Uitvoerings- en Handhavingsstrategie gemeente Best 2025-2029

Geldend van 10-04-2025 t/m heden

Intitulé

Uitvoerings- en Handhavingsstrategie gemeente Best 2025-2029

Het college van B en W besluit:

  • 1.

    De Uitvoerings- en Handhavingsstrategie gemeente Best 2025-2029 vast te stellen.

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Voor u ligt het Uitvoerings- en Handhavingsstrategie voor vergunning-, toezicht- en handhaving 2025-2029 (hierna: ‘beleidsplan’ of ‘UHS’) van de gemeente Best. Een goede kwaliteit van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: ‘VTH’) binnen de fysieke leefomgeving is van groot belang. Voorheen bepaalde de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dat gemeenten beleid vaststellen voor de VTH-taken binnen de fysieke leefomgeving. In 2021 is het Beleidsplan VTH voor de periode 2021-2025 door het college van de gemeente Best vastgesteld.

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Door deze ontwikkeling en het aflopen van de beleidsperiode van het Beleidsplan VTH 2021-2025 is een nieuw beleidsplan opgesteld. Dit beleidsplan is vastgesteld gelet op artikel 18.1 en 18.20 van de Omgevingswet, artikel 13.5 van het Omgevingsbesluit en artikel 4, eerste en tweede lid van de Verordening uitvoering en handhaving (omgevingsrecht) Best 2022. Dit nieuwe beleidsplan bevat de (strategische) doelen die de gemeente nastreeft en de prioriteiten die daarbij worden gesteld voor de komende vier jaar. Als onderdeel van de beleidscyclus wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma opgesteld. Hierin staan per jaar de concrete acties in het kader van de uitvoering van de VTH-taken. De programma’s worden met een evaluatieverslag elk jaar geëvalueerd.

1.2 Wet- en regelgeving

Wet- en regelgeving zijn constant in beweging. In de afgelopen jaren heeft de inwerkingtreding van de Omgevingswet de meeste aandacht gevraagd van bestuursorganen. Deze wet stelt de gemeente voor vele uitdagingen op het gebied van onder andere werkprocessen. Binnen het kader van VTH is nog een aantal andere relevante nieuwe wetten inwerking getreden, waaronder de Wet kwaliteitsborging (hierna: ‘Wkb’) en de Alcoholwet, die de Drank- en Horecawet vervangt.

Omgevingswet

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet gaat over de ruimte waarin mensen wonen, werken en ontspannen. De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. De wet zorgt voor minder regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming. Het is een ingrijpende wetswijziging met gevolgen voor de hele organisatie én vrijwel alle inwoners en bedrijven van Best. De Omgevingswet voegt een groot aantal wetten op het gebied van bouwen, milieu, natuur, water, ruimtelijke ordening en monumentenzorg samen. Dit maakt het wettelijk systeem eenvoudiger. Daarnaast maakt de wet kortere procedures mogelijk en heeft de gemeente meer afwegingsruimte. Het vraagt ook om een andere manier van denken. Inwoners en bedrijven kunnen meer zelf regelen en organiseren. Dit vraagt ook een andere houding van ons. Een vergunning aanvragen voor een nieuw plan of idee kan in het nieuwe digitale Omgevingsloket. In dit loket staan alle regels en plannen van gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk. Een paar zaken die onder de Omgevingswet veranderen:

  • -

    Een korte procedure is het uitgangspunt, met een beslistermijn van 8 weken bij de korte procedure;

  • -

    ‘Anders werken’: een gedrags- en cultuurverandering;

  • -

    Participatie en afweging bij de planvorming;

  • -

    Bredere integrale afweging;

  • -

    Alle digitale informatie is op één plek te vinden.

  • -

    De Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) als opvolger van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS).

In hoofdstuk 18 van de Omgevingswet zijn de bepalingen te vinden van het bevoegd gezag bij de uitoefening van de handhavingstaak. De Omgevingswet bepaalt dat het bevoegd gezag moet zorg dragen voor een goede kwaliteit van uitvoering en handhaving (artikel 18.20 Ow). Deze taak is verder uitgewerkt in hoofdstuk 13 van het Omgevingsbesluit (Ob), een AMvB onder de Omgevingswet.

  • Artikel 13.5 Ob eerste lid bepaalt dat het bestuursorgaan een uitvoerings- en handhavingsstrategie vaststelt in een of meer documenten, waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het bestuursorgaan zichzelf stelt bij de handhaving en welke werkzaamheden het daartoe zal uitvoeren. Ook verplicht dit artikel om het beleid regelmatig te evalueren en af te stemmen met andere betrokken bestuursorganen en met de organen die belast zijn met strafrechtelijke handhaving.

  • Het vierde lid van artikel 13.5 Ob bepaalt dat de handhavingsstrategie is gebaseerd op een probleemanalyse.

  • In het eerste lid van artikel 13.6 Ob wordt gesteld dat het beleid inzicht geeft in de prioriteitenstelling van de handhavingsactiviteiten. Het tweede lid van artikel 13.6 Ob draagt het bestuursorgaan op een nalevings-, toezichts- en sanctiestrategie vast te stellen.

  • De handhavingsstrategie wordt op grond van artikel 13.8 Ob jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma moet ook worden afgestemd met de handhavingspartners (omgevingsdiensten, politie, boa’s etc.).

  • Verder zorgt het bestuursorgaan op grond van artikel 13.9 Ob voor een uitvoeringsorganisatie, zodat een goede uitoefening van de uitvoerings- en handhavingsstrategie is gewaarborgd. Onderdelen hiervan zijn een beschrijving van werkprocessen, procedures en bijbehorende informatievoorziening wat betreft toezicht op naleving en handhaving, en uiteraard ook de daarvoor benodigde personeelsformatie.

Wet kwaliteitsborging

Vanaf 1 januari 2024 is de Wet kwaliteitsborging (hierna: ‘Wkb’) in werking getreden. Het kabinet wil dat bouwbedrijven de kwaliteit van hun werk beter controleren. Zo kan de bouwkwaliteit van gebouwen verbeteren door minder bouwfouten en gebreken. Bijvoorbeeld constructiefouten, brandonveilige situaties, onvoldoende isolatie of een slecht functionerende ventilatie. Ook hoeven bouwbedrijven minder kosten te maken voor het herstel van bouwfouten. En het werk van onafhankelijke controleurs (kwaliteitsborgers) wordt makkelijker en sneller, omdat de bouwers zelf al veel gecontroleerd hebben. De veranderingen uit de Wkb gelden (naar verwachting) tot en met 2028 alleen voor (ver-)bouw van eenvoudige bouwwerken. Dit zijn bijvoorbeeld eengezinswoningen en kleinere bedrijfspanden. Daarna volgen de andere bouwwerken. Dat begint met verbouw van eenvoudige bouwwerken vanaf 1 januari 2025. Hierdoor kunnen bouwbedrijven en gemeenten stap voor stap ervaring opdoen met het nieuwe toezicht in de bouw.

Informatieplichten

De gemeente Best is bezig met het inrichten van de werkprocessen omtrent de informatieplichten. Hieronder is een korte beschrijving welke informatieplichten dit betreffen, en wat hiervoor in het systeem is ingericht. Dit zal de komende jaren verder worden opgepakt.

Start bouw en beëindiging bouwwerkzaamheden

In het systeem RxMission is door ons ingebouwd dat er een waarschuwingsbrief wordt gestuurd als er geen melding start en beëindiging bouw is ingediend. Als deze wel worden ingediend, een bevestiging wordt gestuurd.

Informatieplicht stikstofreductie

Onder de Omgevingswet geldt ook een nieuwe informatieplicht met betrekking tot stikstofemissie. Artikel 7.19a, eerste lid van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) bepaalt dat bij het verrichten van bouw- en sloopwerkzaamheden adequate maatregelen worden getroffen om de emissie van stikstofverbindingen naar de lucht te beperken. In artikel 7.5c, tweede lid van het Bbl is de informatieplicht opgenomen, dat gelijktijdig met de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of slopen een beschrijving van de stikstofreductiemaatregelen wordt verstrekt. In het systeem RxMission wordt een aparte zaak aangemaakt, waarbij een ontvangstbevestiging kan worden gestuurd, een beoordeling wordt gedaan, een eventuele akkoordbrief en bij niet akkoord het opvragen van stukken. Op de gemeentelijke website zal informatie worden verschaft over deze informatieplicht.

Bouw- en sloopveiligheid

Vanaf 1 januari 2024 wordt bouw- en sloopveiligheid onder de Omgevingswet een aparte activiteit als informatieplicht voor iedere bouw- en sloopactiviteit die meldingsplichtig of vergunningplichtig is. Dit wordt bepaald via artikel 7.15 Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl). Bij bouwveiligheid dient altijd een informatieplicht te worden aangeleverd. De aanvrager vult een risicomatrix in, als daaruit volgt dat er geen risico)’s) is/zijn, dan is de melding klaar. Zodra eruit volgt dat er wel sprake is van (een) risico(‘s), dienen extra vragen te worden beantwoord. Volgt hieruit ook een hoge score, dan moet een sloop-/ bouwveiligheidsplan worden opgesteld, en een bouwveiligheidscoördinator te worden aangesteld. Daarbij wordt een aparte zaak aangemaakt in het systeem.

Preventie- en Handhavingsplan Alcohol

Gemeenten zijn uitvoerders van de Alcoholwet. Zij zijn verplicht om hun doelstellingen en acties van het preventie- en handhavingsbeleid vast te leggen in een Preventie- en handhavingsplan alcohol (hierna: PHA). Hiermee wordt alcoholpreventie en handhaving met elkaar verbonden. Een van de voornaamste doelen van de Alcoholwet is om jongeren te beschermen tegen de schadelijke effecten van alcohol op de gezondheid en de veiligheid. Met de Alcoholwet heeft de gemeente hiervoor de verantwoordelijkheid gekregen. De wet schrijft voor dat het vaststellen van een PHA een wettelijke plicht is, die verankerd is in artikel 43a van de Alcoholwet.

Omgevingsvisie

Op 31 januari 2022 en op 8 mei 2023 (aanvulling) stelde de gemeenteraad de ‘Omgevingsvisie Best’ vast. Gemeenten worden uitgedaagd om gebiedsgericht na te denken over de toekomst. Ze krijgen meer ruimte om samen met onder meer inwoners, ondernemers en maatschappelijke partners binnen de kaders van de wet invulling te geven aan beleid. Elke gemeente maakt daarom een eigen Omgevingsvisie die richting geeft aan toekomstige ontwikkelingen, initiatieven en beleid. De Omgevingsvisie verbindt alles met elkaar: ruimte, economie en sociale zaken. Bovendien moet het aansluiten bij regionale afspraken, de Brabantse en de Nationale Omgevingsvisie. In de Omgevingsvisie Best zetten we op hoofdlijnen de hoe de ambities waargemaakt moeten worden. De gemeente Best heeft te maken met vele uitdagingen over onder andere wonen, duurzaamheid, economie en een gezonde samenleving. Deze uitdagingen roepen vragen op, maar bieden ook kansen. Het is een basis voor het Omgevingsplan. De Omgevingsvisie helpt ons om zoveel mogelijk zelf invulling te geven aan onze woon- en leefomgeving. Het bevat ambities, kaders en uitgangspunten voor ontwikkelingen van de fysieke leefomgeving. Ook geeft het houvast bij het ontwikkelen van plannen en initiatieven. Deze moeten namelijk aansluiten bij de kernopgaven uit de Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie is om die reden een belangrijke factor bij het werken volgens de beleidscyclus van de Omgevingswet.

Beleidsakkoord 2022-2026

In de gemeente Best is voor de periode 2022-2026 het beleidsakkoord ‘We doen het Samen’ opgesteld. Het akkoord beschrijft de ambities op verschillende thema’s, zoals veiligheid, verkeer, openbare ruimte, duurzaamheid, energietransitie en sociaal domein. Het is een overzicht van de onderwerpen waar op hoofdlijnen tot overeenstemming is gekomen. Namens de gemeenteraad voert het college van burgemeester en wethouders (hierna: ‘B&W’) het akkoord tijdens de periode 2022-2026 uit.

Interbestuurlijk Toezicht van de Provincie Noord-Brabant

Het Interbestuurlijk Toezicht (hierna: ‘IBT’) is het toezicht tussen gemeenten en provincies. De provincie beoordeelt of gemeenten hun taken uitvoeren volgens de vigerende regelgeving, waaronder op de terreinen ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, huisvesting en constructieve veiligheid van bouwwerken. Toezicht houden op de taakuitvoering van gemeenten is naast een wettelijke taak ook één van de kerntaken van de provincie. De provincie publiceert de resultaten over de beleidsdocumenten van onder andere omgevingsrecht op haar website. Daarbij wordt gekeken naar het tijdig indienen van de VTH-documenten en het actueel houden van die documenten. Dit is een wettelijke eis. De afgelopen drie jaar, van 2021 tot en met 2023 heeft de gemeente Best een groene score ten aanzien omgevingsrecht. Dit duidt aan dat de gemeente Best voldaan heeft aan de wettelijke eis voor dit gebied. De gemeente Best heeft voor 2024 een oranje score ontvangen. Het toezichtoordeel heeft geleid tot de volgende verbeterpunten:

  • I.

    Hoofdstuk 4 van het Beleidsplan VTH 2021-2025 beschrijft de algemene uitgangspunten en de doelen. Deze doelstellingen hebben betrekking op organisatie en bedrijfsvoering en zijn dus niet van invloed op verbetering van bijvoorbeeld de milieukwaliteit, fysieke leefomgeving of veiligheid;

  • II.

    Het beleid is in 2020 opgesteld in de veronderstelling dat in 2022 de Omgevingswet in werking treedt;

  • III.

    Het huidige beleid is niet actueel; zo wordt bijvoorbeeld nog verwezen naar de Wabo en de LHS;

  • IV.

    Het beleid gaat niet in op de uitoefening van uitvoering en handhaving voor het onderdeel cultureel erfgoed, aan de hand van de uitkomst van de omgevings-/probleemanalyse en de prioriteitenstelling;

  • V.

    Het beleid gaat niet in op de uitoefening van uitvoering en handhaving voor het onderdeel regels in het omgevingsplan aan de hand van de uitkomst van de omgevings-/probleemanalyse en de prioriteitenstelling;

  • VI.

    De doelen uit § 4.4.1 van het beleidsplan en de doelen die in § 4.1 (Doelstellingen en prestatie-indicatoren) van het uitvoeringsprogramma zijn benoemd komen, net als de prestatie-indicatoren, niet één-op-één overeen met elkaar. In het uitvoeringsprogramma zijn taken extra geprioriteerd die bij de risicoanalyse niet in beeld zijn gebracht. Indien er aanleiding is om nieuwe doelen te beschrijven, dan is er ook een reden om nieuw beleid op te stellen;

  • VII.

    De uitoefening van handhaving voor het onderdeel cultureel erfgoed is niet beschreven in het uitvoeringsprogramma;

  • VIII.

    Ga in het evaluatierapport dieper in op de uitoefening van uitvoering en handhaving van de regels in het omgevingsplan.

1.3 Beleidscyclus

In dit beleidsplan wordt inzichtelijk gemaakt hoe de gemeente Best haar taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving uitvoert en welke prioriteiten daarvoor worden gesteld. Als onderdeel van de VTH-beleidscyclus zal jaarlijks een uitvoeringsprogramma worden opgesteld.

Wettelijke plicht

De eisen waaraan de beleidscyclus bij de VTH-taken moet voldoen, worden procescriteria genoemd. De procescriteria die gesteld worden aan de VTH-beleidscyclus staan in artikel 13.5 tot en met 13.11 van het Omgevingsbesluit. Deze zijn tweeledig; er is sprake van een beleidsvormende (strategische) cyclus, en een uitvoerende (operationele) cyclus. Op het snijvlak van beide cycli ligt het uitvoeringsprogramma. Een illustratie van de BIG-8 cyclus is opgenomen in de bijlage.1 In hoofdstuk 5 worden de procescriteria nader uitgewerkt.

Werking beleidscyclus

De beleidscyclus wordt ook wel BIG-8 genoemd. Deze sluitende cyclus maakt vanuit een strategisch kader de vertaling naar operationeel beleid. Het bovenste deel van de BIG-8 is gericht op een goede beleidsvoering. Het onderste deel is gericht op een goede uitvoering van dat beleid. De beleidsevaluatie en risicoanalyse worden eens per vier jaar doorlopen. Jaarlijks wordt een rapportage opgesteld ter verantwoording.

1.4 Kwaliteitscriteria

Er gelden kwaliteitscriteria voor VTH. De kwaliteit van de uitvoering en handhaving is sinds 1 januari 2024 wettelijk verankerd in afdeling 18.3 van de Omgevingswet. Deze afdeling vindt zijn oorsprong in paragraaf 5.2 van de Wabo. Er zijn regels over de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken:

  • -

    Artikel 18.20 beschrijft een zorgplicht voor in principe alle VTH-taken van het bevoegd gezag. Het artikel laat open hoe bevoegd gezagen dit invullen. Een optie is om dit via een verordening te doen.

  • -

    Artikel 18.23 gaat over de taken die onder het basistakenpakket vallen. Hiervoor geldt dat het kwaliteitsniveau via een verordening moet vastliggen. Omdat deze taken verplicht zijn ondergebracht bij omgevingsdiensten moeten ook zij afspraken maken over de formulering van de kwaliteitscriteria.

1.4 Leeswijzer

In dit eerste hoofdstuk zijn de basisprincipes rondom dit beleidsplan besproken, waaronder de wet- en regelgeving en de huidige ontwikkelingen in het omgevingsrecht. In de volgende hoofdstukken worden deze nader uitgewerkt. In het tweede hoofdstuk worden de omgeving Best en de samenwerkingsverbanden besproken (hoofdstuk 2). Daarna wordt de visie en missie van de gemeente Best besproken (hoofdstuk 3) en nader ingegaan op het operationele kader, waaronder de strategieën en werkwijzen (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 en 6 worden de risicoanalyse, prioritering, borging en uitvoering besproken. Tot slot wordt de monitoring en evaluatie in hoofdstuk 7 besproken.

Hoofdstuk 2 Omgevingsanalyse

De omgevingsanalyse is gericht op de omgeving waarbinnen VTH werkzaam is en beschrijft relevante trends, gebeurtenissen en transities die een invloed hebben op de VTH-werkzaamheden in de komende beleidsperiode. Dit hoofdstuk begint met een korte toelichting op de strategie en ambities voor het fysieke domein. Dit wordt gedaan aan de hand van de Omgevingsvisie van de gemeente Best en recente maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast worden de samenwerkingsverbanden besproken.

2.1 Gemeente Best

De gemeente Best ligt centraal en gunstig ten opzichte van verschillende snelwegen op de splitsing Eindhoven – Tilburg en Eindhoven ’s-Hertogenbosch. De gemeente telt ruim 31.000 inwoners en heeft een oppervlakte van 35,35 km2. Er liggen binnen de gemeentegrenzen een aantal buurtschappen (zoals De Vleut en Aarle), maar geen andere dorpen. Best is oorspronkelijk vooral een agrarische gemeente, met een groot buitengebied. Mede door haar gunstige ligging aan kanalen (het Wilhelminakanaal en het Beatrixkanaal), verkeerswegen en een spoorweg, heeft Best zich ontwikkeld tot een industriegemeente. Op de drie industrieterreinen, ’t Zand, Breeven en Heide en verspreid over het dorp zijn in totaal ongeveer duizend bedrijven gevestigd.

2.2 Maatschappelijke ontwikkelingen

Ondermijning

Ondermijnende criminaliteit komt op vele manieren voor en kan lokaal zeer ontwrichtend zijn. In de lokale samenleving zien gemeenten en hun bestuurlijke partners zich steeds meer geconfronteerd met allerlei vormen van ondermijning. We zullen actief handhaven bij situaties waar ondermijning speelt. Het gebruik van leegstaand (agrarisch) vastgoed voor de productie van drugs verdient hierbij extra aandacht.

Huisvesting (arbeids-)migranten en vluchtelingen

Landelijk is aandacht voor het huisvesten van (arbeids-)migranten en vluchtelingen. Illegale bewoning, bijvoorbeeld in schuren, recreatiewoningen of bedrijfspanden is onwenselijk. Het kan leiden tot overlast en onveilige situaties, bijvoorbeeld op het gebied van brandveiligheid. Hierbij is oog voor de schrijnende gevallen en zal daar waar nodig ondersteuning worden geboden. Daarnaast is het opvangen van vluchtelingen een thema dat aandacht vraagt. Zo zijn verschillende locaties beschikbaar gesteld in verband met het opvangen van Oekraïense vluchtelingen. In de komende jaren is het mogelijk dat er ruimte geboden moet worden aan vluchtelingen. Om die reden heeft dit onderdeel de aandacht van vergunningverlening en toezicht.

2.3 Samenwerkingsverbanden

Een goede afstemming tussen de gemeente en haar partners is van belang. Samenwerking levert kwalitatief sterkere adviezen op die zijn gebaseerd op gedeelde informatie en uitgangspunten. Op grond van samenwerkingsafspraken kunnen bepaalde signalen binnen het gemeentelijke VTH-takenpakket in eerste instantie worden opgepakt en afgehandeld door samenwerkingspartners.

Samenwerking externe partijen

Partner

Doel

Hoe

Andere gemeentes

Kennisoverdracht

Direct contact

Bureau HALT

Doorverwijzen minderjarigen

Afspraken en contact

GGD

Beschermen gezondheid inwoners

Integraal contact

Omgevingsdienst Brabant-Noord

Advies m.b.t. Wnb

Advies

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

Advies m.b.t. milieu

Advies

Openbaar Ministerie

Strafrechtelijke handhaving

Regionale afstemming

Politie

Toezicht en (strafrecht.) handhaving

Integrale afstemming

Provincie

Ruimtelijke afwegingen

Advies

Veiligheidsregio

Brandveiligheid

Advies

Welstandscommissie

Beoordelen redelijke eisen welstand

Advies

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB)

De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (hierna: ODZOB) voert in opdracht van de gemeente taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot met name milieu gerelateerde taken. Deze taken zijn onderverdeeld in de basistaken, verzoektaken en collectieve taken. Daarnaast voert de ODZOB een aantal taken onder mandaat uit. Het betreft enkelvoudige aanvragen omgevingsvergunning milieu, milieumeldingen, milieueffectrapportages (MER) en toezicht/handhaving milieu. Ook sloopmeldingen zijn gemandateerd. Ook is een aantal taken op het gebied van omgevingsvergunningen bouw uitbesteed aan de ODZOB. Het gaat dan bijvoorbeeld om de toets van constructieve veiligheid en het behandelen van sloopmeldingen (met of zonder asbest). Het toezicht op verleende omgevingsvergunningen bouw wordt ook gedeeltelijk uitgevoerd door de ODZOB. De gemeente blijft het bevoegd gezag voor de taken die zijn overgeheveld naar de omgevingsdienst.

De omgevingsdienst heeft, samen met een aantal deelnemende gemeentes (waaronder Best) voor het milieuvergunningverlening en -toezicht een Regionaal uitvoeringskader opgesteld, wat na vaststelling geldt als beleidsuitgangspunt voor het opstellen van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s voor zowel de ODZOB zelf als voor de deelnemende gemeentes. Hiermee wordt efficiënt en risicogericht milieutoezicht gewaarborgd. In het uitvoeringskader zijn de prioriteiten, doelstellingen en werkwijze opgenomen met betrekking tot milieutoezicht, -handhaving en samenwerking. Met de omgevingsdienst wordt zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau intensief samengewerkt en vindt afstemming van de werkzaamheden plaats.

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO)

De Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (hierna: VRBZO) voert in opdracht van de gemeente Best een aantal taken uit op het gebied van vergunningverlening en het toezicht op brandveiligheid. De VRBZO is adviserend ten aanzien van de omgevingsvergunningen, evenementenvergunningen en meldingen brandveilig gebruik. Hierbij wordt steeds meer gewerkt met standaard voorschriften, zodat er meer uniformiteit en effectiviteit ontstaat. De toezichthouders van de VRBZO, de ODZOB en het taakveld bouwen werken daar waar mogelijk integraal. Dit betekent dat controles gezamenlijk worden uitgevoerd. Het initiatief hiertoe ligt bij de gemeente Best. In de realisatiefase controleren de toezichthouders van de taakvelden bouwen en brandpreventie veelal naast elkaar, maar indien wenselijk worden controles ook gezamenlijk uitgevoerd. Zowel advisering als toezicht worden door de VRZBO uitgevoerd op basis van de Werkwijzer Risicobeheersing, waar onder meer de doelstellingen en prioritering in is aangegeven. Jaarlijks worden de taken opnieuw bezien en besproken en wordt een werkprogramma opgesteld.

Hoofdstuk 3 Visie en doelstellingen

De visie op vergunningverlening en handhaving is naast de verplichte uitvoering van de wet- en regelgeving bepalend voor de wijze waarop het werk wordt gedaan. Om dit concreet te maken, zijn er uit de visie uitgangspunten gehaald die leidend zijn bij de uitvoering van de VTH-taken.

3.1 Visie

De visie op VTH is gebaseerd op de algemene uitgangspunten van het bestuur en de organisatiedoelen. We hebben als gemeente een faciliterende rol en vangnetfunctie voor het constateren en oplossen van risicovolle situaties. Het voorkomen van gevaarlijke situaties, hinder en overlast zijn hierbij het hogere doel.

Uitgangspunten

  • Werken in de geest van de Omgevingswet. We werken samen aan een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit, ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

  • Consequent en doelmatig handelen. Wij voeren vergunningverlening, toezicht en handhaving eenduidig en programmatisch uit op basis van de risicoanalyse, prioritering en strategieën uit dit beleidsplan;

  • Eigen verantwoordelijkheid. Het is onmogelijk om wet- en regelgeving 100% te controleren. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de burgers, bedrijven en instanties;

  • Digitale dienstverlening. Onze dienstverlening stemmen we af op de digitale dienstverleningsvisie van Best: ‘Digitaal waar het kan en persoonlijk waar het helpt’.

  • Transparantie. De gemeente Best streeft een transparante en duidelijke VTH-uitvoering na voor de inwoners en bedrijven, zij kunnen gemakkelijk kennisnemen van de wijze van invulling.

  • Goede samenwerking. Wij werken nauw samen met onze handhavingspartners door een integrale aanpak, om criminaliteit en overlast zoveel mogelijk te voorkomen en beperken.

In de onderstaande paragrafen wordt nader ingegaan hoe we deze visie naar uitvoering vertalen door doelstellingen en prestatie-indicatoren te hebben geformuleerd.

3.2 Doelen

In dit UHS zijn de VTH-doelstellingen voor de eerste keer via de SMART-methode opgenomen. Dit wil zeggen: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Deze methode van formuleren zorgt ervoor dat je doelen effectief haalbaar en te monitoren zijn. In de onderstaande paragrafen staan de doelstellingen voor vergunningverlening, en van toezicht en handhaving. Hierbij is tevens aangegeven hoe deze via de SMART-methode behaald worden. De factor ‘Meetbaar’ komt tot uiting door de formulering van de prestatie-indicatoren die onder de doelstellingen opgenomen zijn.

Doelstellingen Vergunningverlening

De visie hebben we voor het vakgebied vergunningverlening vertaald naar de onderstaande strategische doelen. In deze paragraaf worden de prestatie-indicatoren aangegeven die tijdens de looptijd van dit beleidsplan worden gemonitord bij de uitvoering van de VTH taken. 2

Vergunningverlening

Doel

Wat gaan we doen om het doel te behalen?

1

Het geldende wettelijke kader en de UHS vormen de basis voor besluitvorming

Beschikkingen voldoen aan de wettelijke eisen en de diepgang van toetsing van aanvragen sluit aan bij de prioriteit

2

Werken naar de gedachte van de Omgevingswet

Initiatieven en aanvragen worden beoordeeld vanuit mogelijkheden en oplossingen, ‘ja, mits (…)’ in plaats van ‘nee, tenzij (…)’, naar de gedachte van de Omgevingswet

3

Verbetering participatie van de inwoners en bedrijven

We verbeteren de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid

4

Optimaliseren samenwerkingsverbanden

Inhoudelijk wordt tussen/binnen domeinen én met externe partners afgestemd om integraliteit te waarborgen

5

Goede dienstverlening

Vragen van inwoners en bedrijven worden inhoudelijk adequaat beantwoord

6

Waarborgen zorgvuldigheid

We voldoen aan de wettelijke minimumeisen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur

7

Toetsing aanvragen

We toetsen aanvragen aan het tijdelijk Omgevingsplan, de bruidsschat en de andere wettelijke en beleidsmatige kaders

8

Actueel beleid

We herzien verouderde beleidsregels

9

Bij evenementenvergunningen worden risico’s goed in kaart gebracht

Bij de aanvraag worden o.a. een beveiligings-, calamiteiten en veiligheidsplan vereist

10

Efficiënt en servicegericht werken

We behandelen ingekomen aanvragen en meldingen tijdig en tegen zo laag mogelijke kosten

12

Digitale monitoring

Monitoring van doelstellingen gebeurt middels rapportages uit RxMission

De doelstellingen uit het beleidsplan VTH 2021-2025 zijn aangevuld met de punten 1 tot en met 4 in het bovenstaande schema.

Prestatie-indicatoren Vergunningverlening

Onderdeel

Prestatie indicator

Minimaal aantal omgevingsvergunningen verleend binnen de wettelijke termijn (omgevingsrecht)

100%

Minimaal aantal omgevingsvergunningen verleend binnen de wettelijke termijn (APV en Alcoholwet)

95%

Er wordt nagegaan of een aanvraag voor een OPA3 betrekking heeft op een monument

100%

Een aanvrager wordt binnen drie werkdagen op de hoogte gesteld van de ontvangst van de aanvraag

95%

Bij de aanvragen voor een BOPA4 wordt vooroverleg gevoerd en/of eerst een conceptaanvraag ingediend

80%

Bij een ingediende bouwmelding wordt direct geconstateerd of ook een (B)OPA nodig is

75%

Maximaal aantal bezwaarschriften gegrond verklaard (omgevingsrecht)

10%

Maximaal aantal bezwaarschriften gegrond verklaard (APV en Alcoholwet)

10%

Maximaal percentage dossiers waarin een dwangsom is betaald wegens niet tijdig beslissen op een verzoek om handhaving

0%

Doelstellingen Toezicht en Handhaving

De visie hebben we voor het vakgebied toezicht en handhaving vertaald naar de onderstaande strategische doelen. De volgende doelstellingen en uitgangspunten zijn hieronder gesteld.

Toezicht en handhaving

Doel

Wat gaan we doen om het doel te behalen?

1

Het UHS vormt de basis voor toezicht en handhaving

Toezicht en handhaving wordt uitgevoerd naar gelang de gestelde prioriteiten

2

Integraal samenwerken

Tijdig betrekken interne en externe partners

3

Toezicht en handhaving is geen doel op zich, maar een middel

Handhaven aan de hand van prioriteiten en effect op de maatschappij

4

Gericht op preventie

Zoeken naar oplossingen, waar mogelijk legalisering

5

In- en uitschrijving herstelsancties Kadaster

Conform de WKpb

6

Zorgvuldige en kenbare belangenafweging

Op basis van inspraak, publicatie en vermelding van rechtsmiddelen

7

Voorkomen van herhaling

Consequent en methodisch handhaven

8

Toezicht en handhaving wordt op professionele wijze uitgeoefend

We voldoen aan de wettelijke minimumeisen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur

9

Risicogericht en informatie gestuurd werken

Beschikbare capaciteit inzetten waar het risico op niet-naleving het hoogst is

10

Optimaliseren samenwerkingsverbanden

Inhoudelijk wordt tussen/binnen domeinen én met externe partners afgestemd om integraliteit te waarborgen

11

Open, eenduidige en voortvarende werkwijze

Met gepaste (mix van) interventie(s) een blijvende gedragsverandering realiseren

12

Digitale monitoring

Monitoring van doelstellingen gebeurt middels rapportages uit RxMission

De doelstellingen uit het beleidsplan VTH 2021-2025 zijn aangevuld met de punten 1 tot en met 7 in het bovenstaande schema.

Prestatie-indicatoren Toezicht en Handhaving

Om te monitoren of de doelstellingen behaald worden, zijn de volgende prestatie-indicatoren opgesteld:

Onderdeel

Prestatie indicator

Bij ontvangst van een klacht, melding of informatieverzoek wordt uiterlijk binnen één werkweek contact opgenomen met de melder/verzoeker;

100%

Organiseren en bijwonen van integraal handhavingsoverleg waar toezichthouders, juridisch en BOA’s bij aanwezig zijn, minimaal vier keer per jaar

100%

Na constatering van een onveilige situatie (hoog risico bouw/brandveiligheid/ondermijning/Damocles) wordt deze binnen één week opgepakt

100%

Overige constateringen worden binnen vier weken opgepakt

100%

Brandonveilige woonsituaties worden binnen drie maanden na constatering opgelost

100%

Na ontvangst van een klacht/ melding/ verzoek om handhaving wordt uiterlijk binnen één werkweek contact opgenomen met melder/verzoeker5

100%

In het buitengebied vinden minimaal zes controles per maand plaats op de regels uit het tijdelijke omgevingsplan en bestaande bouw

100%

Geconstateerde bouwovertredingen n.a.v. een verleende vergunningen worden tijdens de bouw opgelost

75%

De overige geconstateerde bouwovertredingen zijn opgelost binnen twee maanden na constatering

90%

Maximaal aantal bezwaarschriften gegrond verklaard (omgevingsrecht)

15%

Maximaal aantal bezwaarschriften gegrond verklaard (APV en Alcoholwet)

15%

Maximaal percentage dossiers waarin een ingebrekestelling is gestuurd wegens niet-tijdig beslissen op een verzoek om handhaving

2%

Maximaal percentage dossiers waarin een dwangsom is betaald wegens niet tijdig beslissen op een verzoek om handhaving;

0%

3.3 Doelen milieu

Milieu

Doel

Wat gaan we doen om het doel te behalen?

Wanneer zijn we tevreden?

1

Zorgen voor goed fysiek leefmilieu

Concentratie van (ultra) fijnstof, stikstofdioxide en roet op hetzelfde niveau houden (en waar mogelijk verlagen onder wettelijke norm).

De concentratie van (ultra) fijnstof en stikstofdioxide blijft onder de wettelijke norm en we streven naar concentraties onder de WHO-advieswaarden (2005).

2

Geluid belastende situaties voorkomen

Aantal bestaande woningen en geluidgevoelige bestemmingen met een te hoog binnen niveau door geluidbronnen te verminderen en nieuwe geluid belastende situaties te voorkomen.

•  Als we bedrijvigheid hebben toegelaten zonder aantasting van de leefkwaliteit van inwoners. Als we de binnen de geluidzone op de industrieterreinen beschikbare geluidruimte tussen de bedrijven hebben verdeeld en zo nodig maatregelen hebben voorgeschreven en getoetst.

• Als we het aantal bestaande woningen en geluidgevoelige bestemmingen met een te hoog binnen niveau verminderen door geluidbronnen en nieuwe geluidbelaste situaties te voorkomen en zo nodig maatregelen hebben voorgeschreven en getoetst op woningniveau.

• Als we voorbereidingen hebben getroffen voor het maken van een Basis Geluid Emissiekaart, ten behoeve van monitoring.

Hoofdstuk 4 Omgevings- en risicoanalyse

De uitvoerings- en handhavingsstrategie beidt op grond van artikel 13.6, eerste lid onder a van het Omgevingsbesluit in ieder geval inzicht in de prioriteitenstelling.

4.1 De risicoanalyse

Om de beschikbare capaciteit en middelen effectief in te zetten, zijn voor de VTH-taken prioriteiten vastgesteld. De afweging van de prioriteiten is gedaan aan de hand van een risicomodel, ook wel de risicomatrix. Dit risicomodel biedt de mogelijkheid om op basis van een risico-inschatting prioriteiten te bepalen. De analyse hiervan wordt gedaan door de VTH-teams.

Uitleg risicoanalyse

In de risicomatrix is een inventarisatie gedaan van de VTH-taken die binnen de gemeente Best worden uitgevoerd. Voor alle relevante activiteiten is een risicoanalyse uitgevoerd. Het risico wordt bepaald volgens een vaste methodiek, waarbij verschillende beoordelingscriteria in acht zijn genomen.

Negatief effect

Allereerst is gewerkt met het negatieve effect (NE) van een overtreding. Het negatieve effect varieert van zeer beperkt tot zeer groot. Afhankelijk van het type situatie is gekeken naar de volgende factoren:

  • Gezondheidsrisico’s

  • Veiligheidsrisico’s

  • Risico’s voor de (fysieke) leefomgeving

  • Financiële risico’s

  • Bestuurlijke risico’s

Kans op overtreding

Daarnaast is gekeken naar de kans (K) dat de overtreding wordt begaan, aan de hand van het naleefgedrag. Het naleefgedrag varieert van zeer goed naleefgedrag tot zeer slecht naleefgedrag.

Risico

Wanneer voor een bepaalde situatie het negatieve effect en de kans op overtreding bepaald zijn, kan het risico worden bepaald. Het risico (R) is berekend door NE x K = R. De waarde van R is gekoppeld aan een prioriteit, van Zeer Laag tot Zeer Hoog. Onderstaande is geïllustreerd hoe wordt gewerkt met de schaalverdeling:

afbeelding binnen de regeling

In bijlage III bij dit document is de risicoanalyse opgenomen. In de onderstaande paragrafen van dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten (prioriteiten) besproken.

4.2 De VTH taken binnen erfgoed

Bevoegd gezag erfgoed

De Omgevingswet gaat uit van het decentraal-tenzij-beginsel. Daarom is voor een rijksmonumentenactiviteit en werelderfgoedactiviteit uit het Bal de gemeente bevoegd gezag (artikel 13.3 en 14.3 Bal).

Uitzonderingen:

  • -

    De minister van Infrastructuur en Waterstaat is bevoegd gezag voor een rijksmonument of werelderfgoed in de territoriale zee buiten een gemeente (artikelen 13.4 en 14.4 Bal).

  • -

    De provincie is bevoegd gezag voor een rijksmonument als er op dezelfde locatie een vergunning voor milieubelastende activiteit voor een complex bedrijf is verleend (artikel 13.5 en 14. 5 Bal).

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan:

  • Waar melding moet worden gedaan als er een activiteit wordt uitgevoerd;

  • Dat maatwerkvoorschriften kan stellen;

  • Dat een besluit neemt over een gelijkwaardige maatregel;

  • Dat bevoegd is voor handhaving en toezicht van de algemene regels uit het Bal.

Vrijwel altijd is dit bestuursorgaan ook bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor dezelfde activiteit.

Vergunningverlening erfgoed

Binnen de gemeente Best staan rijksmonumenten en door de gemeente aangewezen monumenten. Deze zijn opgenomen in de Monumentenlijst Best. Sinds 2016 is een deel van Batadorp aangewezen als beschermd dorpsgezicht, vanwege de bijzondere cultuurhistorische waarden in Batadorp uit de periode 1850-1940.

Bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het wijzigen van monumenten en beschermde stads-en dorpsgezichten wordt beoordeeld of er geen onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente Best gebruikt hierbij de Erfgoedverordening gemeente Best 2024 als beoordelingskader. De commissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseert het gemeentebestuur over aanvragen die te maken hebben met monumenten.

Naast deze kaders bevat de bruidsschat aanvraagvereisten met betrekking tot het ontsieren, slopen of veranderen van monumenten. Het betreft gemeentelijke, archeologische en provincie beschermde monumenten of beschermde stads-en dorpsgezichten. Rijksmonumenten zijn monumenten en archeologische monumenten die volgens de Erfgoedwet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. De regels over de rijksmonumentenactiviteit en over cultureel erfgoed staan in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de Omgevingsregeling, het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet en het omgevingsplan van rechtswege (via de bruidsschat).

Toezicht en handhaving erfgoed

Bij de toezicht en handhaving van erfgoed binnen de gemeente Best worden de volgende aspecten meegenomen:

  • -

    Het afwijken van de omgevingsvergunning(en) voor omgevingsplanactiviteiten (OPA) en een rijksmonumentenactiviteit (RMA);

  • -

    Het bouwen of slopen (ook vergunning vrije bouwwerken moeten voldoen aan de regels in het Bbl);

  • -

    Het wijzigen van de gebruiksfunctie van het monument zonder dat daarvoor de eventueel benodigde omgevingsvergunning is verkregen of wanneer het gebruik in strijd is met die vergunning;

  • -

    Het niet of onvoldoende verrichten van onderhoud;

  • -

    De toets aan het omgevingsplan blijft onderdeel van de omgevingsvergunning. De gemeente blijft toezien op het naleven van welstandsvoorschriften.

Hoofdstuk 5 Prioriteiten

Het is niet mogelijk om het grote scala aan VTH-taken uitputtend uit te voeren. Er zullen beleidskeuzes moeten worden gemaakt om een adequate balans te bereiken tussen de beschikbare capaciteit binnen de gemeenteorganisatie en de uit te voeren VTH-taken. In dit beleidsplan is aan de hand van een omgevings- en risicoanalyse tot een prioritering van de VTH-taken gekomen. De omgevings- en risicoanalyse is besproken in het voorgaande hoofdstuk. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze analyses besproken, die hebben geleid tot de prioriteiten en daarmee de beleidskeuzes omtrent de inzet van capaciteit en middelen.

5.1 Prioriteiten vergunningverlening bouwen, RO en APV/bijzondere wetten

In bijlage III zijn de resultaten opgenomen van de risicoanalyse en de daaruit vloeiende prioriteiten voor de taakvelden binnen vergunningverlening bouw, RO en APV/bijzondere wetten.

Ruimtelijke ordening

Onderdeel

Prioriteit

Bouwen in strijd met omgevingsvergunning

Gemiddeld

Bouwen zonder omgevingsvergunning

Gemiddeld

Strijdig gebruik omgevingsplan (recreatie)

Hoog

Strijdig gebruik omgevingsplan (agrarisch)

Hoog

Strijdig gebruik omgevingsplan (bedrijventerrein)

Hoog

Toezicht en handhaving in het buitengebied (RO gericht)6

Hoog

Bebouwing openbaar groen

Zeer laag

Illegale bouwwerken geen gebouw

Gemiddeld

Plaatsgebonden reclame

Laag

Niet plaatsgebonden reclame

Laag

Slechte staat bouwwerken/ open erven

Zeer laag

Voorwaardelijke verplichting

Laag

Intensieve veehouderijen

Hoog

Beëindigingsregelingen

Hoog

Landelijke inpassingen

Hoog

Ruimtelijke kwaliteit: in ernstige mate strijdt

Gemiddeld

Tijdelijke omgevingsvergunningen

Gemiddeld

Cultureel erfgoed

Onderdeel

Prioriteit

Beschermd dorpsgezicht

Gemiddeld

Omgevingsplanactiviteit monumenten

Gemiddeld

Toezicht en handhaving monumenten

Gemiddeld

Archeologie

Hoog

Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

Onderdeel

Prioriteit

Procedure bouwwerkzaamheden

Laag

Procedure sloopwerkzaamheden

Zeer laag

Brandveiligheid

Hoog

Geen gebruiksmelding

Gemiddeld

Constructieve veiligheid

Hoog

Omgevingsveiligheid (bouwplaat inrichting / verkeersmaatregelen / overlast)

Hoog

Duurzaamheid

Zeer laag

APV

Onderdeel

Prioriteit

Hoofdstuk 2

Samenscholing

Hoog

Voorwerpen op of aan de weg

Zeer laag

Veranderen weg / uitweg

Zeer laag

Kleinschalig evenement < 100

Gemiddeld

Grootschalig evenement > 100

Hoog

Exploitatievergunning

Gemiddeld

Sluitingstijd

Zeer laag

Schenktijden

Hoog

Kansspelautomaten

Zeer laag

Plakken en kladden

Laag

Hinderlijk gedrag

Zeer hoog

Verboden drankgebruik

Hoog

Verboden lachgasgebruik

Hoog

Vechten in het openbaar

Laag

Liggen / slapen openbare weg

Gemiddeld

Verbod carbidschieten

Zeer laag

Loslopende honden

Hoog

Verontreinigende honden

Hoog

Gevaarlijke honden

Hoog

Heling

Zeer laag

Drugsoverlast

Laag

Bestuurlijke ophouding

Zeer laag

Veiligheidsrisicogebied

Hoog

Gebiedsontzegging

Hoog

Woonoverlast

Zeer laag

Hoofdstuk 3

Seksbranche

Zeer laag

Hoofdstuk 4

Collectieve festiviteiten

Zeer laag

Incidentele festiviteiten

Laag

(On-) versterkte muziek

Gemiddeld

Houtopstanden

Zeer laag

Ontsiering

Gemiddeld

Kamperen buiten kampeerterrein

Laag

Defecte / voertuigwrakken

Hoog

Venten

Zeer laag

Standplaats

Zeer laag

Crossen7

Hoog

Vuurverbod

Zeer laag

Bijzondere wetten / overig

Onderdeel

Prioriteit

Opiumwet

Damocles

Zeer hoog

Winkeltijdenwet

Zondag openstelling

Zeer laag

Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

Foutparkeren

Hoog

Blauwe zone

Laag

Gehandicaptenparkeerplaats

Gemiddeld

Afvalstoffenverordening

Verkeerd aanbieden

Hoog

Integraal veiligheidsplan

Woning inbraken

Hoog

Geweld

Gemiddeld

Jeugdoverlast en -criminaliteit

Hoog

Uitvoering van, en toezicht en handhaving op KIT controles8

Hoog

Milieu

De milieuprioritering is opgenomen onder bijlage VI bij dit beleidsplan.

Juridische dienstverlening

Onderdeel

Prioriteit

Klachtenlijn

Gemiddeld

Verzoek om handhaving

Gemiddeld

Bezwaar

Gemiddeld

Voorlopige voorziening

Gemiddeld

(Hoger) beroep

Gemiddeld

Hoofdstuk 6 Strategie en werkwijze

In het voorgaande hoofdstuk zijn de bestuurlijke prioriteiten bepaald. De werkwijze waarop wij de doelen en prioriteiten willen bereiken is vastgelegd in de uitvoeringsstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op landelijke strategieën en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. In paragraaf 1.3 is hierop al ingegaan. De eisen waaraan de beleidscyclus bij de VTH-taken moet voldoen, worden procescriteria genoemd. Deze zijn te vinden in artikel 13.5 tot en met 13.11 van het Omgevingsbesluit. De procescriteria geven de elementen aan die minimaal aanwezig moeten zijn. Daarnaast moeten de criteria worden gebruikt bij het inrichten van de organisatie. In de onderstaande paragrafen wordt hierop nader ingegaan.

6.1 Vergunningenstrategie

De (omgevings-)vergunning

Een vergunning is een toestemming van de overheid om een bepaalde activiteit uit te voeren. De wet bepaalt in welke gevallen een activiteit verboden is zonder (omgevings-)vergunning. De vergunningplichtige activiteiten zijn aangewezen door het Rijk in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Bbl. Ook in het gemeentelijke omgevingsplan worden vergunningplichtige activiteiten aangewezen. Wij verstaan onder vergunningverlening, het:

  • -

    Verlenen, weigeren of wijzigen van een vergunning waarbij toestemming wordt verleend om een bepaalde activiteit uit te voeren;

  • -

    Verlenen van een ontheffing van -met name- gemeentelijke regels;

  • -

    Afhandelen van een melding, als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid van de Omgevingswet;

  • -

    Opleggen van een maatwerkbesluit of -regel;

  • -

    Gebruik maken van het instemmingsrecht (voorheen: verklaring van geen bedenkingen);

  • -

    Geheel of gedeeltelijk intrekken van een (omgevings-)vergunning.

N.B.: de gedoogverklaring is niet opgenomen in de bovenstaande lijst. De gedoogverklaring is onderdeel van de gedoogstrategie. Een gedoogverklaring heeft een andere insteek dan een vergunning. Het proces van gedogen is gekoppeld aan handhaving, doordat er eerst een afweging wordt gemaakt om te handhaven.

Grondslag vergunningenstrategie

In artikel 13.6, eerste lid onder c en d van het Omgevingsbesluit wordt bepaald dat de uitvoerings- en handhavingsstrategie in ieder geval inzicht biedt in de criteria die worden gebruikt bij het beoordelen van en beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen en de werkwijze bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen. Met een vergunningenstrategie streven we ernaar om tot een integraal proces van vergunningverlening te komen, die op efficiënte en gestructureerde wijze vorm wordt gegeven. Deze strategie stelt ons in staat om te beslissen op een aangevraagde vergunningplichtige activiteit. Heldere, transparante en handhaafbare vergunningen opstellen staat daarbij voorop.

Vormen van vergunningverlening

De verschillende vormen van vergunningverlening die wij hanteren zijn:

Vorm

Bijzonderheden

Meldingen

Aan het bevoegd gezag is het de taak te beoordelen of de activiteit meldingsplichtig is en of de melding volledig is ingediend, met als resultaat het al dan niet als melding accepteren. Het accent van de gemeentelijke taken bij meldingen ligt bij het uitvoeren van toezicht. Initiatiefnemers moeten voor sommige activiteiten in de leefomgeving een melding doen of informatie geven (informatieplicht) aan de overheid. Dit moet voor de meeste activiteiten minimaal 4 weken voor de start of de verandering.

Vergunning

Volgens de regelgeving dient dit beleidsplan inzicht te bieden in de criteria die worden gebruikt bij het beoordelen van en beslissen op aanvragen omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen; én de werkwijze bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen. Met het vastleggen van deze vergunningenstrategie voldoen wij hieraan.

Maatwerkbesluit

Het stellen of wijzigen van maatwerkvoorschriften is een besluit in de zin van de Awb.

Werkwijze

De gemeente Best hanteert voor de behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning en de beoordeling van meldingen een werkwijze die vastgelegd is in een geautomatiseerd systeem: de backofficeapplicatie RxMission. De processtappen op hoofdlijnen worden hierbij doorlopen.

Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Bibob) is een wet die in 2003 in werking getreden is. Deze wet ziet toe op de toetsing van de integriteit van houders en/of aanvragers van vergunningen en subsidies. De Omgevingswet brengt een aantal veranderingen mee voor de Bibob toets, voornamelijk met betrekking tot het toepassingsbereik van de Wet Bibob. Ook worden omgevingsvergunningen bij overschrijding van de beslistermijn niet meer van rechtswege verleend. De Wet Bibob kon onder de Wabo worden toegepast op omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouw en milieu en aanlegactiviteiten. Onder de Omgevingswet kan de Wet Bibob worden toegepast op aanvragen om een wijziging van het omgevingsplan vast te stellen, en op omgevingsvergunningen voor:

  • -

    Bouwactiviteiten;

  • -

    Omgevingsplanactiviteiten;

  • -

    Milieubelastende activiteiten;

  • -

    Activiteiten vallend onder de waterschapsverordening.

Meldingen en informatieplichten

De meldingen die vallen onder deze strategie zijn de meldingen op het gebied van bouw, brandveilig gebruik, en voortkomend uit de APV (bijv. inrit en kappen). Meldingen voor milieubelastende activiteiten blijven buiten beschouwing in deze strategie.

Intrekken (omgevings-)vergunningen

Na het verlenen van een omgevingsvergunning of ontheffing wordt vaak snel gevolg gegeven aan de uitvoering of ingebruikname. Het komt ook voor dat geen of pas na lange tijd gebruik wordt gemaakt van een verleende vergunning of ontheffing. Wanneer ongebruikte vergunningen of ontheffingen jaren geleden zijn verleend en niet zijn ingetrokken blijft vaak het recht bestaan om hiervan gebruik te maken. Om uiteenlopende redenen is het ongewenst om verleende vergunningen en ontheffingen in stand te laten zonder dat daar binnen een bepaalde termijn gebruik van wordt gemaakt:

  • -

    Wij willen voorkomen dat er een stuwmeer ontstaat van ongebruikte vergunningen;

  • -

    Door oude vergunningen in stand te houden kunnen projecten worden gerealiseerd en in gebruik worden genomen volgens verouderde (bouw-)technische inzichten, milieutechnische aspecten of zelfs in strijd met nieuwe (planologische) regels.

  • -

    Vanuit administratief oogpunt is het gewenst dat het gemeentelijke (bouw)archief zoveel mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie. Ook voor het beheer van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) is een actuele administratie nodig;

  • -

    Door het in stand laten van (ver-) oude (-rde) vergunningen kunnen (nieuwe) planologische, stedenbouwkundige of andere inzichten over de fysieke leefomgeving doorkruist worden door vergunde, nog te realiseren of te slopen bouwwerken en het gebruik ervan;

  • -

    Voor de rechtszekerheid van omwonenden en belanghebbenden is het ongewenst oude vergunningen en ontheffingen in stand te houden. Doordat de bekendmaking van deze besluiten lang geleden heeft plaatsgevonden, kunnen zij alsnog verrast worden door (start van) de activiteiten.

Gronden voor intrekking

Op grond van het bepaalde in artikel 5.40 lid 2 onder b van de Ow kan het college bevoegd een verleende omgevingsvergunning intrekken. Dit kan bijvoorbeeld wanneer gedurende een jaar of een in de vergunning bepaalde langere termijn geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, of op verzoek van de vergunninghouder. In het vorige Beleidsplan VTH 2021-2025 van de gemeente Best is het beleid over het intrekken van omgevingsvergunningen in de beleidscyclus meegenomen. In de voorliggende nieuwe beleidscyclus is ervoor gekozen om het beleid apart vast te stellen en vast te stellen conform de Omgevingswet. Dit is het beleid ‘Beleidsregels over het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen onder de Omgevingswet’.

6.2 Handhavingsstrategie

In artikel 13.5, eerste lid van het Omgevingsbesluit wordt bepaald dat de bestuursorganen die zijn belast met de uitvoerings- en handhavingstaak een uitvoerings- en handhavingsstrategie vaststellen in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen worden gesteld voor de uitvoering en handhaving en welke werkzaamheden met het oog op die doelen zullen worden verricht. Doordat de handhavingsstrategie veelomvattend is, wordt deze onderverdeeld in drie afzonderlijke strategieën: de preventiestrategie, de toezichtstrategie, de sanctiestrategie en de gedoogstrategie.

afbeelding binnen de regeling

Preventiestrategie

Met de inzet van preventieve handhavingsinstrumenten kan het (nalevings-)gedrag van inwoners en bedrijven op een positieve manier beïnvloed worden. Hierdoor kunnen onveilige en ongewenste situaties worden voorkomen en zijn er minder tijdrovende en kostbare repressiemiddelen nodig.

Voorlichting en communicatie

De inwoners en bedrijven zijn er verantwoordelijk voor om op de hoogte te blijven van de geldende wet- en regelgeving. Wij bieden hierin hulp aan door te verwijzen naar regelgeving op het internet, de gemeentelijke website en contactcentrum en huis-aan-huisbladen. Daarnaast is er de mogelijkheid om in contact te komen door het maken van een afspraak bij de gemeente.

Bij het opstarten van een handhavingstraject wordt per geval bekeken welke vorm van communicatie het beste kan worden ingezet. Hierbij wordt gekeken naar de informatiebehoefte, wie het aanspreekpunt is en welke communicatiemiddelen geschikt zijn in het kader van duidelijk communiceren, transparantie en preventie.

Ambtelijke inzet

De gemeentelijke toezichthouders en BOA’s spelen een cruciale rol bij preventie. Zij zijn het eerste aanspreekpunt in het veld. Zij vangen signalen op uit de buurt en kunnen hier preventief op reageren. Daarnaast kan buurtbemiddeling een belangrijke rol spelen bij de verbetering van naleefgedrag. Wanneer er maatschappelijke wrijvingen of weestand tegen een ontwikkeling bestaat, waarbij geen wettelijke grondslag is om te handhaven, kan buurtbemiddeling een goede uitkomst zijn om toekomstige handhavingsverzoeken en/of klachten te voorkomen. De gemeente kiest geen positie in het ‘conflict’, maar probeert overeenstemming te bereiken tussen de betrokken partijen.

Ook bij vergunningverlening wordt een belangrijke rol in het kader van preventie vervuld. Dit kan de vorm nemen van vooroverleg, en de communicatie met de initiatiefnemer voorafgaand en tijdens het proces van het behandelen van de aanvraag en/of beoordelen van een melding. Dit voorkomt in grote mate het onbewust overtreden van regels.

Samenwerking

Bij het voorkomen van overtredingen werkt de gemeente samen met meerdere (handhavings-)partners. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere de Omgevingsdienst(en), de Veiligheidsregio en politie. Samen met de Veiligheidsregio wordt ingezet op brandveilig leven, en in samenwerking met de politie kan voorlichting bestaan over bijvoorbeeld het verminderen van woninginbraken.

Toezichtstrategie

De toezichtstrategie beschrijft op welke manier en in welke mate toezicht wordt gehouden. Toezicht houden draagt eraan bij dat mensen wettelijke voorschriften naleven en het beperkt de risico’s op het overtreden van die voorschriften. De aard en frequentie van het toezicht zijn afhankelijk van het risico. We werken met risicogericht toezicht, voor het onderdeel toezicht is aan de hand van de risicomatrix bepaald waar de prioriteiten liggen.

Op grond van artikel 13.6, tweede lid onder b en c van het Omgevingsbesluit biedt de uitvoerings- en handhavingsstrategie inzicht in de wijze waarop toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet wordt gehouden. Ook wordt inzicht geboden in de wijze waarop wordt gerapporteerd over bevindingen over de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet en eventueel daaraan verbonden consequenties.

Sanctiestrategie

Op grond van artikel 13.6, tweede lid onder d van het Omgevingsbesluit biedt de uitvoerings- en handhavingsstrategie ook inzicht in de wijze waarop bestuurlijke sancties en termijnen die bij het opleggen en ten uitvoer leggen daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd.

Op grond van artikel 13.6, tweede lid onder b van het Omgevingsbesluit biedt de uitvoerings- en handhavingsstrategie inzicht in de wijze waarop toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet wordt gehouden.

Als uit toezicht blijkt dat er sprake is van een overtreding, dan wordt hiertegen in beginsel handhavend opgetreden. De gemeente Best hanteert hierbij de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (hierna: LHSO). Met het vaststellen van deze UHS, stellen wij ook de LHSO vast. Conform de LHSO wordt een passende sanctie ingezet die efficiënt en effectief is. De sanctie dient zodanig te zijn dat deze leidt tot de beëindiging van de overtreding. Afhankelijk van de feiten, het naleefgedrag van de overtreder en de omstandigheden van het voorliggende geval, wordt de sanctie aangepast.

De nieuwe LHSO leidraad voor de hoogte van dwangsombedragen is niet werkbaar. Sinds de vaststelling van de LHS in 2014 gaat deze gepaard met een leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen. In 2023 is een nieuwe leidraad dwangsombedragen vastgesteld. Dit document is niet juridisch bindend. Het dient als leidraad tot het vaststellen van een passende dwangsomhoogte en begunstigingstermijn. De versie van 2023 is binnen de gemeente Best niet werkbaar. Om die reden wordt thans de versie van 13 december 2022 aangehouden. Deze versie is als bijlage bij dit beleidsplan opgenomen.9 Wanneer deze verwijst naar wetgeving van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zal per geval een passende dwangsom worden vastgesteld conform de nieuwe wetgeving.

Gedoogstrategie

Uit artikel 18.1 onder c van de Omgevingswet volgt dat de bestuursrechtelijke handhavingstaak het opleggen en ten uitvoer leggen van een bestuurlijke sanctie vanwege enig handelen of nalaten in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet omvat. In dit onderdeel is de beginselplicht tot handhaving opgenomen. Het is echter een beginselplicht en daarmee is het onder bepaalde omstandigheden mogelijk om ervan af te wijken. In bepaalde gevallen kan (tijdelijk) gemotiveerd afgezien worden van handhaving. Dit kan in de volgende (zeer uitzonderlijke) situaties:

  • -

    Er is sprake van concreet zicht op legalisatie;

  • -

    Handhaving is onevenredig (art. 3:4 Awb);

  • -

    Handhaving is in strijd met het gelijkheidsbeginsel;

  • -

    Regelgeving is slecht uitvoerbaar en/of niet handhaafbaar;

  • -

    Regelgeving is onvoldoende toegesneden op de situatie;

  • -

    Er is sprake van ontoereikend overgangsrecht;

  • -

    Er zijn zwaarwegende persoonlijke belangen.

Daarnaast zijn er bepaalde procedurele voorwaarden voor gedogen:

  • -

    Gemotiveerd;

  • -

    Terughoudend;

  • -

    In (zeer) uitzonderlijke gevallen;

  • -

    Schriftelijk en uitdrukkelijk;

  • -

    Zoveel mogelijk beperkt in omvang en/of tijd;

  • -

    Zorgvuldige kenbare belangenafweging.

Daarnaast beschrijft de kabinetsnota ‘Grenzen aan Gedogen’ de randvoorwaarden van het begrip gedogen.10 Dit kan op verschillende manieren:

  • -

    Impliciet dan wel expliciet;

  • -

    Vooraf dan wel achteraf;

  • -

    Incidenteel dan wel categorisch;

  • -

    Onvoorwaardelijk dan wel onder voorwaarden.

Impliciet gedogen houdt in dat er niets wordt gedaan na constatering van een overtreding. Van expliciet gedogen wordt gesproken wanneer er kan worden gemotiveerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor kan worden afgezien van handhaving. Hierbij is sprake van een gedoogbrief, waarbij schriftelijk wordt gedoogd onder bepaalde voorwaarden.

De gemeente Best gedoogt niet impliciet. Wordt dit gedaan, dan kunnen er de bovenstaande procedurele vereisten niet worden gewaarborgd. Gedoogbeslissingen zijn als zodanig geen Awb-besluiten of beschikkingen. Hiermee vervalt ook de rechtsbescherming. Expliciet gedogen is om die reden niet bevorderend voor de rechtszekerheid. De gemeente Best zal om die reden in beginsel niet overgaan tot expliciet gedogen. We beperken het gedogen tot zeer uitzonderlijke situaties, waarbij er op korte termijn uitzicht bestaat op het opheffen van de overtreding of op het legaliseren van de situatie, bijvoorbeeld doordat een vergunning verleend kan worden. De gedoogstrategie staat als onderdeel van de Landelijke Handhavingsstrategie in de nadere uitwerking.

Hoofdstuk 7 Borging en uitvoering

Een van de doelstellingen voor het bundelen van regels binnen het omgevingsrecht in de Omgevingswet is om de dienstverlening door overheden te verbeteren. Het realiseren van de verbeter- en maatschappelijke doelen van de Omgevingswet is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheden. Het vraagt om een goede en uniforme borging van de uitvoeringskwaliteit.

7.1 Borging

De samenleving verwacht van de overheid dat deze de VTH-taken op een professionele wijze en op een kwalitatief hoog niveau uitvoert. Om dit te realiseren heeft de overheid kwaliteitscriteria ontwikkeld die zich richten op de kwaliteit van de medewerkers en het borgen van de organisatorische processen. Afdeling 18.3 van de Omgevingswet biedt de grondslag voor de kwaliteitsbevordering van de uitvoering en handhaving. Deze afdeling vindt zijn oorsprong in paragraaf 5.2 van de Wabo. Artikel 18.20 van de Omgevingswet bepaalt dat er voor het bevoegd gezag een zorgplicht geldt voor alle VTH-taken. Artikel 18.23 Omgevingswet bevat een bepaling die over de taken gaat die onder het basistakenpakket vallen. Hiervoor geldt dat het kwaliteitsniveau via een verordening moet vastliggen. Doordat deze taken verplicht zijn ondergebracht bij omgevingsdiensten moeten ook zij afspraken maken over de formulering van de kwaliteitscriteria.

Er gelden kwaliteitscriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De kwaliteitscriteria voor de kritische massa (deskundigheid en ervaring) zijn verplicht voor VTH-taken van het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben hiertoe een modelverordening opgesteld. Voor de overige VTH-taken geldt er een zorgplicht. De invulling hiervan is vrij. Vanaf 1 januari 2024 is de Verordening uitvoering en handhaving (omgevingsrecht) Best 2022 (hierna: de Kwaliteitsverordening) geldend, vastgesteld door de raad. In deze verordening is opgenomen dat het college de kwaliteitscriteria voor vergunningenverlening, toezicht en handhaving -en de daaruit voortvloeiende uitvoeringskaders- vaststelt. In artikel 4, tweede lid onder a tot en met c van de Kwaliteitsverordening is opgenomen dat de doelen in de uitvoerings- en handhavingsstrategie voor de betrokken wetten in ieder geval betrekking hebben op de dienstverlening, de uitvoeringskwaliteit van diensten en producten en de financiën.

7.2 Uitvoering

De UHS wordt jaarlijks uitgewerkt in een VTH-uitvoeringsprogramma. In dit programma beschrijven we de doelen en activiteiten voor dat jaar op operationeel niveau. Daarbij geven wij ook aan hoe de financiële en personele middelen in het betreffende jaar worden ingezet. De uitvoering wordt gedaan door (voor-) overleg, het toetsen en verlenen van (omgevings-)vergunningen, het inplannen en uitvoeren van de controles, het opstarten van handhavingsprocedures en voeren van bestuursrechtelijke procedures.

Om de uitvoering op adequate wijze uit te voeren, dient de beoogde inzet gefaciliteerd te worden. Hierbij komt een aantal randvoorwaarden kijken, waaronder de werkverdeling, de beschikbaarheid van voldoende financiële (hulp-)middelen en de bezetting. De middelen worden vastgelegd in de gemeentelijke programmabegroting.

Voor de uitvoering van de ODZOB is aan dit document in bijlage V het werkprogramma van de ODZOB toegevoegd. Hierin staan de werk- en procesafspraken tussen de ODZOB en de gemeente Best.

Hoofdstuk 8 Monitoring en evaluatie

De laatste stap in de VTH-beleidscyclus is de monitoring en evaluatie. Door monitoring van de voortgang wordt zicht gehouden op de mate van doelrealisatie en effectiviteit. Aan de Provincie als Interbestuurlijk toezichthouder wordt hierover verantwoording afgelegd, en de raad wordt geïnformeerd over het vaststellen van de VTH stukken.

Monitoring

Monitoring van de doelen vindt jaarlijks plaats in het VTH-evaluatieverslag. Het college stelt het evaluatieverslag vast en stuurt deze ter informatie naar de raad en ter monitoring naar de Provincie. De inzichten worden meegenomen in het uitvoeringsprogramma voor het opvolgende jaar. Indien uit de monitoring van de indicatoren blijkt dat doelen niet gerealiseerd zijn, wordt dit gemotiveerd in het evaluatieverslag. Indien nodig, worden verbetermaatregelen voorgesteld die ertoe dienen te leiden dat de doelen in het vervolg wel gerealiseerd worden.

Gedurende het jaar monitoren we de voortgang van de activiteiten en deze zullen in het daaropvolgende jaar hierop worden aangepast (indien nodig). Het uitvoeringsprogramma wordt ter kennisgeving aan de raad en de Provincie gestuurd. In het evaluatieverslag en de jaarrekening verantwoordt het bestuur de uitgevoerde activiteiten en de inzet van de beschikbare middelen van het voorafgaande jaar. De ODZOB verantwoordt de taakuitvoering middels een algemeen jaarverslag en het specifieke jaarverslag voor de gemeente Best. Ook dit stuk wordt via het college aan de raad gestuurd.

Ondertekening

Bijlage I Afkortingen en begrippen

Afkortingen

APV

Algemene Plaatselijke Verordening Best

Bal

Besluit activiteiten leefomgeving

Bkl

Besluit kwaliteit leefomgeving

Bor

Besluit omgevingsrecht

Ob

Omgevingsbesluit

ODZOB

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

Ow

Omgevingswet

VTH

Vergunningverlening, toezicht en handhaving

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Begrippen

Afvalstoffenverordening

Alcoholwet

Algemene Plaatselijke Verordening

Algemene wet bestuursrecht

Besluit activiteiten leefomgeving

Besluit bouwwerken leefomgeving

Besluit kwaliteiten leefomgeving

Besluit omgevingsrecht

Bouwbesluit 2012

Omgevingsbesluit

Omgevingswet

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Wet VTH

Winkeltijdenwet

Bijlage II BIG-8

afbeelding binnen de regeling

Bijlage III Resultaten risicoanalyse

Onderdeel

Negatief effect

Kans op overtreding

Risico

Prioriteit

Ruimtelijke ordening

Bouwen in strijd met vergunning

3

3

9

Gemiddeld

Bouwen zonder vergunning

3

3

9

Gemiddeld

Strijdig gebruik omgevingsplan (recreatie)

3

4

12

Hoog

Strijdig gebruik omgevingsplan (agrarisch)

3

4

12

Hoog

Strijdig gebruik omgevingsplan (bedrijventerrein)

3

4

12

Hoog

Bebouwing openbaar groen

3

1

3

Zeer laag

Illegale bouwwerk geen gebouw

3

3

9

Gemiddeld

Plaatsgebonden reclame

3

2

6

Laag

Niet plaatsgebonden reclame

3

2

6

Laag

Slechte staat bouwwerken/ open erven

4

1

4

Zeer laag

Voorwaardelijke verplichting

3

2

6

Laag

Intensieve veehouderijen

4

4

16

Hoog

Beëindigingsregelingen

3

4

12

Hoog

Landschappelijke inpassingen

3

4

12

Hoog

Ruimtelijke kwaliteit: in ernstige mate strijdt

3

3

9

Gemiddeld

Tijdelijke omgevingsvergunningen

3

3

12

Gemiddeld

Cultureel erfgoed

Beschermd dorpsgezicht

3

3

9

Gemiddeld

Omgevingsplanactiviteit monumenten

3

3

9

Gemiddeld

Toezicht en handhaving monumenten

3

3

9

Gemiddeld

Archeologie

4

3

12

Hoog

Bouwen (Bbl)

Procedure bouwwerkzaamheden

2

4

8

Laag

Procedure sloopwerkzaamheden

2

2

4

Zeer laag

Brandveiligheid

4

3

12

Hoog

Geen gebruiksmelding

3

3

9

Gemiddeld

Constructieve veiligheid

4

3

12

Hoog

Omgevingsveiligheid (bouwplaatsinrichting / verkeersmaatregelen/ overlast)

4

4

16

Hoog

Duurzaamheid

3

1

3

Zeer laag

APV

Hoofdstuk 2

Samenscholing

3

4

12

Hoog

Voorwerpen op of aan weg

2

2

4

Zeer laag

Veranderen weg / uitweg

2

2

4

Zeer laag

Kleinschalig evenement < 100

3

3

9

Gemiddeld

Grootschalig evenement > 100

4

3

12

Hoog

Exploitatievergunning

3

3

9

Gemiddeld

Sluitingstijd

1

2

2

Zeer laag

Schenktijden

3

4

12

Hoog

Kansspelautomaten

1

1

1

Zeer laag

Plakken en kladden

2

4

8

Laag

Hinderlijk gedrag

4

5

20

Zeer hoog

Verboden drankgebruik

3

4

12

Hoog

Verboden lachgasverbruik

3

4

12

Hoog

Vechten in openbaar

3

2

6

Laag

Liggen/slapen openbare weg

3

3

9

Gemiddeld

Verbod carbidschieten

1

2

2

Zeer laag

Loslopende honden

3

4

12

Hoog

Verontreiniging honden

4

4

16

Hoog

Gevaarlijke honden

4

3

12

Hoog

Heling

1

1

1

Zeer laag

Drugsoverlast

2

4

8

Laag

Bestuurlijke ophouding

1

1

1

Zeer laag

Veiligheidsrisicogebied

3

4

12

Hoog

Gebiedsontzegging

3

4

12

Hoog

Woonoverlast

1

3

3

Zeer laag

Hoofdstuk 3

Prostitutie, seksbranche

1

3

3

Zeer laag

Hoofdstuk 4

Collectieve festiviteiten

2

2

4

Zeer laag

Incidentele festiviteiten

3

2

6

Laag

(On-)versterkte muziek

3

3

9

Gemiddeld

Houtopstanden

1

1

1

Zeer laag

Ontsiering

3

3

9

Gemiddeld

Kamperen buiten kampeerterrein

3

2

6

Laag

Defecte / voertuigwrakken

3

4

12

Hoog

Venten

1

1

1

Zeer laag

Standplaats

1

1

1

Zeer laag

Crossen

4

4

16

Hoog

Vuurverbod

2

2

4

Zeer laag

Bijzondere wetten / overig

Opiumwet

Damocles

5

5

25

Zeer hoog

Winkeltijdenwet

Zondag openstelling

1

1

1

Zeer laag

Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

Foutparkeren

4

3

12

Hoog

Blauwe zone

2

4

8

Laag

Gehandicaptenparkeerplaats

3

3

9

Gemiddeld

Afvalstoffenverordening

Verkeerd aanbieden

3

4

12

Hoog

Integraal Veiligheidsplan

Woning inbraken

4

3

12

Hoog

Geweld

3

3

9

Gemiddeld

Jeugdoverlast en -criminaliteit

3

4

12

Hoog

Juridische dienstverlening

Klachtenlijn

3

3

9

Gemiddeld

Verzoek om handhaving

3

3

9

Gemiddeld

Bezwaar

4

3

12

Gemiddeld

Voorlopige voorziening

4

3

12

Gemiddeld

Beroep

4

3

12

Gemiddeld

Bijlage IV Lijst dwangsommen

Bijlage behorende bij het document Kompas – Richtlijn Dwangsombeschikking

versie 13 december 2022

OVERZICHT DWANGSOMHOOGTES EN BEGUNSTIGINGSTERMIJNEN

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

 

BEDRAG

 

WET MILIEUBEHEER

 
 
 
 
 
 

VERGUNNING / MELDING

 
 
 
 

Wabo

Inrichting zonder vergunning

€ 3.000,-

Week

€ 

18.000,-

3 maanden

Inrichting uitgebreid of wijzigen zonder vergunning

€ 3.000,-

Week

€ 

18.000,-

3 maanden

Inrichting milieuneutraal wijzigen

€ 1.000,-

Week

€ 

6.000,-

3 maanden

Activiteitenbesluit

Inrichting zonder melding inwerking

€ 600,-

Week

€ 

3.600,-

1 maand

 

ONGEWOON VOORVAL

 
 
 
 

Wm

Het niet (zo spoedig mogelijk) melden van het ongewoon voorval aan het bevoegde gezag

€ 1.750,-1 

Week

€ 

10.500,-1

1 maand

 

AFVAL

 
 
 
 
 

Opslag afval niet overeenkomstig voorschriften vergunning/activiteitenbesluit

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,- 1

3 maanden

Bedrijfsafval wordt niet correct afgevoerd

Kg € 2,-

Week

 

X 6

2 maanden

Gevaarlijk afval wordt niet correct afgevoerd

Kg € 11,-

Week

 

X 6

2 maanden

 

AFVALWATER

 
 
 
 
 

Olie-benzineafscheider, slibvanger of vetafscheider niet geleegd

€ 800,-

Week

€ 

4.800,-

1 maand

Ontbreken zuiveringstechnische voorziening

€ 6.000,-1

Week

€ 

36.000,-1

3 maanden

Ontbreken controlevoorziening

€ 600,-

Week

€ 

3.600,-

2 maanden

Overschrijding van lozingsnormen uit vergunning/activiteitenbesluit

€ 1.750,-

Week

€ 

10.500,- 

2 weken

Lozen van waterbezwaarlijke stoffen zonder toestemming/vergunning (ikv ABM-toets)

€ 1.750,-1

Week

€ 

10.500,-1 

2 weken

Geen ABM toetsing uitgevoerd

€ 1.750,-

Week

€ 

10.500,-

3 maanden

 

BODEM

 
 
 
 

Algemeen

Geen onderhoudsprogramma, werkinstructies, incidentmanagement, etc

€ 550,-

Week

€ 

3.300,-

1 maand

Vloer

Ontbreken vloeistofdichte vloer

M2 € 275,-

Week

 

X 6

3 maanden

Ontbreken vloeistofkerende vloer

M2 € 140,-

Week

 

X 6

3 maanden

Geen certificaat/rapport van vloeistofdichte vloer

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Geen jaarlijkse controle vloeistofdichte vloer

€ 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Opruimen vervuiling

Niet direct verwijderen van verontreinigingen op de vloer

€ 275,-

Constatering

€ 

1.650,-

1 maand

Geen adsorptiemiddelen of geen goed gebruik van adsorptiemiddelen

€ 275,-

Week

€ 

1.650,-

1 maand

Lekbak Vaatwerk

Lekbak niet aanwezig/onvoldoende capaciteit

€ 550,-

Week

€ 

3.300,- 

1 maand

Opslag niet in lekbakken

€ 275,-

Constatering

€ 

1.650,-

1 maand

Bodemonderzoek

Geen bodem nul- / eind-situatieonderzoek uitgevoerd

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Geen monitoringsonderzoek bodem uitgevoerd

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

 

GELUID

 
 
 
 
 

Overtreding geluidsvoorschriften door nalatig gedrag 

€ 1.100,-

Constatering

€ 

26.400,-

2 weken

Overtreding geluidvoorschriften door ontbreken voorzieningen

€ 2.200,-1

Week

€ 

17.600,-1

2 maanden

Akoestisch onderzoek niet uitgevoerd

€ 1.750,-

Week

€ 

10.500,- 

2 maanden

 

LUCHT

 
 
 
 

Stookinstallaties

Geen 2- of 4-jaarlijkse inspectie stookinstalalties > 20/100 kW (scope 1, 2, 3 of 5)

€ 1.750,-

Week

€ 

10.500,-

3 maanden

Geen inspectie brandstofleidingen (scope 7)

€ 1.750.-

Week

€ 

10.500,-

3 maanden

Geen goedgekeurd inspectierapport, eerst nog aanpassingen aan installatie doorvoeren

€ 1.100,-1

Week

€ 

6.600,-1 

3 maanden

Geen NOx meting uitgevoerd (scope 6 of anders)

€ 1.750,-

Week

€ 

10.500,-

3 maanden

Niet voldoen aan de NOx emissienorm

€ 4.500,-

Week

€ 

27.000,-

3 maanden

Geur

Geen (goedgedimensioneerde) ontgeuringsinstallatie

€ 1.750,-

Week

€ 

10.500,-

3 maanden

Uitmonding afvoerpijp afzuiginstallatie niet op hoogte

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Geen onderhoud ontgeuringsinstallatie

€ 800,-

Week

€ 

4.800,-

1 maand

Geuronderzoek niet uitgevoerd/niet correct uitgevoerd.

€ 2.200,-1

Week

€ 

13.600,-1

2 maanden

Slechte opslag dierlijk afval

€ 600,-

Constatering

€ 

3.600,-

1 maand

Emissie algemeen

Ontbreken filterinstallatie

€ 1.750,-1

Week

€ 

10.500,- 1

3 maanden

Geen onthouder filterinstallatie

€ 800,-

Week

€ 

4.800,-

1 maand

Niet voldoen aan emissiegrenswaarden Ner

€ 2.200,-1

Week

€ 

13.600,-1 

3 maanden

Stofoverlast veroorzaken

€ 2.200,-

Constatering

€ 

13.600,-

2 maanden

Onderzoek emissiebeperkingen niet uitgevoerd

€ 1.750,-

Week

€ 

10.500,-

2 maanden

Oplosmiddelenbesluit

Niet opstellen reductieprogramma

€ 2.750,-

Week

€ 

16.500,-

2 maanden

Geen correcte/volledige oplosmiddelenboekhouding

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Niet voldoen aan emissiegrenswaarden

€ 4.500,-

Week

€ 

27.000,-

3 maanden

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

 

BEDRAG

 

VEILIGHEID

 
 
 
 

Blusmiddelen

Geen brandblussers

€ 300,-

Week

€ 

1.800,-

1 maand

Keuring blusmiddelen niet juist

€ 300,-

Week

€ 

1.800,- 

1 maand

Brandblusser niet direct bereikbaar voor gebruik

€ 300,-

Constatering

€ 

1.800,-

2 weken

LPG

Afleveren LPG zonder toezicht (evt. in nacht)

€ 1.750,-

Constatering

€ 

10.500,-

1 Week

Niet voldoen aan interne afstanden LPG-installatie

€ 6.000,-

Week

€ 

36.000,-

1-3 maanden

Geen aanrijbeveiliging

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

1 maand

Niet keuren van reservoir, leidingen etc

€ 3.500,-1

Week

€ 

21.000,-1 

2 maanden

Vuurwerk

Sprinklerinstallatie niet gekeurd

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Geen actualisatie UPD

€ 600,-

Week

€ 

3.600,-

2 maanden

Verkoopruimte niet vrij van (zeer) licht ontvlambare stoffen en drukhouders

€ 600,-

Dag1

€ 

3.600,-

1 Week1

Geen vervanging moedersprinklers

€ 800,-

Week

€ 

4.800,-

2 maanden

Opslag vuurwerk te hoog/tegen muur etc

€ 600,-

Dag1

€ 

3.600,-

1 Week1

Opslag van “illegaal” vuurwerk

€ 800,-

Week

€ 

4.800,-

1 maand

 

ENERGIE

 
 
 
 
 

Energiebesparingsonderzoek niet uitgevoerd

€ 1.750,-1

Week

€ 

10.500,-1 

2 maanden

Geen energiemonitoring / niet overleggen energiegegevens

€ 300,-

Week

€ 

1.800,-

2 maanden

 

REGISTRATIES

 
 
 
 
 

Geen (volledig) installatieboek tankstation aanwezig

€ 300,-

Week

€ 

1.800,-

1 maand

Geen VOS-registratie (anders dan oplosmiddelenbesluit)

€ 300,-

Week

€ 

1.800,-

2 maanden

Geen onderhoudscontracten of bewijzen van onderhoud of keuringen van ten behoeve van de inrichting aanwezige voorzieningen en installaties;

€ 300,-

Week

€ 

1.800,-

1 maand

Geen afgiftebewijzen van bedrijfs- en gevaarlijke afvalstoffen

€ 600,-

Week

€ 

3.600,-

1 maand

 

VEEHOUDERIJ

 
 
 
 

Mest

Mestbassins niet overeenkomstig bouwtechnische richtlijnen

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,- 1 

2 maanden

Vaste mest niet op mestdichte plaat

€ 825,-

Week

€ 

4.950,-

2 maanden

Veehouderij

Chemische luchtwasser staat uit

Luchtwasser € 1.980,-

Constatering

€ 

11.880,-

1 dag

Biologische (gecombineerde) luchtwasser staat uit

Luchtwasser € 990,-

Constatering

€ 

5.940,-

1 dag

Overige emissiearme stalsystemen uit of niet conform gebruikseisen en dus als traditioneel aan te merken

stalsysteem € 2.750,-

Week

€ 

16.500,-

3 maanden

Niet voldoen aan gebruikseisen emissiearm stalsysteem - Type B en type B + OBM (anders dan ‘ammoniak overschrijding’ hierboven)

stalsysteem € 425,-

Week

 

2.550,-

3 maanden

Niet voldoen aan gebruikseisen emissiearm stalsysteem - Type C (anders dan ‘ammoniak overschrijding’ hierboven)

stalsysteem € 850,-

Week

€ 

5.100,-

3 maanden

Niet voldoen aan gebruikseisen emissiearm stalsysteem - Type C + IPPC (anders dan ‘ammoniak overschrijding’ hierboven)

stalsysteem € 1.275,-

Week

 

7.650,-

3 maanden

Meer dieren houden dan vergund

n = < 100 € 3.740,-

Week

€ 

22.440,-

1 maand

n = 100-1000 € 9.240,-

Week

€ 

55.440,-

2 maanden

n = > 1000 € 18.700,-

Week

€ 

112.200,-

3 maanden

Veehouderij type-B-bedrijf i.h.k.v. Activiteitenbesluit milieubeheer

Niet voldoen aan Besluit emissiearme huisvesting of ontbreken vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming

€ 7.370,-

Week

€ 

44.220,-

3 maanden

Chemische luchtwasser niet aanwezig

Luchtwasser € 9.350,-

Week

€ 

56.100,-

3 maanden

Biologische (gecombineerde) luchtwasser niet aanwezig

Luchtwasser € 11.000,-

Week

€ 

66.000,-

3 maanden

Overige emissiearme stalsystemen niet aanwezig

stalsysteem € 7.370,-

Week

€ 

44.220,-

3 maanden

Veehouderij type-C-bedrijf i.h.k.v. Activiteitenbesluit milieubeheer

Niet voldoen Besluit emissiearme huisvesting/Richtlijn industriële emissies of ontbreken vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming

€ 15.400,-

Week

€ 

92.400,-

3 maanden

Chemische luchtwasser niet aanwezig

Luchtwasser € 18.700,-

Week

€ 

112.200,-

3 maanden

Biologische (gecombineerde) luchtwasser niet aanwezig

Luchtwasser € 22.000,-

Week

€ 

132.000,-

3 maanden

Overige emissiearme stalsystemen niet aanwezig

stalsysteem € 15.400,-

Week

€ 

92.400,-

3 maanden

 

KOELINSTALLATIES

 
 
 
 

Synthetische koelmiddelen

Geen logboek aanwezig, of niet volledig

€ 300,-

Week

€ 

1.800,-

1 maand

Geen lekkagecontrole uitgevoerd

€ 400,-

Week

€ 

2.400,-

1 maand

Niet bekend welke koelmiddelen gebruikt worden

€ 200,-

Week

€ 

1.200,-

1 maand

Geen lekdetectie aanwezig (>500 ton CO2)

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Geen controle lekdetectieapparatuur

€ 600,-

Week

€ 

3.600,-

1 maand

NH3 tot 1500 kg

Geen jaarlijks onderhoud

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Geen 2-jaarlijkse inspectie

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Niet voldoen aan voorschriften PGS 13

€ 2.200,-1

Week

€ 

13.600,-1

2 maanden

NH3 boven 1500 kg

Geen jaarlijks onderhoud

€ 2.200,-

Week

€ 

13.600,-

2 maanden

Geen 2-jaarlijkse inspectie

€ 2.200,-

Week

€ 

13.600,-

2 maanden

Niet voldoen aan voorschriften PGS 13

€ 4.500,-1

Week

€ 

27.000,-

2 maanden

Niet voldoen aan afstanden Bevi

€ 6.000,-

Week

€ 

36.000,-

3 maanden

 

OPSLAG VAN VERPAKTE GEVAARLIJKE STOFFEN PGS 15

 
 
 
 
 

Gevaarlijke stoffen algemeen

Ontbreken opslagvoorziening kast

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Ontbreken opslagvoorziening bouwkundig/kluis

€ 2.200,-

Week

€ 

13.600,-

3 maanden

Het opslaan van gevaarlijke stoffen buiten de PGS 15 ruimte (geen werkvoorraad)

€ 600,-

Constatering

€ 

3.600,-

2 weken

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

 

BEDRAG

 

WBDBO van opslag geen 60 minuten

€ 1.100,-1

Week

€ 

6.600,- 1

2 maanden

Leidingdoorvoeringen niet in zelfde WBDBO uitgevoerd als opslag zelf

  € 600,-

Week

€ 

3.600,-

2 maanden

Geen zelfsluitende deur

  € 300,-

Week

€ 

1.800,-

2 weken

Geen BMI bij opslag boven 2500 kg

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Geen juiste pictogrammen aanwezig

  € 200,-

Week

€ 

1.200,-

2 weken

Gasflessen

Opslag gasflessen voldoet niet aan de afstandseisen tot brandbare objecten, erfgrens / brandwerendheid gevel

  € 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Gasflessen niet tegen opvallen beschermd

  € 300,-

Constatering

€ 

1.800,-

2 weken

Opslag > 10 ton

Geen goedgekeurd blussysteem

  € 3.000,-

Week

€ 

18.000,-

2 maanden

Geen geactualiseerd UPD

  € 600,-

Week

€ 

3.600,-

2 maanden

Geen juist stoffenjournaal

  € 600,-

Week

€ 

3.600,-

1 maand

Opslag niet conform UPD

  € 3.000,-1

Week

€ 

18.000,-1

2 maanden

 

OPSLAG PROPAAN EN BUTAAN PGS 19

 
 
 
 
 
 

Geen keuring reservoir

  € 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Geen keuring leidingen

  € 600,-

Week

€ 

3.600,-

2 maanden

Geen (volledig) logboek

  € 300,-

Week

€ 

1.800,-

1 maand

Opslag van brandgevaarlijke stoffen bij de tank

€ 300,-

Constatering

€ 

1.800,-

1 maand

Voldoet niet aan interne/externe afstanden

  € 1.100,-1

Week

€ 

6.600,-1

2 maanden

Begroeiing rondom reservoir niet in orde

  € 300,-

Week

€ 

1.800,-

1 maand

 

OPSLAG VLOEIBARE BRANDSTOF ONDERGRONDSE TANKS/ TANKSTATIONS/ PGS 28

 
 
 

Vulpistool is voorzien van een vastzetinrichting/ te lange slang

  € 300,-

Constatering

€ 

1.800,-

2 weken

Geen water / sludge-controle uitgevoerd

€ 600,-

Week

€ 

3.600,-

1 maand

Geen KB-meting/bodemweerstand uitgevoerd

€ 600,-

Week

€ 

3.600,-

1 maand

Ondergrondse tank niet gekeurd/herkeurd

€ 3.500,-

Week

€ 

21.000,-

3 maanden

Niet saneren van ondergrondse tank

€ 3.500,-

Week

€ 

21.000,-

3 maanden

Bemonstering grondwater niet uitgevoerd

€ 1.750,-

Week

€ 

10.500,-

2 maanden

Ontbreken financiële zekerheid tank

  € 1.750,-

Week

€ 

10.500,-

2 maanden

Dampretoursysteem

(DRS)

Ontbreken dampretour stage I of II

  € 1.750,-

Week

€ 

10.500,-

2 maanden

Geen controle van dampretoursysteem Stage II

  € 800,-

Week

€ 

4.800,-

2 maanden

Installatieboek (logboek)

 tank € 300,-

Week

€ 

1.800,-

2 maanden

 

VLOEIBARE BRANDSTOFFEN BOVENGRONDSE TANKS PGS 30 

 
 
 

Bovengrondse tank, geen installatiecertificaat/niet herkeurd

€ 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Bovengrondse tank niet in lekbak/lekdetectie niet gekeurd

  € 600,-

Week

€ 

3.600,-

2 maanden

Bovengrondse tank niet tegen aanrijden beschermd

€ 600,-

Week

€ 

3.600,-

2 maanden

Geen water / sludge-controle uitgevoerd

€ 300,-

Week

€ 

1.800,-

1 maand

Ontluchtingsleiding niet in orde

  € 300,-

Week

€ 

1.800,-

1 maand

Buiten gebruik stellen tank niet volgens regels

  € 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Opslag van brandgevaarlijke stoffen bij de tank

€ 300,-

Constatering

€ 

1.800,-

1 maand

 

BESLUIT BODEMKWALITEIT

 
 
 
 
 

Art. 42

Lid 1

Degene die voornemens is grond of baggerspecie toe te passen als bedoeld in artikel 35, onderdeel a tot en met i, met uitzondering van onderdeel f, meldt dat voornemen ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister.

  € 550,- 1 

Week

€ 

3.300,- 1 

1 maand

Lid 2

Bij de melding van een toepassing als bedoeld in artikel 35, onder a tot en met e en g, worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    de naam en het adres van degene die voornemens is grond of baggerspecie toe te passen;

  • b.

    het toetsingskader waarbinnen de toepassing wordt uitgevoerd;

  • c.

    de milieuhygiënische verklaring van de toe te passen grond of baggerspecie;

  • d.

    de plaats van herkomst van de toe te passen grond of baggerspecie;

  • e.

    de hoeveelheid toe te passen grond of baggerspecie;

  • f.

    de toepassingslocatie;

  • g.

    voor zover het een toepassing betreft krachtens afdeling 2, paragraaf 2, de bodemkwaliteitsklasse;

  • h.

    voor zover het een toepassing op of in de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, betreft krachtens afdeling 2, paragraaf 2, de bodemfunctieklasse.

Lid 3

Op de melding van de toepassing, bedoeld in artikel 35, onder h en i, is het tweede lid, onder a, c tot en met f, van overeenkomstige toepassing en op meldingen van de toepassing, bedoeld in artikel 35, onder h, het tweede lid, onder g. Bij meldingen van de toepassing, bedoeld in artikel 35, onder h en i, wordt ook de voorziene duur van de toepassing vermeld.

Lid 4

Indien de voorziene duur van de toepassing, bedoeld in artikel 35, onder h en i, langer is dan zes maanden, wordt de eindbestemming van de grond of baggerspecie binnen die termijn gemeld.

Lid 5

Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde gegevens.

Lid 6

De melding wordt elektronisch of schriftelijk gedaan door middel van een formulier waarvan het model bij regeling van Onze Ministers wordt aangewezen. Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop moet worden gemeld.

Lid 7

Onze Minister zendt onverwijld de melding met de bijbehorende gegevens elektronisch door aan het bevoegd gezag.

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

 

BEDRAG

 

Lid 8

Het eerste lid geldt niet voor:

  • a.

    natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf;

  • b.

    degene die voornemens is grond of baggerspecie toe te passen binnen een landbouwbedrijf, indien de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel waar de grond of baggerspecie wordt toegepast;

  • c.

    degene die voornemens is grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 39 in een omvang van minder dan 50 m3 toe te passen.

 
 
 
 

Lid 9

Degene die voornemens is grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 39 in een omvang van ten minste 50 m3 toe te passen, meldt in afwijking van het tweede en derde lid eenmalig de gegevens, genoemd in het tweede lid, onder a en f.

Lid 10

Het achtste lid, onder c, en het negende lid zijn niet van toepassing op het toepassen van grond of baggerspecie in de Nederlandse territoriale zee.

Lid 11

De volgende toepassers van grond of baggerspecie bewaren de in het tweede, onder a, c tot en met f, genoemde gegevens gedurende ten minste vijf jaren: a. degene die voornemens is grond of baggerspecie toe te passen als bedoeld in artikel 39, uitgezonderd degene, bedoeld in het achtste lid, onder a en b; b. degene die baggerspecie verspreidt uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen.

WONINGWET

 
 

  BOUWBESLUIT 2012 

 
 

Artikel 1.16.

Zorgplicht

Lid 1

Een bij of krachtens de wet aanwezige installatie als bedoeld in hoofdstuk 6 van dit besluit: a. functioneert overeenkomstig de op die installatie van toepassing zijnde voorschriften;

b. wordt adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd, en

c. wordt zodanig gebruikt dat geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

Noodverlichting

 armatuur € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Vluchtrouteaanduidingen

 armatuur € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Brandslanghaspel en pompinstallatie

 brandhaspel € 550,-

Week

€ 

3.300,- 

2 maanden

Bluswaterwinplaats / brandkraan

bluswaterwinplaat

 s / brandkraan € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 2

Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van dit besluit een eis met betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang op adequate wijze gecontroleerd.

 rookdoorgang € 550,- 1 

Week

€ 

3.300,- 1 

2 maanden

 doorvoer € 550,- 1

Week

€ 

3.300,- 1 

2 maanden

WABO

Art. 2.1

Vergunning

Lid 1d.

Inrichting zonder of in afwijking van vergunning

€ 1.650,-

Week

€ 

9.900,-

3 maanden

Art. 1.18

Meldingsplicht

Inrichting zonder of in afwijking van melding

€ 550,-

Week

€ 

3.300,-

1 maand

Art. 6.3

Noodverlichting

Lid 1

Een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert, hebben noodverlichting.

€ 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 2

Een onder het meetniveau gelegen functieruimte als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, heeft noodverlichting.

Lid 3

Een besloten ruimte als bedoeld in artikel 6.2, vierde lid, heeft noodverlichting.

Lid 5

Noodverlichting als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten een op een vloer, een tredevlak of een hellingbaan gemeten verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.

 armatuur € 110,-

Week

€ 

660,-

2 maanden

Art. 6.20

Brandmeldinstallatie

Lid 1

Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535 met een omvang van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I bij dit besluit, indien:

  • a.

    de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie of de totale gebruiksoppervlakte aan gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw voor zover die gebruiksfuncties op eenzelfde vluchtroute zijn aangewezen groter is dan de in deze bijlage aangegeven grenswaarde;

  • b.

    de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau hoger is gelegen dan op de in deze bijlage aangegeven grenswaarde, of

  • c.

    deze bijlage dit aanwijst zonder dat sprake is van een grenswaarde als hierboven bedoeld.

 BMI € 3.300,- 1 

Week

€ 

19.800,- 1 

6 maanden

Lid 3

Een doormelding als bedoeld in het eerste lid vindt rechtstreeks plaats naar de regionale alarmcentrale van de brandweer.

  € 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Lid 4

Bij een woonfunctie voor zorg met zorg op afroep in een woongebouw of in een groepszorgwoning vindt rechtstreekse melding naar een zorgcentrale plaats. Bij 24-uurszorg in een woongebouw of in een groepszorgwoning vindt deze melding naar een zusterpost plaats.

Lid 5

Voor zover vanuit de uitgang van een verblijfsruimte slechts in één richting kan worden gevlucht, zijn de buiten die verblijfsruimte gelegen ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede aan die ruimten grenzende verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd brandrisico voorzien van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking als bedoeld in NEN 2535, indien:

  • a.

    de loopafstand tussen de uitgang van een verblijfsruimte en het punt van waaruit in meer dan één richting kan worden gevlucht meer dan 10 m is;

  • b.

    de totale vloeroppervlakte van de ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede van de daarop aangewezen verblijfsruimten meer dan 200 m2

    is, of

  • c.

    het aantal aan de enkele vluchtroute gelegen verblijfsruimten meer dan twee is.

 BMI € 3.300,- 1 

Week

€ 

19.800,- 1 

6 maanden

Lid 6

In de in bijlage I bij dit besluit aangewezen gevallen heeft een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Brandmeldinstallaties.

  € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 7

Het onderhoud van een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie waarvoor geen certificaat als bedoeld in het zesde lid is vereist, voldoet aan NEN 2654-1.

  € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 8

Het beheer en de controle van een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie voldoen aan NEN 2654-1. 

  € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Art. 6.23 Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan

Lid 1

Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20, eerste, tweede en vijfde lid, heeft een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in NEN 2575.

 OAI € 3.300,- 1 

Week

€ 

19.800,- 1 

6 maanden

Lid 2

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over het ontruimingssignaal van de in het eerste lid bedoelde ontruimingsalarminstallatie.

Lid 3

Het beheer en de controle van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid voldoen aan NEN 2654-2.

Lid 4

Een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zesde lid, van toepassing is, heeft een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Ontruimingsalarminstallaties.

Lid 5

Het onderhoud van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zevende lid, van toepassing is, voldoet aan NEN 2654-2.

Lid 6

Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20 heeft een ontruimingsplan.

  € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Art. 6.24

Vluchtrouteaanduidingen

Lid 1

Een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voor meer dan 50 personen hebben een vluchtrouteaanduiding die voldoet aan NEN 6088 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838.

 pictogram € 110,-

Week

€ 

660,- 

2 maanden

Lid 3

Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste of tweede lid is aangebracht op een duidelijk waarneembare plaats.

 pictogram € 110,-

Week

€ 

660,- 

2 maanden

Lid 4

Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste of tweede lid voldoet binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit, gedurende een periode van ten minste 60 minuten, aan de zichtbaarheidseisen bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838.

 armatuur € 110,-

Week

€ 

660,- 

2 maanden

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

 

BEDRAG

Art. 6.25 Deuren in vluchtroutes

Lid 1

Een deur op een gemeenschappelijke vluchtroute die toegang geeft tot een trappenhuis van een te bouwen woongebouw draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in.

 deur € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Lid 2

Een deur op een vluchtroute vanaf de uitgang van een wooneenheid naar de uitgang van de woonfunctie voor kamergewijze verhuur kan in de vluchtrichting worden geopend:

  • a.

    door een lichte druk tegen de deur, of

  • b.

    met behulp van een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan NEN-EN 179 of aan NEN-EN 1125. 

 deur € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Lid 3

Een deur op een vluchtroute draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in indien bij een te bouwen bouwwerk meer dan 37 personen of bij een bestaand bouwwerk meer dan 60 personen op die uitgang zijn aangewezen.

Lid 4

Een nooddeur kan geen schuifdeur zijn.

Lid 5

Een deur op een vluchtroute draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in.

Lid 6

Een deur waarop bij het vluchten meer dan 100 personen zijn aangewezen kan worden geopend door:

  • a.

    een lichte druk tegen de deur, of

  • b.

    een lichte druk tegen een op circa 1 m boven de vloer over de volle breedte van de deur aangebrachte panieksluiting die voldoet aan NEN-EN 1125.

Lid 7

Een deur op een vluchtroute die begint in een ruimte voor het insluiten van personen, kan tijdens het vluchten met een sleutel worden geopend.

Lid 8

Een automatisch werkende deur en een voorziening voor toegangs- of uitgangscontrole in een vluchtroute mogen het vluchten niet belemmeren.

 deur € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 9

Een deur die toegang geeft tot een overdruktrappenhuis is voorzien van een aanduiding waaruit blijkt dat hard duwen noodzakelijk kan zijn.

 deur € 110,-

Week

€ 

660,-

2 maanden

Lid 10

Aan de aan de buitenlucht grenzende zijde van een nooddeur is het opschrift «nooddeur vrijhouden» of «nooduitgang» aangebracht. Dit opschrift voldoet aan de eisen voor aanvullende tekens in NEN 3011.

 deur € 110,-

Week

€ 

660,-

2 maanden

Art. 6.26 Zelfsluitende deuren

Lid 1

Een beweegbaar constructieonderdeel in een inwendige scheidingsconstructie waarvoor een eis aan de weerstand tegen branddoorslag, weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of weerstand tegen rookdoorgang geldt, is zelfsluitend.

constructie-onderdeel € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Art. 6.28

Brandslanghaspels

Lid 1

Een te bouwen gebruiksfunctie heeft ten minste een brandslanghaspel.

  € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 3

De gecorrigeerde loopafstand tussen een brandslanghaspel als bedoeld in het eerste en tweede lid en elk punt van de vloer van een gebruiksfunctie is niet groter dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 m. Dit geldt niet voor een niet in een functiegebied gelegen vloer die uitsluitend door niet besloten ruimten kan worden bereikt.

 haspel € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Art. 6.29 Droge blusleiding

Lid 1

Een gebruiksfunctie met een vloer van een verblijfsgebied hoger gelegen dan 20 m boven het meetniveau, heeft een droge blusleiding.

 droge blusleiding € 1.100,-

Week

€ 

6.600,-

2 maanden

Lid 4

De loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een in het eerste lid bedoelde droge blusleiding en een punt in een op die aansluiting aangewezen gebruiksgebied is niet groter dan 60 m voor nieuwbouw en 110 m voor bestaande bouw.

  € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 5

Een te installeren droge blusleiding voldoet aan NEN 1594. 

 droge blusleiding € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 6

De inrichting van een bestaande droge blusleiding voldoet aan NEN 1594 voor:

[OPMERKING BRIS: De NEN 1594 die is aangestuurd voor bestaande bouw kent geen aanduiding van de brandslangaansluitingen. Hiervoor kan de NEN 1594 gebruikt worden die wordt aangestuurd voor nieuwbouw]

Lid 7

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.16, eerste lid, worden een bij of krachtens de wet voorgeschreven droge blusleiding en een pompinstallatie bij oplevering en daarna eenmaal in de vijf jaar getest volgens NEN 1594. 

Art. 6.31

Blustoestellen

Lid 1

Voor zover daarin niet reeds voldoende door de aanwezigheid van brandslanghaspels is voorzien, is een gebouw voorzien van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen om een beginnende brand zo snel mogelijk door in het gebouw aanwezige personen te laten bestrijden.

 brandblusser € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 4

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.16, eerste lid, wordt ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig NEN 2559 op adequate wijze het nodige onderhoud aan een bij of krachtens de wet voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel verricht en de goede werking van dat blustoestel gecontroleerd.

 brandblusser € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Art. 6.32

Automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssyst eem

Lid 1

Een bij of krachtens de wet voorgeschreven automatische brandblusinstallatie is voorzien van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV - inspectieschema Vastopgestelde Brandbeheersings - en Brandblussystemen 

  € 1.100,- 1 

Week

€ 

6.600,- 1 

2 maanden

Lid 2

Een bij of krachtens de wet voorgeschreven rookbeheersingsinstallatie is voorzien van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCVinspectieschema Rookbeheersingsinstallaties.

Art. 6.33 Aanduiding blusmiddelen

Een voorziening voor het bestrijden van brand als bedoeld in de artikelen 6.28 en 6.31 is duidelijk zichtbaar opgehangen of gemarkeerd met een pictogram als bedoeld in NEN 3011. 

 blusmiddel € 110,-

Week

€ 

660,-

2 maanden

Art. 6.36

Brandweeringang

Lid 1

Een bouwwerk voor het verblijven van personen heeft een brandweeringang. Dit geldt niet indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk dat naar het oordeel van het bevoegd gezag niet vereist.

  € 605,-

Week

€ 

3.630,-

2 maanden

Lid 3

In een bouwwerk met een brandmeldinstallatie met doormelding als bedoeld in artikel 6.20, eerste lid, wordt een brandweeringang bij een brandmelding automatisch ontsloten of ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald.

Artikel 7.2. Verbod op

roken en open vuur

Lid 1

Het is verboden te roken of open vuur te hebben:

  • a.

    in een ruimte die is bestemd voor de opslag van een brandgevaarlijke stof;

  • b.

    bij het verrichten van een handeling die het uitstromen van een brandgevaarlijke stof kan veroorzaken, en

  • c.

    bij het vullen van een brandstofreservoir met een brandgevaarlijke stof.

  € 550,-

Week

€ 

3.300,-

2 maanden

Lid 2

Het verbod, bedoeld in het eerste lid, wordt goed zichtbaar aangegeven door het aanbrengen van een gestandaardiseerd symbool overeenkomstig NEN 3011.

 pictogram € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

Artikel 7.3. Vastzetten zelfsluitend constructieonderdeel

Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in artikel 6.26, eerste lid, mag niet in geopende stand zijn vastgezet tenzij het constructieonderdeel bij brand en bij rook door brand automatisch wordt losgelaten.

constructie-

 onderdeel € 275,-

Week

€ 

1.650,-

2 maanden

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

 

BEDRAG

Artikel 7.4.

Aankleding

Lid 1

Aankleding in een besloten ruimte mag geen brandgevaar opleveren. Dit gevaar is niet aanwezig indien de aankleding:

  • a.

    een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert;

  • b.

    onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064;

  • c.

    voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in NEN-EN 13501-1;

  • d.

    voldoet aan de eisen voor constructieonderdelen als bedoeld in afdeling 2.9, of

  • e.

    een navlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden.

 aankleding soort € 550,-

Week

 € 3.300,-

2 maanden

Lid 3

Aankleding in een besloten ruimte die niet direct op de vloer, trap of hellingbaan is aangebracht mag geen brandgevaar opleveren. Dit gevaar is niet aanwezig indien de aankleding:

  • a.

    een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert;

  • b.

    onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064;

  • c.

    voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in NEN-EN 13501-1 of

  • d.

    voldoet aan de eisen voor constructieonderdelen als bedoeld in afdeling 2.9.

 aankleding soort € 550,-

Week

 € 3.300,-

2 maanden

Lid 5

In een besloten ruimte zijn geen met brandbaar gas gevulde ballonnen aanwezig.

  € 550,- 1 

Week

 € 3.300,- 1 

2 maanden

Artikel 7.5.

Brandveiligheid inrichtings-elementen

Lid 1

In een voor publiek toegankelijke ruimte opgestelde stands, kramen, schappen, podia en daarmee vergelijkbare inrichtingselementen zijn brandveilig.

  € 275,-

Week

 € 1.650,- 

2 maanden

Lid 2

Aan het in het eerste lid gestelde is in ieder geval voldaan indien een naar de lucht gekeerd onderdeel van het inrichtingselement:

  • a.

    onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064;

  • b.

    voldoet aan brandklasse A1, als bedoeld in NEN-EN 13501-1;

  • c.

    een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan brandklasse D, als bedoeld in NEN-EN 13501-1;

  • d.

    een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan klasse 4 als bedoeld in NEN 6065, of

  • e.

    een dikte heeft van minder dan 3,5 mm en over de volle oppervlakte is verlijmd met een onderdeel als bedoeld onder c of d.

Artikel 7.6.

Brandgevaarlijke stoffen

Lid 1

In, op of nabij een bouwwerk is geen brandgevaarlijke stof als bedoeld in tabel 7.6 aanwezig.

  € 550,- 1 

Week

 € 3.300,- 1 

2 maanden

Artikel 7.8.

Opslag in stookruimte

In een ruimte met een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW zijn geen brandbare goederen opgeslagen of opgesteld.

  € 550,- 1 

Week

 € 3.300,- 1 

2 maanden

Artikel 7.10.

Restrisico brandgevaar en ontwikkeling van brand

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor: a. brandgevaar wordt veroorzaakt, of

b. bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.

  € 550,- 1 

Week

 € 3.300,- 1 

2 maanden

Artikel 7.12. Deuren in vluchtroutes

Lid 1

Een deur op een vluchtroute is bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend gesloten indien die deur tijdens het vluchten, zonder gebruik te moeten maken van een sleutel onmiddellijk over de ten minste vereiste breedte kan worden geopend.

 deur € 550,-

Week

 € 3.300,-

2 maanden

Artikel 7.16.

Restrisico veilig vluchten bij

brand

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor: 

  € 550,- 1 

Week

 € 3.300,- 1 

2 maanden

a. melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;

b. het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of

c. het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd. 

 
 

ILLEGALE BOUW

 
 
 

Bij bouwen zonder of in afwijking van de bouwvergunning wordt de hoogte van de dwangsom bepaald door de hoogte van de bouw- en/of herstelkosten, inclusief een toeslag van 25 %.

3

Week

 

2 

 

2 maanden

 

WET RUIMTELIJKE ORDENING

 
 
 
 
 

ILLEGAAL GEBRUIK

 
 
 
 

Illegaal gebruik van bebouwing en percelen o.b.v. oppervlakte in m2 

Tot 10 m2

€ 1.100,-

Week

6.600,-

 

2 maanden

Van 11 tot en met 50 m2 

€ 1.750,-

Week

10.500,-

 

2 maanden

Van 51 tot en met 100 m2 

€ 3.000,-

Week

18.000,-

 

2 maanden

Van 101 tot en met 500 m2 

€ 6.000,-

Week

36.000,-

 

2 maanden

Van 501 tot en met 1.000 m2 

€ 10.000,-

Week

60.000,-

 

2 maanden

Boven 1.000 m2

€ 12.000,-

Week

72.000,-

 

2 maanden

 

ASBEST

 
 
 
 

WABO

Art.

5.17

Een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet kan inhouden dat het bouwen, gebruiken of slopen van een bouwwerk wordt gestaakt of dat voorzieningen, met inbegrip van het slopen van een bouwwerk, gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid worden getroffen. 

  € 5.500,-

Constatering

33.000,-

 

Direct

Woningwet

1A

  • 1.

    De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

  • 2.

    Een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

  • 3.

    De eigenaar van een bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen onderzoekt, of laat onderzoek uitvoeren naar, de staat van dat bouwwerk, voor zover dat bouwwerk behoort tot bij ministeriële regeling vast te stellen categorieën bouwwerken waarvan is vast komen te staan dat die een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kunnen opleveren. Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven omtrent het onderzoek.

  € 550,-

Week

3.300,-

 

Direct

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

BEDRAG

BOUWBESLUIT 2012 

Artikel 1.33.

Mededeling aanvang en beëindiging sloopwerkzaamheden

Lid 1

Het bevoegd gezag wordt ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van de sloopwerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.26, schriftelijk van de aanvang van die werkzaamheden in kennis gesteld door diegene die de sloopwerkzaamheden gaat uitvoeren.

  € 275,-

Constatering

1.650,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

Lid 2

Indien bij de sloopwerkzaamheden asbest wordt verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48, onderscheidenlijk 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden gaat uitvoeren, in afwijking van het eerste lid, ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van de sloopwerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.26, de datum van aanvang in het LAVS in.

  € 275,-

Constatering

1.650,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

Lid 3

Het bevoegd gezag wordt uiterlijk op de eerste werkdag na de dag van beëindiging van de sloopwerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.26 van de beëindiging van die werkzaamheden in kennis gesteld door degene die de werkzaamheden heeft uitgevoerd.

  € 275,-

Constatering

1.650,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

Lid 4

Indien bij de sloopwerkzaamheden asbest is verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48, onderscheidenlijk 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd, in afwijking van het derde lid, uiterlijk de eerste werkdag na de beëindiging van de sloopwerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.26, de datum van beëindiging in het LAVS in.

 

Lid 5

Op verzoek van het bevoegd gezag overlegt degene die de sloopwerkzaamheden als bedoeld in artikel 1.26 heeft uitgevoerd, binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn na beëindiging van de werkzaamheden, een opgave van de aard en de hoeveelheid van de bij de werkzaamheden vrijgekomen afvalstoffen en van de afvoerbestemming van die stoffen.

  € 275,-

Constatering

1.650,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

 

Lid 6

Indien bij de sloopwerkzaamheden asbest is verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48, onderscheidenlijk artikel 4.53a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd, in afwijking van het vijfde lid binnen twee weken nadat de eindbeoordeling is verricht, in het LAVS een bewijs in van de afvoer van het asbestafval, onder opgave van het gewicht en van de afvoerbestemming van het asbestafval.

  € 275,-

Constatering

1.650,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

Art. 7.22

Restrisico gebruik bouwwerken, open erven en

terreinen

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:

  • a.

    op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;

  • b.

    overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;

  • c.

    op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein, of d. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.

  € 2.200,-

Constatering

13.200,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

Art. 7.21

Zindelijke staat van bouwwerken, open erven en

terreinen

Een bouwwerk, open erf en terrein bevindt zich in een zodanig zindelijke staat, dat dit geen hinder voor personen en geen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen oplevert.

  € 1100,-

Week

 

€ 6.600,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

Art. 8.1 Aansturingsartikel

  • 1.

    De uitvoering van bouw- en sloopwerkzaamheden is zodanig dat voor de omgeving een onveilige situatie of voor de gezondheid of bruikbaarheid nadelige hinder zoveel mogelijk wordt voorkomen.

  • 2.

    Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling.

  € 550,-

Week

 

€ 3.300,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

Art. 8.2 Veiligheid in de omgeving

Bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden worden maatregelen getroffen ter voorkoming van:

  • a.

    letsel van personen op een aangrenzend perceel of een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen; b. letsel van personen die het bouw- of sloopterrein onbevoegd betreden, en

  • c.

    beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen.

  • 2.

    Bij bouw- en sloopplaatsen van een te bouwen of te slopen gebouw wordt een veiligheidsafstand vrijgehouden bepaald volgens paragraaf 6.2 van de Landelijke richtlijn Bouw- en sloopveiligheid, versie 1.2 augustus 2018. 

  € 550,-

Constatering

3.300,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

Art. 8.9

Scheiden bouw- en

sloopafval (i.c.m. art. 4.1. van de Regeling Bouwbesluit

2012)

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de te scheiden categorieën bouw-en sloopafval en de opslag en afvoer daarvan op en van het terrein bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden.

  € 550,-

Week

 

€ 3.300,-

Afhankelijk van:

  • 1.

    Bij nalaten: direct

  • 2.

    Bij handelen: 1 dag

 

BESLUIT MOBIEL BREKEN BOUW- EN SLOOPAFVAL 

 
 
 
 
 

Artikel 3 i.c.m. bijlage 1 van het besluit voorschrift 2.1.3

Een mobiele puinbreker is voorzien van weegeenheden die automatisch de hoeveelheden bouw- en sloopafval of puingranulaat registreren. De betreffende weegeenheden worden voorafgaand aan de inzet van de installatie autonoom volautomatisch gekalibreerd. De kalibratiegegevens worden geregistreerd.

  € 5.500

Constatering

 

€33.000,-

Twee weken

Artikel 3 i.c.m. bijlage 1 van het besluit voorschrift 3.2.1

Voor een mobiele puinbreker is een inspectie- en onderhoudssysteem opgesteld, dat bijdraagt aan het waarborgen van periodiek onderhoud en controle van de installatie.

  € 220,-

Week

 

€1.300,-

Twee weken

Artikel 3 i.c.m. bijlage 1 van het besluit voorschrift 3.4.1

Naast de in voorschrift 2.1.2 bedoelde documenten zijn de volgende documenten aanwezig op de locatie of het deel van de inrichting waar een mobiele puinbreker in werking is:

  • a.

    gegevens omtrent de bronsterkte in dB(A) van de mobiele puinbreker;

  • b.

    het inspectie- en onderhoudsschema van de mobiele puinbreker, bedoeld in voorschrift 3.2.1 en de kalibratiegegevens, bedoeld in voorschrift 2.1.3;

  • c.

    certificaten of bewijzen van:

1º. de installatie van tanks, filters en andere voorzieningen;

2º. onderhoud of keuringen van ten behoeve van de mobiele puinbreker aanwezige voorzieningen en installaties;

  • d.

    een afschrift van de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 4 of 5.

  € 550,-

Week

 

€3.300,-

Twee weken

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

 

BEDRAG

ASBESTVERWIJDERINGSBESLUIT

Art. 3 Asbestinventarisatie

Lid 1

Degene die:

  • a.

    anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf een bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk afbreekt of uit elkaar neemt, of

  • b.

    een bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk doet afbreken of uit elkaar doet nemen,

beschikt met betrekking tot het bouwwerk of object, dan wel het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de handeling wordt verricht, over een asbestinventarisatierapport indien hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in het bouwwerk of object asbest of een asbesthoudend product bevindt.

  € 1.650,-

Constatering

6.600,-

Direct

Lid 2

Degene die:

  • a.

    anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf asbest of een asbesthoudend product uit een bouwwerk of object verwijdert, of

  • b.

    asbest of een asbesthoudend product uit een bouwwerk of object doet verwijderen,

beschikt met betrekking tot het bouwwerk of object over een asbestinventarisatierapport.

  € 1.650,-

Constatering

6.600,-

Direct

Lid 3

Degene die materialen of producten doet opruimen die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen, beschikt met betrekking tot de materialen of producten over een asbestinventarisatierapport indien hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in de materialen of producten asbest of een asbesthoudend product bevindt.

  € 1.650,-

Constatering

6.600,-

Direct

Art. 6

Asbestverwijdering

1. De volgende handelingen, indien de concentratie van asbestvezels is ingedeeld in risicoklasse 2 of 3 als bedoeld in artikel 4.48 onderscheidenlijk artikel

4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, mogen slechts worden verricht door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel

4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit:

  • a.

    het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken of objecten indien in die bouwwerken of objecten asbest of een asbesthoudend product is verwerkt;

  • b.

    het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit bouwwerken of objecten;

  • c.

    het opruimen van asbest dat of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident is of zijn vrijgekomen.

€ 550,-

Constatering

3.300,-

Direct

2. Artikel 4 is, met uitzondering van het eerste lid onder a, van overeenkomstige toepassing.

3. Het is verboden een handeling als bedoeld in het eerste lid te doen verrichten in strijd met het bepaalde in het eerste lid in verbinding met het tweede lid.

Art. 7 (alleen voor particulieren)

Degene die anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf asbest of een asbesthoudend product verwijdert, draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de verwijderingshandeling, indien technisch mogelijk, wordt verricht alvorens het bouwwerk of object waarin het asbest of asbesthoudende product zich bevindt, geheel of gedeeltelijk wordt afgebroken of uit elkaar genomen;

  • b.

    verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product onmiddellijk van niet-asbesthoudende producten wordt gescheiden en verzameld;

  • c.

    het verzamelde asbest of de verzamelde asbesthoudende producten, tenzij dit door vorm of formaat niet mogelijk is, onmiddellijk wordt respectievelijk worden verpakt in niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal van zodanige dikte en sterkte dat deze niet scheurt;

  • d.

    niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal waarin verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product is verpakt onmiddellijk wordt afgesloten en opgeslagen in een afgesloten opslagplaats;

  • e.

    ingeval verzameld asbest of verzamelde asbesthoudende producten niet in niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal kan respectievelijk kunnen worden verpakt, dat asbest of die asbesthoudende producten onmiddellijk in een afgesloten container wordt respectievelijk worden opgeslagen;

  • f.

    niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal waarin verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product is verpakt op duidelijke wijze wordt voorzien van aanduidingen overeenkomstig artikel 7 van het Productenbesluit asbest;

  • g.

    opgeslagen verwijderd asbest of een opgeslagen verwijderd asbesthoudend product binnen twee weken na het vrijkomen hiervan wordt afgevoerd naar een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer. 

€ 275,-

Constatering

 

€1.650,-

Direct

Art. 8 (alleen voor particluieren)

  • 1.

    Degene die anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf een handeling als bedoeld in artikel 7 verricht, doet dat op een zodanige wijze dat gevaren voor mens en milieu die door zodanige handelingen kunnen ontstaan, worden voorkomen.

  • 2.

    Bij regeling van Onze Minister kunnen met het oog op het voorkomen van gevaren voor mens en milieu regels worden gegeven die ten minste bij het verrichten van zodanige handelingen in acht worden genomen.

€ 275,-

Constatering

 

€1.650,-

Direct

Art. 9

Lid 1

Degene die in een binnenruimte een handeling doet verrichten waarop artikel 6, eerste lid, van toepassing is, draagt er zorg voor dat direct na het verrichten van die handeling een eindbeoordeling wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 4.51a, eerste, tweede en vijfde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

€ 275,-

€ 110,-

€ 550,-

€ 550,-

Constatering

Constatering

Constatering

Constatering

 

€1.650,-

€ 660,-

€ 3.300,-

€ 3.300,-

Direct

Direct

Direct

Direct

Lid 2

Degene die in de buitenlucht een handeling doet verrichten waarop artikel 6, eerste lid, van toepassing is, draagt er zorg voor dat direct na het verrichten van die handeling een visuele inspectie wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens 4.51a, derde en vijfde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Lid 4

Het is verboden andere werkzaamheden in een binnenruimte te verrichten of te doen verrichten met betrekking tot een bouwwerk of object ten aanzien waarvan een handeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is verricht, zolang niet een eindbeoordeling als bedoeld in het eerste lid is uitgevoerd of indien uit de eindbeoordeling, bedoeld in het eerste lid, volgt dat er op de plaats van de handeling nog visueel waarneembaar asbest aanwezig is of de concentratie asbestvezels in de lucht, bedoeld in artikel 4.51a, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt overschreden.

Lid 5

Het is verboden andere werkzaamheden in de buitenlucht te verrichten of te doen verrichten met betrekking tot een bouwwerk of object ten aanzien waarvan een handeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, is verricht of op de plaats waar een handeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, is verricht, zolang niet een visuele inspectie als bedoeld in het tweede lid is uitgevoerd of indien uit de visuele inspectie, bedoeld in het tweede lid, volgt dat er op de plaats van de handeling nog visueel waarneembaar asbest aanwezig is.

ONDERWERP

OVERTREDING

HOOGTE DWANGSOM

DWANGSOM PER

MAXIMUM

 

BEGUNSTIGING TERMIJN

PER

 

BEDRAG

 

WET NATUURBESCHERMING

 
 
 
 

Art. 2.7 lid 2 Wnb 

Lid 2

Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.

€ 5.500,- 5 

Week

33.000,- 1 

2 maanden

INTERIM OMGEVINGSVERORDENING NOORD-BRABANT 23 november 2021

 
 
 
 

Art 2.66

Lid 1

Vanaf 1 januari 2024 geldt dat:

  • a.

    een veehouderij gemiddeld op bedrijfslocatieniveau moet voldoen aan de eisen van Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem, of

  • b.

    elk huisvestingssysteem dat op een veehouderij wordt toegepast of in werking is, moet voldoen aan de eisen uit Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem, behoudens in het geval dat het huisvestingssysteem is gerealiseerd op eenomgevingsvergunning, onderdeel milieu, of een melding ingevolge het Activiteitenbesluit die:

    • 1.

      voor de hoofdcategorie rundvee uit de Regeling ammoniak en veehouderij ten hoogste 20 jaar geleden onherroepelijk is geworden of uiterlijk 20 jaar geleden is ingediend, of

    • 2.

      voor alle andere diercategorieën uit de Regeling ammoniak en veehouderij ten hoogste 15 jaar geleden onherroepelijk is geworden of uiterlijk 15 jaar geleden is ingediend.

€ 2.000,-

Week

€ 12.000,-

2 maanden

Lid 2

Voor een veehouderij die op 19 juli 2017 voor een hele hoofdcategorie niet voldeed aan de eisen van het Besluit emissiearme huisvesting geldt in afwijking van het eerste lid aanhef als datum 1 januari 2020.

Lid 3

Voor de toepassing van dit artikel geldt dat het in beperkte omvang en aantal houden van hobbydieren voor privégebruik en zonder relatie met de bedrijfsvoering, niet betrokken hoeft te worden in de beoordeling of een veehouderij voldoet aan de eisen uit Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem.

Artikel 2.69

Lid 1

In aanvulling op artikel 1.11 Wet natuurbescherming, geldt voor een nieuwe stal dat ieder huisvestingssysteem dat wordt toegepast, moet voldoen aan de eisen uit Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssystemen, die gelden op het moment van besluitvorming op een vergunningaanvraag of het moment waarop de melding is ingediend, bij:

  • a.

    de vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid Wet natuurbescherming;

  • b.

    de vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een daarop gebaseerde Algemene maatregel van bestuur, waarvoor op grond van artikel 2.27 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een verklaring van geen bedenkingen is vereist, of c. als onderdelen a. en b. niet van toepassing zijn:

    • 1.

      een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • 2.

      een melding ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer.

€ 2.000,-5 

Week

€ 12.000,-

2 maanden

Lid 2

In afwijking van het eerste lid geldt voor de vergunningaanvragen, bedoeld in het eerste lid, die voor 1 januari 2023 zijn ingediend, dat de nieuwe stal en de toepassing van ieder huisvestingssysteem voldoet aan de eisen zoals opgenomen in bijlage 2 Technische eisen huisvestingssystemen die gelden op het moment van indiening daarvan.

Art. 9.5

Lid 1 of 2

Lid 1

Voor nieuwe stallen waarvoor op 25 mei 2010 reeds een melding krachtens het Besluit landbouw milieubeheer is gedaan, een aanvraag voor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer, de Woningwet, dan wel de Natuurbeschermingswet 1998 in behandeling is genomen, treedt de technische uitvoering volgens die vergunningaanvraag of melding, voor zover relevant voor de emissiesituatie, in de plaats van de eisen, bedoeld in Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem, behorende bij deze verordening.

Lid 2

Onverminderd het eerste lid, treedt de technische uitvoering volgens de beschikking op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, voor zover relevant voor de emissiesituatie, in de plaats van de eisen, bedoeld in Bijlage 2 Technische eisen huisvestingssysteem, behorende bij deze verordening.

€ 1.100,-5 

Week

 

€ 6.600,-

2 maanden

  • 1.

    = Dwangsom afhankelijk van de omvang (risico, hoeveelheid, oppervlakte of inhoud) van de overtreding.

  • 2.

    = Het bedrag van de herstelkosten + 25% toeslag

  • 3.

    = Afhankelijk van hoogte van de bouw-, sloop- of herstelkosten, gedeeld door 6 (zes).

  • 4.

    = Overeenkomstig de horeca sanctiestrategie

5. = Voor de specifieke overtredingen en de daarbij horende financiële prikkel kijk onder het kopje Veehouderijen

De gestelde dwangsomhoogtes en begunstigingstermijnen dienen periodiek te worden geëvalueerd op aspecten als juistheid, effectiviteit en bevordering naleefgedrag. Aan de hand van de resultaten kan aanpassing of aanvulling plaatsvind

Bijlage V Werkprogramma Omgevingsdienst

Fase

Controle

Onderdeel

Percentage

Algemeen

Vergunning

Vergunningsvoorwaarden

100%

Ruwbouw

Fundering

Afmetingen

Steekproef 30%

Wapening

100%

Trillings-isolatie

Steekproef 30%

Begane grond

Binnenwanden

30%/ 100%11

Indeling gevel

100%

Overige verdiepingen

Wapening

100%

Indeling/ binnenwanden

30%/ 100%

Buitengevels

Indeling/ kleurstelling/

Materiaalgebruik/ isolatie/ geluid

30%/ 100%

Dak

Indeling/ kleurstelling/

Materiaalgebruik/ isolatie/ geluid

30%/ 100%

Afbouw/ eindcontrole

Buitengevels

Indeling/ kleurstelling/

Materiaalgebruik/ isolatie/ geluid

30%/ 100%

Brandveiligheid

Rookmelders

30%/ 100%

Brandwerendheid

100%

Veiligheid

Beveiliging/

30%/ 100%

Duurzaamheid

Duurzaamheids-maatregelen

30%/ 100%

Gebruik

Eindcontrole

Vluchtroute/ noodverlichting/ blusmiddelen/ nooduitgangen

100%

Bijlage VI Werkprogramma Odzob

1 Inleiding  

1.1 Doel  

Voor u ligt het document “ODZOB werkprogramma gemeenten 2025” (hierna: werkprogramma). Dit werkprogramma heeft als doel een zo goed mogelijk beeld te geven van de taken die door de gemeente voor 2025 aan de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) worden opgedragen. Met dit werkprogramma wordt, voor wat betreft de taken die bij de ODZOB zijn belegd, invulling gegeven aan artikel 18.22 Omgevingswet juncto artikel 13.12 Omgevingsbesluit.

1.2 Afbakening  

Het werkprogramma geldt voor geheel 2025 en betreft de VTH basis- en verzoektaken en de overige verzoektaken. De ODZOB is verantwoordelijk voor het operationele deel, terwijl de gemeenten verantwoordelijk blijven voor het strategische deel in de beleidscyclus. De ODZOB en de gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het verbinden van de twee delen.

1.3 Uitgangspunten  

Iedere deelnemer is zelf verantwoordelijk voor het onderbrengen van het basistakenpakket bij de ODZOB. Bij het uitvoeren van dit werkprogramma houdt ODZOB zich aan de Dienstverleningsovereenkomst (DVO), regionaal uitvoeringsbeleid en de financiële kaders van dit werkprogramma.

Het werkprogramma bestaat uit taken die onderdeel uitmaken van het primaire proces (productief en declarabel) en daaraan gerelateerde werkzaamheden (indirect productief en declarabel). De verhouding tussen primair proces en gerelateerde werkzaamheden kenmerkt zich door flexibiliteit. Bij meer procedures in het primaire proces wordt de inzet op gerelateerde werkzaamheden waar mogelijk versoberd.

In bijlage 1 is een tabel toegevoegd waarin alle basis- en verzoektaken zijn opgenomen. Per deelnemer is aangegeven of wij de taak uitvoeren en of wij daarvoor mandaat (m) hebben of de taak als advies (a) verstrekken.

1.4 Voorbereiding, vaststelling, coördinatie uitvoering en monitoring  

Onderdeel van de voorbereiding van het werkprogramma is de GPO-special van 6 juni 2024. Tijdens deze special is een doorkijkje gegeven naar het werkprogramma voor 2025 en nieuwe ontwikkelingen binnen de thema’s van de ODZOB.

De in bijlage 2 opgenomen definitieve budgetten zijn in samenwerking met de betreffende gemeente bepaald. Het werkprogramma wordt door alle gemeenten individueel vastgesteld.

De ODZOB coördineert de uitvoering van het werkprogramma. Periodiek rapporteert ODZOB over de (financiële) uitvoering van het werkprogramma en stemt dit af met de deelnemer.

1.5 Financieel kader (in uren)  

Dit werkprogramma is opgesplitst in de volgende hoofdstukken:

  • Vergunningverlening (basis- en VTH-verzoektaken);

  • Toezicht en handhaving (basis- en VTH-verzoektaken);

  • Advies (verzoektaken);

  • Informatieanalyse, -verstrekking en gegevensbeheer (basis- en verzoektaken).

1.6 Kwaliteit  

De ODZOB voldoet ten minste aan:

  • De landelijke kwaliteitscriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (Kwaliteitscriteria 2.3).

  • Het uniform volgen van de landelijke handhavingsstrategie. Overtredingen en de daarbij met toepassing van deze strategie gekozen interventies worden vastgelegd.

Voor het overige werkt de ODZOB continu aan verbetering van zijn processen en de kwaliteit van de producten.  

2 Vergunningverlening  

2.1 Regionaal operationeel kader vergunningverlening  

Artikel 13.5, lid 2, Omgevingsbesluit stelt dat de bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst gezamenlijk een uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid vaststellen. Dit beleid moet onder andere inzicht geven in de werkwijze bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen, almede de criteria die hierbij worden gebruikt en een prioriteitenstelling voor het verrichten van werkzaamheden. Middels het Regionaal operationeel beleidskader Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (ROK-VTH) wordt invulling gegeven aan dit artikel.

Op 3 juli 2024 heeft het algemeen bestuur van de ODZOB ingestemd met het Regionaal Operationeel Kader 2025-2028 voor de milieutaken vergunningverlening, toezicht en handhaving (ROK-VTH). Het ROK-VTH stelt de ODZOB beter in staat op een effectieve, efficiënte en innovatieve manier uitvoering te geven aan vergunningverlening, toezicht en handhaving met als resultaat een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving. 

Het behandelen van vergunningaanvragen en afhandelen van meldingen is een wettelijke taak met beperkte vrijheden. Alle relevante inhoudelijke milieuaspecten van de activiteiten worden bij de behandeling van een aanvraag betrokken om zo de leefomgeving te beschermen. Ook de behandeltermijn, resultaat en wijze van communiceren met de initiatiefnemer en omwonenden zijn aan regels gebonden.

In het ROK-VTH zijn doelstellingen opgenomen voor onderstaande thema’s met een aanpak op vergunningverlening en toezicht & handhaving inclusief indicatoren ten behoeve van de monitoring.

Veiligheid:

  • Omgevingsveiligheid

  • Ondermijning en milieucriminaliteit

Gezondheid

  • Luchtkwaliteit: fijnstof en stikstof (NOx)

  • Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Duurzaamheid

  • Energiebesparing

  • Circulaire economie

Leefbaarheid

  • Geluid- en geurhinder

Basis op orde

  • Actueel bedrijvenbestand

We bevinden ons in een periode van omvangrijke ontwikkelingen en politieke keuzes met invloed op vergunningverlening. De ODZOB werkt intensief samen met zijn deelnemers aan deze ontwikkelingen, zoals de transitie van de veehouderij en de doorontwikkeling van de VTH-taken van de ODZOB.

In het kader van vergunningverlening is de problematiek die speelt rondom stikstof in relatie tot de agrarische vergunningverlening een factor die van belang is. Door fungerende wet- en regelgeving liggen veel aanvragen stil. Het blijft momenteel “koffiedik kijken” wat de ontwikkelingen in deze gaan worden. Om in control te blijven hebben we een taskforce georganiseerd die alle knelpunten gestructureerd en integraal in beeld brengen en oppakken. We stemmen hierbij periodiek af met de deelnemers.

De problematiek rondom stikstof en verduurzaming van de landbouw speelt in deze regio een grote rol en heeft direct invloed op de behandeling van vergunningaanvragen. Daarnaast speelt de Omgevingswet een rol bij de invulling van het onderwerp gezondheid bij vergunningverlening. De beleidsonderwerpen ZZS, Schone Lucht Akkoord, circulaire economie en energie werken de komende jaren door in de vergunningverlening en afhandeling van meldingen.

De komende vier jaar hanteren we de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    We zorgen voor focus op milieurisico’s, die ertoe doen;

  • 2.

    We zorgen voor actuele vergunningen, waar nodig;

  • 3.

    We borgen integrale afstemming tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving;

  • 4.

    We borgen integrale afstemming met regionale bevoegde gezagen en partners.

Omdat we te maken hebben met een uitdagende arbeidsmarkt binnen vergunningverlening, wordt onderzocht of, en zo ja onder welke voorwaarden, meldingen meer administratief kunnen worden uitgevoerd waarbij we vergunningverleners de spaarzame capaciteit effectiever kunnen inzetten.

De werkzaamheden voor vergunningverlening voor milieubelastende activiteiten, onder het regime van de Omgevingswet, omvatten: 

  • Conform overgangsrecht behandelen aanvragen omgevingsvergunning Wabo milieu;

  • Op basis van het uitvoeringsprogramma behandelen van aanvragen, ambtshalve wijzigingen en ambtshalve revisie omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten, bouwactiviteiten en omgevingsplanactiviteiten. Hierbij is inbegrepen het voeren van vooroverleg (afstemming met gemeente, verstrekking informatie over overige vergunningplichten, participatie), advisering, en de behandeling van zienswijzen, bezwaar en beroep;

  • In voorkomende gevallen worden in afstemming met bevoegd gezag ook casemanagementtaken uitgevoerd;

  • Behandelen meldingen (o.a. OB/Bal, Bkl en Bbl);

  • Opstellen van maatwerkvergunningvoorschriften (Bal, Bkl en Bbl);

  • Overige adviezen m.b.t. milieubelastende activiteiten (b.v. beoordelen aanmeldnotitie, beoordelen MER voorafgaande aan vergunningprocedure, toetsen rapportage PRTR).

2.2 Milieubelastende activiteiten bodem  

Met de verschuiving van de bodemtaken van de provincie naar de gemeente is sinds 1 januari 2024 de taak voor gemeenten uitgebreid op dit gebied. De werkzaamheden bestaan met name uit het beoordelen van meldingen. Het beoordelen van de meldingen valt onder de basistaak. Indien maatwerkvoorschriften opgesteld dienen te worden (op verzoek van de initiatiefnemer of beargumenteerd door een gemeente) zal overgestapt worden naar het vergunningentraject. Bij de invoering van de Omgevingswet zijn er nog verontreinigingen die vallen onder het overgangsrecht.

Deze zullen conform de oude procedure worden behandeld.

2.3 Beoordelen meldingen mobiel breken  

Het plaatsen en gebruiken van een mobiele puinbreker is opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het beoordelen van meldingen voor het mobiel breken van bouw- en sloopafval is een verzoektaak. Deze activiteit is geregeld in afdeling 7.2 van het Bbl en wordt volgens een risicogerichte werkwijze uitgevoerd, zoals opgenomen in het evaluatierapport mobiele puinbrekers van april 2022.

2.4 Beoordelen meldingen Gesloten Bodem Energie Systeem (GBES)  

We voeren werkzaamheden uit met betrekking tot het beoordelen van meldingen besluit lozen buiten inrichtingen en meldingen gesloten bodemenergiesystemen. Gesloten bodemenergiesystemen (GBES-en) zijn sinds de komst van de Omgevingswet een milieubelastende activiteit en eveneens een basistaak voor de ODZOB. Daarnaast is sindsdien ook de Omgevingsverordening van kracht, waardoor bij een aantal gemeenten het veel moeilijker wordt om GBES-en toe te passen door de maximaal toegestane boordiepte die is gaan gelden per gemeente (bijvoorbeeld; in Gemert mag je onder de omgevingswet boren tot een diepte van circa 19 meter onder maaiveld maar in Bakel mag geboord worden tot circa 88 meter onder maaiveld. In Bladel mag je tot circa 24 meter onder maaiveld boren). Naar verwachting geeft een beperking op de boordiepte ter bescherming van het drinkwater een lichte afname van het aantal meldingen.

Er komen nog steeds meer GBES-en bij en dat vraagt om een zorgvuldige afweging. Reden hiervoor is dat systemen steeds dichter bij elkaar komen te liggen en elkaar, open bodemenergiesystemen of andere belangen kunnen beïnvloeden (interferentie en/of minder koude of warmte opbrengst kan dan optreden); Doordat er nog steeds meer systemen bijkomen (140 meldingen maar 400 systemen het eerste halfjaar 2023 bij 16 gemeenten) is het van belang om de meldingen goed te beoordelen In 40% van de gevallen zijn deze nu niet goed ingevuld. Dit vraagt meer zorgvuldigheid van de melders, maar ook alertheid bij de beoordeling en bij de toezichthouders.

2.5 Beoordelen asbestinventarisatierapporten  

Het beoordelen van sloopmeldingen (met asbestinventarisatierapport) en asbesttoezicht wordt uitgevoerd conform het Regionaal Uitvoeringsbeleid Asbest dat is vastgesteld in het AB d.d. 3 juli 2023. In dit beleid is de wettelijke verankering opgenomen en vastgesteld dat de werkwijze risicogericht en informatie gestuurd wordt uitgevoerd. Om invulling aan dit beleid te geven is een generiek werkproces ontwikkeld dat we hanteren en dat met alle deelnemers gedeeld is. Dit werkproces stelt ons in staat de doelstellingen van risicogericht en informatie gestuurd werken te realiseren en levert ons allen een efficiencyvoordeel op. Dit betekent wel dat individueel maatwerk voor een gemeente ten aanzien van het proces asbest niet meer tot de mogelijkheden behoort.

2.6 Duurzaamheid  

De ODZOB krijgt in de loop van 2025 opdracht van de provincie op het thema circulaire economie, een meerjarige opdracht tot en met 2027. Deze opdracht richt zich op de volle breedte van VTHwerk waaronder vergunningverlening. De mogelijkheden voor vergunningverlening zitten hem in het bespreken van circulaire economie bij vooroverleg, het opnemen van voorschriften over afvalpreventie en grondstoffengebruik en het bieden van experimenteerruimte voor initiatieven gerichte op circulaire economie. Daarnaast dienen beoordelingen voor einde afvalstof te worden uitgevoerd, zodat een afvalstof gemakkelijker als een grondstof kan worden ingezet. De opdracht van de provincie is in eerste instantie gericht op de bedrijven onder provinciaal bevoegd gezag, maar waar mogelijk trekken we dit breder naar de bedrijven onder gemeentelijk bevoegd gezag, wanneer de ontwikkelingen in de markt daarom vragen. Dan kan bijvoorbeeld gedacht worden aan einde afvalstofbeoordelingen of experimenteerruimte.

2.7 Juridische ondersteuning  

Onder juridische ondersteuning worden onderstaande taken verstaan:

  • Bezwaar en (hoger) beroep behandelen alsmede verzoeken om voorlopige voorziening i.h.k.v. vergunningprocedures;

  • Algemene juridische ondersteuning bij vergunningprocedures.

Het gaat veelal om werkzaamheden die tot een zelfstandig product leiden. Deze werkzaamheden zijn vaak moeilijk vooraf te ramen.

2.8 Wet elektronische publicaties  

Sinds 1 juli 2023 is het voor overheden verplicht om bepaalde besluiten, naast fysiek, ook digitaal ter inzage te leggen. Dit is een vereiste uit de Wet elektronische publicaties (Wep), die tot doel heeft de toegankelijkheid van informatie voor burgers en bedrijven te vergroten en het gebruik van papier te verminderen. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop bevoegde gezagen (ontwerp)besluiten, zoals omgevingsvergunningen, publiceren.

Digitaal ter inzage leggen  

De Wep wijzigt niet welke stukken ter inzage gelegd moeten worden. De documenten die voorheen fysiek ter inzage moesten worden gelegd, moeten sinds 1 juli 2023 ook digitaal beschikbaar worden gesteld. Dit betreft doorgaans het (ontwerp)besluit en alle stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling daarvan (denk bijv. aan een akoestisch rapport) voor een periode van zes weken. De Wep verplicht dus niet om meer of andere documenten ter inzage te leggen ten opzichte van wat eerder fysiek verplicht was. Hierbij moeten we uiteraard ook rekening houden met de bescherming van persoonsgegevens.

Voor zover de ODZOB uitgebreide procedures in mandaat in behandeling neemt, zal de ODZOB ook de digitale ter inzage legging verzorgen. Alle stukken die ter inzage worden gelegd worden in dat geval door de ODZOB geanonimiseerd. Voor de gemeenten die machtiging hebben verleend verzorgt de ODZOB deze werkzaamheden tot en met het conceptbesluit.

Publiceren  

Naast het ter inzage leggen zijn er ook diverse momenten van publiceren/kennisgeven van aanvragen/besluiten. Hierbij kan gedacht worden aan de kennisgeving dat een aanvraag binnen is gekomen, het verlengen van de beslistermijn, de kennisgeving van de digitale ter inzage legging en het besluit dan wel acceptatie van een melding. Vanaf 1 september 2024 worden de publicatiewerkzaamheden verricht voor alle werkzaamheden die via het DSO bij de ODZOB binnenkomen waarvoor dit wettelijk vereist is. In het kader van de Wet Open Overheid kan het bevoegd gezag er voor kiezen om meer te publiceren. De ambitie van onze deelnemers hierop is nog niet bekend.

2.9 Leges milieu  

Vanaf 1 januari 2024 kunnen gemeenten leges heffen voor aanvragen milieubelastende activiteiten. Het heffen van leges is een bevoegdheid van de heffingsambtenaar. Deze bevoegdheid valt daarmee niet onder het mandaat van het college aan de ODZOB. Daarmee blijft dit een verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar van de gemeente, tenzij hier specifieke afspraken over worden gemaakt.

De ODZOB levert desgevraagd de benodigde informatie aan de heffingsambtenaar, die nodig is voor de hoogte van de te heffen leges.

3 Toezicht en handhaving  

3.1 Regionaal operationeel kader toezicht en handhaving  

Artikel 13.5, lid 2, Omgevingsbesluit stelt dat de bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst gezamenlijk een uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid vaststellen. Dit beleid moet onder andere inzicht geven in de wijze waarop toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet wordt gehouden, de wijze waarop gerapporteerd wordt over bevindingen over de naleving en eventueel daaraan verbonden consequenties, de wijze waarop bestuurlijke sancties worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving wordt afgestemd. Middels het Regionaal operationeel beleidskader Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (ROK-VTH) wordt invulling gegeven aan dit artikel.

Op 3 juli 2024 heeft het algemeen bestuur van de ODZOB ingestemd met het Regionaal Operationeel Kader 2025-2028 voor de milieutaken vergunningverlening, toezicht en handhaving (ROK-VTH). Het ROK-VTH stelt de ODZOB beter in staat op een effectieve, efficiënte en innovatieve manier uitvoering te geven aan vergunningverlening, toezicht en handhaving met als resultaat een schone, gezonde en veilige leefomgeving.

Het ROK-VTH geeft tevens de ontwikkeling weer die onze deelnemers van de ODZOB verwachten. Belangrijkste onderdelen zijn in dat opzicht het verder eigen maken en verfijnen van de methodiek van informatiegestuurd toezicht, het beter verwerken van omgevingsfactoren en naleefgedrag bij het bepalen van de inzet van capaciteit en tot slot het inzetten van alternatieve instrumenten bovenop of in plaats van inspecties.

In het ROK-VTH zijn doelstellingen opgenomen voor onderstaande thema’s met een aanpak op vergunningverlening en toezicht & handhaving inclusief indicatoren ten behoeve van de monitoring.

Veiligheid:

  • Omgevingsveiligheid

  • Ondermijning en milieucriminaliteit

Gezondheid

  • Luchtkwaliteit: fijnstof en stikstof (NOx)

  • Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Duurzaamheid

  • Energiebesparing

  • Circulaire economie

Leefbaarheid

  • Geluid- en geurhinder

Basis op orde

  • Actueel bedrijvenbestand

3.2 Systematiek  

Voor de uitvoering van toezicht en handhaving bij industriële en agrarische bedrijven werken we volgens de ROK-systematiek. Binnen het ROK zijn vijf blokken te onderscheiden. Deze zijn hieronder schematisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

3.2.1  Signalen, klachten en meldingen  

Een deel van het toezicht, zowel agrarisch als industrieel, is niet planbaar. Blok 1 bevat toezicht naar aanleiding van klachten, ongewone voorvallen en signalen (intern, van gemeente, waterschap, etc.). Het betreffen o.a. meldingen over inrichtingen, zoals geluids- of geuroverlast, maar ook meldingen over niet inrichtingen (drugsafvaldumpingen, asbestbranden e.d.). Daarnaast doen zich gedurende het jaar omstandigheden voor waardoor het noodzakelijk of gewenst is toezicht of andere taken uit te voeren bij een inrichting die niet voorzien waren in dit programma. Op basis van signalen kunnen bedrijven worden aangedragen voor een controle. Deze controles kunnen op initiatief van zowel de deelnemer als de ODZOB zijn.

Voor klachten merken we nog op dat hierop een analyse plaatsvindt om op basis van patronen informatie te krijgen over specifieke bedrijven, activiteiten, bedrijfstypen of gebieden. De resultaten hiervan kunnen aanleiding geven voor signaaltoezicht, programmatisch toezicht of geluidmetingen.

3.2.2  Projectmatige aanpak en programmatisch toezicht  

Programmatisch toezicht is het vooraf planbare toezicht in de blokken 2 en 3. In blok 2 is dat thematisch toezicht, gemotiveerd vanuit bestuurlijk benoemde thema’s zoals veiligheid, gezondheid, de energietransitie en emissies. In blok 3 betreft het branchetoezicht, waarvoor in de aanloop van het ROK een prioritering is gemaakt die als basis dient.

Industriële bedrijven  

Parallel aan het opstellen van het totale werkprogramma wordt voor het industriële toezicht een lijst van projecten voor 2025 opgesteld. De bijbehorende projectplannen, met bedrijvenlijsten, worden in november 2024 voor de regio beschikbaar gesteld. Dan wordt ook op basis van die projectenlijst een jaarprogramma gepresenteerd. In 2025 worden diverse projecten op gemeentelijke niveau uitgevoerd. Door de deelnemers is aangegeven dat het op orde krijgen en houden van het bedrijvenbestand en in beeld brengen van de risico’s van ZZS (zeer zorgwekkende stoffen) prioriteit moet krijgen.

Veehouderijen  

Sinds 2022 wordt middels risicoprioritering bepaald bij welke veehouderijen toezicht wordt gehouden. De belangrijkste milieurisico’s verbonden aan het houden van vee, de regionale en lokale bestuurlijke prioriteiten en doelen en het naleefgedrag worden bij deze prioritering betrokken en vervolgens vertaald naar risico indicatoren.

Duurzaamheid  

De ODZOB voert jaarlijks themagerichte energiecontroles uit bij alle gemeenten in de regio. Deze themagerichte energiecontroles worden zeker tot en met 2026 gefinancierd vanuit de SPUK-THE gelden. Een voorwaarde van deze SPUK-THE financiering is dat de ODZOB naast de themagerichte controles, ook het al bestaande toezicht gericht op energiebesparing blijft uitvoeren. Momenteel wordt ongeveer 10% van het energietoezicht bekostigd via het ROK. In 2025 start het toezicht op de Werkgebonden Personen Mobiliteit, regelgeving gericht op CO2 reductie van woon-werkverkeer en zakelijk verkeer van werknemers van bedrijven met tenminste 100 werknemers. Onder het ROK zal bij de milieucontroles standaard het aantal werknemers gecheckt worden en of een bedrijf onder de energiebesparings- en informatieplicht valt. Indien een bedrijf geen rapportage heeft ingediend terwijl dat wel had gemoeten, dan wordt het bedrijf hierop aangeschreven. Daarnaast wordt ook (vanuit het ROK) tenminste één brancheproject uitgevoerd gericht op energie.

Zoals eerder vermeld krijgt de ODZOB in de loop van 2025 opdracht van de provincie op het thema circulaire economie (CE). Deze opdracht richt zich ook op de volle breedte van VTH-werk waaronder toezicht. De mogelijkheden voor toezicht op circulaire economie zitten hem vooral in het toezicht houden op gescheiden afvalstromen, de wijzen van verwerking (de juiste verwerking, zo hoogwaardig mogelijk) en op bewustwording en signalering bij bedrijven. Ook biedt ketentoezicht kansen om bij te dragen aan circulaire economie.

Het komend jaar maken we als ODZOB ook een uitvoeringsagenda voor circulaire economie die we bestuurlijk aan alle deelnemers gaan voorleggen.

3.2.3  Gerelateerde werkzaamheden  

Om het toezicht uit te kunnen voeren worden er door de ODZOB projectplannen opgesteld. Deze projecten worden vervolgens opgenomen in een jaarplanning. Maandelijks monitoren we de voortgang van de projecten en de budgetten. Deze werkzaamheden hebben we ondergebracht in blok 4.

3.2.4  Handhaving

Repressieve bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke handhaving  

Blok 5 is erop gericht om, met de ons ter beschikking staande handhavingsinstrumenten, opvolging te geven aan overtredingen die vanuit toezicht zijn gesignaleerd. Hierbij wordt de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) toegepast. De werkzaamheden om een overtreding te beëindigen (herstelsanctie) bevatten naast het opstellen van een voornemen en beschikking tot het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang ook het repressieve deel van het toezicht (bijvoorbeeld dwangsomcontroles). Ook de behandeling van verzoeken om handhaving vallen onder blok 5.

Als ook nog vermoed wordt dat de regels bewust zijn overtreden, kan daarnaast ook strafrechtelijk onderzoek worden gedaan. Dit wordt afgestemd met het Functioneel Parket (FP) en/of de politie en kan leiden tot de inzet van de milieu-boa’s van de ODZOB. In de meeste gevallen leidt de inzet van onze boa’s tot een proces-verbaal (verkort of uitgebreid) of een bestuurlijke strafbeschikking milieu. Onder regie van het FP is het ook mogelijk dat onze boa’s een bijdrage leveren aan grotere opsporingsonderzoeken, waarvoor primair de politie, ILT-IOD of NVWA-IOD aan de lat staan.

In 2024 heeft de ODZOB-directie besloten om de handhavingsprocessen professioneler en slagvaardiger te organiseren. Alle bestuurs- en strafrechtelijke handhavingstaken zullen vanaf 2025 door een gespecialiseerd handhavingsteam worden gecoördineerd en uitgevoerd. Hierbij zal optimaal worden samengewerkt met onze juristen en toezichthouders. Daarmee wordt de gewenste koppeling gemaakt tussen het bestuurs- en strafrecht, in lijn met de uitgangspunten van de LHSO.

De ODZOB voldoet daarmee aan de landelijke kwaliteitscriteria VTH.

3.3 Toezicht bodem  

Het beoordelen van meldingen bodem wordt uitgevoerd volgens het vastgestelde Uitvoeringkader Bodem. Vanaf 2024 worden de uitvoerende taken gemonitord en geëvalueerd door de werkgroep bodem. Daar waar nodig wordt de uitvoering van de taken bijgestuurd.

In overleg met betreffende gemeenten worden tijdens de voorbereiding van het werkprogramma de grote (infrastructurele) projecten geïnventariseerd. Dit kunnen zowel projecten zijn binnen de eigen gemeentegrenzen als projecten die de gemeentegrenzen overschrijden.

3.4 Toezicht mobiel breken  

Het plaatsen en gebruiken van een mobiele puinbreker is opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het beoordelen van meldingen voor het mobiel breken van bouw- en sloopafval is een verzoektaak. Dit geldt ook voor het toezicht hierop.

3.5 Toezicht Gesloten Bodem Energie Systeem (GBES)  

Het beoordelen van meldingen GBES is vanaf 1 januari 2024 (onder de Omgevingswet) als basistaak opgenomen. In 2021 is ervaring opgedaan met het toezicht op de aanleg van GBES. De hoeveelheid meldingen ziet de ODZOB door de grotere focus op de energietransitie en klimaat, fors toenemen. Ook heeft de ODZOB geconcludeerd dat de uitvoering van de aanleg van de systemen niet altijd naar wens plaatsvindt. Gebaseerd op het aantal ingediende meldingen en een risicogerichte aanpak, wordt op deze basistaak regiobreed inzet verwacht, welke in het werkprogramma 2025 is opgenomen. Hierbij wordt uitgegaan van toezicht op 10% van de systemen. Dit toezicht vindt bij de aanleg plaats.

3.6 Toezicht asbestsloop  

Vanaf mei 2019 is gestart met meer risico gericht (informatiegestuurd) toezicht. Locaties waar lage risico’s aanwezig zijn worden minder diepgaand gecontroleerd. Locaties waar meer risico bestaat worden nauwkeurig geïnspecteerd. Daarnaast worden projectmatig zaken opgepakt die vanuit het reguliere toezicht aandacht vragen.

In 2022 is gestart met de evaluatie op de werkafspraken en uitvoering van asbesttoezicht door ODZOB (interne evaluatie) en het opstellen van een implementatieplan. Dit is ook vastgelegd in het Regionaal uitvoeringsbeleid Asbest.

Ketenaanpak  

De uitvoering van ketentoezicht is voor de ODZOB een wettelijke basistaak en daarmee een belangrijke methode om illegaliteit en milieucriminaliteit binnen de asbestverwijderingsketen gericht aan te kunnen pakken. Deze problematiek overstijgt zowel de gemeente- als de regiogrenzen en daarom wordt er door de drie Brabantse omgevingsdiensten geïnvesteerd in een Brabantbrede ketenaanpak. Jaarlijks stellen de drie omgevingsdiensten een gezamenlijk werkprogramma ketenaanpak op, waarin gezamenlijke uitvoeringsprojecten worden gedefinieerd. Binnen deze projecten is ruimte om innovatieve methodes en instrumenten te ontwikkelen en toe te passen. Het vormgeven en uitvoeren van de ketenaanpak asbest, bij voorkeur Brabantbreed, is een opgave die nog stevig aangepakt dient te worden. Voor ketentoezicht is 10 procent van het asbesttoezicht budget beschikbaar. Om het ketentoezicht adequaat te kunnen implementeren is een verruiming van het budget benodigd. Hieraan kan een impuls gegevens worden door het “ontschotten” van het totale budget voor het taakveld asbest waarbij de ODZOB de inzet van middelen en capaciteit beheerd.

3.7 Juridische Ondersteuning  

Onder juridische ondersteuning worden onderstaande taken verstaan (deze maken geen onderdeel uit van het ROK-budget voor toezicht en handhaving):

  • Bezwaar en (hoger) beroep behandelen alsmede verzoeken om voorlopige voorziening i.h.k.v. handhavingsprocedures. Hieronder valt het opstellen van een verweerschrift en de vertegenwoordiging van het college in rechte. In principe gaat het altijd om besluiten die door de ODZOB in mandaat zijn genomen. De bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift ligt bij het college, de behandeling van een beroep of hoger beroep tegen een dergelijk besluit valt wel onder deze paragraaf.

  • Invorderingsprocedures tot en met het nemen van een invorderingsbesluit. Dit houdt het vervolg in bij de vaststelling van een overtreding van een opgelegde last. Hieronder valt de verbeurtebrief (kennisgeving van de verbeurde dwangsom) die gepaard gaat met de mogelijkheid een zienswijze in te dienen tegen het voorgenomen besluit alsmede het besluit tot invordering van de verbeurde dwangsom. Het traject dat daarna volgt, zoals de aanmaning en de invordering bij dwangbevel blijft een bevoegdheid van de gemeente.

  • Algemene juridische ondersteuning bij handhavingsprocedures.

Het gaat veelal om werkzaamheden die tot een zelfstandig product leiden. Deze werkzaamheden zijn vaak moeilijk vooraf te ramen. In de tabel in bijlage 1 is per deelnemer opgenomen welke taken wij op dit onderdeel uitvoeren en of hiervoor mandaat is verleend of dat deze taak als advies wordt uitgevoerd.

4. Advies  

Onder de adviestaken vallen alle door de ODZOB, op verzoek van de gemeenten, uitgevoerde taken die:

  • Niet onder het basistakenpakket vallen of;

  • Geen betrekking hebben op milieubelastende activiteiten.

Onder de overige taken zijn zeer verschillende taken opgenomen. Werkzaamheden worden in overleg met de deelnemer uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn vergunningverlening bij bouwactiviteiten, advisering technische bouwtoets, advisering bij afwijkingen van omgevingsplannen (alle milieuthema’s), advisering erfgoed en welstand. Met de komst van de Omgevingswet dienen de milieuthema’s geïntegreerd te worden in de omgevingsplannen.

Hierbij wordt ondersteuning gevraagd bij het opstellen van regels in het omgevingsplan, met een toenemende vraag om beleidsmatig ondersteuning te bieden. En ook de programma’s Externe Veiligheid worden op verzoek opgesteld.

Ook vallen beoordelingen akoestische- of geurrapporten of inzet op geluidsmetingen onder de adviestaken.

Verzoeken die worden ingediend in het kader van de Wet Open Overheid (Woo-verzoeken) voor zover deze VTH-gerelateerd zijn, vallen ook onder de adviestaken. De gemeente kan ervoor kiezen om deze werkzaamheden als verzoektaak in het werkprogramma op te nemen.

In de tabel in bijlage 1 is per deelnemer aangegeven welke werkzaamheden uitgevoerd worden. Daarbij is aangegeven of hiervoor mandaat is verleend aan de ODZOB of dat deze taak als advies wordt aangeleverd.

5. Informatieanalyse, -verstrekking en –gegevensbeheer  

Vanuit diverse hoeken krijgt de ODZOB vragen om informatie. In de meeste gevallen zijn het vragen die betrekking hebben op een vergunning- of handhavingsprocedure en daarmee onder de basistaken van het werkprogramma vallen. Vaak worden er echter ook raadsvragen of persvragen gesteld, waarbij wij gevraagd worden om het college hierover te adviseren.

Gerelateerd aan de VTH-processen worden op verzoek gegevens bijgehouden in diverse systemen. Het gegevensbeheer valt onder deze categorie. In bijlage 1 is per deelnemer aangegeven welke systemen er worden bijgehouden.

Wij rapporteren minimaal 1 keer per jaar over de uitvoering van alle VTH-taken met het jaarverslag.

Deze rapportage is ondergebracht in deze categorie.

Ook de gerelateerde taken en de specifieke werkzaamheden van de accountmanagers vallen hieronder.

Bijlage 1 

Overzicht werkzaamheden bij wp 2025

 

A. VERGUNNINGVERLENING

Best

Vooroverleg

M

Milieuactiviteit industrieel

M

Milieuactiviteit agrarisch

M

  • Meervoudige aanvragen

 

Gesloten bodemenergiesysteem

M

Sloopactiviteit

M

Bodemactiviteit (nieuw onder de Omgevingswet)

M

Bouwactiviteit

A

Juridische procedures vergunningverlening

M

  • behandelen bezwaar en (hoger)beroep (incl verweerschrift)

M

Administratieve en procedurele afhandeling meldingen en vergunningen

M

publiceren (Wep)

M

  • digitale ter inzage legging

M

  • heffen leges milieuvergunningen

 

B. TOEZICHT EN HANDHAVING

 

Milieuactiviteit industrie

M

Milieuactiviteit agrarisch

M

Bodemactiviteit (nieuw onder de Omgevingswet)

M

Bodemactiviteit (voormalig besluit bodemkwaliteit)

M

Bouwactiviteit

 

Sloopactiviteit verwijdering asbest

M

Gesloten bodemenergiesystemen

M

Klacht/meldingen behandelen

M

Juridische procedures handhaving

M

  • opstellen+verzenden verbeurtebrief

M

  • invorderingsbesluit

M

  • behandelen bezwaar en (hoger)beroep (incl verweerschrift)

M

C. ADVIES

 

Advies juridisch

 
  • Verzoek Woo

A

Advies bodem/water

 

Advies geluid

 
  • Zonebeheer

A

Geluidmetingen

Advies archeologie

Advies erfgoed en omgevingskwaliteit

Advies gebiedsontwikkeling en omgevingsplan

Advies omgevingsveiligheid

A

Advies energie en duurzaamheid

D. INFORMATIEANALYSE, -VERSTREKKING EN GEGEVENSBEHEER

Gegevensbeheer

  • RVMK/ LVMK

A

  • CIMLK verkeer

M

  • CIMLK agrarisch

M

  • KRD

M

  • BZV (bouwen)

A

  • REV

M

  • IPPC database

M

  • E-MJA (energie efficiency)

M

  • E-PRTR

M

  • Amice

M

  • BIS

M

M = mandaat

A = advies

Bijlage 2  Financieel werkprogramma

Uitvraag WP 2025

 

Gemeente Best

 

 
 
 
 
 

Omschrijving PDC 2025

Soort taak (basis of verzoek) gemeente

Uren 2025

Budget basistaken

WP2025

Budget verzoektaken

WP2025

Totaal budget

WP2025

Totaaltelling werkprogramma

---->

4.962

442.009

157.929

599.939

VERGUNNINGVERLENING

 

2.273

130.939

137.081

268.021

Vooroverleg

Basis/Verzoek

50

6.710

0

6.710

Milieuactiviteit industrieel

Basis/Verzoek

143

11.057

7.963

19.020

Milieuactiviteit agrarisch

Basis/Verzoek

572

55.958

20.119

76.077

Gesloten bodemenergiesysteem

Basis

75

8.925

 

8.925

Sloopactiviteit

Basis

200

21.800

 

21.800

Bodemactiviteit (nieuw onder de Omgevingswet)

Basis

50

5.950

 

5.950

Bouwactiviteit

Verzoek

1.000

 

109.000

109.000

Juridische procedures vergunningverlening

Basis

83

11.039

 

11.039

Administratieve en procedurele afhandeling meldingen en vergunningen

Basis

100

9.500

 

9.500

TOEZICHT EN HANDHAVING

 

2.090

252.550

0

252.550

Milieuactiviteit industrie

Basis/Verzoek

1.078

128.418

0

128.418

Milieuactiviteit agrarisch

Basis/Verzoek

462

55.036

0

55.036

Bodemactiviteit (nieuw onder de Omgevingswet)

Basis

16

1.907

 

1.907

Bodemactiviteit (voormalig besluit bodemkwaliteit)

Basis

100

11.918

 

11.918

Bouwactiviteit

Verzoek

0

 

0

0

Sloopactiviteit verwijdering asbest

Basis

100

11.900

 

11.900

Gesloten bodemenergiesystemen

Basis

35

4.171

 

4.171

Klacht/meldingen behandelen

Basis

50

5.950

 

5.950

Juridische procedures handhaving

Basis

250

33.250

 

33.250

ADVIES

 

118

0

15.668

15.668

Advies juridisch

Verzoek

0

 

0

0

Advies bodem/water

Verzoek

0

 

0

0

Advies geluid

Verzoek

20

 

2.684

2.684

Geluidmetingen

Verzoek

0

 

0

0

Advies archeologie

Verzoek

0

 

0

0

Advies erfgoed en omgevingskwaliteit

Verzoek

0

 

0

0

Advies gebiedsontwikkeling en omgevingsplan

Verzoek

0

 

0

0

Advies omgevingsveiligheid

Verzoek

98

 

12.984

12.984

Advies energie en duurzaamheid

Verzoek

0

 

0

0

INFORMATIEANALYSE, -VERSTREKKING EN GEGEVENSBEHEER

480

58.520

5.180

63.700

Gegevensbeheer

Verzoek

10

 

1.190

1.190

Rapportage opdrachtgever

Verzoek

30

 

3.990

3.990

Ex VVGB gelden

Basis

22

2.926

 

2.926

Coördinatie en werkverdeling

Basis

318

42.294

 

42.294

Accountmanagement

Basis

100

13.300

 

13.300

BUITEN WERKPROGRAMMA

Uren 2025

Prognose

Totaaltelling buiten werkprogramma

---->

2.932

390.000

ADVIES

2.932

390.000

Advies juridisch

Verzoek

0

0

Advies bodem/water

Verzoek

38

5.000

Advies geluid

Verzoek

752

100.000

Geluidmetingen

Verzoek

504

67.000

Advies archeologie

Verzoek

98

13.000

Advies erfgoed en omgevingskwaliteit

Verzoek

1.000

133.000

Advies gebiedsontwikkeling en omgevingsplan

Verzoek

75

10.000

Advies omgevingsveiligheid

Verzoek

0

0

Advies energie en duurzaamheid

Verzoek

429

57.000

RVCS/communicatie

Verzoek

38

5.000

Opmerkingen / toevoegingen:

 
 
 
 
 

 
 
 
 
 

 
 
 
 
 

 
 
 
 
 

Handtekening:

 
 

Handtekening:

 

 
 
 
 
 

 
 
 
 
 

 
 
 
 
 

 
 
 
 
 

Gemeente

 
 

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant


Noot
1

Bijlage XXXX

Noot
2

Art. 13.6, eerste lid onder b Omgevingsbesluit; voorheen: art. 7.2, zesde lid onder b Bor.

Noot
3

‘De OPA’: omgevingsplanactiviteit.

Noot
4

De ‘BOPA’: buitenplanse omgevingsplanactiviteit

Noot
5

De ontvangstbevestiging is onderdeel van het zaaksysteem van de gemeente Best, RxMission.

Noot
6

Naar verwachting zijn er 150 tot 175 illegale situaties in het buitengebied waarop toezicht moet worden uitgeoefend en een handhavingstraject dient te worden gestart.

Noot
7

Per jaar vinden er 8-10 controles met het expertteam plaats.

Noot
8

Het Kempen Interventie Team is een samenwerkingsverband tussen de acht Kempengemeenten, politie, Omgevingsdienst en Veiligheidsregio. De Kempengemeenten zijn de gemeente Veldhoven, Best, Oirschot, Waalre, Reusel-De Mierden, Bladel, Eersel, Bergeijk en een aantal andere overheidsinstanties. Dit team controleert regelmatig locaties waarbij mogelijk wetsovertredingen plaatsvinden, zoals illegale bewoning, onjuist gebruik van panden, problemen met brandveiligheid, prostitutie, mensenhandel en drugs gerelateerde activiteiten.

Noot
9

Bijlage IV.

Noot
10

Kamerstukken II, 1996/97, 25085, nr. 2.

Noot
11

Steekproef 30%, Bij seriematige bouw 100% bij 1 pand.