Verordening sociaal medische indicatie (SMI) gemeente Hellendoorn 2025

Geldend van 12-04-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening sociaal medische indicatie (SMI) gemeente Hellendoorn 2025

Nijverdal, 1 april 2025, kenmerk 2025-015715

De raad van de gemeente Hellendoorn;

gelet op artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 februari 2025;

besluit vast te stellen de

Verordening sociaal medische indicatie (SMI) gemeente Hellendoorn 2025

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn;

  • b.

    gebruikelijke hulp: ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen en andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid geacht worden te kunnen bieden. Ook de zorgplicht van een ouder, waarbij een kind niet het hoofdverblijf heeft of op wiens adres een kind niet staat ingeschreven, behoort tot de gebruikelijke hulp en eindigt niet bij een echtscheiding of beëindiging van de relatie;

  • c.

    eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen, tijd en middelen van het kind en/of de ouders(s) om zelf of met personen uit het sociaal netwerk de opgroei- en/of opvoedingsproblemen op te lossen;

  • d.

    voorliggende voorziening: andere regelingen of wetten waarop door de ouder een beroep kan worden gedaan voordat aanspraak kan worden gemaakt op een SMI;

  • e.

    wet: de Wet kinderopvang;

  • f.

    kinderopvang: opvang op grond van de wet geleverd door een kindercentrum of gastouderbureau, dat geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang, waarbij het opvangadres gesitueerd is in de gemeente Hellendoorn;

  • g.

    ouder: de in de gemeente Hellendoorn ingeschreven en woonachtige en gezaghebbende ouder(s) of verzorger(s) van een kind tot 13 jaar;

  • h.

    kind: een in de gemeente Hellendoorn woonachtig kind in de leeftijd van 0 tot 13 jaar, dat staat ingeschreven op hetzelfde adres als de aanvragende ouder;

  • i.

    aanvraag: melding van een ouder bij het college, kindercentrum of professional dat hij aanspraak wenst te maken op een kinderopvangplek;

  • j.

    onderzoek: het door de professional verzamelen van alle van belang zijnde en toegankelijke gegevens over het kind en de gezinssituatie om te beoordelen of er aanvullende gemeentelijke financiering van kinderopvang noodzakelijk is;

  • k.

    plan van aanpak: document waarin het college de bevindingen ten aanzien van de gezinssituatie vastlegt en waarin in overleg met de ouder te nemen maatregelen zijn omschreven met als doel de knelpunten en mogelijke achterstanden bij het kind of de ouder op te lossen of te verminderen;

  • l.

    SMI: een sociaal medische indicatie voor kinderopvang die recht geeft op een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang op basis van sociaal–medische gronden;

  • m.

    tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten voor kinderopvang aan ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • n.

    VVE: (het aanbieden van) een door het college gesubsidieerd programma voor voorschoolse educatie (VE), als onderdeel van Voor- en Vroegschoolse Educatie, en gericht op het zonder ontwikkelingsachterstand instromen in het basisonderwijs;

  • o.

    peuteropvang: een aanbod opvang, voor een kind van 2 jaar tot aan het tijdstip waarop het kind kan deelnemen aan het basisonderwijs, van minimaal 6 tot maximaal 8 uur per week gedurende 40 weken per jaar;

  • p.

    LRK: het Landelijk Register Kinderopvang waarin de kinderopvangvoorzieningen staan geregistreerd.

Artikel 2 Aanbod van ondersteuning

De volgende vorm van ondersteuning middels een SMI wordt geboden: een tijdelijke inkomensafhankelijke tegemoetkoming voor kinderopvang.

Artikel 3 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een SMI wordt op het daartoe door het college vastgesteld aanvraagformulier ingediend.

  • 2.

    De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      de naam, het adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing de naam en het burgerservicenummer van de partner en, als de partner niet op hetzelfde adres woont, het adres van de partner;

    • c.

      de naam, geboortedatum en het burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      een telefoonnummer en e-mailadres waarop de ouders bereikbaar zijn;

    • e.

      gegevens over het belastbaar inkomen;

    • f.

      de reden voor de aanvraag;

    • g.

      het aantal uren waarvoor en de periode waarin kinderopvang volgens de aanvrager noodzakelijk is;

    • h.

      de handtekening van de ouder of diens wettelijke vertegenwoordiger en, als de ouder een partner heeft, van de partner.

  • 3.

    De ouder verstrekt op verzoek, binnen een door het college gestelde termijn, aan het college alle gegevens en inlichtingen van hem/haar en zijn/haar partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de bijdrage in de kosten voor kinderopvang van belang kunnen zijn, zoals:

    • a.

      een offerte of plaatsingscontract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarbij in ieder geval wordt aangegeven:

      • de naam, het adres en de LRK-registratie van het kindercentrum of het gastouderbureau en de gastouder;

      • het aantal uren kinderopvang per kind;

      • de kostprijs per uur;

      • de aanvangsdatum van de opvang;

    • b.

      een bewijsstuk van de Belastingdienst waaruit blijkt wat het meeste recente vastgestelde toetsingsinkomen is dan wel de inkomensgegevens van de laatste drie maanden.

Artikel 4 Aanvragen extern advies

Het college kan aan een externe partij sociaal/medisch advies vragen als het college dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag voor een tegemoetkoming voor een SMI.

Artikel 5 Recht op (aanvullende) tegemoetkoming

Het college kan een SMI toekennen, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de opvang van het kind is noodzakelijk als gevolg van een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking van de ouder, waardoor de ouder niet in staat is voor het kind te zorgen en een veilige (cognitieve, sociale, emotionele en lichamelijke) ontwikkeling van het kind wordt bedreigd;

  • b.

    de opvang van het kind is noodzakelijk in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind en de ouder is niet in staat om met gebruikelijke hulp en/of op eigen kracht in kinderopvang voor hun kind te voorzien én de mogelijkheden hiervoor voldoende zijn onderzocht;

  • c.

    er zijn geen voorliggende voorzieningen waar de ouder (deels) een beroep op kan doen, zoals peuterspeelzalen (inclusief VVE) of passend onderwijs;

  • d.

    een SMI is de goedkoopst adequate oplossing.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Het college kan een SMI weigeren als:

  • a.

    de ouder en/of het kind niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 5;

  • b.

    de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de hulpvraag kan wegnemen;

  • c.

    de ouder reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen;

  • d.

    er sprake is van een toereikende voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

    • i.

      een persoonsgebonden budget;

    • ii.

      opvang in een medisch kinderdagverblijf;

    • iii.

      het kunnen gebruik maken van VVE, tenzij dit niet voldoet aan wat nodig is in het gezin;

    • iv.

      peuteropvang, tenzij dit niet voldoet aan wat nodig is in het gezin;

    • v.

      ondersteuning op grond van de Jeugdwet;

  • e.

    de aanvraag niet voldoet aan dat wat in artikel 3 staat;

  • f.

    de ouder niet meewerkt aan het opstellen van een plan van aanpak en/of weigert het plan van aanpak te ondertekenen;

  • g.

    de ouder niet meewerkt of aangeeft niet mee te gaan werken aan vooraf afgesproken behandeltrajecten, zoals benoemd in het plan van aanpak;

  • h.

    de ouder niet meewerkt aan een sociaal/medisch onderzoek of het uitbrengen van het daarbij behorende advies, als bedoeld in artikel 4. Dit kan betrekking hebben op een onderzoek naar de ouder of een onderzoek naar het kind;

  • i.

    blijkt dat de ouder bij een eerdere toekenning SMI geen of onvoldoende inspanningen heeft verricht om niet langer gebruik te hoeven maken van kinderopvang, of de omvang van het gebruik te verminderen.

Artikel 7 Inhoud van de beschikking

De beschikking naar aanleiding van de aanvraag tot een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • b.

    de naam en het adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • c.

    bij een toekenning: de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • d.

    bij een afwijzing: de reden van de afwijzing van de tegemoetkoming.

Artikel 8 Ingangsdatum, omvang en periode waarvoor de toekenning wordt verlengd

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt niet eerder toegekend dan met ingang van de datum van de verzending van het besluit tot toekenning. Een tegemoetkoming kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend.

  • 2.

    In bijzondere situaties kan de tegemoetkoming worden toegekend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen, danwel een andere datum gelegen tussen het moment van aanvragen en het moment van toekennen.

  • 3.

    Als op de datum bedoeld in het eerste lid nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

  • 4.

    De SMI wordt slechts verleend voor het aantal uren/dagdelen per week en de periode waarvoor de inzet van de kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 5.

    Er wordt maximaal voor een periode van 52 weken een SMI verstrekt.

Artikel 9 Hoogte en betaling van de tegemoetkoming

  • 1.

    Bij de hoogte van de toekenning wordt rekening gehouden met het maximum uurtarief, zoals die is vastgesteld door de Belastingdienst, voor maximaal 230 uur kinderopvang per maand.

  • 2.

    De ouder betaalt een eigen bijdrage in de kosten van de kinderopvang, afhankelijk van het toetsingsinkomen.

  • 3.

    Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage op basis van de SMI wordt de tabel gebruikt voor het betreffende kalenderjaar, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag.

  • 4.

    De betaling van de bijdrage voor kinderopvang vindt rechtstreeks plaats aan degene die de kinderopvang levert, op basis van een maandelijkse factuur.

Artikel 10 Beperking noodzaak

  • 1.

    De ouder doet al het mogelijke om de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 2.

    De ouder doet al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo gering mogelijk te laten zijn.

  • 3.

    Als in het plan van aanpak afspraken zijn gemaakt over inspanningen die de ouder moet verrichten om de noodzaak van de kinderopvang te beperken, zowel in tijd als in omvang, vindt er in ieder geval een heronderzoek plaats halverwege de toegekende periode om te beoordelen of de toegekende SMI op dezelfde wijze gecontinueerd moet worden.

Artikel 11 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen tegemoetkoming

  • 1.

    Het college informeert de ouder in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een SMI en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik zijn verbonden.

  • 2.

    Een ouder doet, op verzoek of onverwijld uit eigen beweging, aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot een heroverweging van een beslissing aangaande een SMI. Dit omvat onder meer het verstrekken van juiste en volledige gegevens op het aanvraagformulier en het tijdig reageren op verzoeken om aanvullende informatie.

  • 3.

    Het college kan een beslissing aangaande een SMI herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de ouder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de ouder niet langer op een SMI is aangewezen;

    • c.

      de SMI niet meer toereikend is te achten óf op een lager niveau vastgesteld dient te worden. Als de herbeoordeling leidt tot een wijziging ten nadele van de ouder wordt een gewenningstermijn gehanteerd van minimaal 2 maanden en maximaal 4 maanden, ingaande vanaf de datum van het nieuwe besluit.

  • 4.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, de afgegeven SMI's met het oog op de beoordeling van de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid daarvan.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien de toepassing van de verordening zou leiden tot een onnodig belastende en onevenredige uitkomst.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag, volgend op die van haar bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening kinderopvang gemeente Hellendoorn 2013.

  • 2.

    De verordening wordt aangehaald als: Verordening SMI gemeente Hellendoorn 2025.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Een besluit op een aanvraag wordt genomen op basis van de op de datum van het besluit geldende verordening.

  • 2.

    Een ouder houdt het recht op een lopende SMI, die is toegekend op grond van de Verordening kinderopvang gemeente Hellendoorn 2013 tot de einddatum van de beschikking of tot het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Bij bezwaarschriften wordt beslist met inachtneming van de verordening die geldig was ten tijde van het bestreden besluit, tenzij de nieuwe verordening gunstiger is voor de ouder.

Ondertekening

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter

Algemene toelichting

Tot 1 januari 2013 kende de gemeente tegemoetkomingen in de kosten van de kinderopvang toe aan diegenen die tot de wettelijke doelgroep behoorden van de Wet kinderopvang (Wko). Vanaf 1 januari 2013 is deze taak door de Belastingdienst overgenomen. De bepalingen in de Wko die betrekking hadden op de gemeentelijke tegemoetkoming zijn hiermee komen te vervallen.

Naast de wettelijke doelgroep bestaat er nog een andere doelgroep, die de kinderopvang nodig heeft vanwege een sociaal-medische indicatie (SMI). Dit staat in artikel 1.12 Wko, maar de wetgever heeft bij de totstandkoming van de wet besloten om artikel 1.12 Wko (nog) niet in werking te laten treden. Dit artikel is nu nog steeds niet in werking getreden.

Het budget voor kinderopvang voor deze doelgroep SMI is wel door de wetgever toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds en wordt aangemerkt als een algemene uitkering. Daaraan worden geen voorwaarden gesteld. Het Rijk heeft ook geen voorwaarden of beperkingen opgelegd aan de vormgeving van het gemeentelijk beleid voor de doelgroep SMI. De tegemoetkoming kinderopvang op grond van een SMI moet worden gezien als een vangnetregeling die de mogelijkheid geeft om ouders (tijdelijk) financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang, omdat zij (nog) niet onder de doelgroep van Wko vallen. De gemeente regelt dit sinds 2013 met eigen beleid in een verordening. De huidige verordening uit 2013 was toe aan vernieuwing. Sinds 2013 zijn er wijzigingen geweest in de wetgeving (zoals de Jeugdwet) en ook zijn de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk geharmoniseerd. De verordening is aangepast aan de huidige stand van zaken en ook is gekozen voor een duidelijkere omschrijving van begripsomschrijvingen en de rechten en plichten.

De Verordening SMI gemeente Hellendoorn 2025 is opgesteld om ouders te ondersteunen die vanwege sociale of medische redenen behoefte hebben aan kinderopvang voor hun kinderen. Het biedt een kader voor het verstrekken van financiële tegemoetkomingen aan ouders om hen in staat te stellen gebruik te maken van kinderopvangfaciliteiten die passen bij de behoeften van hun gezinssituatie. De bepalingen in deze verordening kunnen gezien worden als een preventieve maatregel om de opvoedsituatie van een kind te verbeteren. Daarnaast kan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI ook een preventieve maatregel zijn om een duurdere vorm van ondersteuning, zoals uithuisplaatsing van een kind, te voorkomen.

Het gaat veelal om kinderen die opgroeien in een gezin waarbij de ouder, die de verzorging zou moeten doen, zelf intensieve zorg nodig heeft. Bij een dergelijke ouder kan sprake zijn van een lichamelijke ziekte of handicap, een psychische ziekte of verslavingsproblematiek of van een verstandelijke beperking. Een ‘sociale’ reden om SMI toe te kennen is bijvoorbeeld als de ouders in een sociale crisissituatie zijn beland en hierdoor niet in staat zijn om de verzorging van de kinderen op zich te nemen. Of wanneer de veiligheid van het kind binnen het gezin in het geding is.

Door een tegemoetkoming voor de kosten van de kinderopvang toe te kennen, worden de ouders ontlast. De opvang van hun kind biedt de ouder(s) onder andere rust, structuur, overzicht en zekerheid.

Daarnaast gaat het om de ontwikkeling van het kind. Deze verordening voorziet ook in de situatie dat kinderopvang voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind zelf nodig is.

De verordening bevat duidelijke criteria over wie in aanmerking komt voor een SMI voor kinderopvang, en legt ook de voorwaarden vast waaraan moet worden voldaan om deze tegemoetkoming te ontvangen. Daarnaast worden procedures en richtlijnen vastgesteld voor het aanvragen, beoordelen en toekennen van deze tegemoetkomingen, evenals voor het beheer van lopende indicaties.

Het doel van deze verordening is om ervoor te zorgen dat kinderen die extra zorg of ondersteuning nodig hebben vanwege hun eigen situatie en/of de situatie van hun ouders, toegang hebben tot kinderopvang, waardoor ze zich optimaal kunnen ontwikkelen in een veilige en stimulerende omgeving.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen toelichting, met uitzondering van de volgende begrippen:

d. voorliggende voorziening

Dit onderdeel bepaalt wat onder een voorliggende voorziening wordt verstaan. Denk bijvoorbeeld aan de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw).

g. ouder

Deze begripsbepaling regelt dat wordt aangesloten bij de begripsbepaling van de ouder als genoemd in de Wet kinderopvang. Het betreft de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft. Het begrip ouder is ook van belang voor de aanspraak. Een ouder en diens partner die tevens ouder is, worden voor de toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

Artikel 2 Aanbod van ondersteuning

Deze verordening biedt ouders een tijdelijke financiële tegemoetkoming voor kinderopvang wanneer zij door sociale en/of medische redenen niet zelf fulltime voor hun kinderen kunnen zorgen. Deze kinderopvang kan plaatsvinden in een dagopvang, buitenschoolse opvang of bij een gastouder.

Soms is er sprake van langdurige problemen waarbij de indicatie op basis van deze verordening niet passend is, omdat de SMI slechts tijdelijk is. Bijvoorbeeld bij jeugdhulp voor het kind of opvoedondersteuning voor de ouders volgens de Jeugdwet. Dit sluit niet uit dat kinderopvang, zoals bedoeld in deze verordening, een oplossing kan zijn voor de Jeugdwet, afhankelijk van de situatie. Zie ook artikel 5 onder d van deze verordening.

Artikel 3 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

Artikel 4 Aanvragen extern advies

Het college kan een extern sociaal/medisch advies inwinnen als dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag en het college zelf niet voldoende deskundigheid in huis heeft om dit te kunnen beoordelen.

Voorbeeld: Als een ouder aangeeft door een medische aandoening niet voor het kind te kunnen zorgen, kan het college een arts raadplegen voor advies.

Er kan niet worden voorgeschreven hoe het advies uitgevoerd moet worden. Er mag bijvoorbeeld niet gezegd worden dat er informatie ingewonnen moet worden bij de behandelend sector. Er kan wel worden aangegeven dat als er geen informatie wordt ingewonnen bij de behandelend sector dit dan gemotiveerd moet worden. Daarbij kan niet worden volstaan met dat voldoende informatie is verkregen tijdens het onderzoek als alleen wordt afgegaan op het verhaal van een belanghebbende en tijdens het onderzoek de gestelde aandoening niet objectiveerbaar kan worden vastgesteld.

Aan een advies worden een aantal eisen gesteld, namelijk:

  • dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen;

  • dat het advies voldoende logisch is opgebouwd;

  • dat in het advies de gestelde vragen worden behandeld;

  • dat in het advies sprake is van een inzichtelijke motivering.

De conclusies van het advies mogen niet zomaar worden overgenomen. Er geldt een toetsingsplicht waarbij gecontroleerd wordt op de hierboven genoemde vier punten.

Artikel 5 Recht op (aanvullende) tegemoetkoming

SMI kan worden toegekend als kinderopvang noodzakelijk is door een beperking van de ouder, waardoor de ouder niet zelf voor het kind kan zorgen. Kinderopvang moet noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van het kind en de ouder moet aantonen dat er geen andere mogelijkheden zijn om opvang te regelen. Er mogen geen andere beschikbare voorzieningen zijn waarop de ouder aanspraak kan maken. SMI moet de goedkoopst adequate oplossing zijn. Als twee kinderopvangmogelijkheden gelijkwaardig zijn, wordt er gekozen voor de goedkopere optie.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Het college kan een SMI weigeren als niet wordt voldaan aan de eisen in artikel 3, als de ouder of het kind niet in aanmerking komen, of als er al een andere vorm van hulp of vergoeding beschikbaar is. Dit omvat situaties waarin ouders de hulpvraag zelf kunnen oplossen met behulp van hun sociale netwerk, als zij al een tegemoetkoming ontvangen, of als er andere passende voorzieningen zijn zoals een persoonsgebonden budget, medisch kinderdagverblijf, VVE, peuteropvang, of ondersteuning via de Jeugdwet.

Daarnaast kan een aanvraag worden geweigerd als deze niet volledig is, als ouders niet meewerken aan het opstellen en volgen van een plan van aanpak, of als zij niet deelnemen aan vereiste onderzoeken. Het college kan ook besluiten een aanvraag af te wijzen als de eerder toegekende SMI niet effectief is gebruikt om de afhankelijkheid van kinderopvang te verminderen. De gekozen kinderopvang moet ingeschreven staan in het Landelijk Register Kinderopvang en voldoende bijdragen aan het voorkomen of verminderen van ontwikkelingsachterstanden bij het kind.

Artikel 7 Inhoud van de beschikking

In dit artikel staat opgesomd wat er in ieder geval moet staan in de beschikking die naar de aanvrager wordt toegestuurd.

Artikel 8 Ingangsdatum, omvang en periode van toekenning

In dit artikel wordt geregeld per wanneer de SMI in kan gaan, wat de maximale omvang is en de maximale periode dat er toegekend kan worden. Er is gekozen voor een maximale periode van toekenning, omdat de SMI bedoeld is voor tijdelijke ondersteuning en niet voor langdurige problematiek, zoals ook al eerder is gemeld.

In het tweede lid staat dat in bijzondere situaties de tegemoetkoming al kan worden verstrekt per datum aanvraag of in ieder geval per een datum gelegen voor de datum van besluitvorming. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld acute opname van een ouder in het ziekenhuis of acute werkloosheid, terwijl een kind al op een opvangplek zit en de ouder moet kunnen solliciteren en de verwachting is dat de ouder weer snel aan het werk kan of een crisissituatie in het gezin.

In het vijfde lid staat dat een SMI wordt toegekend voor een maximale periode van 52 weken. Dit is bepaald, omdat een SMI is bedoeld om ouders tijdelijk (financieel) te ondersteunen. Een langere toekenningsduur zou afdoen aan het tijdelijke karakter van de ondersteuning. Uiteraard kunnen ouders wel opnieuw een aanvraag indienen als de toegekende periode afloopt.

Artikel 9 Hoogte en betaling van de tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt dat de hoogte van de tegemoetkoming is gemaximeerd en de betaling rechtstreeks naar de kinderopvangorganisatie gaat.

Artikel 10 Beperking noodzaak

Ouders moeten proberen de periode van kinderopvang en het aantal opvanguren zo kort en laag mogelijk te houden. Om te beoordelen of dit ook gebeurt, wordt er een heronderzoek uitgevoerd.

Artikel 11 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen tegemoetkoming

Om te zorgen dat gemeenschapsgeld rechtmatig en doelmatig verstrekt wordt, licht het college mensen voor over hun rechten en plichten en wijzen ze mensen op de mogelijke gevolgen als er onterecht gebruik wordt gemaakt van een bijdrage op grond van een SMI. Mensen moeten de juiste informatie tijdig doorgeven. Als ze dat niet doen, kan het recht op een SMI (deels) worden herzien of ingetrokken.

Een herziening of intrekking van het besluit is het met terugwerkende kracht opnieuw beslissen over de aanspraak over een periode in het verleden. Daarbij kan het recht afwijkend worden vastgesteld (herzien) of worden ingetrokken als er in het geheel geen aanspraak heeft bestaan. Het gaat om situaties waarin het college anders over de aanvraag zou oordelen als het op dat moment bekend was met de achteraf bekende informatie.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in uitzonderlijke gevallen afwijken van de verordening als deze leidt tot een onnodig belastende uitkomst. In zijn algemeenheid is het de verantwoordelijkheid van de ouder om aan te geven dat de situatie bijzonder is en zal de ouder dit ook moeten kunnen onderbouwen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

Besluiten worden genomen op basis van de verordening die geldig is op de datum van het besluit. Ouders behouden het recht op een afgegeven SMI tot de einddatum van de beschikking of een nieuw besluit. Bij bezwaarschriften wordt de voor de ouder meest gunstige verordening toegepast.