Plaatsingsrichtlijnen afvalcontainers

Algemene criteria

1.

De afstand van het hart van de afvalcontainer tot de gevel van een woning is minimaal 2 meter, maar het streven is naar een grotere afstand.

2.

De afvalcontainer bevindt zich niet direct voor een deur en ook niet direct onder een raam of balkon van een woonhuis (minimaal 3 m afstand).

3.

De afvalcontainer bevindt zich niet voor een inrit, carport of garage.

4.

De ondergrondse restafvalcontainer is zodanig gesitueerd dat geen kabels en/of leidingen moeten worden verlegd voor het plaatsen. Uitzondering hierop zijn:

• •

  De projectontwikkelaar wil de kosten dragen voor het omleggen van de kabels en leidingen;

• •

  De gemeente heeft (ruimtelijke)argumenten om de ondergrondse container op deze locatie te plaatsen met als consequentie het verplaatsen van kabels en leidingen.

5.

Er worden minimaal 15 aansluitingen bediend per ondergrondse restafvalcontainer, tenzij niet anders mogelijk.

6.

Er worden maximaal 75 aansluitingen bediend per ondergrondse restafvalcontainer, tenzij niet anders mogelijk. Voor bovengrondse gfe-containers geldt een bovengrens van 25 aansluitingen.

7.

Er wordt rekening gehouden met een omvang van 2,5 bij 2,5 meter voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer.

Bescherming milieu

1.

De ondergrondse restafvalcontainer is zodanig gesitueerd dat bij het legen van de container geen schade ontstaat aan bomen.

2.

De ondergrondse restafvalcontainer wordt niet binnen de kroonprojectie en 1,5 meter van bestaande bomen geplaatst, ter voorkoming van schade.

3.

Team Openbare Ruimte (OR) beoordeelt de levensfase en breedtegroei van de boomkroon. Afhankelijk van de levensfase van de boom kan een afweging gemaakt worden om af te wijken van voorgaand punt 2.

4.

De afstand van het hart van de ondergrondse restafvalcontainer tot de insteek van een watergang is minimaal 5 meter. Bij het ontbreken van een talud is de afstand tot het water minimaal 10 meter.

5.

De afvalcontainer bevindt zich bij voorkeur in een verhard gebied. Het alternatief is om de containers in het groen te laten integreren. Bij een alternatieve keuze zal dit nooit ten koste gaan van waardevolle bomen.

6.

Als plaatsing in het groen onontkoombaar is, wordt voorkomen dat “groensnippers” overblijven (voor groenvakken gelden minimale afmetingen).

7.

De ondergrondse restafvalcontainer bevindt zich niet boven een rioolleiding. De ondergrondse restafvalcontainer moet zich bovendien op minimaal 2 meter van het riool bevinden zodat het riool zo nodig eenvoudig en veilig kan worden vervangen.

Bereikbaarheid voor inzamelvoertuig

1.

De afstand tussen het hart van de ondergrondse restafvalcontainer en het hart van het inzamelvoertuig is maximaal 5 meter.

2.

De doorrijhoogte van bruggen, viaducten en andere obstakels op de route naar de afvalcontainer is meer dan 4 meter.

3.

De afvalcontainer is voor het inzamelvoertuig bereikbaar zonder dat het voertuig gedwongen achteruit moet rijden of andere vreemde manoeuvres moet uitvoeren.

4.

Bij afvalcontainers in doodlopende straten is een keervoorziening voor het inzamelvoertuig aanwezig dan wel te realiseren.

5.

De afvalcontainer bevindt zich in een straat die eenvoudig in te rijden is voor het inzamelvoertuig. De bochtstraal is minimaal 8,5 meter (draaicirkel over de bumper van het voertuig).

6.

De afvalcontainer is goed bereikbaar voor inzamelvoertuigen met een maximale breedte van 2,55 meter (3,05 meter incl. spiegels) en een lengte van maximaal 12 meter. In het geval van een ondergrondse restafvalcontainer is tijdens het afstempelen de totale breedte minimaal 3,5 meter.

7.

De afvalcontainer is bereikbaar via een weg die berekend is op zwaar verkeer. Het maximale gewicht van het inzamelvoertuig met belading is 30 ton, verdeeld over 3 assen. Dit geldt ook voor locaties op het terrein van derden.

8.

De afvalcontainer is zodanig gesitueerd dat het inzamelvoertuig (bij lediging van de container) geen hinder ondervindt van aanwezige objecten, zoals straatmeubilair.

9.

De afvalcontainer bevindt zich op gemeentegrond. Lukt dit niet dan zal er een recht van opstal met de eigenaar van de grond gevestigd moeten worden.

Bereikbaarheid voor bewoners

1.

De afvalcontainer is voor bewoners goed bereikbaar.

2.

De afvalcontainer is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers.

3.

De afvalcontainer is zodanig gesitueerd dat voetgangers en rolstoelgebruikers ongehinderd gebruik kunnen maken van doorlooproutes op het trottoir.

4.

Bij de afvalcontainer dient voldoende licht aanwezig te zijn om de container in het donker te gebruiken.

5.

De loopafstand tot een ondergrondse restafvalcontainer is maximaal 125 meter, tenzij niet anders mogelijk.

6.

De loopafstand tot een gfe-container is maximaal 50 meter, tenzij niet anders mogelijk.

7.

De loopafstand wordt niet hemelsbreed, maar vanaf de dichtstbijzijnde in- of uitgang van het hoogbouwcomplex gemeten.

Veiligheid

1.

Er ligt geen fietspad tussen de afvalcontainer en het inzamelvoertuig.

2.

De afvalcontainer is tenminste 60 cm van de rand van een fietsstrook gesitueerd.

3.

De afvalcontainer is zodanig gesitueerd dat het inzamelvoertuig veilig kan stoppen en werken.

4.

De ondergrondse restafvalcontainer is zodanig gesitueerd dat de container bij lediging niet over geparkeerde auto's getild moet worden.

5.

De ondergrondse restafvalcontainer is niet op minder dan 10 meter onder bovengrondse kabels en leidingen gesitueerd.

6.

De ondergrondse restafvalcontainer is zodanig gesitueerd dat bij het legen van de container geen schade ontstaat aan bovengrondse kabels en leidingen.

7.

De afvalcontainer bevindt zich niet in de directe nabijheid van een kruispunt dat met verkeerslichten is geregeld (in verband met wegnemen zicht en verstoren doorstroming).

8.

De afvalcontainer bevindt zich niet naast een bushalte of een busbaan.

9.

De afvalcontainer is zodanig gesitueerd dat gebruikers die wonen aan een drukke doorgaande weg zo weinig mogelijk die weg behoeven over te steken.

10.

De afvalcontainers moeten minimaal 50 cm vanaf de trottoirband worden geplaatst, tussen de weg en de container moet tenminste één tegel (30x30 cm) en een trottoirband (breedte 20 cm) zitten.

Parkeren

1.

De afvalcontainer bevindt zich niet op een laad- en losplaats.

2.

De afvalcontainer bevindt zich niet in een parkeervak tenzij niet anders mogelijk (zie punt 5).

3.

Aan de straatzijde van de ondergrondse restafvalcontainer mag niet geparkeerd worden.

4.

Een ondergrondse restafvalcontainer naast een parkeervak moet zodanig worden uitgevoerd dat de bumper van een geparkeerd voertuig niet over de “traanplaat” van de container kan steken en dat reiniging van het parkeervak eenvoudig mogelijk blijft.

5.

Wanneer een parkeervak moet verdwijnen om een afvalcontainer te kunnen plaatsen moet die locatie opnieuw worden ingericht als een trottoir met een afvalcontainer. Wanneer dit niet mogelijk is moet de locatie ten minste opgehoogd worden tot het niveau van het trottoir.

6.

Bij een locatie met meerdere afvalcontainers moet er tussen 2 containers minimaal één tegel (30x30 cm) ruimte aanwezig blijven.

7.

De vrije doorgang langs het voetgangersplatform van een afvalcontainer dient minimaal 1,20 meter te zijn.