Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737949
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737949/1
Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering haalbaarheid Noord-Nederland 2025
Geldend van 12-04-2025 t/m heden
Intitulé
Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering haalbaarheid Noord-Nederland 2025Gedeputeerde Staten van Fryslân maken bekend dat zij op 1 april 2025 het volgende besluit hebben genomen:
Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân:
gelet op:
Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L15-12-2023);
Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (2013/ L252);
artikel 5, tweede lid, van de gemeenschappelijke regeling SNN; en de Algemene subsidieregeling SNN 2019;
besluiten:
vast te stellen de Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering haalbaarheid Noord-Nederland 2025 als volgt:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 (gewijzigd bij verordeningen van de commissie van 14 juni 2017 (EG) 2017/1084 en 2 juli 2020 (EG) nr. 2020/972), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
- b.
ASR SNN 2019: Algemene subsidieregeling SNN 2019;
- c.
Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;
- d.
Haalbaarheidsstudie: definitie conform de Algemene groepsvrijstellingsverordening artikel 2 lid 87;
- e.
Haalbaarheidsproject: een project bestaande uit een haalbaarheidsstudie, eventueel gecombineerd met trial and error onderzoek;
- f.
KIA: Kennis en Innovatieagenda;
- g.
landbouw de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (2013/ L252);
- h.
Missies en Sleuteltechnologieën: document beschreven in bijlage I van deze regeling;
- i.
mkb-onderneming: een onderneming zoals opgenomen in bijlage I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;
- j.
reguliere de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L15-12-2023);
- k.
SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;
- l.
Trial and error: het onderzoek doen naar en uitvoeren van testen om antwoord te krijgen op technische haalbaarheidsvragen.
Artikel 2 Doel van de regeling
De subsidieregeling heeft als doel innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te stimuleren.
Artikel 3 Doelgroep
Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
-
1. Subsidie kan worden verstrekt voor een haalbaarheidsproject ten behoeve van een mkb-onderneming.
-
2. Het haalbaarheidsproject past binnen een van de KIA's zoals die zijn beschreven in het document Missies en Sleuteltechnologieën.
-
3. De te subsidiëren activiteiten dienen ten goede te komen aan de vestiging in de provincie Drenthe, Fryslân of Groningen.
Artikel 5 Subsidiabele kosten
Als subsidiabele kosten, voor zover die betrekking hebben op de activiteiten als genoemd in artikel 4, komen in aanmerking:
- a.
het inschakelen van een onafhankelijke adviesorganisatie, die is ingeschreven in een handelsregister;
- b.
materiaalkosten die uitsluitend nodig zijn voor het haalbaarheidsproject;
- c.
een forfaitair tarief van € 60,00 voor de eigen arbeid en de loonkosten van personeel voor zover zij zich met het haalbaarheidsproject bezighouden;
- d.
huurkosten van apparatuur en uitrusting, voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het haalbaarheidsproject.
Artikel 6 Staatssteun
-
1. Subsidie in het kader van deze regeling wordt verstrekt met toepassing van de reguliere de-minimisverordening.
-
2. Indien de aanvrager actief is in de primaire productie van landbouwproducten, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, subsidie verstrekt met toepassing van de op die sector van toepassing zijnde de-minimisverordening.
Artikel 7 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:
- a.
niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de van toepassing zijnde de-minimisverordening;
- b.
werkzaamheden die onderdeel zijn van het project zijn aangevangen vóór ontvangst van de aanvraag;
- c.
ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag;
- d.
het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;
- e.
het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;
- f.
de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in technische of financiële zin onvoldoende risicovol zijn om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;
- g.
het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en/of de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft;
- h.
er onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om de voorgenomen activiteiten naar behoren uit te voeren;
- i.
het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in of onvoldoende impact realiseert met betrekking tot de verwachte bijdrage aan de programma’s of plannen die zijn opgenomen in bijlage I;
- j.
de aanvraag is ingediend in hetzelfde kalenderjaar als een eerdere ingediende aanvraag op basis waarvan de onderneming al subsidie verleend heeft gekregen op grond van deze regeling;
- k.
de onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor reeds door of namens een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project.
Artikel 8 Subsidieplafond
-
1. Gedeputeerde Staten stellen het gezamenlijk subsidieplafond vast op € 3.573.333,00.
-
2. Het dagelijks bestuur SNN verdeelt het in het vorige lid bedoelde bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen.
-
3. Voor zover door verstrekking van subsidie ten behoeve van aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de in het tweede lid bedoelde volgorde bepaald door middel van loting.
Artikel 9 Aanvraagperiode
Gedeputeerde Staten stellen gezamenlijk de aanvraagperiode vast op 8 april 2025 9:00 uur tot en met 16 september 2025 om 17:00 uur.
Artikel 10 Subsidieaanvraag
-
1. Een aanvraag kan worden ingediend bij het SNN via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.
-
2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een projectplan conform het door het SNN beschik- baar gestelde format.
-
3. De aanvrager geeft in het webportal een beknopte samenvatting van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd die kan worden gebruikt in voor eenieder toegankelijke publicaties.
-
4. De aanvraag gaat vergezeld van een naar waarheid ingevulde de-minimisverklaring.
Artikel 11 Subsidiepercentage
De subsidie bedraagt 35% van de subsidiabele kosten.
Artikel 12 Subsidiehoogte
Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 20.000,00.
Artikel 13 Subsidieverplichtingen
-
1. Met de uitvoering van het haalbaarheidsproject wordt gestart binnen vier maanden na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening.
-
2. Het haalbaarheidsproject wordt gerealiseerd binnen twaalf maanden na de start van het haalbaarheidsproject.
Artikel 14 Bevoorschotting
Binnen drie weken na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening wordt de subsidie ambtshalve voor 100% bevoorschot.
Artikel 15 Vaststelling
-
1. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld.
-
2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.
-
3. De subsidieontvanger is verplicht, na het verstrijken van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, desgevraagd aan te tonen dat deze activiteit conform de aanvraag tot subsidieverlening heeft plaatsgevonden en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. Hiervoor verstrekt de subsidieontvanger de informatie die Gedeputeerde Staten van belang achten, waaronder in ieder geval een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden en een urenregistratie.
Artikel 16 Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze regeling wordt bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van 8 april 2025.
Artikel 17 Overgangsrecht
-
1. De MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2024 wordt ingetrokken op de dag dat de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2025 in werking treedt.
-
2. Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2024, blijft de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2024 van toepassing.
Artikel 18 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2025.
Ondertekening
Leeuwarden, 1 april 2025
Gedeputeerde Staten voornoemd:
Drs. A.A.M. Brok
voorzitter.
J.Algra,
secretaris.
Bijlage I MISSIES en SLEUTELTECHNOLOGIEËN
Bijlage 3.4.1. behorende bij artikel 3.4.2, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
1. Klimaat en Energie
Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Ze dragen daarmee automatisch bij aan de tussendoelen voor 2030 zoals nationaal en Europees zijn vastgesteld.
De Kennis- en Innovatie Agenda (Hierna: KIA) Klimaat en Energie bevat 4 deelmissies:
- 1.
Een volledig CO2-vrij elektriciteitssysteem in 2050;
- 2.
Een CO2-vrije en toekomstbestendige gebouwde omgeving in 2050;
- 3.
Een klimaatneutrale industrie met hergebruik van grondstoffen en producten in 2050;
- 4.
Emissieloze en toekomstbestendige mobiliteit voor mensen en goederen in 2050.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst in relatie tot bovenstaande deelmissies gericht te zijn op:
- •
Verlaging van het gebruik van fossiele energie c.q. van de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen.
- •
Verhoging van de productie of benutting van duurzame energie en de integratie in het energiesysteem.
- •
Vergroting van de efficiency door energiebesparende innovaties.
2. Circulaire Economie
Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een circulaire economie in 2050. Voor deze missie zijn tussendoelen geformuleerd in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 en kansrijke thema’s om die tussendoelen te kunnen halen. De snelheid en het volume waarmee de beoogde innovatie impact zou kunnen maken, wegen mee in de beoordeling.
In een circulaire economie past het totaal van alle productie en consumptie binnen de planetaire grenzen. Voor circulariteit dienen nieuwe producten en diensten te worden ontworpen, waarbij het potentieel voor hergebruik en recycling het uitgangspunt is. Om te komen tot circulaire grondstof-ketens en processen moet de levensduur van producten en materialen worden verlengd door producten en processen te ontwikkelen en geschikt te maken voor het uitvoeren van reparatie, refurbishing, remanufacturing en andere levensduurverlengende bewerkingen, worden materialen en (kritische) grondstoffen aan het einde van de levensduur van producten teruggewonnen, en worden productie-, collectie-, sorteer -, reparatie-, refurbishing- en recyclingsprocessen geoptimaliseerd.
Maatschappelijk zal sprake moeten zijn van een systeemtransitie en van acceptatie. Dit vraagt om systeem- en sociale innovaties, zoals gedragsverandering van bedrijven en consumenten, meervoudige waarde creatie, ketenanalyse en ketensamenwerking, standaardisering en normering. MKB-innovaties zullen in deze ontwikkelingen moeten passen respectievelijk. deze moeten versterken.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:
- 1.
Vermindering van het gebruik van primaire grondstoffen.
- 2.
Substitutie: vervanging van fossiele of anderszins belastende grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen (secundaire grondstoffen of duurzaam geproduceerde biogrondstoffen).
- 3.
Stimulering van levensduurverlenging, bijvoorbeeld via producten of processen die hergebruik, refurbishment en reparatie van apparatuur, installaties en infrastructuur stimuleren.
- 4.
Beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen naar het milieu dan wel vervanging van deze schadelijke stoffen door stoffen die veel minder schadelijk of onschadelijk worden geacht.
- 5.
Hoogwaardige verwerking: schone en goed gesorteerde inzamelstromen en terugwinning van materialen.
Ten slotte dienen de te ontwikkelen innovatieve producten, processen of diensten in relatie tot de bovenstaande deelmissie zich te richten op een (combinatie) van de volgende waardeketens:
- •
Bouw: woningen, kantoren, viaducten en bruggen, wegverhardingen.
- •
Consumptiegoederen: meubels, textiel, verpakkingen en wegwerpproducten; elektrische en elektronische apparatuur.
- •
Kunststoffen: plastic verpakkingen, land- en tuinbouwplastic, plastic in de bouw.
- •
Maakindustrie: capital equipment, windparken, zon-PV systemen, klimaatinstallaties.
- •
Gezondheid en Zorg: wegwerpmaterialen en -instrumenten, geneesmiddelen, vastgoed
- •
Water: grondstoffen uit afvalwater, zuivering van afvalwater na gebruik als grondstof
- •
Kritieke grondstoffen: grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie, maakindustrie en defensie, maar een groot risico kennen ten aanzien van de leveringszekerheid.
3. Landbouw, Water en Voedsel
Projecten dienen bij te dragen aan de zes deelmissies van de KIA Landbouw, Water en Voedsel (LWV). Ten slotte is er een apart programma voor sleuteltechnologieën voor de KIA LWV dat geen onderdeel is van de deelmissies van LWV maar waar projecten nog steeds aan bij kunnen dragen.
De KIA LWV bevat 6 deelmissies:
- 1.
Veerkrachtige natuur en vitale bodem
- 2.
Duurzame land- en tuinbouw
- 3.
Vitaal landelijk gebied in een klimaatbestendig Nederland
- 4.
Duurzaam en gewaardeerd voedsel dat gezond, toegankelijk en veilig is
- 5.
Duurzaam en veilig gebruik van de Noordzee en andere grote wateren
- 6.
Veilige en weerbare delta
Een belangrijk deel van de vraagstukken achter die deelmissies vraagt om onderzoek (kennis), om een eenmalige oplossing (een specifieke aanpak) of om oplossingen voor de inrichting van gebieden, en niet om een veelvuldig verkoopbaar MKB-product waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren. Dit geldt vooral de deelmissies 1, 3 en de systeemgerichte onderdelen van deelmissie 4. MKB-projecten liggen daarbij dus niet direct voor de hand, maar technologische oplossingen om kennis te verzamelen of in de praktijk te brengen zijn zeker niet ondenkbaar. Denk bijvoorbeeld aan innovaties ten behoeve van betere of gemakkelijker kennisverzameling, beheer (het bestrijden van exoten) of de ontwikkeling van sensoren.
Hieronder worden de deelmissies en het programma sleuteltechnologieën voor Landbouw, Water en Voedsel (LWV) nader toegelicht.
1. Deelmissie veerkrachtige natuur en vitale bodem
Deze deelmissie draait om innovaties die effectief bijdragen aan het ombuigen van de trend van natuur- en biodiversiteitsverlies. De sleutels liggen enerzijds bij biodiversiteitsherstel en het robuust maken van natuur binnen en buiten natuurgebieden, anderzijds bij de transitie naar een samenleving en economie die hier positief aan bijdragen. Het gaat ook om vernieuwde vormen van governance en waarderingssystemen en de innovatieve inzet van natuur als oplossing voor de maatschappelijke opgave om een veerkrachtige natuur en een vitale bodem te bewerkstelligen.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie bij te dragen aan de volgende vraagstukken:
- 1.
Ombuigen van natuur- en biodiversiteitsverlies naar noodzakelijk herstel door kennis van biodiversiteit en natuurlijke processen en structuren, maar ook door kennis over de effectiviteit van maatregelen en herstelstrategieën.
- 2.
Beter begrijpen hoe ecosysteemdiensten versterkt kunnen worden in stedelijk, landelijk en natuurlijk gebied. Er zijn innovatieve meetsystemen nodig van de economische en maatschappelijke waardering van deze diensten.
- 3.
Mogelijkheden die digitale technologieën bieden voor een natuurinclusieve samenleving door het verzamelen van data en monitoring en de inzet daarbij van tools, apps, AI, remote sensing, drones en sensoren in het natuurdomein.
2. Deelmissie duurzame land- en tuinbouw
Deze deelmissie beoogt de benodigde kennis, inzichten, innovaties en handelingsperspectieven te ontwikkelen om te komen tot een integraal duurzaam systeem van land- en tuinbouw, waarbij het systeem zowel de primaire bedrijven betreft als hun economische, maatschappelijke en ruimtelijke interacties.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie gericht te zijn op de volgende innovatieprogramma’s:
- 1.
(Bouwstenen voor) veerkrachtige en weerbare plantaardige en dierlijke productiesystemen.
- 2.
Circulariteit en natuurlijke hulpbronnen; verdere sluiting van de kringloop van water, nutriënten en andere (bio)grondstoffen.
- 3.
Energietransitie in de land- en tuinbouw.
3. Deelmissie vitaal landelijk gebied in een klimaatbestendig Nederland
Deze deelmissie draait om de kwaliteit van bodem en water die onder druk staat, en de beschikbaarheid van voldoende zoet water voor drinkwater, industrie, irrigatie en natuur die niet meer altijd vanzelfsprekend is. Dat geldt voor het platteland maar ook voor bebouwde gebieden, waarin bijvoorbeeld stedelijk groen bijdraagt aan leefbaarheid en vermindering van wateroverlast en hittestress.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie gericht te zijn op:
- 1.
(Hybride) groen-grijs-blauwe oplossingen voor de private en publieke ruimte die bijdragen aan biodiversiteit, het vasthouden en infiltreren van water en het verminderen van hittestress, de beheersing van het grondwaterpeil en het voorkomen van zettingen en bodemdaling. Duurzame en robuuste inrichting van ondergrondse leidingnetwerken voor drinkwater, hemelwater en afvalwater, rekening houdend met andere ondergrondse netwerken, klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouwopgave.
- 2.
Oplossingen voor het langer vasthouden van regenwater en gezuiverd afvalwater, waarbij landinrichting en -gebruik bijdragen aan het vasthouden van water. Inzet van technologische en natuurlijke zuivering om kwaliteit van zoetwatersystemen te beschermen (o.a. tegen verzilting) en te verbeteren. Het voorkomen van schadelijke emissies en lozingscalamiteiten. Duurzame alternatieven voor waterwinning en waterhergebruik.
4. Deelmissie duurzaam en gewaardeerd voedsel, dat gezond, toegankelijk en veilig is
Doel van deze deelmissie is dat in 2050 voedsel in Nederland en Europa op een duurzame manier wordt geproduceerd in transparante ketens, waarin alle ketenpartijen een bijdrage leveren aan de verduurzaming van het voedselsysteem als geheel en aan de voedselzekerheid. Het voedselsysteem is dan zo ingericht dat het bijdraagt aan de halvering van de ecologische voetafdruk. Het streven is dat er in 2030 de helft minder voedsel wordt verspild en dat er een verschuiving wordt gerealiseerd naar 50-50% dierlijke en plantaardige eiwitten. Ook worden zij- en reststromen maximaal verwaard. Er wordt toegewerkt naar een ecologisch, economisch en sociaal houdbaar systeem.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie bij te dragen aan de volgende ontwikkelingen:
- 1.
Een ecologisch en economisch houdbaar landbouw en voedsel-systeem; dit betreft herinrichting van het landbouw- en voedselsysteem, transparante en duurzame voedselketens en de positie van Nederland in het internationale voedselsysteem.
- 2.
Duurzame verwerking en voedselveiligheid, vers en verwerkt; dit betreft in (vers)ketens reductie en hergebruik van energie en water, verbeterde grondstofefficiëntie en flexibele voedselverwerking, het tegengaan van voedselverspilling, de verlenging van de houdbaarheid van producten.
- 3.
Alternatieve eiwitten: keten en producten; dit betreft verhoogde productie van alternatieve eiwitten, meer en beter aanbod, verhoogde consumptie en effecten van de eiwittransitie.
- 4.
Duurzaam en gezond voedselaanbod en consumentengedrag; dit betreft het aanbod van duurzame en gezonde producten, voedselkeuzegedrag van consumenten, een verbeterde voedselomgeving.
- 5.
Voedselzekerheid nu en in de toekomst (mondiaal/EU/Nederland); dit betreft schokbestendige (toekomstige) voedselsystemen, het bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrifood sector in lage- en middeninkomenslanden, het terugdringen van verspilling en voedselverlies en de transitie naar duurzame en gezonde diëten in lage – en middeninkomenslanden.
- 6.
Meervoudige verwaarding vanaf de agrifoodsector naar food en non-food; dit betreft verwaarding van biogrondstoffen uit de voedselketen naar voedsel en hoogwaardige, veilige, bioafbreekbare non-food producten, het halveren van de footprint in bestaande en nieuwe voedselketens door het valoriseren van de rest- en zijstromen, de reductie van en efficiënter gebruik van water, energie en grondstoffen en de ontwikkeling van markten en waardeketens voor schone en veilige producten uit organische restromen en voor biobased producten.
5. Deelmissie duurzaam en veilig gebruik van de Noordzee en andere grote wateren
Deze deelmissie richt zich op het doel dat in 2050 in Nederland de ecologische draagkracht en waterkwaliteit en –beschikbaarheid in balans is met de opgave voor hernieuwbare energie, voedsel, visserij en andere economische activiteiten.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:
- 1.
Producten uit zee en grote wateren inclusief aquacultuur worden gewonnen met minimale ecologische impact.
- 2.
Verwerkingsprocessen (aan boord) zijn geoptimaliseerd.
6. Deelmissie veilige en weerbare delta
Deze deelmissie richt zich op het doel dat Nederland een veilige en weerbare delta blijft, ook bij een stijgende zeespiegel en sterkere schommelingen in de afvoer van rivieren door toegenomen weerextremen. Het achterliggend land wordt beschermd met betaalbare, circulaire, klimaatneutrale maatregelen die zoveel mogelijk werken vanuit het natuurlijk systeem (NBS, water en bodem sturend) dan wel rekening houden met de natuur (natuurinclusief). Havens blijven bereikbaar en rivieren, kanalen en de Noordzee blijven veilig bevaarbaar.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:
- 1.
Innovatieve en duurzame oplossingen om de delta tegen overstroming en verdroging te beschermen en bevaarbaar te houden.
- 2.
Innovatieve, duurzame (met name) circulaire harde en zachte oplossingen waarmee het gebruik van primaire bouwgrondstoffen fors gereduceerd wordt en/of een duurzame slibeconomie ontstaat.
- 3.
Innovatieve oplossingen die bijdragen aan emissiereductie in de scheepvaart en leiden tot een digitale, modulaire en circulaire inrichting van de scheepsbouw.
7. Programma voor sleuteltechnologieën voor Landbouw, Water en Voedsel (LWV)
Dit programma richt zich op het doel dat in 2030 sleuteltechnologieën zijn ontwikkeld die bijdragen aan de missies in ‘groenblauwe‘ sectoren zoals land- en tuinbouw en watersystemen. De toepassing van sleuteltechnologieën helpt deze sectoren hun missies en doelen effectiever, sneller en/of efficiënter te bereiken.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissie de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:
- 1.
‘Smart Technology’: technologie die (op termijn) via digitalisering bijdraagt aan oplossingen voor maatschappelijke opgaven in het groen/blauwe domein, het maakt de sectoren efficiënter, intelligenter, transparanter, veiliger, adaptiever en weerbaarder.
- 2.
Biotechnologie en veredeling draagt bij aan de beschikbaarheid van voldoende genetische variatie en innovatieve technologieën voor de veredeling en fokkerij zodat bedrijven sneller, efficiënter en effectiever hoogwaardig uitgangsmateriaal kunnen ontwikkelen dat geschikt is voor toepassing in de verschillende missieprogramma’s van de KIA Landbouw, Water, Voedsel.
- 3.
Niet-fossiele, veilige producten door biologische conversies of fermentaties inclusief scheidingstechnologie.
4. Gezondheid en Zorg
Projecten dienen bij te dragen aan het doel dat in 2040 alle mensen in Nederland ten minste vijf jaar langer in goede gezondheid leven en dat de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% zijn afgenomen.
De KIA Gezondheid en Zorg bevat de vijf deelmissies:
- 1.
Leefstijl & leefomgeving. In 2040 is de ziektelast als gevolg van een ongezonde leefstijl en ongezonde leefomgeving met 30% afgenomen.
- 2.
Verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving. In 2030 wordt zorg 50% meer (of vaker) in de eigen leefomgeving georganiseerd, samen met het netwerk rond mensen die zorg nodig hebben.
- 3.
Verhoging van de participatiegraad van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking. In 2030 is het deel van de mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking dat naar wens en vermogen kan meedoen in de samenleving met 25% toegenomen;
- 4.
Verhoging van de kwaliteit van leven van mensen met dementie. In 2030 is de kwaliteit van leven van mensen met dementie met 25% toegenomen; en
- 5.
Betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen. In 2035 is de bevolking beter beschermd tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of diensten in relatie tot de deelmissies daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:
- 1.
Preventie van ziektes of aandoeningen.
- 2.
Gezondheidswinst voor patiënten die lijden aan één of meer (chronische) ziektes of aandoeningen inclusief hersen- en /of psychische aandoeningen.
- 3.
Verbetering van de opsporing of behandeling van ziektes of aandoeningen of van het herstel daarna.
- 4.
Innovaties, bijvoorbeeld hulpmiddelen, die het organiseren van zorg in de eigen leefomgeving in plaats van in zorginstellingen vergemakkelijken.
- 5.
Arbeidsbesparende technologie zowel intramuraal als in de leefomgeving.
- 6.
Verhoging van deelname aan de samenleving van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking, naar wens en vermogen.
- 7.
Verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met dementie.
- 8.
Betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen.
Ten slotte is voor de te ontwikkelen innovatieve producten, processen of diensten in relatie tot de bovenstaande deelmissies het volgende relevant:
- -
Gezien de doelstelling in de missie om gezondheidsverschillen terug te dringen, is het een pré als de innovatie bruikbaar en beschikbaar is voor mensen in een lage sociaaleconomische positie.
- -
Met het oog op de inpassing in bestaande systemen dient bij de te ontwikkelen innovaties rekening gehouden te worden met interoperabiliteit: producten, systemen of organisaties zijn interoperabel als ze zonder beperkingen kunnen communiceren en interacteren.
5. Veiligheid
Projecten dienen bij te dragen aan de overkoepelende ambitie om (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór te blijven: ' always ahead of the threat ’ met slimme oplossingen in dienst van een veilige maatschappij.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor bij te dragen aan een van de volgende vijf deelmissies binnen de KIA veiligheid:
- 1.
In 2030 is de georganiseerde ondermijnende criminaliteit in Nederland riskant en slecht lonend, door meer zicht op illegale activiteiten en geldstromen.
- -
Zicht: Er is specifiek behoefte aan instrumentaria om criminele activiteiten waar te nemen en ontwikkelingen en patronen te herkennen zoals het ontstaan van criminele samenwerkingsverbanden en werkwijzen. Nieuwe, slimme sensoren (bijvoorbeeld uit de chemische industrie) kunnen ongebruikelijke activiteiten detecteren en gedragswetenschappelijke inzichten kunnen patronen herkennen en analyses versterken. Het waarnemend vermogen kan verhoogd worden door gebruik te maken van detectiemiddelen van andere publieke en private partijen.
- -
Inzicht: Omdat veel illegale activiteiten zich ‘ondergronds’ manifesteren, is het van belang om toekomstige ontwikkelingen goed te voorspellen. Dat is nodig om de schaarse interventiemogelijkheden effectiever te benutten. Aanvullend op het vergroten van “zicht op“ georganiseerde criminaliteit, kan door kennisdeling, financiële en technische analyses het “inzicht in” criminele activiteiten worden vergroot. Met deze voorspellende kracht kunnen vervolgens interventies worden verbeterd of geëffectueerd.
- -
Interventie: Door het genereren van overzicht en inzicht kan worden toegewerkt naar doelgerichte innovatieve interventies die bijdragen aan het terugdringen van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze interventies kunnen van technische of procesmatige aard zijn.
- -
- 2.
In 2035 beschikt Nederland over de marine van de toekomst. Door de sterk verbeterde samenwerking in het marinebouwcluster is Nederland in staat om flexibel te reageren op onvoorspelbare ontwikkelingen.
- -
Smart kill-chains - Radar en geïntegreerde sensorsuites
- -
Smart operations
- -
Smart manning & automation
- -
Zero emission and survivable warships
- -
Smart design and maintenance
- -
Smart concepts
- -
- 3.
In 2030 heeft Nederland een operationeel inzetbare ruimtevaartcapaciteit voor defensie en veiligheid. Daarbij fungeert de Defensie Ruimteagenda als richtsnoer.
- -
Robuuste plaatsbepaling- en tijdsynchronisatiesystemen
- -
Nationale situational awareness, surveillance & tracking capaciteit
- -
Grondgebonden situational awareness capaciteit (aardobservatie)
- -
Veilige communicatie en vergrote transmissiecapaciteit
- -
(Gedeeltelijk) eigen satellietcapaciteit met tijdige en veilige toegang tot verschillende diensten
- -
Shared (space based) Early Warning
- -
- 4.
Cyberveiligheid. In 2030 is veiligheid verplicht bij de ontwikkeling van digitale producten, en beschikt Nederland over een sterke cybersecurity kennis- en innovatieketen. De doelstellingen en acties in de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022-2028 (NLCS) vormen voor deze missie het overkoepelende kader.
- -
Digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties
- -
Veilige en innovatieve digitale producten en diensten
- -
Tegengaan van digitale dreigingen van staten en criminelen
- -
Cybersecurity-arbeidsmarkt, onderwijs en digitale weerbaarheid van burgers
- -
- 5.
Hightech Landoptreden. In 2030 werkt de krijgsmacht volledig genetwerkt met integratie van nieuwe technologieën om sneller en effectiever te kunnen handelen dan de tegenstander.
- -
Robotics and Autonomous Systems
- -
Communicatienetwerken en informatie gestuurd optreden
- -
Slimme en robuuste logistiek
- -
Energietransitie
- -
Duurzame, high performance materialen
- -
6. Sleuteltechnologieën
Sleuteltechnologieën worden gekenmerkt door een generiek karakter met een breed toepassingsgebied of bereik in innovaties en/of sectoren binnen de KIA’s 1 t/m 5. Bij projecten die bijdragen aan de inhoudelijke KIA’s 1 t/m 5 zal dus veelal gebruik worden gemaakt van een of meer sleuteltechnologieën, waarbij sprake kan zijn van doorontwikkeling voor de specifieke toepassing.
Projecten die specifiek voor de KIA Sleuteltechnologieën worden ingediend, moeten bijdragen aan de generieke ontwikkeling van (een of meer) sleuteltechnologieën:
- •
door een ondersteunende bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van kennis over sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het onderzoek daarnaar.
- •
door een ondersteunende bijdrage te leveren aan verbrede of versnelde toepassing van een of meer sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld door de integratie ervan in producten, processen of diensten te vergemakkelijken.
Hierbij wordt benadrukt dat onder optie 1 het doen van puur onderzoek naar sleuteltechnologieën en onder optie 2 het puur toepassen ervan in een willekeurige sector niet anders dan binnen de missies reeds gebeurt, geen basis is voor toekenning van een subsidie.
Voor MKB-projecten binnen deze KIA wordt gezocht naar innovaties die de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën verbeteren, die als product veelvuldig verkoopbaar zijn en waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren.
Hieronder de clusters van aangewezen Sleuteltechnologieën vanuit het perspectief van de potentiële bijdrage van technologie aan maatschappelijke uitdagingen in Nederland waaraan MKB-projecten kunnen bijdragen, de sleuteltechnologieën die onderdeel zijn van de nationale technologie strategie zijn aangemerkt met NTS:
- 1.
Chemical Technologies
- 1.1
Process technology, including process intensification (NTS)
- 1.2
(Advanced) Reactor engineering
- 1.3
Separation technology
- 1.4
Catalysis
- 1.5
Analytical technologies
- 1.6
Electricity-driven chemical reaction technologies
- 1.1
- 2.
Engineering and Fabrication Technologies
- 2.1
Sensor and actuator technologies
- 2.2
Imaging technologies (NTS)
- 2.3
Mechatronics and opto-mechatronics (NTS)
- 2.4
Additive manufacturing
- 2.5
Robotics
- 2.6
Digital manufacturing technologies
- 2.7
Semiconductor technologies (NTS)
- 2.8
Systems engineering
- 2.1
- 3.
Photonics and Optical Technologies
- 3.1
Photovoltaics
- 3.2
Optical systems and Integrated photonics (NTS)
- 3.3
Photonic/Optical detection and processing
- 3.4
Photon generation technologies
- 3.1
- 4.
Advanced Materials
- 4.1
Energy materials (NTS)
- 4.2
Optical, electronic, magnetic and nanomechanical materials
- 4.3
Meta materials
- 4.4
Soft/bio materials
- 4.5
Thin films and coatings
- 4.6
Construction and structural materials
- 4.7
Smart materials
- 4.1
- 5.
Quantum Technologies (NTS)
- 5.1
Quantum computing
- 5.2
Quantum communication
- 5.3
Quantum sensing
- 5.1
- 6.
Life science and biotechnologies
- 6.1
Biomolecular and cell technologies (NTS)
- 6.2
Biosystems and organoids
- 6.3
Biomanufacturing and bioprocessing
- 6.4
Bio-informatics
- 6.1
- 7.
Nanotechnologies
- 7.1
Nanomanufacturing
- 7.2
Nanometerials
- 7.3
Functional devices and structures (on nanoscale)
- 7.4
Micro- and nanofluids
- 7.5
Nanobiotechnology/Biotechnology
- 7.1
7. Digitalisering
De KIA Digitalisering is complementair aan de KIA Sleuteltechnologieën en representeert de zeven ‘Digital and Information Technologies’ (DIT’s) sleutel technologieën van de 44 sleutel technologieën uit de KIA Sleuteltechnologieën waarvan (1) Artificial Intelligence (AI) en (3) Cyber security technologies terugkomen in de Nationale Technologie Strategie (NTS).
Projecten die specifiek voor de KIA Digitalisering worden ingediend, dienen bij te dragen aan een van de zeven ‘Digital and Information Technologies’ (DITs) en de drie luiken zoals hieronder beschreven in acht te nemen. De sleuteltechnologieën die onderdeel zijn van de nationale technologie strategie zijn aangemerkt met NTS:
- 1.
Artificial Intelligence (AI) (NTS)
- 2.
Data science, data analytics and data spaces (NTS)
- 3.
Cyber security technologies (NTS)
- 4.
Software technologies and computing
- 5.
Digital connectivity technologies
- 6.
Digital Twinning and immersive technologies
- 7.
Neuromorphic technologies
Projecten passen in de KIA Digitalisering als het een van de maatschappelijke uitdagingen in de KIA's 1 t/m 5 adresseert door toepassing van (een van) de zeven DITs, of indien het project de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van DITs verbetert, en het als product verkoopbaar is. Daarbij dienen drie luiken op het gebied van 'Digital and Information Technologies' in acht te worden genomen:
- -
innoveren met DITs (ten behoeve van KIA’s 1 t/m 5);
- -
reflectie op DITs (zorgen voor verantwoorde digitale transformatie en de verantwoorde ontwikkeling en toepassing van DITs); en
- -
innoveren in DITs (verder ontwikkelen van de zeven DITs).
Het uitvoeren van fundamentele kennisontwikkeling is geen basis voor toekenning van een MIT-subsidie. Toegepaste kennisontwikkeling is dat alleen daar waar sprake is van een veelvuldig verkoopbaar product, waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren.
7.a. Digital Technologies: Artificiële Intelligentie (AI) (NTS)
Aansluitend op de sleuteltechnologie Digital Technologies is binnen de MIT-subsidiemodule tevens het thema Artificiële Intelligentie (AI) opgenomen, om het MKB te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van AI.
Voor AI wordt de definitie gehanteerd van de Europese Commissie: ‘AI verwijst naar systemen die intelligent gedrag vertonen door hun omgeving te analyseren en – met een zekere mate van zelfstandigheid – actie te ondernemen om specifieke doelen te bereiken’.
In aanmerking komen projecten die bijdragen aan de generieke ontwikkeling van AI, doordat:
- 1.
zij gericht zijn op de ontwikkeling en inzet van generatieve AI, in het bijzonder large language models c.q. foundation models en de toepassing daarvan.
- 2.
zij gericht zijn op de ontwikkeling en inzet van Machine Learning (machinaal leren), waaronder Supervised Learning (gesuperviseerd leren), Unsupervised Learning (ongesuperviseerd leren) en Reinforcement Learning (bekrachtigingsleren).
- 3.
zij gericht zijn op de een aantoonbaar nieuwe oplossing binnen één of meerdere toepassingsgebieden van de Nederlandse AI Coalitie (NL AIC): Energie en Duurzaamheid; Gezondheid en Zorg; Vrede, Recht en Veiligheid; Landbouw en Voeding; Cultuur en Media; Financiële Dienstverlening; Gebouwde Omgeving; Haven en Maritiem; Mobiliteit; Transport en Logistiek; Onderwijs; Publieke Diensten; en de Technische Industrie.
- 4.
zij gericht zijn op het aanbrengen van verbindingen tussen hun voorstel en de kern AiNed activiteiten (Learning Communities, Innovatielabs, Breaking Barriers, ELSA-Labs), alsmede het zoeken van aansluiting bij een van de zeven AI-Hubs.
- 5.
er gebruik gemaakt wordt van een aanpak die oog heeft voor betrouwbare en mensgerichte AI. Betrokkenen bij de AI toepassing (bijvoorbeeld burgers en/of werknemers) worden zoveel mogelijk betrokken bij het maken van keuzes over de ontwikkeling en het gebruik van de AI.
8. Maatschappelijk Verdienvermogen
Het doel is om technologie beter te benutten in nieuwe producten, processen en diensten voor maatschappelijke uitdagingen en de impact van het ondernemen te versterken. Daardoor worden betere toepassingen ontwikkeld, die zowel economisch als maatschappelijk rendement opleveren.
Projecten passen in de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen als ze een van de uitdagingen in KIA's 1 t/m 5 adresseren en zich richten op bovengenoemde doelstelling.
Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende technologiebenuttingen te verbeteren:
- -
De methodisch onderbouwde manier van werken, waarbij gebruik gemaakt wordt van relevante Key Enabling Methodologies (zie de KEM agenda via https://kems.nl/).
- -
Het daarbij betrekken en inzetten van kennis en expertise uit mens- en maatschappijwetenschappen, bedrijfskunde, bestuurskunde, communicatie, transitiekunde en systeemdenken.
- -
Samenwerking in innovatie-ecosystemen van bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, vaak regionaal georiënteerd en het organiseren van sterke betrokkenheid van eindgebruikers en/of burgers.
Toelichting
Inleiding
De MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2025 sluit aan op de bestuurlijke keuze om het innovatiebeleid te richten op een viertal thematische missies, op ondersteunende sleuteltechnologieën en op maatschappelijk verdienvermogen. Deze aanpak is vastgesteld door het kabinet en is in grote lijnen overgenomen door alle provincies in hun economisch beleid en/of de Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (Regionale innovatiestrategieën; RIS3). Op nationaal niveau zijn de missies en de aanpak voor Sleuteltechnologieën door de topsectoren uitgewerkt in een achttal Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s). In november 2023 zijn deze agenda’s geconcretiseerd in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC), dat ook is ondertekend door de provincies:
Missies & sleuteltechnologieën in de verschillende instrumenten binnen de MIT
Voor de haalbaarheidsprojecten binnen de regeling voor 2025 geeft u in het projectplan aan op welke KIA het uiteindelijk te ontwikkelen product, proces of dienst is gericht, met een bondige toelichting.
Relevantie voor MKB en MKB-innovaties
Missies omvatten een breed scala aan veranderingen en aanpassingen in ons dagelijks leven en ons patroon van produceren en consumeren. Zoals ook in de voorwaarden is aangegeven is de regeling gericht op het stimuleren van technologische innovaties. Onderstaande opsommingen bevatten deels concrete vraagstukken binnen elk van de missies waarvoor technologische innovaties evident een bijdrage kunnen leveren. Andere vraagstukken beschrijven de noodzaak tot systeemveranderingen, een andersoortige aanpak of ander gedrag. Technologische innovaties zullen daar veelal een deeloplossing brengen of de veranderingen ondersteunen. Duidelijk moge zijn dat alleen subsidie wordt verstrekt voor het onderzoeken van de haalbaarheid van een innovatie, met het bijbehorende innovatierisico, en niet voor het toepassen van een innovatieve werkwijze of een innovatief product in bijvoorbeeld het agrarisch bedrijf, in het stedelijk gebied, rivieren en zeeën of in de zorg.
Aansluiting op bestaande kennis en op onderzoeksagenda’s
Waar een innovatie is gericht op de missiethema’s zijn er geen verplichtingen ten aanzien van het gebruik van (sleutel)technologieën; de innovativiteit en de economische potentie zijn in dat opzicht doorslaggevend. Om vernieuwend en competitief te zijn is het in het algemeen relevant hoogwaardige actuele kennis en kunde in uw innovatie te benutten en/of te combineren. Om competitief te blijven is het een voordeel om aansluiting te (kunnen) vinden op verdere ontwikkeling van die kennis en kunde in eigen land of regio. Om die reden is het advies om goed kennis te nemen van recent binnen de topsectoren en KIA’s ontwikkelde kennis respectievelijk van lopende onderzoeksprogramma’s en -projecten.
ASR 2019
Op aanvragen is de Algemene subsidieregeling SNN 2019 (ASR SNN 2019) van toepassing. Daarin zijn onder andere weigeringsgronden opgenomen. Ook is daarin opgenomen dat, wanneer de aanvrager (met toepassing van artikel 4:5 van de Awb) in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst geldt met betrekking tot de verdeling van het subsidieplafond.
De subsidieontvanger heeft een meldings- en mededelingsplicht. In artikel 2.5 van de ASR SNN 2019 is opgenomen wanneer de subsidieontvanger een schriftelijke melding dient te doen aan het dagelijks bestuur SNN.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 sub d
Haalbaarheidsstudie: definitie conform de Algemene groepsvrijstellingsverordening artikel 2 lid 87, luidend: Het onderzoek en de analyse van het potentieel van het project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico’s in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn.
Bij een haalbaarheidsstudie kunt u bijvoorbeeld denken aan:
- -
literatuuronderzoek;
- -
octrooionderzoek;
- -
inventarisatie van beschikbare technologie en potentiële partners;
- -
het opstellen van modellen en berekeningen om te onderzoeken of een idee technisch haalbaar is;
- -
marktverkenning;
- -
concurrentieanalyse.
Artikel 1 sub l
Met trial and error wordt bedoeld het onderzoek doen naar en uitvoeren van testen om antwoord te krijgen op technische haalbaarheidsvragen zoals die in het projectplan beschreven zijn.
Denk bij trial en error onderzoek bijvoorbeeld aan het uitvoeren van testen welk materiaal het beste gebruikt kan worden, welke technologie kan worden toegepast, hoe bepaalde elementen interactie hebben met elkaar of welke combinaties in potentie geschikt kunnen zijn.
Trial en error onderzoek heeft als doel inzichtelijk te maken of het beoogde nieuwe product, proces of dienst technisch gezien haalbaar is, zodat dit in een later stadium in een ontwikkelingsproject een grotere kans van slagen heeft omdat u beter inzicht heeft in wat wel en wat niet zou kunnen werken.
Binnen trial en error kan niet een prototype van het uiteindelijk beoogde product, proces of dienst worden gemaakt, net zomin als het testen van prototypes onder reële omstandigheden. In dat geval bent u namelijk aan het ontwikkelen. Het is wel mogelijk om prototypes van onderdelen of elementen te maken die u in een laboratoriumomgeving of digitale onderzoeksomgeving gaat testen, zolang deze maar gericht zijn op het beantwoorden van een technische haalbaarheidsvraag.
Artikel 3 Doelgroep
Aan natuurlijke personen kan geen subsidie worden verleend.
Ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd dienen te zijn ingeschreven in het handelsregister (artikel 5 Handelsregisterwet). De toetsingscriteria van de Kamers van Koophandel staan vermeld in de Beleidsregel ondernemingsbegrip handelsregister (Staatscourant 2008, 123, laatst gewijzigd bij Staatscourant 2011, 8401).
Artikel 5 Subsidiabele kosten
Binnen een haalbaarheidsproject zijn de kosten die direct betrekking hebben op het project subsidiabel. Loonkosten kunnen worden berekend via het forfaitair uurtarief van € 60,00. Het forfaitair vastgestelde uurtarief wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen die in loondienst zijn bij de aanvragende organisatie en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten. Dit tarief kan ook toegepast worden indien personen van een verbonden- of partneronderneming betrokken zijn in de projectuitvoering. Ook eigenaren van ondernemingen die niet worden verloond op basis van een dienstverband kunnen gebruik maken van het forfaitair uurtarief van € 60,00.
Kosten derden omvat alle kosten, gemaakt en betaald binnen de projectperiode, waar een factuur en betaalbewijs tegenover staat. Van belang is dat deze kosten op factuurbasis direct betrekking hebben op het project.
Forfaitair uurtarief en indirecte kosten
Het forfaitaire uurtarief van € 60,00 bestaat uit een basis uurtarief van € 40,00 met een opslag van 50% voor de indirecte kosten. Dit betekent dat de indirecte kosten die verdisconteerd zijn in het forfaitaire tarief niet afzonderlijk gedeclareerd kunnen worden, omdat deze kosten dan tweemaal gesubsidieerd zouden worden.
De kosten van administratief personeel dat wordt ingezet voor het project mogen niet worden opgevoerd als loonkosten met een forfaitair uurtarief voor € 60,00. Omdat deze kosten niet rechtstreeks uit het project voortvloeien zijn dergelijke kosten verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.
Inhoudelijk projectmanagement door eigen personeel valt onder de loonkosten. Kosten van een directeur die incidenteel projectmanagement doet dat niet inhoudelijk van aard is valt hier niet onder. Dergelijke kosten vallen onder de opslag voor de overheadkosten die zijn verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.
Huurkosten voor gebouwen en apparatuur die voor de reguliere activiteiten wordt gebruikt is niet subsidiabel. Deze kosten vloeien niet rechtstreeks voort uit het project. Dergelijke indirecte bedrijfskosten zijn verwerkt in de 50% opslag van het forfaitaire uurtarief van € 60,00.
Reis- en verblijfkosten van het personeel zijn verwerkt in de 50% opslag voor de indirecte kosten van het forfaitaire uurtarief van € 60,00.
Kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien
Huurkosten van bedrijfsruimte en apparatuur die specifiek voor de uitvoering van het project worden gehuurd, worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project.
Onder kosten die uitsluitend voor het project worden gemaakt vallen niet accountantskosten. Ook kosten voor het inschakelen van derden die advies geven om te voldoen aan wet- en regelgeving om producten en diensten op de markt te brengen vallen hier niet onder.
Niet subsidiabele kosten
In artikel 2.4 van de ASR SNN 2019 is opgenomen welke kosten niet subsidiabel zijn. Hieronder een aantal voorbeelden van kosten die in geen enkel geval subsidiabel zijn:
- a.
administratieve en financiële sancties en boetes;
- b.
winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;
- c.
fooien en geschenken;
- d.
representatiekosten- en vergoedingen;
- e.
kosten van personeelsactiviteiten;
- f.
gratificaties en bonussen;
- g.
kosten van een outplacementtraject;
- h.
kosten voor vrijwilligers;
- i.
stagevergoeding;
- j.
kosten voor marketing, promotie en publiciteit voor marktintroductie;
- k.
buitenlandse reis- en verblijfkosten en overheadkosten.
Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 5 sub a
Als er sprake is van het inschakelen van een adviesorganisatie, dient deze onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming. In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:
- .
als de adviesorganisatie een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft;
- .
als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de onderneming van de adviesorganisatie;
- .
als de directeur van de aanvragende onderneming ook de directeur van de adviesorganisatie is;
- .
in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster);
- .
als de organisatie een duidelijk belang heeft in de uitkomsten van het project, verder dan gebruikelijk is.
Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 5 sub c
Onder ‘eigen arbeid’ wordt verstaan de arbeidsinzet (uren) van de ondernemer die niet in loondienst is, zoals de eigenaar van de vennootschap, maatschap of VOF.
Onder personeel wordt niet verstaan: stagiairs. De uren van stagiairs die meewerken aan het haalbaarheidsonderzoek komen niet in aanmerking voor subsidie.
Artikel 7 Weigeringsgronden
Artikel 7 sub a
Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, worden geacht het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (artikel 107 lid 1 VWEU) en leveren derhalve geen staatssteun op.
Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de aanvrager een de-minimisverklaring overleggen bij de aanvraag. Hierin moet de aanvrager alle de-minimissteun opgeven die hij, vanaf het moment van ondertekening van de verklaring, tot 3 jaar geleden verleend heeft gekregen. Onder de reguliere de-minimisverordening kan aan aanvragers tot € 300.000,00 aan steun verstrekt worden zonder dat er sprake is van staatssteun. Dit bedrag (steunplafond) geldt voor alle ondernemingen samen in het verband van ondernemingen over een periode van drie jaren.
Het steunplafond voor maatregelen onder de landbouw de-minimisverordening, dat geldt ten aanzien van aanvragers die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, bedraagt over drie belastingjaren € 50.000.
Artikel 7 sub c
Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen. Indien de verplichting is aangegaan onder de schriftelijke en opschortende voorwaarde dat de subsidie moet zijn verstrekt, wordt aan het vereiste van de stimulerende werking voldaan.
Artikel 7 sub h
Uit het projectplan moet blijken op welke wijze er in het projectonderzoek wordt gedaan naar het economisch perspectief van het beoogde te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst. Dit moet blijken uit concrete en realistische economische haalbaarheidsvragen.
Artikel 7 sub i
In de aanvraag moet worden onderbouwd waarom de beoogde ontwikkeling voldoende impact realiseert met betrekking tot de KIA’s en programma’s die benoemd staan in bijlage I. Dit houdt in dat er een substantiële bijdrage moet zijn aan de doelen die worden beoogd.
Artikel 7 sub j
Het is niet de bedoeling dat een onderneming vaker dan één keer per kalenderjaar een verlening op een subsidieaanvraag kan krijgen. Ondernemingen die met elkaar verbonden zijn worden hierbij als één onderneming beschouwd. De definitie van verbonden ondernemingen staat in bijlage 1 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (artikel 3, derde lid).
Artikel 10 Subsidieaanvraag
Lid 3: de samenvattingen van de projecten zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de projecten en vraag- stukken waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De samenvatting wordt gepubliceerd in een database op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO.nl).
Artikel 15 Vaststelling
Een subsidie die verleend is voor een activiteit als omschreven in artikel 4 van de regeling wordt direct na het verstrijken van de realisatiedatum ambtshalve vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen om (financiële) verantwoording af te leggen aan Gedeputeerde Staten.
Toch kunnen Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling verleende subsidies controleren, al dan niet steekproefsgewijs. Als een subsidieontvanger gecontroleerd wordt, is hij verplicht om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. Hiertoe verschaft hij alle informatie die Gedeputeerde Staten bij hem opvraagt. Dat is dan in ieder geval een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden en een urenregistratie. In aanvulling daarop kunnen ook andere documenten die verband houden met de controle op de vastgestelde subsidies worden opgevraagd.
Als uit de (steekproef)controle onregelmatigheden blijken, dan kan dat gevolgen hebben voor de subsidievaststelling. Een subsidie kan ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken worden. Bovenstaande kan ertoe leiden dat uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl