemeente kan aangepast vervoer verstrekken als:
- a.
de leerling recht heeft op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 5.1 van deze Verordening, en de reistijd met Openbaar Vervoer naar school of terug, inclusief wachttijden en overstaptijden, langer is dan anderhalf uur. Als deze reistijd met aangepast vervoer 50% of minder van de reistijd per Openbaar Vervoer kan zijn, komt de leerling in aanmerking voor aangepast vervoer.
- b.
de leerling recht heeft op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 5.1 van deze Verordening en de gemeente oordeelt dat de leerling, zelfs met begeleiding, niet in staat is om de fiets of Openbaar Vervoer te gebruiken;
- c.
de leerling recht heeft op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 5.1 van deze Verordening en er geen Openbaar Vervoer beschikbaar is;
- d.
de gemeente vindt dat het niet mogelijk is om het vervoer door de ouders of anderen uit hun netwerk te regelen, of dat het vervoeren van de leerling ernstige benadeling voor het gezin zal veroorzaken;
- e.
de leerling recht heeft op een vergoeding volgens artikel 5.2 van deze Verordening, en de gemeente oordeelt dat het niet mogelijk is om de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk te laten begeleiden, of dat dit ernstige benadeling voor het gezin zal veroorzaken.
- a.
5.5 Vergoeding andere passende vervoersvoorziening
Als er recht is op een vervoersvoorziening, kan de gemeente, na overleg met de ouders, een (gedeeltelijke) vergoeding geven voor een andere geschikte en goedkopere vervoersoptie dan het Openbaar Vervoer naar school. Dit kan bijvoorbeeld een handbike, elektrische fiets of bakfiets zijn.
6 Bijdrage in de kosten
6.1 Drempelbedrag
-
1. Als een leerling een basisschool of speciale basisschool bezoekt en de ouders meer verdienen dan het bedrag van € 17.700,- zoals genoemd in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs, moeten de ouders de kosten betalen die gebaseerd zijn op de zone-indeling van het Openbaar Vervoer voor de afstand die in artikel 3.4, eerste lid, onder a, van deze Verordening is bepaald. Dit bedrag wordt afgetrokken van de vervoersvergoeding of, als het gaat om aangepast vervoer, aan de ouders in rekening gebracht.
-
2. Het in het eerste lid genoemde inkomensbedrag wordt vanaf 1 januari 1999 elk jaar aangepast aan de wijziging van het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers ten opzichte van het voorgaande jaar, Het bedrag wordt altijd afgerond op een veelvoud van € 450,-
-
3. Op verzoek van de ouders kan, bij een aantoonbare structurele inkomensdaling, in plaats van het eerste lid het actuele inkomen worden gebruikt.
-
4. Dit artikel geldt niet voor leerlingen met een beperking.
-
5. Dit artikel geldt niet voor de fietsvergoeding.
6.2 Draagkrachtafhankelijke bijdrage
-
1. Als een leerling een basisschool of speciale basisschool bezoekt die meer dan 20 kilometer van de woning ligt vanwege een keuze van de ouders, moeten de ouders een bijdrage betalen voor de vervoerskosten. Deze bijdrage is beschreven in artikel 4, elfde lid, van de Wet op het primair onderwijs en afhankelijk van het inkomen van de ouders. De bijdrage is maximaal gelijk aan de kosten van het vervoer.
-
2. De hoogte van het bedrag wordt per gezin berekend en is afhankelijk van het inkomen van de ouders. De bijdrage die ouders moeten betalen verschilt per inkomenscategorie en wordt jaarlijks vastgesteld. De bedragen per inkomenscategorie zijn:
Inkomen vanaf
Tot
Eigen bijdrage
0
€ 39.500
nihil
€ 39.500
€ 46.500
€ 185
€ 46.500
€ 54.000
€ 815
€ 54.000
€ 60.500
€ 1.510
€ 60.500
€ 69.500
€ 2.215
€ 69.500
€ 76.000
€ 2.970
€ 76.000
Voor elke € 5.000,- erbij
€ 710
-
3. De inkomensbedragen, genoemd in het tweede lid, worden vanaf 1 januari ieder jaar aangepast op basis van de wijziging van het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers ten opzichte van 1 januari van het voorgaande jaar. Het bedrag wordt altijd afgerond op een veelvoud van € 500,-.
-
4. De bedragen voor de eigen bijdrage, zoals genoemd in het derde lid, worden vanaf 1 januari ieder jaar aangepast op basis van de wijziging van het consumentenprijsindexcijfer voor vervoersdiensten, vergeleken met 1 januari van het voorgaande jaar. Het bedrag wordt altijd afgerond op een veelvoud van € 5,-.
-
5. Op verzoek van de ouders kan de gemeente, bij een aantoonbare structurele inkomensdaling, in plaats van het tweede lid, het actuele inkomen gebruiken.
-
6. Het drempelbedrag, genoemd in artikel 6.1 van deze Verordening, kan samen met de draagkrachtafhankelijke eigen bijdrage uit het eerste lid aan het gezin worden opgelegd.
-
7. Dit artikel geldt niet voor leerlingen met een beperking.
7 Rechtmatigheid
7.1 Doorgeven van wijzigingen
Ouders moeten veranderingen die invloed kunnen hebben op de toegewezen vervoersvoorziening direct schriftelijk aan de gemeente melden, met vermelding van de datum waarop de wijziging heeft plaatsgevonden.
7.2 Beëindiging, opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van de vervoersvoorziening
-
1. De gemeente kan een besluit tot toekenning van een vervoersvoorziening beëindigen, opschorten, herzien, of intrekken, als het vaststelt dat:
- a.
niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die in deze verordening staan;
- b.
het besluit is genomen op basis van onjuiste informatie, en als de juiste informatie bekend was, er een ander besluit genomen zou zijn;
- c.
de verstrekte vervoersvoorziening volgens de gemeente niet meer de beste vervoersvoorziening is;
- d.
ouders weigeren het drempelbedrag, zoals genoemd in artikel 6.1 van deze Verordening, te betalen;
- e.
ouders weigeren de draagkrachtafhankelijke eigen bijdrage bedoeld in artikel 6.2 van deze Verordening te betalen of dit niet betalen;
- f.
er sprake is van onaanvaardbaar gedrag van de leerling en/of ouder(s) tijdens het gebruik van het aangepast vervoer;
- g.
het vervoer van de leerling leidt tot een onveilige situatie voor de leerling zelf, andere reisgenoten of de chauffeur in het aangepast vervoer.
- a.
-
2. Als ouders ten onrechte een vervoersvoorziening hebben ontvangen, kan de gemeente de kosten hiervan terugvorderen, of verrekenen met een nog niet uitbetaalde vervoersvergoeding.
8 Slotbepalingen
8.1 Beslissing in gevallen waarin de regeling niet voorziet
In gevallen die gaan over leerlingenvervoer en waarin deze verordening niet voorziet, beslist de gemeente.
8.2 Hardheidsclausule
In bijzondere gevallen kan de gemeente, ten gunste van de ouders, afwijken van de regels over het leerlingenvervoer in deze verordening. Dit kan gebeuren nadat er, indien nodig, advies is gevraagd aan deskundigen.
8.3 Beleidsregels
De gemeente kan regels opstellen over de onderwerpen die in deze verordening staan. Deze regels geven aan hoe de gemeente met bepaalde bevoegdheden omgaat. De beleidsregels maken de regels uit de Verordening duidelijker en werken ze verder uit.
8.4 Intrekking oude regeling
De Verordening Leerlingenvervoer Stichtse Vecht 2015 wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.
8.5 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening gaat in op 1 april 2025.
-
2. Deze verordening wordt genoemd: Verordening Leerlingenvervoer Stichtse Vecht 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 april 2025.
De voorzitter,
De griffier,
Toelichting
In deze toelichting wordt alleen ingegaan op Hoofdstuk 6 “Bijdrage in de kosten”.
Van ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoeken kan in bepaalde gevallen, afhankelijk van het inkomen, een bijdrage worden gevraagd (zie de artikelen 6.1 en 6.2 van deze Verordening). Deze bijdrage kan worden verrekend met de eventuele vergoeding. Een wijziging in het inkomen van deze ouders heeft in principe geen invloed op de vergoeding van de vervoerskosten voor datzelfde jaar. Indien echter sprake is van een structurele daling in het inkomen van de ouders kan de gemeente, vooruitlopend op een komend schooljaar, de vergoeding aanpassen.
Artikel 6.1. Drempelbedrag
Eerste en tweede lid
Artikel 4, zevende lid, van de Wpo biedt de mogelijkheid een drempelbedrag bij ouders in rekening te brengen. De wetgever heeft bedoeld de ouders verantwoordelijk te laten zijn voor een bepaald deel van de (werkelijk gemaakte) kosten van het vervoer, de zogenaamde drempel.
Het bedrag wordt per leerling in rekening gebracht, tenzij ouders meer dan één eigen kind met het eigen vervoer vervoeren en hiervoor een kilometervergoeding ontvangen. Dan wordt er per auto een drempelbedrag geheven (ABRvS 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1959). Als een leerling slechts voor een deel van het schooljaar een vervoersvoorziening wordt toegekend, wordt het drempelbedrag naar evenredigheid in rekening gebracht. Dit geldt ook wanneer alleen voor de heen- of terugreis een vervoersvoorziening wordt toegekend, of voor enkele dagen per week.
Bij het drempelbedrag is de vergoeding in geld gekoppeld aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens, dat wil zeggen de afstand van de woning tot de school waarboven aanspraak kan bestaan op een vervoersvoorziening. Het drempelbedrag houdt in dat de kosten van het Openbaar Vervoer tot aan deze kilometergrens voor rekening van de ouders komen.
De kosten van het Openbaar Vervoer worden berekend op basis van de kosten die met de OV-chipkaart (of eventueel een andere, binnen de gemeente of regio geldende betaalmogelijkheid) zouden worden gemaakt, rekening houdend met kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden. Bij de vaststelling van de hoogte van het drempelbedrag is het niet van belang of de leerling daadwerkelijk gebruik maakt van het Openbaar Vervoer. Ook wanneer de leerling gebruik maakt van aangepast vervoer, of wanneer er geen Openbaar Vervoer aanwezig is, dienen de ouders de kosten van het Openbaar Vervoer over de afstand tot aan de door de gemeente gestelde kilometergrens zelf te dragen. In dat geval wordt uitgegaan van de meest gangbare, voor de leerling toegankelijke route, en gerekend met een OV-prijs die geldt binnen het betreffende vervoersgebied. De afstanden als genoemd in artikel 3.4 van deze Verordening worden aangehouden.
Doelgroep voor het drempelbedrag zijn de ouders van leerlingen van scholen voor basisonderwijs of speciale scholen voor basisonderwijs, die een gezamenlijk inkomen hebben dat boven een bepaalde grens uitkomt. Een uitzondering geldt voor leerlingen die wegens hun structurele beperking op ander vervoer dan Openbaar Vervoer zijn aangewezen, of vanwege een zodanige beperking niet zelfstandig van Openbaar Vervoer gebruik kunnen maken. Aan hun ouders mag geen drempelbedrag gevraagd worden.
Voor deze leerlingen geldt ook geen kilometergrens als voorwaarde voor een vervoersvoorziening. Aan ouders van leerlingen die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoeken kan geen drempelbedrag worden opgelegd, aangezien de Wec deze mogelijkheid niet biedt.
Indexatie
Voor de berekening van het geïndexeerde inkomen waarbij het drempelbedrag van toepassing is, wordt verwezen naar data van het CBS. Deze is te raadplegen via:
https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/82838NED/table
Aantonen van het inkomen
Als de gemeente zelf geen inzage kan verkrijgen in de inkomensgegevens kunnen aanvragers een kopie van de belastingaanslag sturen om het inkomen aan te tonen. Ouders kunnen ook een inkomensverklaring opvragen bij de belastingdienst. Wanneer ouders weigeren de gevraagde informatie over hun inkomen te verstrekken, wordt op grond van artikel 4:15 van de Awb de beslistermijn opgeschort tot de dag waarop de aanvraag met de ontbrekende gegevens is aangevuld, of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. In het laatste geval kan de gemeente besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De aanvragers worden hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld (zie artikel 2). Als het gezamenlijk inkomen van het peiljaar nog niet bekend is, kan het derde jaar voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar als voorlopig uitgangspunt worden gehanteerd. In een later stadium, als het inkomen van het peiljaar wel bekend is, kan een definitieve berekening worden gemaakt.
Structurele daling van inkomen
Wanneer het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door af te wijken van de verordening. Om te bepalen in welk geval het redelijk is van de peildatum af te wijken, dient artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering als richtsnoer.
Vierde lid
Het drempelbedrag is niet van toepassing op de ouders van leerlingen met een beperking, die niet zelfstandig met het Openbaar Vervoer kunnen reizen.
Artikel 6.2. Draagkrachtafhankelijke bijdrage
Artikel 4, elfde lid, van de Wpo biedt de mogelijkheid een bijdrage te vragen in de kosten van het vervoer, wanneer de afstand tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer is dan twintig kilometer. Deze bijdrage kan alleen worden gevraagd wanneer het een school voor regulier basisonderwijs betreft. De bijdrage is afhankelijk van de financiële draagkracht van de ouders. Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd wanneer het gaat om leerlingen die wegens hun structurele beperking op ander vervoer dan Openbaar Vervoer zijn aangewezen, of vanwege een zodanige beperking niet zelfstandig van Openbaar Vervoer gebruik kunnen maken. De draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven, in tegenstelling tot het drempelbedrag dat per leerling in rekening wordt gebracht.
Indexatie
Voor de berekening van het geïndexeerde inkomen waarbij het drempelbedrag van toepassing is, wordt verwezen naar data van het CBS. Deze is te raadplegen via:
https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/82838NED/table
Structurele daling van inkomen
Wanneer het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door af te wijken van de verordening. Om te bepalen in welk geval het redelijk is van de peildatum af te wijken, dient artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering als richtsnoer.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl