Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737916
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737916/1
Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper
Geldend van 11-04-2025 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie ValleihopperDe colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen;
Overwegende dat:
- ➢
De gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers in het kader van de uitvoering van hun bedrijfsvoeringstaken betreffende het Vraagafhankelijk vervoer en het OV-vangnet vanuit oogpunt van continuïteit, efficiëntie, kwaliteit en doelmatigheid geboden is en dat de Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper daartoe in 2021 is opgericht;
- ➢
De Wet gemeenschappelijke regelingen op enkele onderdelen is gewijzigd;
- ➢
Om voornoemde redenen de gemeenschappelijke regeling aanpassing behoeft;
- ➢
De colleges, na de mogelijkheid van het inbrengen van zienswijzen van hun raden op de ontwerpregeling en na verkregen toestemming van hun raden, kunnen beslissen tot de hiervoor bedoelde wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling;
Gelet op:
Artikel 1 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen;
Gezien:
De verkregen toestemming van de gemeenteraden van Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen;
Besluiten:
De Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper te wijzigen als volgt:
Artikel 1 – Begripsbepalingen
-
1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
- a.
deelnemer: de publiekrechtelijke rechtspersoon waarvan de deelnemer een bestuurder is van het college van B&W van een gemeente die de regeling mede heeft getroffen;
- b.
college: college van burgemeester en wethouders
- c.
bedrijfsvoeringsorganisatie: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2;
- d.
het personeel: het personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie;
- e.
ambtelijk eindverantwoordelijke: de functionaris, bedoeld in artikel 14, tweede lid;
- f.
bestuur: het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper;
- g.
voorzitter: de voorzitter van het bestuur, bedoeld in artikel 6;
- h.
de WGR: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- i.
Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Gelderland;
- j.
vervoer: onder vervoer wordt in deze regeling verstaan het vraagafhankelijk vervoer op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en voor de deelnemers uit de provincie Utrecht het provinciale OV-vangnet.
- k.
OV-Vangnet: Aanvullend openbaar vervoersvoorziening provincie Utrecht.
- a.
Artikel 2 – De bedrijfsvoeringsorganisatie
-
1. Bij deze regeling wordt ingesteld een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd: "Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper".
-
2. De rechtspersoon is gevestigd in Barneveld.
Artikel 3 – Belang
-
1. De regeling is getroffen voor gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers in het kader van de uitvoering van hun bedrijfsvoeringstaken betreffende het Vraagafhankelijk vervoer en ook het OV-vangnet voor de Utrechtse gemeenten. De doelstelling is om te voldoen aan de door Gedeputeerde Staten gestelde kaders en gezamenlijke voordelen te realiseren door:
- a.
de kosten beter te beheersen;
- b.
de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen;
- c.
de kwetsbaarheid van ondersteuning te verminderen;
- d.
de regionale samenwerking te verbeteren;
- a.
-
2. De deelnemers achten het ook hun belang de taken die zij in het kader van de gemeenschappelijke regeling uitvoeren zo efficiënt en effectief mogelijk in te richten. Daarom stemmen zij hun beleid, regelgeving en werkprocessen die verband houden met de bedrijfsvoering zo veel mogelijk op elkaar af.
-
3. Voor zover dat voor een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering noodzakelijk is, achten de deelnemers het ook hun belang om deel te kunnen nemen in publiekrechtelijke rechtspersonen.
-
4. Voor zover dat voor een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering noodzakelijk is, achten de deelnemers het, met inachtneming van het bepaalde in artikel 31a van de WGR, ook hun belang om deel te kunnen nemen in een privaatrechtelijke rechtspersoon.
Artikel 4 – Taken
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 voert de bedrijfsvoeringsorganisatie voor de deelnemers de volgende bedrijfsvoeringstaken voor het vervoer uit:
- a.
het organiseren en afstemmen van het vervoer van de deelnemers;
- b.
het beheren van de bijdrage van de provincie Utrecht;
- c.
het sluiten van overeenkomsten met uitvoerende marktpartijen;
- d.
het opdrachtgever zijn voor de uitvoerende marktpartijen;
- e.
het voorbereiden en uitvoeren van aanbestedingsprocedures voor het vervoer;
- f.
het opzetten en uitvoeren van een klachtenregeling en monitoring van zowel financiën als kwaliteit van de uitvoering van het vervoer;
- g.
het opstellen van kwartaalrapportages over het gebruik en de kostenontwikkeling van het vervoer;
- h.
het opstellen van jaarlijkse rapportages waarin de kosten van de uitvoering worden verantwoord;
- i.
op verzoek van deelnemers faciliteren van de beleidsafstemming ten behoeve van regionale besluitvorming;
- j.
overige werkzaamheden die voortvloeien uit het (contract)beheer van het vervoer;
Hoofdstuk II: Het bestuur
Artikel 5 – Verdeling bevoegdheden
-
1. De deelnemers dragen geen bevoegdheden over aan de bedrijfsvoeringsorganisatie.
-
2. De deelnemers zorgen voor de vaststelling van toereikende mandaten, volmachten en machtigingen die de bedrijfsvoeringsorganisatie nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken. De bedrijfsvoeringsorganisatie houdt hier een register van bij.
-
3. Alle bevoegdheden die bij of krachtens enige wet van toepassing zijn op de bedrijfsvoeringsorganisatie komen toe aan het bestuur.
Artikel 6 – Samenstelling van het bestuur
-
1. Iedere deelnemer wijst uit het betreffende college één lid aan.
-
2. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met een dienstverband als personeelslid van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
-
3. De aanwijzing van een lid van het bestuur gebeurt voor dezelfde periode dat deze persoon lid van de betreffende deelnemer is.
-
4. Voor ieder lid van het bestuur wijst de betreffende deelnemer ook een plaatsvervangend lid aan.
Artikel 7 – Zittingsduur
-
1. De leden van het bestuur treden af op de dag waarop de nieuwe aangewezen leden van het bestuur in functie treden.
-
2. een lid treedt af op het moment dat hij ophoudt lid te zijn van het college dat hem heeft aangewezen.
-
3. Indien tussentijds binnen het bestuur een plaats vacant of beschikbaar komt, wijst de deelnemer, die het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering of als dit niet mogelijk is ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.
-
4. Een tussentijds aangewezen lid, als bedoeld in lid 3, treedt af op hetzelfde tijdstip waarop diens voorganger ook zou hebben moeten aftreden.
Artikel 8 – Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
-
1. De voorzitter wordt door en uit het bestuur aangewezen, met dien verstande dat het lid van de gemeente Barneveld als voorzitter wordt aangewezen.
-
2. Het bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.
Artikel 9 – Vergaderingen
-
1. Het bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak de voorzitter dit nodig acht, of indien tenminste twee van de leden, met opgave van redenen, daarom schriftelijk verzoeken.
-
2. De ambtelijk eindverantwoordelijke woont de vergaderingen bij en heeft daarin een adviserende stem.
-
3. Ook anderen kunnen worden uitgenodigd de vergaderingen van het bestuur bij te wonen.
-
4. De vergaderingen van de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn openbaar. Er kan met gesloten deuren worden vergaderd wanneer dit door tenminste een vijfde deel van het aantal aanwezige leden wordt verlangd of de voorzitter het nodig acht. Artikel 23 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10 – Besluitvorming
-
1. Het bestuur kan beraadslagen en besluiten wanneer de gewone meerderheid van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
-
2. Indien de meerderheid van het aantal zitting hebbende leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering. De oproep tot deze vergadering vermeldt de te behandelen zaken. In deze nieuwe vergadering wordt een besluit genomen door de dan aanwezige leden.
-
3. Besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen. Elk bestuurslid heeft 1 stem.
-
4. Indien bij het nemen van een besluit door geen van de leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
-
5. Een lid van het bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
-
6. Bij staken van stemmen over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist het lot.
Artikel 11 – Inlichtingen, verantwoording en ontslag bestuursleden
-
1. Het Bestuur voorziet de raden van de deelnemende gemeenten van alle inlichtingen die zij voor de uitoefening van hun taken nodig hebben.
-
2. Vragen van raadsleden worden door het Bestuur binnen vier weken schriftelijk beantwoord.
-
3. Een lid van het Bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen, de door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen.
-
4. Een lid van het Bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen over het door hem gevoerde beleid.
-
5. Indien een lid van het bestuur niet meer het vertrouwen geniet van de raad of het college van zijn gemeente, kan het college hem als zodanig ontslaan.
-
6. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van de gemeente waartoe het college behoort dat het lid heeft aangewezen.
Artikel 12 – De voorzitter
-
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het bestuur en zorgt er voor dat de bestuursbesluiten worden uitgevoerd.
-
2. De voorzitter vertegenwoordigt de bedrijfsvoeringsorganisatie in en buiten rechte.
-
3. In gedingen of bij rechtshandelingen met de gemeente, tot welk bestuur de voorzitter behoort, wordt de bedrijfsvoeringsorganisatie vertegenwoordigd door de plaatsvervangend voorzitter.
-
4. De voorzitter kan de vertegenwoordiging, na overleg met het bestuur, aan een door hem schriftelijk aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.
Hoofdstuk III: Secretaris, ambtelijk eindverantwoordelijke en personeel
Artikel 13 – De secretaris
-
1. De ambtelijk eindverantwoordelijke fungeert als secretaris van het bestuur.
-
2. Het bestuur regelt de vervanging van de secretaris in geval van diens afwezigheid.
-
3. Alle stukken van het bestuur worden door de secretaris medeondertekend.
-
4. De secretaris is tevens voorzitter van de regionaal ambtelijke werkgroep.
Artikel 14 – ambtelijke organisatie
-
1. De bedrijfsvoeringsorganisatie heeft een eigen ambtelijke organisatie dat gefaciliteerd wordt door de gemeente Barneveld.
-
2. Aan het hoofd van de ambtelijke organisatie staat een ambtelijk eindverantwoordelijke.
-
3. Het bestuur stelt aan, schorst en ontslaat de ambtelijk eindverantwoordelijke.
-
4. De ambtelijk eindverantwoordelijke is verantwoording verschuldigd aan het bestuur.
Artikel 15 – Personeel
-
1. Bij de bedrijfsvoeringsorganisatie is personeel werkzaam.
-
2. Op het “vaste” personeel is de CAO Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties van toepassing.
Hoofdstuk IV: Financiën
Artikel 16 – Financiële administratie en controle
Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 – Kaderbrief en begroting
-
1. Het bestuur stelt in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders op door middel van een kaderbrief. Deze kaders bevatten in ieder geval een indicatie van de gemeentelijke bijdrage, de beleidsvoornemens en de prijscompensatie voor het begrotingsjaar.
-
2. De kaderbrief wordt jaarlijks uiterlijk 15 januari naar de raden van de deelnemers gestuurd.
-
3. De raden worden in de gelegenheid gesteld binnen 12 weken na ontvangst van de kaderbrief bij het bestuur hun zienswijze over de kaderbrief naar voren te brengen. Het bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting.
-
4. Het bestuur stuurt de ontwerpbegroting jaarlijks voor 15 april en minimaal twaalf weken voordat zij aan het bestuur ter vaststelling wordt aangeboden toe aan de raden. Het bestuur stuurt met de ontwerpbegroting ook de voorlopige jaarrekening aan de raden.
-
5. De raden van de deelnemers worden in de gelegenheid gesteld bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren te brengen. Het bestuur verwerkt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat in de begroting.
-
6. Het bestuur stelt jaarlijks uiterlijk 15 juli van het jaar, voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor zij geldt, een begroting van inkomsten en uitgaven van de bedrijfsvoeringsorganisatie vast.
-
7. Het bestuur stuurt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 september van het jaar voorafgaande aan dat jaar waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten door.
-
8. Na de vaststelling stuurt het bestuur de begroting ter kennisname aan de raden van de deelnemers.
-
9. De begroting kan zo nodig in de loop van het kalenderjaar worden gewijzigd.
-
10. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, wanneer de wijziging leidt tot een verhoging van de totale bijdrage van de deelnemers met meer dan € 50.000,00.
Artikel 18 – Jaarrekening
-
1. Het bestuur stuurt de voorlopige jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar jaarlijks uiterlijk 30 april toe aan de raden van de deelnemers.
-
2. De jaarrekening met bijbehorende accountantsverklaring wordt binnen twee weken na vaststelling doch uiterlijk 15 juli aan Gedeputeerde Staten gezonden.
-
3. Een batig of nadelig saldo zal aan de deelnemers worden uitgekeerd of in rekening worden gebracht, naar rato van de inbreng van de deelnemers in de regeling.
-
4. De risicoreserve (weerstandsvermogen) van de bedrijfsvoeringsorganisatie zal een bedrag gelijk aan 3% van de jaarlijkse exploitatielast niet te boven gaan.
-
5. Het bestuur zendt de jaarrekening en bijbehorende accountantsverklaring na vaststelling ter kennisname aan de raden van de deelnemers.
Artikel 19 – Bekostiging
In de begroting staat welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is ter dekking van alle kosten van de bedrijfsvoeringsorganisatie. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de deelnemers er steeds voor zorgen dat de bedrijfsvoeringsorganisatie altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
Hoofdstuk V: Zienswijze en inspraak
Artikel 20 – Zienswijzen
-
1. Voorgenomen besluiten van het bestuur, die voor de deelnemende gemeenten ingrijpende gevolgen kunnen hebben, worden door het bestuur voor zienswijzen voorgelegd aan de raden van de deelnemers.
-
2. Het bestuur stelt een redelijke termijn voor het geven van zienswijzen door de raden.
Artikel 21 - Inspraak
Gezien de aard van de regeling, waarin geen bevoegdheden door de deelnemers zijn overgedragen aan het bestuur, wordt de regeling van inspraak voor ingezetenen van de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid overgelaten aan de gemeenten.
Hoofdstuk VI: Archief
Artikel 22 – Archiefzorg
Het bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Artikel 22a - Archiefbeheer
-
1. De ambtelijk eindverantwoordelijke is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
-
2. Het bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
Artikel 22b - Archiefbewaarplaats
Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Barneveld.
Artikel 22c - Toezicht
Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringorganisatie, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de gemeentearchivaris van Barneveld.
Artikel 22d - Verantwoording
-
1. De gemeentearchivaris van Barneveld brengt tweejaarlijks aan het bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
-
2. Het bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan de deelnemers over de uitoefening van de zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Artikel 22e: Terbeschikkingstelling
-
1. De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het bestuur de archiefbescheiden beschikbaar die nodig zijn voor de uitvoering van de uitgevoerde taken.
-
2. In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden geregeld.
-
3. In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.
Hoofdstuk VII: Geschillen
Artikel 23 – Geschillenregeling
Indien een geschil zich voordoet is artikel 28 van de WGR van toepassing.
Hoofdstuk VIII: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Art. 24 Toestemming en zienswijzen bij toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
-
1. (Toetredende) deelnemers nemen niet eerder een besluit tot toetreding toe, uittreding uit, wijziging van of opheffing van de regeling, dan na verkregen toestemming van hun raden overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
-
2. Deelnemers zenden het ontwerp van de wijziging van de regeling toe aan hun raden, die binnen acht weken na ontvangst van het voorstel een zienswijze over het voorstel naar voren kunnen brengen bij hun colleges, overeenkomstig artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 25 – Toetreding
-
1. Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden indien alle deelnemers daartoe bij gewone meerderheid besluiten.
-
2. Een verzoek tot toetreding dient bij het bestuur te worden ingediend, dat aan de deelnemers een advies uitbrengt over de toetreding en de eventueel daarbij te stellen voorwaarden.
-
3. Een partij die toetreedt, betaalt hiervoor een bijdrage.
-
4. De bijdrage voor de toetredende partij, zijnde een gemeente of een gemeenschappelijke regeling, bestaat uit een bedrag dat nader bepaald dient te worden.
Artikel 26 – Uittreding
-
1. Uittreding van een of meer deelnemers is gedurende een periode van twee jaar na het aangaan van of toetreding tot de regeling niet mogelijk.
-
2. Na de in het eerste lid genoemde periode kan een deelnemer uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen aan het bestuur.
-
3. De uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari van ieder jaar met inachtneming van een opzegtermijn van 1 jaar.
-
4. Het bestuur besluit over de gevolgen van de uittreding, met in acht name van het bepaalde in de leden 6 tot en met 8 van dit artikel.
-
5. De financiële gevolgen van de uittreding worden - inclusief de hierdoor ontstane personele verplichtingen - aan de uittredende deelnemer in rekening gebracht.
-
6. Voor de vaststelling van de financiële gevolgen van uittreding wordt voorafgaande aan de uittreding door de deelnemers gezamenlijk advies gevraagd aan één onafhankelijke externe deskundige.
-
7. Bij de vaststelling van de financiële gevolgen zullen in ieder geval de volgende onkostenposten van de deelnemers die niet uittreden betrokken worden: investeringskosten, frictiekosten, personele kosten, huisvestingskosten, verhuiskosten en materiële kosten.
-
8. Het advies van de in lid 6 genoemde deskundige is bindend. De kosten van inschakeling van de deskundige zijn voor rekening van de deelnemer die uittreedt.
Artikel 27 – Wijziging
-
1. Het bestuur of één van de deelnemers kunnen een voorstel indienen tot wijziging van deze regeling.
-
2. Deze regeling kan slechts gewijzigd worden indien alle deelnemers daartoe bij gewone meerderheid besluiten.
Artikel 28 – Opheffing
-
1. Een voorstel aan de deelnemers tot opheffing van de regeling kan worden gedaan door het bestuur of door de bestuursorganen van één van de gemeenten.
-
2. De deelnemers besluiten bij gewone meerderheid tot opheffing van de regeling.
-
3. Het bestuur stelt, nadat hij de bestuursorganen van de deelnemers om zienswijzen heeft gevraagd, een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de bedrijfsvoeringorganisatie over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
-
4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.
-
5. Het bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie en blijft ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.
Artikel 29 – Toezending van besluiten
Het college van de gemeente Barneveld zendt de regeling alsmede de besluiten tot toetreding, uittreding, wijziging of opheffing van de regeling aan Gedeputeerde Staten.
Hoofdstuk IX: Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 30 - Evaluatie
Het algemene functioneren en de werkwijze van de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt iedere vier jaar geëvalueerd aan het begin van het kalenderjaar waarin algemene raadsverkiezingen in de gemeenten plaatsvinden.
Artikel 31 – Inwerkingtreding
Deze regeling treedt, onder gelijktijdige intrekking van de op 1 januari 2021 in werking getreden
Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper, in werking op de dag na bekendmaking/publicatie van de onderhavige regeling.
Artikel 32 – Citeertitel
De regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper".
Ondertekening
Het college van de gemeente Barneveld, 26-03-2025
Naam: J. De Heer - Verheij
Functie: Wethouder/Voorzitter BVO Valleihopper
Het college van de gemeente Ede, 26-03-2025
Naam: P. de Pater
Functie: Wethouder/Vice-voorzitter BVO Valleihopper
Het college van de gemeente Nijkerk, 26-03-2025
Naam: R. Windhouwer
Functie: Wethouder
Het college van de gemeente Renswoude, 26-03-2025
Naam: K. Eskes
Functie: Wethouder
Het college van de gemeente Rhenen, 26-03-2025
Naam: C. Folmer
Functie: Wethouder
Het college van de gemeente Scherpenzeel, 26-03-2025
Naam: H. Vlastuin
Functie: Wethouder
Het college van de gemeente Veenendaal, 02-04-2025
Naam: M. Beek
Functie: Wethouder
Het college van de gemeente Wageningen, 26-03-2025
Naam: E.J. Bijleveld
Functie: Wethouder
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl