Verordening treasurystatuut Den Haag 2025

Geldend van 12-04-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Verordening treasurystatuut Den Haag 2025

de raad van de gemeente Den Haag,

gezien het voorstel van het college van 4 maart 2025,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de Verordening treasurystatuut Den Haag 2025:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bancaire infrastructuur:

het netwerk van huisbankier en overige banken;

- college:

college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

- concerncontroller:

de directeur van de Directie Middelen en Control (DMC) van de Bestuursdienst;

- cryptovaluta:

digitale ruilmiddelen waar geen (officiële) centrale tegenpartij, zoals een bank, aan te pas komt;

- decentrale overheden:

de openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onder a van de Wet fido;

- derivaten:

financiële instrumenten waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices;

- directeur:

de functionaris als bedoeld in artikel 1, van de Organisatieregeling Den Haag 2022;

- drempelbedrag:

een bedrag dat uitgezonderd is van de verplichting om in ’s-Rijks schatkist te worden aangehouden. Dit bedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam;

- EER:

Europese Economische Ruimte: alle landen van de Europese Unie, aangevuld met Liechtenstein, Noorwegen en IJsland;

- financiële onderneming:

een instelling als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Ruddo;

- financiering:

het aantrekken van benodigde financiële middelen voor de dekking van de vermogensbehoefte. Deze middelen kunnen uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen bestaan;

- financieringssteun:

het verstrekken van een gemeentelening aan de aanvrager of het borg staan ten behoeve van de aanvrager voor de rente- en aflossingsverplichtingen uit hoofde van een geldgeverslening die de aanvrager jegens de geldgever (bijvoorbeeld een bank) is aangegaan;

- geldmarkt:

markt waarop financiële transacties met een looptijd tot en met 1 jaar plaatsvinden;

- gemeente:

de gemeente Den Haag;

- investor relations:

financiële communicatie;

- kapitaalmarkt:

markt waarop financiële transacties met een looptijd van langer dan 1 jaar plaatsvinden;

- kasbeheer:

beheren van de geldstromen en de daaruit voortvloeiende saldi en kortlopende liquiditeitsposities;

- kasgeldlimiet:

de limiet als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet fido;

- koersrisico:

het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

- kredietrisico:

het risico op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van een tekort aan financiële middelen;

- lening:

een bepaald bedrag dat op een vooraf bepaalde termijn moet worden terugbetaald met rente;

- lidstaat:

staat als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Ruddo;

- liquiditeitsprognose:

een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomende en uitgaande geldstromen ingedeeld per tijdseenheid;

- liquiditeitsrisico:

het risico dat de gemeente niet tijdig kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen omdat zij geen (korte) financiering kan opnemen;

- liquiditeitenbeheer:

het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

- marktrisico:

het gevaar van schommelingen in de waarde van financiële activa door marktbewegingen;

- near banking:

lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten. Dit verbod, impliciet geregeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet Fido, is expliciet opgenomen in artikel 2a, eerste lid, van de Ruddo;

- (netto) vlottende schuld:

de korte schuld als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet fido

- open positie:

een positie in een financieel derivaat, waartegen nog geen onderliggende waarde (een variabele lening) is aangetrokken of waarvan de looptijd van het financieel derivaat langer loopt dan de onderliggende waarde;

- rating: 

beoordeling van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau, zoals Moody’s, Standard&Poors of Fitch;

- Ruddo:

Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

- renterisico:

het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

- renterisiconorm:

een bedrag als bedoeld in artikel 1, onder h, en artikel 5 en 6, eerste lid, van de Wet fido;

- rentevisie:

toekomstverwachting over de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd;

- risicobeheer:

omvat alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico's te weten renterisico's, kredietrisico's, koersrisico's, intern liquiditeitsrisico's en valutarisico's;

- saldobeheer:

het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

- schatkistbankieren:

het verplicht aanhouden van overtollige middelen, boven het drempelbedrag, in de schatkist als bedoeld in artikel 2 van de Wet fido en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;

- solvabiliteitsratio:

status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de EER aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegerekend. Een 0%-ratio houdt in dat een bank voor een desbetreffend papier geen (0%) reserves behoeft aan te houden;

- stablecoins:

cryptovaluta waarvan de waarde is gekoppeld aan een andere waarde, bijvoorbeeld normale valuta of goud;

- statuut:

het treasurystatuut;

- totaalfinanciering:

bij deze wijze van financiering zijn leningen niet gekoppeld aan specifieke uitgaven of investeringen, maar aan het saldo van wat de gemeente in totaal uitgeeft en binnenkrijgt;

- treasury:

onderdeel van de gemeentelijke organisatie waar de treasuryfunctie wordt uitgevoerd;

- treasurybeheer:

de uitvoering van het treasurybeleid, binnen de kaders van het treasurystatuut;

- treasurybeleid:

beleid bestaande uit de uitgangspunten, de doelstellingen, richtlijnen en voorwaarden, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie als bedoeld in de Algemene verordening financieel beheer en beleid Den Haag 2025;

- treasuryfunctie

de activiteiten zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene verordening financieel beheer en beleid Den Haag 2025;

- uitzetting:

het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

- valutarisico:

het risico dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen uitgedrukt in euro’s afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment (moment van afsluiten);

- vastrentende waarde:

vermogenstitel (openbare en onderhandse lening) met een vaste renteopbrengst;

- vaste schuld:

het gezamenlijke bedrag van de schuld uit hoofde van geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer en de voor een termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen;

- waardepapieren:

a. effecten, als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet toezichteffectenverkeer 1995; en

b. andere door de concerncontroller aan te wijzen papieren of stukken;

- Wet fido:

Wet financiering decentrale overheden;

- wettelijk kader:

de Gemeentewet, de Wet fido, Ruddo, het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

De Verordening treasurystatuut Den Haag 2025 is van toepassing op:

  • a.

    de gemeentelijke treasuryfunctie en geeft de doelstellingen van de Haagse treasury, de uitgangspunten van het treasurybeleid, de kaders voor de gemeentelijke financiering en risicobeheer, het gemeentelijke kasbeheer en de verantwoording via planning en control cyclus en de informatievoorziening van de treasury. Het treasurybeleid ondersteunt, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de publieke taak en biedt waarborgen voor de financiële continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn;

  • b.

    het gemeentebestuur, de treasury binnen de ambtelijke organisatie en de financieel toezichthouder, d.w.z. de provincie Zuid-Holland.

Hoofdstuk 2 Doelstellingen treasuryfunctie en uitgangspunten treasurybeleid

Artikel 2:1 Doelstellingen treasuryfunctie

De doelstellingen van de treasuryfunctie zijn:

  • a.

    het verkrijgen en handhaven van duurzame toegang tot (Europese) financiële markten tegen zo gunstig mogelijke condities en onder vermijding van ongewenste risico’s;

  • b.

    het onderhouden van goede investor relations met bestaande en potentiële financiers;

  • c.

    het beschermen van de opgenomen en uitstaande financiering, geldstromen en liquide middelen tegen financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, marktrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s (risicobeheer);

  • d.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten (rentekosten, provisies en kosten betalingsverkeer) bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • e.

    het optimaliseren van de renteresultaten binnen het wettelijke kader en binnen bepalingen van dit treasurystatuut;

  • f.

    het inrichten en handhaven van een kwalitatief hoogwaardig en veilig betalingssysteem;

  • g.

    het ondersteunen en adviseren van alle onderdelen binnen de gemeente met betrekking tot financiering en daaraan gerelateerde vraagstukken.

Artikel 2:2 Uitgangspunten treasurybeleid

  • 1. Bij de uitvoering van alle treasuryactiviteiten worden de interne procesbeschrijvingen, de regels en bepalingen van het wettelijke kader, de Verordening treasurystatuut Den Haag 2025 en de Regeling treasurybeheer Den Haag 2025 in acht genomen.

  • 2. Treasuryactiviteiten worden alleen uitgevoerd voor de uitoefening van de publieke taak en eigen activiteiten van de gemeente Den Haag of daarmee verbonden partijen.

  • 3. Het aantrekken van gelden, zonder een specifiek financieringsdoel of object, om deze vervolgens uit te lenen, met als doel extra rente-inkomsten te verkrijgen (near-banking), is niet toegestaan.

  • 4. De gemeente is geen financiële onderneming. Het verrichten van bancaire of bankachtige activiteiten is niet toegestaan, tenzij het voortkomt uit een wettelijke taak of publiek belang.

  • 5. De gemeente hanteert bij het financieren het systeem van totaalfinanciering.

  • 6. De gemeentelijke treasuryfunctie is ondergebracht bij DMC. Tot de treasuryfunctie behoren:

    • a.

      het beheer van renterisico’s en de gemeentelijke financiering, waaronder het saldo- en liquiditeitenbeheer en overige vermogenswaarden;

    • b.

      het beheren van de portefeuilles van opgenomen- en uitgezette geldleningen en het aantrekken en uitzetten van korte- en langlopende middelen binnen de kaders van dit statuut;

    • c.

      het beheren van de door het college verstrekte leningen en verleende garanties;

    • d.

      het beheer van gemeentelijke bankrekeningen en de daarbij behorende dienstverleningsovereenkomsten;

    • e.

      het zo goed en efficiënt mogelijk organiseren van de bancaire infrastructuur van het gemeentelijk betalingsverkeer en het toezicht daarop;

    • f.

      het inrichten van de treasuryorganisatie, de eigen administratie en informatievoorziening.

  • 7. Indien er sprake is van een financieringsbehoefte in een betreffend jaar, neemt het college , voorafgaand aan een begrotingsjaar, een separaat besluit over de financiering van de gemeentelijke bedrijfshuishouding en tot het aangaan van overeenkomsten op de geld- en kapitaalmarkt. Hierbij wordt de concerncontroller gemachtigd om tot maximaal die hoogte financiering aan te trekken.

  • 8. Het college stelt nadere regels vast over het operationele treasurybeheer in een Regeling treasurybeheer.

Hoofdstuk 3 Financiering en risicobeheer

  • 1. (Tijdelijk) overtollige middelen worden in ’s Rijks schatkist aangehouden, het zogenaamde schatkistbankieren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn middelen uitgezonderd voor zover deze, gerekend over een kwartaal, gemiddeld het drempelbedrag niet te boven gaan.

  • 3. Het is toegestaan overtollige liquide middelen in de vorm van leningen uit te zetten bij andere decentrale overheden, met uitzondering van de toezichthoudende provincie.

  • 4. Bestaande lange beleggingen in waardepapieren mogen worden aangehouden tot het einde van de looptijd, indien die belegging is aangegaan vóór 4 juni 2012 18:00 uur en onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      zodra een belegging contractueel of als gevolg van vervroegde afkoop vrijvalt, worden de liquide middelen die hieruit voortvloeien in ‘s Rijks schatkist aangehouden;

    • b.

      mutaties in de beleggingsportefeuille zijn toegestaan, mits het aflos- of vervalprofiel per 4 juni 2012 gerespecteerd wordt;

    • c.

      mutaties mogen er niet toe leiden dat middelen pas later in de schatkist vloeien.

  • 5. In aanvulling op het vierde lid worden slechts uitgezonderde middelen uitgezet bij financiële ondernemingen die:

    • a.

      gevestigd zijn in een lidstaat die tenminste beschikt over een AA-rating (in lijn met de wettelijke norm) afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

    • b.

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een A-minusrating (in lijn met de wettelijke norm) beschikken, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

  • 7. In aanvulling op het vierde lid worden uitsluitend gelden uitgezet in de vorm van:

    • a.

      vastrentende waarden, uitgegeven door een instelling die voldoet aan het vijfde lid;

    • b.

      producten, waarbij de hoofdsom tenminste aan het einde van de looptijd intact is, uitgezet bij een instelling die voldoet aan het vijfde lid.

  • 8. Het college stelt nadere regels vast omtrent het beleid met betrekking tot het verstrekken van financieringssteun. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties aan derden wordt grote terughoudendheid en zorgvuldigheid betracht;

    • b.

      indien het bedrag van de aanvraag vermeerderd met het uitstaande bedrag waarvoor de gemeente in het verleden aan de aanvrager financieringssteun heeft verleend hoger is dan € 500.000,-, beslist het college niet tot toekenning van financieringssteun dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen;

    • c.

      indien het bedrag van de aanvraag vermeerderd met het uitstaande bedrag waarvoor de gemeente in het verleden aan de aanvrager financieringssteun heeft verleend hoger is dan € 2.500.000,-, legt het college de gevraagde financieringssteun ter goedkeuring voor aan de raad.

  • 9. Het renterisico op de netto vlottende schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet, zijnde maximaal 8,5% van het begrotingstotaal (in lijn met de wettelijke norm).

  • 10. Het renterisico op de vaste schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm, zijnde maximaal 20% van het begrotingstotaal (in lijn met de wettelijke norm).

  • 11. Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s. Bovendien mag de hoofdsom niet worden geïndexeerd.

  • 12. Het college besluit tot het afsluiten van derivaten. De af te sluiten derivaten moeten voldoen aan de Wet fido en de Ruddo.

  • 13. Het gebruik van derivaten is alleen toegestaan ter beperking van financiële risico’s onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      het innemen van open posities met derivaten is niet toegestaan;

    • b.

      derivaten mogen alleen worden afgesloten met een instelling die voldoet aan het vijfde lid.

  • 14. In afwijking van het vorige lid, onder b, kunnen derivaten ook worden afgesloten op een gereglementeerde markt, zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, in een van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER; Oporto, 2 mei 1992).

  • 16. Het college komt alleen bijstortverplichtingen overeen uit hoofde van derivatentransacties, indien de bijstortverplichtingen op beide partijen of uitsluitend op de financiële onderneming rust.

  • 17 Het gebruik van cryptovaluta (crypto’s) en stablecoins is niet toegestaan.

Hoofdstuk 4 Kasbeheer

Ten behoeve van de onderbouwing van de financieringsactiviteiten wordt:

  • a.

    voor de gehele gemeentelijke organisatie zowel een korte liquiditeitsprognose voor de komende 12 maanden, als een meerjarige liquiditeitsprognose met een minimale looptijd van 48 maanden van de verwachte inkomsten en uitgaven op kasbasis opgesteld;

  • b.

    per kwartaal voor de komende tijd een rentevisie, gebaseerd op de rentevisies van meerdere gezaghebbende financiële ondernemingen, opgesteld.

Hoofdstuk 5 Planning & control en informatievoorziening

  • 1. Het college geeft de raad in de Paragraaf financiering, in zowel de programmabegroting als de programmarekening, een toelichting op het geprognosticeerde financieringsbeleid, respectievelijk verantwoording afgelegd over de uitvoering daarvan.

  • 2. Het college geeft de raad een toelichting op de resultaten van het financieringsbeleid en financieringsactiviteiten bij de programmabegroting en programmarekening.

  • 3. Indien er sprake is van een financieringsbehoefte in een betreffend jaar, informeert het college, voorafgaand aan het begrotingsjaar, de raad over het gemeentelijke financieringsprogramma en de onderbouwing daarvan, inclusief rentevisie en liquiditeitsprognose (de financieringsbrief).

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6:1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2025.

  • 2. In artikel 4:11 van de Algemene verordening financieel beheer en beleid Den Haag 2025 wordt “2024” vervangen door: 2025.

Artikel 6:2 Intrekking

Het Treasurystatuut Den Haag 2015 (RIS279477) wordt ingetrokken.

Artikel 6:3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening treasurystatuut Den Haag 2025.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 3 april 2025.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Jan van Zanen