Besluit houdende delegatie van besluitvorming ten aanzien van de wijziging van bepaalde onderdelen van het omgevingsplan (Delegatiebesluit omgevingsplan)

Geldend van 10-04-2025 t/m heden

Intitulé

Besluit houdende delegatie van besluitvorming ten aanzien van de wijziging van bepaalde onderdelen van het omgevingsplan (Delegatiebesluit omgevingsplan)

De raad van Venray,

gelet op het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet;

gelet op het bepaalde in artikel 2.8 en 4.14, vijfde lid, van de Omgevingswet;

gelet op afdeling 10.1.2 Algemene wet bestuursrecht;

gelezen het advies van B en W,

gelezen het advies van de commissie Wonen,

overwegende dat, voor zover de gemeenteraad bevoegd is het omgevingsplan te wijzigen, het college van burgemeester en wethouders die bevoegdheid in een aantal gevallen vanwege een snelle besluitvorming met betrekking tot uitvoeringstaken en het voorkomen van dubbele besluitvorming door de raad kan overnemen;

besluit:

  • 1.

    het navolgende delegatiebesluit omgevingsplan vast te stellen:

Artikel 1. Delegatie

De gemeenteraad delegeert de bevoegdheid tot wijziging van het omgevingsplan in de volgende gevallen aan het college van burgemeester en wethouders:

  • 1.

    het toevoegen en of wijzigen van begripsbepalingen voor zover deze geen wijzigingen voor de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben;

  • 2.

    het verwerken van door de raad vastgesteld kaderstellend beleid waarover na inwerkingtreding van onderhavig delegatiebesluit door de raad is besloten;

  • 3.

    het opnemen van onherroepelijke omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit;

  • 4.

    het wijzigen van het omgevingsplan voor aanvragen van omgevingsvergunningen die in strijd zijn met het omgevingsplan, mits deze aanvragen niet vallen onder een categorie waarvoor de raad een bindend advies moet afgeven;

  • 5.

    het aanpassen van informatieproducten van het omgevingsplan;

  • 6.

    het nemen van een voorbereidingsbesluit met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan op te nemen regels;

  • 7.

    het actualiseren/aanpassen van het omgevingsplan aan veranderende wet- en regelgeving en beleidsnormen voor zover hierin geen beleidsvrijheid is toegekend;

  • 8.

    het corrigeren van kennelijke verschrijvingen, verkeerde verwijzingen en inventarisatiefouten in het omgevingsplan;

  • 9.

    het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten;

  • 10.

    het verwijderen van regels ter bescherming van archeologische waarden, indien uit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  • 11.

    het verwijderen van regels ter bescherming van monumentale of waardevolle bomen, wanneer door onderzoek is vastgesteld dat geen sprake meer is van een monumentale of waardevolle boom;

  • 12.

    het toevoegen van die onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen die beleidsneutraal naar het omgevingsplan worden overgeheveld;

  • 13.

    het nemen van besluiten om niet tot aanpassing van het omgevingsplan over te gaan;

  • 14.

    het schrappen van regels uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan indien deze regels, al dan niet na aanpassing daarvan, onherroepelijk in het permanente deel van het omgevingsplan zijn opgenomen.

  • 15.

    het uitvoering geven aan wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen uit bestemmingsplannen tenzij de wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen zijn omgezet tot beoordelingsregels voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit.

Artikel 2. Evaluatie, voorleggen genomen besluiten

Het college van burgemeester en wethouders koppelt jaarlijks aan de gemeenteraad terug voor welke besluiten delegatie is toegepast.

Artikel 3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking de dag na de bekendmaking.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Delegatiebesluit omgevingsplan.

  • 2.

    Het delegatiebesluit van 14 december 2021 in te trekken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 25 maart 2025

De griffier,

S.A. Boere

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

  • 1.

    het toevoegen en of wijzigen van begripsbepalingen voor zover deze geen wijzigingen voor de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben;

    Hierbij gaat het om de begripsbepalingen die worden gehanteerd in het omgevingsplan (omwille van bijvoorbeeld de leesbaarheid). Met de begripsbepalingen wordt omschreven wat men in het omgevingsplan verstaat onder bepaalde begrippen. Door het opnemen van deze bepaling mag het college de begripsbepalingen slechts wijzigen, of een nieuwe begripsbepaling toevoegen, wanneer deze wijziging of toevoeging geen gevolgen heeft voor de fysieke leefomgeving. Hiervoor hoeft uw raad dan geen besluit te nemen.

    Het omgevingsplan bestaat uit een web van regelgeving: het omgevingsplan kan verwijzen naar elementen die in andere regelgeving staan. Het kan dan gaan om begrippen, concepten, normen en voorgeschreven manieren om metingen uit te voeren. Wanneer daar veranderingen in plaatsvinden (vaak door landelijke regelgeving waardoor er geen gemeentelijke beleidsvrijheid of politieke afweging plaatsvindt), dienen deze veranderingen ook in het omgevingsplan te worden gewijzigd. Door het opnemen van deze bepaling kan die aanpassing geschieden zonder dat uw raad daarover een besluit hoeft te nemen.

  • 2.

    het verwerken van kaderstellend beleid;

    Omgevingsvisie, omgevingsprogramma’s en beleidsregels en daarmee gelijk te stellen documenten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, kunnen worden vertaald naar regels in het omgevingsplan. Uw raad heeft bij het vaststellen van deze documenten al een inhoudelijke afweging gemaakt. Het ligt dan voor de hand om de uitvoering hiervan aan het college over te laten. Door het opnemen van deze bepaling hoeft uw raad na het besluiten tot nieuw kaderstellend beleid, niet daarnaast nog te besluiten het omgevingsplan aan te passen.

  • 3.

    het opnemen van onherroepelijke omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit;

    Na vaststelling van het omgevingsplan kan het voorkomen dat een initiatiefnemer zich meldt met een activiteit die wenselijk wordt geacht, maar eigenlijk niet binnen het vastgestelde omgevingsplan past. Hiervoor kan dan een vergunning worden afgegeven, zodat de activiteit tóch plaats kan vinden. Deze vergunning wordt de 'buitenplanse omgevingsplanactiviteit vergunning' (BOPA) genoemd. Wanneer in deze vergunning géén einddatum is bepaald, is het een 'omgevingsvergunning voor een voortdurende buitenplanse omgevingsplanactiviteit'. De Omgevingswet schrijft voor dat het omgevingsplan actueel moet blijven. Daarom dient een dergelijke 'omgevingsvergunning voor een voortdurende buitenplanse omgevingsplanactiviteit' binnen vijf jaar in het omgevingsplan te worden opgenomen. Door het opnemen van deze bepaling kan het college het omgevingsplan in overeenstemming brengen met deze vergunning. Hiervoor hoeft uw raad dan geen besluit te nemen.

  • 4.

    Het wijzigen van het omgevingsplan voor aanvragen van omgevingsvergunningen die in strijd zijn met het omgevingsplan, mits deze aanvragen niet vallen onder een categorie waarvoor de raad een bindend advies moet afgeven.

    Ontwikkelingen die strijdig zijn met het Omgevingsplan kunnen (vaak, tenzij de verbeelding moet worden aangepast) zowel met een BOPA als wijziging van het plan mogelijk worden gemaakt. De keuze is dan aan de aanvrager. De bevoegdheid van de BOPA ligt bij B&W, tenzij sprake is van een categorie waarbij sprake is van bindend advies. Als in het geval van een BOPA geen sprake is van bindend advies is het logisch om deze bevoegdheid ook aan het college te delegeren in het geval een initiatiefnemer toch kiest voor het wijzigen van het omgevingsplan.

  • 5.

    het aanpassen van informatieproducten van het omgevingsplan.

    Informatieproducten zijn gegevens over bijvoorbeeld geluid, bodem en water, maar ook aantallen, oppervlaktes en afmetingen. Informatieproducten geven feitelijke informatie over de omgeving, zodat gebruikers kunnen zien wat de mogelijkheden zijn op een specifieke locatie.

    Het informatieproduct kan onder andere aantallen en oppervlaktes bevatten (max m2 horeca, aantal woningen, aantal parkeerplaatsen, lijst waardevolle bomen, etc.).

    Deze gegevens kunnen snel wijzigen of achterhaald zijn. Dan is het makkelijk wanneer het college dit kan doen.

  • 6.

    het nemen van een voorbereidingsbesluit met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan op te nemen regels;

    De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om een voorbereidingsbesluit te nemen. Met een voorbereidingsbesluit kan de gemeente voorkomen dat een locatie waarvoor plannen bestaan, minder geschikt wordt voor de uitvoering van die plannen. Het voorbereidingsbesluit wijzigt het omgevingsplan met voorbeschermingsregels. De effectiviteit van het nemen van een voorbereidingsbesluit hangt sterk af van de snelheid waarmee dit besluit genomen kan worden. Wanneer dat laat gebeurt is het immers mogelijk dat de locatie al minder geschikt is gemaakt/geworden voor de plannen doordat activiteiten plaatsvinden die op dat moment nog passen in het omgevingsplan. Onder de Wro kon deze bevoegdheid niet worden gedelegeerd naar het college. In de Omgevingswet is specifiek opgenomen, zie artikel 4.14, lid 5 van de Omgevingswet, dat deze bevoegdheid wel kan worden gedelegeerd naar het college van burgemeester en wethouders.

    Door het opnemen van deze bepaling kunnen de voorbeschermingsregels in het omgevingsplan worden opgenomen, zonder dat uw raad daarover een besluit hoeft te nemen.

  • 7.

    het actualiseren/aanpassen van het omgevingsplan aan veranderende wet- en regelgeving en beleidsnormen voor zover hier geen beleidsvrijheid meer is toegekend;

    Het omgevingsplan wordt beïnvloed door hogere wet- en regelgeving. Wanneer deze hogere wet- of regelgeving wordt gewijzigd, kan dit betekenen dat het omgevingsplan daarop moet worden aangepast om conflicten tussen de hogere wetgeving en het omgevingsplan te beëindigen/voorkomen. Door het opnemen van deze bepaling kan een dergelijke wijziging worden doorgevoerd zonder dat uw raad daarover een besluit hoeft te nemen.

  • 8.

    het corrigeren van kennelijke verschrijvingen, verkeerde verwijzingen en inventarisatiefouten in het omgevingsplan;

    Door het opnemen van deze bepaling kan het college verschrijvingen, niet-kloppende verwijzingen en inventarisatiefouten herstellen, zonder dat uw raad hiervoor een besluit moet nemen.

  • 9.

    het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten;

    (Gemeentelijke) monumenten moeten in het omgevingsplan vermeld staan. Het aanwijzen, wijzigen, en schrappen kan gedurende de overgangsperiode nog gebeuren op grond van de Erfgoedverordening, maar bij het aflopen van de overgangsperiode kan het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten alleen nog op basis van het omgevingsplan plaatsvinden. Dat betekent dat, wanneer er géén delegatie plaatsvindt, uw raad voor elke aanwijzing, wijziging en schrapping een besluit zal moeten nemen. Door het opnemen van deze bepaling kan het college zelfstandig gemeentelijke monumenten aanwijzen, wijzigen of schrappen. Hiervoor hoeft uw raad dan geen besluit te nemen.

  • 10/11.

    het verwijderen van regels ter bescherming van archeologische waarden of beschermde bomen, indien uit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of de bomen niet meer aanwezig zijn;

    Het omgevingsplan moet een weergave van de realiteit te zijn: waar bestaat een bepaalde archeologische verwachtingswaarde? Waar staan bepaalde bijzondere bomen? Door het opnemen van deze bepaling kan het college het omgevingsplan aanpassen aan een nieuwe feitelijke situatie. Hiervoor hoeft uw raad dan geen besluit te nemen.

  • 12.

    het toevoegen van die onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen die beleidsneutraal naar het omgevingsplan worden overgeheveld;

    Het omgevingsplan is een bundeling van regels op het gebied van de fysieke leefomgeving. Momenteel is die regelgeving in veel verschillende verordeningen te vinden. Wanneer een verordening regels bevat die de fysieke leefomgeving wijzigen, dienen deze regels dus te worden overgezet naar het omgevingsplan. Door het opnemen van deze bepaling kan dat integreren van de verordeningen gebeuren zonder dat uw raad daarover een besluit hoeft te nemen. Het gaat dan wel om het ‘beleidsneutraal’ overhevelen van regels in verordeningen naar het omgevingsplan.

  • 13.

    het nemen van besluiten om niet tot aanpassing van het omgevingsplan over te gaan;

    Besluitvorming over een verzoek om het omgevingsplan te wijzigen is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Er zijn gevallen dat medewerking aan een wijziging op verzoek niet kan. Dit vanwege technische of inhoudelijke gebreken dan wel strijdigheden met gemeentelijk beleid zoals de door uw raad vastgestelde Omgevingsvisie. Dan moet de aanvraag geweigerd worden. Een weigeringsbesluit laten nemen door de gemeenteraad kost tijd vanwege de noodzakelijke voorbereiding en behandeling. Bij weigering door het college kan sneller duidelijkheid worden gegeven aan initiatiefnemer.

  • 14.

    het schrappen van regels uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan indien deze regels, al dan niet na aanpassing daarvan, onherroepelijk in het permanente deel van het omgevingsplan zijn opgenomen.;

    Het omzetten van regels van het tijdelijke deel van het omgevingsplan naar het permanente deel vindt plaats via een raadsbesluit. Zolang deze wijzigingen nog niet onherroepelijk zijn, kunnen de oude regels nog niet worden verwijderd uit het tijdelijke omgevingsplan. Dan zou er een gat vallen in de regelgeving ingeval de wijzigingen geen standhouden in een eventuele beroepsprocedure. Nadat de nieuwe regels onherroepelijk zijn geworden, kunnen de oude regels zonder gevolgen worden verwijderd uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Dit betreft daarmee slechts een administratieve handeling.

  • 15.

    het uitvoering geven aan wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen tenzij de wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen zijn omgezet tot beoordelingsregels voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit.

    Onder de Omgevingswet zijn de wijzigingsbevoegdheid en de uitwerkingsverplichting vervallen. De huidige bestemmingsplannen bevatten nog wel wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden. Deze wijzigings- en uitwerkingsplannen zijn onherroepelijk geworden vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet en gaan op in het omgevingsplan van rechtswege. Deze wijzigings- en uitwerkingsregels worden onder de Omgevingswet, op grond van artikel 22.32, eerste lid, Invoeringsbesluit Omgevingswet gedeeltelijk omgevormd tot een beoordelingskader voor binnenplanse omgevingsplanactiviteitvergunningen voor bouwwerken. Een dergelijke vergunning kan verleend worden indien de activiteit in overeenstemming is met regels voor de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht. Is er bij een aanvraag geen sprake van bouwen of het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, dan is artikel 22.32 niet van toepassing en kan dus geen binnenplanse omgevingsplanactiviteitvergunning worden verleend. Voor deze gevallen kan de bevoegdheid om het omgevingsplan aan te passen, aan het college worden gedelegeerd. Hiermee wordt de voorbereidingsprocedure omtrent het omgevingsplan zoveel mogelijk vereenvoudigd en versneld, daar waar dat al eerder door de raad als wenselijk is aangegeven en waar de raad al mee heeft ingestemd bij de vaststelling van het bestemmingsplan.