Beleidsregels publiek cameratoezicht op openbare plaatsen gemeente Doetinchem 2025

Geldend van 12-04-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels publiek cameratoezicht op openbare plaatsen gemeente Doetinchem 2025

De burgemeester van Doetinchem,

Overwegende dat:

De burgemeester op grond van artikel 151c van de Gemeentewet en artikel 2:77 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Doetinchem 2016 in het belang van de handhaving van de openbare orde de bevoegdheid heeft om publiek cameratoezicht op openbare plaatsen in te zetten;

het wenselijk is dat de burgemeester de ‘beleidsregels publiek cameratoezicht op openbare plaatsen 2025’ vaststelt;

besluit vast stellen:

‘Beleidsregels publiek cameratoezicht op openbare plaatsen gD 2025’

Artikel 1

De beleidsregels publiek cameratoezicht op openbare plaatsen 2025 wordt vastgesteld.

Artikel 2

De beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de dagtekening van publicatie.

1. Inleiding

Deze beleidsregels richten zich op het cameratoezicht dat door de gemeente Doetinchem wordt ingezet. Dit betreft 'publiek' cameratoezicht op openbare plaatsen, ingezet door de burgemeester, met als doel: Handhaving van de openbare orde. Het verdient aandacht dat deze beleidsregels zich alleen richten op cameratoezicht op openbare plaatsen voor de handhaving van de openbare orde, zoals bepaald in artikel 151c Gemeentewet. Andere vormen van (gemeentelijk) cameratoezicht vallen onder andere wettelijke regimes. Denk hierbij aan zaaksbescherming (bijv. parkeergarages) en verkeer.

In de gemeente Doetinchem worden veel maatregelen getroffen om de stad veiliger en leefbaarder te maken. Deze maatregelen voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zo ook het publiek cameratoezicht. Dit middel is als ultimum remedium (een uiterst middel) slechts een onderdeel van deze maatregelen. Het doel van het totaal aan maatregelen in het centrum is primair om overlast en openbare ordeverstoringen beheersbaar te maken en te houden en daarmee een trendbreuk in de stijging van het aantal incidenten te bewerkstelligen. De inzet van cameratoezicht in de binnenstad van Doetinchem draagt bij aan dit primaire doel.

In Doetinchem is er één gebied waar voor een periode van vijf jaar met cameratoezicht in het kader van artikel 151c Gemeentewet wordt ingezet. Dat gebied betreft de binnenstad/het (uitgaans-)centrum van Doetinchem. In dit gebied is de inzet gericht op het handhaven van de openbare orde en daarmee gepaard het voorkomen van strafbare feiten.

Het doel van deze beleidsregels is om te beschrijven hoe er in de gemeente Doetinchem wordt omgegaan met publiek cameratoezicht, de operationele processen en samenwerking met betrokken partijen.

2. Wettelijk kader

De burgemeestersbevoegdheid voor publiek cameratoezicht in het belang van de handhaving van de openbare orde vloeit voort uit de Gemeentewet. In het kort is van belang:

  • Artikel 151c Gemeentewet

  • Dit biedt de burgemeester de bevoegdheid en een wettelijk kader om publiek cameratoezicht in te zetten in het belang van de handhaving van de openbare orde.

  • Wet politiegegevens (Wpg)

  • Dit regime is van toepassing op de verwerking van camerabeelden, gelet op lid 9 van artikel 151c Gemeentewet. Omdat de gegevensverwerking plaatsvindt in het kader van de uitoefening van de politietaak is de Wet politiegegevens van toepassing op deze camerabeelden. De beelden mogen maximaal vier weken worden bewaard, tenzij (het vermoeden bestaat dat) de gegevens noodzakelijk zijn bij de opsporing van een strafbaar feit.

  • Artikel 2:77 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Doetinchem 2016 (APV)

  • De gemeenteraad heeft in dit artikel de burgemeester de bevoegdheid verleend tot plaatsing van publiek cameratoezicht voor de handhaving van de openbare orde.

  • Aanwijzingsbesluiten

  • De aanwijzingsbesluiten zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De burgemeester besluit binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor eenieder toegankelijke plaatsen camera’s worden ingezet. Daarnaast voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt. Dit besluit wordt gepubliceerd en belanghebbenden kunnen hiertegen bezwaar indienen.

  • Artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10 Grondwet

  • Uit het EVRM en de Grondwet volgen de kerncriteria voor de toepassing van cameratoezicht. De inzet van cameratoezicht staat dan ook altijd op gespannen voet met artikel 8 EVRM en artikel 10 van de Grondwet. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is echter geen absoluut recht en wordt altijd afgewogen tegen andere rechten en belangen, zoals veiligheid. Zowel het EVRM als de Grondwet bieden ruimte voor inperkingen van deze rechten, mits deze inperking bij wet is voorzien en noodzakelijk is voor een legitiem doel.

2.1 Bevoegdheid burgemeester

Aan de burgemeester is door de gemeenteraad, in overeenstemming met artikel 151c lid 1 Gemeentewet, de bevoegdheid verleend tot het inzetten van cameratoezicht. Dit is vastgelegd in artikel 2:77 van de APV. Op grond van deze artikelen kan de burgemeester overgaan tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur, ten behoeve van de handhaving van openbare orde, op een openbare plaats. De burgemeester van Doetinchem besluit dit te allen tijde na raadpleging van de driehoek.

De driehoek bestaat uit de burgemeester, politie en de officier van justitie (OvJ). De gemeenteraad wordt over dit besluit geïnformeerd. Als extra camera’s vanwege hoge urgentie geplaatst moeten worden, informeert de burgemeester de raad ook.

2.2 Openbare plaatsen

Cameratoezicht op basis van artikel 151c Gemeentewet kan alleen ingezet worden op openbare plaatsen. Het gaat hier om een openbare plaats in de zin van artikel 1 van de Wet openbare manifestaties. Het gaat om een plaats die volgens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek. Andere plaatsen die voor iedereen toegankelijk zijn kunnen door de gemeenteraad worden aangewezen in de APV. Wanneer een camera naar binnen kan kijken bij besloten plaatsen (denk aan een woning) dan is dat een inbreuk op de privacy. Dat willen wij voorkomen. De gemeente Doetinchem past de techniek van ‘blurring’ toe waardoor camerabeelden zodanig vervaagd worden dat de privacy van de inwoner gewaarborgd blijft.

2.3 Duur

De burgemeester bepaalt de uiteindelijke duur van een gebiedsaanwijzing (aanwijzingsbesluit). Op het moment dat het niet meer noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde moet de burgemeester de camera's binnen een bepaald gebied verwijderen. Wanneer de duur van een gebiedsaanwijzing verloopt, kan de burgemeester overwegen het aanwijzingsbesluit te verlengen. Dit doet hij als het noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. Dit wordt dan opnieuw voor een bepaalde duur verlengd door de burgemeester. Hij bespreekt de verlenging ook tijdens het driehoeksoverleg met de politie en OvJ.

2.4 Handhaving van de openbare orde

Onder handhaving van de openbare orde wordt begrepen: de algemene bestuurlijke voorkoming van (onrechtmatige) gedragingen in de publieke ruimte die hinder of gevaar voor één of meerdere personen of goederen veroorzaakt, en het voorkomen van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving.

2.5 Bekendmaking

Een vereiste voor de toelaatbaarheid van cameratoezicht is dat de burger in kennis wordt gesteld van het feit dat zij (mogelijk) op beeld komen wanneer ze een bepaald gebied binnentreden. Het aanwijzingsbesluit (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht) van de burgemeester is daarbij het middel dat gepubliceerd wordt. Belanghebbenden kunnen dus bezwaar en beroep aantekenen. Dit vereiste strekt zich niet tot het feit dat camera’s zichtbaar opgehangen moeten worden of dat men moet kunnen zien dat de camera’s ingeschakeld staan. Door het plaatsen van waarschuwingsborden aan de randen van het aangewezen gebied moeten wel alle voorbijgangers kunnen zien dat ze een gebied met toezichtcamera’s betreden. Bovendien wordt in het aanwijzingsbesluit door middel van een plattegrond (bijlage 1) aangegeven in welk gebied de camera’s komen te hangen.

2.6 Bewaartermijn

De met de camera’s gemaakte beelden (politiegegevens) mogen wettelijk gezien maximaal vier weken (28 dagen) worden bewaard (artikel 151c lid 9 Gemeentewet). Daarna worden de camerabeelden automatisch verwijderd. De politie verwerkt de camerabeelden (politiegegevens) ook bij de opsporing van strafbare feiten, als hier aanleiding voor is. De camerabeelden blijven dan bewaard zolang dat nodig wordt geacht voor de opsporing en vervolging van het strafbare feit

2.7 Data Protection Impact Assessment (DPIA)

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft een lijst vastgesteld waarop aangegeven staat bij welke gegevensverwerkingen een uitvoering van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB/DPIA) wordt vereist. Een goed uitgevoerde DPIA geeft inzicht in de risico’s die de verwerking oplevert voor betrokkenen en in de maatregelen die de verantwoordelijke moet nemen om de risico’s af te dekken. Omdat de burgemeester (gemeente) en korpschef (politie) allebei een verwerkingsverantwoordelijke zijn voor publieke cameratoezicht, dienen ze allebei voor hun deel van het verwerkingsproces een DPIA uit te voeren. De DPIA-verplichting is voor de korpschef ook opgenomen in de Wpg onder artikel 4c. Voor de burgemeester is de DPIA dus gericht op de inzet van cameratoezicht. De korpschef draagt verantwoordelijkheid over de verwerking van de camerabeelden en dient daarom voor het verwerkingsproces een DPIA uit te voeren.

3. Functies en voorwaarden

3.1 Functies

Cameratoezicht op openbare plaatsen wordt ingezet in het belang van de openbare orde. Dit dient minimaal één van de volgende functies:

  • Het voorkomt ongewenste situaties (overlast) die de openbare orde en leefbaarheid kunnen bedreigen

  • Het biedt technische ondersteuning bij het terugdringen van (gewelds)delicten en opsporen van daders (vergroten pakkans)

  • Het verbetert de (gerichte) inzet van de politie waardoor de heterdaadkracht vergroot wordt

  • Monitoring (wat gebeurt waar)

  • Het bevordert het subjectieve veiligheidsgevoel

3.2 Voorwaarden

Voor de inzet van cameratoezicht dient aan de voorwaarden van noodzakelijkheid te worden voldaan. Dit houdt in dat het ook voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Proportionaliteit: de inbreuk op privacy van betrokkenen door de inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd in verhouding met de omvang van overlast in de openbare orde, criminaliteit en (on)veiligheid binnen een bepaald gebied.

Subsidiariteit: de inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd, omdat het gewenste resultaat niet met minder ingrijpende middelen wordt bereikt. Dit geldt ook voor de wijze waarop het cameratoezicht is ingericht (bijvoorbeeld het aantal camera’s, het in beeld brengen van bepaalde plaatsen/personen, en de keuze tussen wel of geen continu cameratoezicht).

Cameratoezicht als ‘uiterst middel’

Cameratoezicht blijft maatwerk; het startpunt van het afwegingskader is dat de gemeente Doetinchem terughoudend is met de inzet van cameratoezicht op openbare plaatsen. Cameratoezicht moet vanuit expliciete doelen worden ingezet. Op basis van de expliciete doelen worden cameraposities en (actieve en passieve) uitkijktijden vastgesteld. De doelen, cameraposities en uitkijktijden worden regelmatig geëvalueerd. De expliciete doelen geven aan wat er met het cameratoezicht bereikt moet worden. Daarnaast zijn ze gericht op de specifieke problemen in het gebied en zijn realistisch geformuleerd.

Omdat cameratoezicht een grotere inbreuk maakt op de privacy dan andere maatregelen mag het alleen als ‘uiterst middel’ (ultimum remedium) ingezet worden. Wanneer is een openbare-orde-probleem nu dusdanig van karakter dat de inzet van het ‘uiterste middel’ geboden is?

Er wordt daarvoor langs de volgende lijnen geredeneerd:

  • 1.

    Het moet gaan om een ‘breed erkend’ dan wel feitelijk probleem op het gebied van openbare orde, criminaliteit, overlast, geweld en/of verloedering. In de praktijk betekent dit dat de politie en gemeente moet onderbouwen dat van een dergelijk probleem sprake is en dat er geen minder ingrijpende middelen dan cameratoezicht beschikbaar zijn om het probleem aan te pakken. Daarmee bedoelen we dat de situatie niet alleen in bijvoorbeeld de ogen van de omwonenden maar ook volgens de gemeente en politie aangepakt moet worden.

  • 2.

    Er moet sprake zijn van een gebied waarin zich met enige regelmaat onveilige situaties en wanordelijkheden voordoen. Belangrijk daarbij is te onderkennen dat op sommige plaatsen nu eenmaal sprake is van enige mate van overlast (binnenstad).

  • 3.

    Het openbare-ordeprobleem kan niet binnen de reguliere uitvoeringskaders (in termen van mensen en middelen) opgelost dan wel beheerst worden. In het cameratoezichtgebied moeten al extra maatregelen zijn ingezet naast het reguliere politietoezicht, zoals het aanpassen van de openbare ruimte (verlichting en/of groenvoorziening). Inwoners en bedrijven zijn op hun rol in de veiligheidsketen gewezen (horecaconvenant en CHO). Zo kunnen zij een bijdrage leveren door het melden van incidenten, het doen van aangifte en eigen (particuliere) camerabewaking. Wanneer genomen maatregelen onvoldoende vooruitgang bieden, valt de inzet van een uiterst middel als cameratoezicht te overwegen.

4. Besluitvorming

Bij de besluitvorming over cameratoezicht wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 1.

    starten van een cameraproject

  • 2.

    verlengen van een cameraproject

  • 3.

    wijzigen van een cameraproject

  • 4.

    stoppen van een cameraproject

4.1 Starten van een cameraproject

De burgemeester wijst de plaatsen aan waar cameratoezicht wordt uitgeoefend en bepaalt de plaatsingsduur. De burgemeester neemt in samenwerking met de politie het initiatief tot cameratoezicht. Als aan de voorwaarden uit paragraaf 3 wordt voldaan, dan neemt de burgemeester een aanwijzingsbesluit. Dit is een besluit in de zin van de Awb. Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

4.2 Verlengen van een cameraproject

De politie en gemeente bespreken het verlopen van de plaatsingsduur van een cameraproject. De burgemeester kan naar aanleiding daarvan bepalen om de duur van een cameraproject te verlengen. De verlenging geschiedt op basis van een evaluatierapport. De burgemeester neemt het besluit na toetsing aan de gestelde voorwaarden. Dit is een besluit in de zin van de Awb. Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

4.3 Wijzigen van een cameraproject

De volgende wijzigingen zijn te onderscheiden:

  • a.

    Wijziging van het gebied

  • Dit betreft een wijziging van de door de burgemeester aangewezen plaats. De besluitvormingsprocedure is gelijk aan die van het ‘starten van een cameraproject’.

  • b.

    Wijziging van de duur

  • Dit betreft een wijziging van de door de burgemeester vastgestelde plaatsingsduur. Bij het verlengen van de duur zie ‘verlengen van een cameraproject’. Bij het verkorten van de duur zie ‘stoppen van een cameraproject’.

  • c.

    Wijziging van de doelstellingen, het aantal camera’s, de cameraposities en/of de uitkijktijden

  • De wijziging wordt afgestemd met team Strategie (Openbare Orde & Veiligheid), de politie en Buha (beheerder buitenruimte).

  • d.

    Technische wijzigingen (bijvoorbeeld van een vaste naar een draadloze verbinding)

  • Technische wijzigingen worden afgestemd met de beheerder.

4.4 Stoppen van een cameraproject

De volgende mogelijkheden zijn te onderscheiden:

  • Een cameraproject stopt van rechtswege als de door de burgemeester vastgestelde plaatsingsduur is verlopen. Het cameraproject moet wel worden afgebouwd: burgers en bedrijven dienen te worden geïnformeerd en de camera’s dienen te worden verwijderd. De afbouw wordt tijdig gestart.

  • Een cameraproject dient te worden beëindigd als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden. De gemeente en politie richten een verzoek aan de burgemeester om het cameraproject te beëindigen. Het verzoek wordt gedaan op basis van een evaluatierapport. De burgemeester neemt het besluit na toetsing of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

5. Samenwerking en rolverdeling betrokken partijen

Burgemeester en gemeenteraad

De burgemeester is op grond van artikel 172 Gemeentewet belast met de handhaving van de openbare orde. Hij is als enige bevoegd om tot plaatsing van cameratoezicht op basis van artikel 151c Gemeentewet over te gaan. Hij wijst de plaatsen aan en bepaalt de uiteindelijke plaatsingsduur. Dit doet hij na het inwinnen van advies van de OvJ en de politie. De burgemeester informeert de gemeenteraad over zijn aanwijzingsbesluit(en). Dit besluit (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht) wordt vervolgens gepubliceerd.

De gemeenteraad kan bij verordening aan de burgemeester de bevoegdheid geven om camera’s in te zetten voor de handhaving van de openbare orde.

Gemeente Doetinchem/VCS Observation

De gemeente heeft een onderhoudscontract voor de camera’s. VCS Observation verzorgt het beheer.

Openbaar Ministerie

In artikel 151c lid 3 van de Gemeentewet is voorgeschreven dat de burgemeester na overleg met de OvJ in het lokale driehoeksoverleg de periode vaststelt waarin de camera’s zullen worden gebruikt en de beelden live worden bekeken.

Politie

Cameratoezicht wordt ingezet ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde. Hij bedient zich hierbij van de onder zijn gezag staande politie. Deze taak- en gezagsverdeling sluit aan bij artikel 3 en 11 Politiewet.

Hieraan ligt ook ten grondslag dat de camerabeelden voor de politie aanleiding kunnen zijn om onmiddellijk actie te ondernemen. De eenmaal opgenomen beelden kunnen door de politie ook voor de opsporing van strafbare feiten worden gebruikt. De opgenomen beelden vallen namelijk onder politiegegevens. De korpschef is op grond van de Wpg de verwerkingsverantwoordelijke. De politie verwerkt de camerabeelden niet langer dan vier weken, tenzij er concrete vermoedens ontstaan dat deze beelden noodzakelijk zijn voor de opsporing van concrete strafbare feiten. In dat geval gelden de termijnen van de Wpg.

Op grond van artikel 151c lid 4 bedient de burgemeester zich bij de uitvoering van het in het 1e lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie. De burgemeester neemt initiatief voor het cameratoezicht, eventueel in driehoeksverband. De politie onderbouwt de noodzaak mede door het opstellen van een veiligheidsbeeld.

De politie wisselt geen politiegegevens uit met de gemeente. De politie heeft wel de operationele regie en stuurt de observanten aan. Indien noodzakelijk kunnen de beelden worden verstrekt aan de burgemeester, voorzover hij/zij deze nodig heeft voor de uitvoering van diens taak (artikel 16 Wpg).

De cameraobservanten zijn politiemedewerkers en zij voeren deze taak uit onder operationele regie van de politie. Het is toegestaan dat andere cameraobservanten de beelden uitkijken, mits deze observanten zijn opgeleid en geautoriseerd en onder regie van de politie blijven. Hieronder vallen dus ook studenten/stagiaires die tot cameraobservant worden opgeleid en geautoriseerd.

In het cameragebied kunnen beelden veiliggesteld worden voor de opsporing. Doelbinding van cameratoezicht is handhaving van de openbare orde in het (uitgaans-) centrum.

De politie coördineert bij een waargenomen incident de inzet van politiepersoneel. Door op afstand live mee te kijken naar de camerabeelden maakt het voor de politie ook mogelijk om op afstand regie te voeren.

Tijdens grote incidenten of evenementen of demonstraties kunnen beelden live uitgekeken worden om snel te kunnen anticiperen. Voor het live monitoren in het kader van de opsporing is toestemming van de Officier van Justitie vereist.

Camerabeelden worden maximaal 28 dagen bewaard. Hierna worden de camerabeelden automatisch verwijderd.

6. Organisatie uitvoering cameratoezicht

6.1 Cameratoezichtruimte

De cameratoezichtruimte is een ruimte op het politiebureau. Hier komen de camerabeelden via een digitale omgeving binnen. In deze ruimte worden alle camera's, die op basis van artikel 151c Gemeentewet zijn opgehangen, bestuurd. Dit gebeurt door de politie of door geautoriseerde cameraobservanten, onder operationele regie van de politie.

6.2 Inzage in camerabeelden

Betrokkenen kunnen via de gemeentelijke website op de pagina over cameratoezicht meer informatie vinden over hoe de inzageverzoeken van camerabeelden moeten worden ingediend.

7. Evaluaties

De toepassing van cameratoezicht wordt zes maanden vóór afloop van de plaatsingsduur (vastgelegd in het aanwijzingsbesluit) in samenwerking met de politie geëvalueerd (eindevaluatie). In overeenstemming met de belangrijkste functies van cameratoezicht wordt de effectiviteit en organisatie van de inzet van cameratoezicht geëvalueerd.

Naast de evaluatie van het aanwijzingsbesluit vindt er na tweeënhalf jaar een tussenevaluatie plaats over de inzet van cameratoezicht en wordt de proportionaliteit en subsidiariteit opnieuw beoordeeld.

Ondertekening

Doetinchem, 8 april 2025,

De burgemeester van Doetinchem

BIJLAGE 1 - GEBIED CAMERATOEZICHT

afbeelding binnen de regeling

Het gebied binnen de stratenWalstraat, Nieuwstad, Raadhuisstraat, IJsselkade, Prinsenhof, Gasthuisstraat en Kapoeniestraat.

Cameraposities binnen cameragebied

afbeelding binnen de regeling