Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737814
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737814/1
Treasurystatuut 2016 Omgevingsdienst Achterhoek
Geldend van 09-04-2025 t/m heden
Intitulé
Treasurystatuut 2016 Omgevingsdienst AchterhoekInleiding
In de vergadering van het Algemeen Bestuur van 15 december 2016 is ingestemd met de herziene financiële verordening ex artikel 212. In deze verordening is ten aanzien van treasury opgenomen:
Artikel 12 Treasury
Het DB neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht, zoals opgenomen in het treasurystatuut.
Onderliggend treasury-statuut (ook wel financieringsstatuut genoemd) geeft een uit-eenzetting van het treasurybeleid van de OD Achterhoek en geeft een beschrijving van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de treasuryfunctie. Deze beschrijvingen moeten worden opgevat als dwingende richtlijnen. Het doel van dit statuut is om sturing te geven aan de treasuryfunctie en risico’s te beperken.
Dit financieringsstatuut kent de volgende opbouw:
- •
Algemeen: Uitgangspunten en doelstellingen treasury;
- •
Financiering en garanties: Uitgangspunten, richtlijnen, limieten en instrumenten m.b.t. het lenen en/of uitzetten van geld;
- •
Relatiebeheer: Contacten (huis)bankier;
- •
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden: Verantwoordelijkheden, taken en be-voegdheden van divers actoren in proces treasury;
- •
Informatievoorziening: Operationele en verantwoordingsinformatie;
- •
Slotbepalingen: Rechtspositie, inwerkingtreding en hardheidsclausule m.bt. het treasury-statuut;
- •
Memorie van toelichting: Toelichting op de betreffende artikelen van het treasu-ry-statuut;
- •
Verklarende woordenlijst: Omschrijving van de gehanteerde begrippen.
Algemeen
Artikel 1 Doelstellingen treasurybeleid
De doelstellingen van het treasurybeleid van de OD zijn:
- a.
het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtolli-ge gelden met als doel het uitvoeren van de programma’s binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders van de begroting;
- b.
Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen accep-tabele condities;
- c.
het beschermen van de OD vermogens en resultaten tegen ongewenste financi-ele risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;
- d.
het optimaliseren van renteresultaten binnen de kaders van de wet Fido, aanvul-lende regelgeving en de voorschriften die in dit statuut zijn opgenomen;
- e.
het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.
Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de treasuryfunctie:
- 1.
De Controller vraagt tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen op bij het aantrekken van financieringen voor het doen van uitzettin-gen voor zover er geen mantelovereenkomst is afgesloten.
- 2.
Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet conform de Wet fido.
- 3.
Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm con-form de Wet fido.
- 4.
Overeenkomsten voor het aangaan van financieringen, het uitzetten van midde-len en het verlenen van garanties luiden in uitsluitend euro’s om valutarisico’s uit te sluiten.
Financiering
Artikel 3 Richtlijnen en limieten externe financiering
-
1. In een lange financieringsbehoefte wordt pas voorzien als de netto-vlottende schuld een omvang bereikt die gelijk is aan de kasgeldlimiet van de Wet fido. Hiervan kan worden afgeweken als:
- a.
De rente op vaste schuld lager is dan de rente voor vlottende schuld. Er is sprake van een inverse rentestructuur;
- b.
Wanneer uit de liquiditeitsprognose blijkt dat consolidatie onontkoombaar is en de rentevisie stijgend is. Het nu aantrekken van de lange financiering is voordeliger dan het wachten tot later met het risico dat de rente dan is ge-stegen;
- c.
Er redenen zijn om voor een specifiek investeringsproject een projectfi-nanciering aan te trekken om zo de projectrente te fixeren.
- a.
-
2. In de korte termijn financieringsbehoefte ter afdekking van de netto-vlottende schuld wordt voorzien door het inzetten van rekeningen courant en kasgeldlenin-gen.
-
3. In een lange financieringsbehoefte wordt voorzien door een of meer leningen aan te trekken, met een zodanige rentetypische looptijd dat het renterisico op de leningenportefeuille voor de komende jaren binnen de renterisiconorm con-form de Wet fido komt of blijft.
-
4. De OD Achterhoek hanteert leningsvormen met een zo laag mogelijk risicopro-fiel.
-
5. Vervroegde aflossing van leningschuld van de OD kan plaatsvinden als de con-tante waarde van de rentebetalingen op een nieuwe lening lager is dan de con-tante waarde van de rentebetalingen van de oude lening, rekening houdend met de boete, die bij vervroegde aflossing betaald moet worden.
Artikel 4 Richtlijnen en limieten uitzettingen
-
1. Overtollige liquide middelen boven het berekende drempelbedrag volgens de re-geling schatkistbankieren decentrale overheden, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist of uitgeleend aan mede decentrale overheden voor gebruik bin-nen het publieke domein.
-
2. Voor de uitzetting tot aan het zogenaamde drempelbedrag kunnen de volgende producten worden gehanteerd:
- a.
rekening-courant
- b.
spaarrekening
- c.
daggeld
- d.
deposito’s
- a.
-
3. Uitzettingen in aandelen zijn niet toegestaan behalve voor zover deze gekocht worden in het kader van de uitoefening van de publieke taak.
-
4. Risico's bij uitzettingen conform lid 2 in vastrentende waarden dienen te worden beperkt door slechts uitzettingen met een looptijd van 3 maanden of langer te doen bij financiële ondernemingen die:
- a.
gevestigd zijn in een lidstaat die tenminste beschikt over een AA-rating af-gegeven door ten minste 2 ratingbureaus;
- b.
voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kan aanto-nen dat ze tenminste beschikken over AA-minusrating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.
- a.
-
5. Voor uitzettingen met een looptijd van minder dan 3 maanden geldt dat in afwij-king van lid 4b een financiële onderneming moet kunnen aantonen dat waarde-papieren met tenminste beschikken een A-rating, afgegeven door ten minste 2 rating-bureaus.
Artikel 5 Betalingsverkeer
-
1. Ten einde de verwerkingskosten te minimaliseren loopt het betalingsverkeer van de OD in beginsel alleen over bij de huisbankier aangehouden rekeningen.
-
2. Iedere betaaltransactie wordt door minimaal twee functionarissen uitgevoerd (het vier-ogen-principe).
Artikel 6 Relatiebeheer
-
1. De Controller onderhoudt namens de OD de contacten met de huisbankier en andere financiële instellingen en bemiddelaars over hun tarieven, producten en diensten.
-
2. Banken waar rekening-courant verhoudingen mee worden aangegaan en waar betalingsverkeer is ondergebracht, dienen minimaal te voldoen aan de eisen ge-steld in artikel 4.
-
3. Financiële instellingen dienen onder Nederlands toezicht, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer, te vallen of onder vergelijkbaar toezicht vanuit de lidstaten.
-
4. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markt (AFM).
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Artikel 7 Verantwoordelijkheden en taken
Functie |
Verantwoordelijkheden en taken |
AB |
Vaststellen financiële beheersverordening volgens art. 212 Gemeentewet Vaststellen treasurybeleid vervat in het treasurystatuut (kaderstellende rol). Vaststellen financieringsparagraaf in de begroting en in de jaarverantwoording (controlerende rol). Goedkeuren van de te verstrekken leningen en garanties die niet vallen binnen de beleidsregels (zie artikel 7). Evalueren – en zo nodig bijstellen – van het treasurybeleid en het controleren van de uitvoering daarvan. |
DB |
Het (laten) opstellen van een treasurystatuut Het (doen) uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgelegd in het treasurystatuut tezamen met de treasuryparagraaf (formele verantwoordelijkheid). Vaststellen van nadere richtlijnen binnen de kaders van dit statuut. Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan. |
Directeur |
Het (laten) uitvoeren van het treasurybeleid |
Controller |
Financiering: Initiëren van financieringstransacties. Uitvoering: Opstellen en actualiseren van de liquiditeitsplanning. Coördineren van het toekennen van autorisatie ten aanzien van het elektronisch betalingsverkeer. Relatiebeheer met financiële instellingen. Control: Monitoren van limieten zoals vastgelegd in treasuryparagraaf. |
Financiële administratie |
Registreren van opgenomen en verstrekte leningen en garanties. Verzorgen van betalen van rente en aflossing van opgenomen geldleningen. Innen van rente- en aflossingsverplichtingen op verstrekte leningen. |
/Externe accountant |
Vaststellen of de preventieve maatregelen worden nageleefd en de administratieve vastlegging een juiste, volledige en tijdige weergave is van de stand van zaken op enig moment. Controle op de mate waarin de treasury haar doelen realiseert. |
Artikel 8 Bevoegdheden
Taak |
Autorisatie |
Uitvoering |
|
Financiering (zie artikel 3 treasurystatuut ) |
|||
Het aantrekken van kasgeld-leningen (looptijd < 1 jaar) |
DB |
Controller |
|
Aantrekken van langlopende geldleningen (looptijd >= 1 jaar) |
DB |
Controller |
|
Uitzettingen (artikel 4treasurystatuut ) |
|||
Verrichten van kortlopende uitzettingen (looptijd < 1 jaar). |
DB |
Controller |
|
Verrichten van langlopende uitzettingen (looptijd >= 1 jaar). |
DB |
Controller |
|
|
|
|
|
Liquiditeitenbeheer |
|||
Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen. |
Controller |
Controller |
|
Vaststellen/wijzigen bankcondities bij huidige bankrelaties. |
Controller |
Controller |
|
Aangaan nieuwe bankrelaties. |
DB |
Controller |
|
Betalingsverkeer (zie artikel 5 treasurystatuut ) |
|||
Verrichten betaalopdrachten |
Budgethouder |
Financiële administratie |
|
Selecteren betaalinstrumenten |
Controller |
Financiële administratie |
|
Autorisaties verstrekken voor het verrichten betaaltransacties |
Applicatiebeheerder |
Financiële administratie |
|
Informatievoorziening
Artikel 9 Operationele en verantwoordingsinformatie
Informatie |
Verstrekker |
Ontvanger |
Frequentie |
Treasurystatuut |
Controller |
AB |
1x per 4 jaar. |
Treasuryparagraaf |
Controller |
AB |
2 x per jaar, begroting en rekening. |
Slotbepalingen
Artikel 10 Rechtspositie treasurystatuut
Het treasurystatuut is geschreven als uitwerking van artikel 12 uit de “Financiële Ver-ordening 2016 Omgevingsdienst Achterhoek” zoals vastgesteld in de vergadering van het AB op 15 december 2016.
Artikel 11 Intrekken oude verordening en overgangsrecht
Het “Treasurystatuut Omgevingsdienst Achterhoek 2012” van d.d. 7 november 2012 wordt ingetrokken.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Dit Treasurystatuut treedt in werking na vaststelling door het AB in haar vergade-ring van 15 december 2016.
-
2. Dit statuut wordt aangehaald als: “Treasurystatuut 2016 Omgevingsdienst Achter-hoek”
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Omgevings-dienst Achterhoek d.d. 15 december 2016.
De secretaris,
Ir. P.G.M. van Oosterbosch
De voorzitter,
drs. J.H.A. van Oostrum
Memorie van toelichting Treasurystatuut 2016 ODA
In deze memorie van toelichting wordt het wettelijke kader voor de treasuryfunctie van de OD kort beschreven. Onderliggend Treasurystatuut voldoet aan de wettelijke verplichtingen en opgelegde randvoorwaarden.
Wettelijk kader
Het wettelijke kader aangaande treasuryfunctie betreft een drietal wetten namelijk:
- 1.
de Gemeentewet
- 2.
Besluit Begroting en Verantwoording Gemeenten (BBV)
- 3.
de Wet financiering en decentrale overheden (fido) en daaruit voortvloeiende regelingen.
Ad 1: Gemeentewet
In de Gemeentewet staat ten aanzien van treasury het volgende:
- •
Artikel 212 van de Gemeentewet stelt dat een verordening moet worden opge-steld waarin o.a. de regels voor de treasuryfunctie zijn opgenomen. In dit Treasurystatuut is de verdere uitwerking van de in deze verordening opgenomen regels met betrekking tot de treasuryfunctie opgenomen.
- •
In artikel 160, lid 1e is opgenomen dat het college (DB) bevoegd is tot privaat-rechtelijke rechtshandelingen van de OD te besluiten. Het college (DB) is daarom verantwoordelijk voor een deugdelijke uitvoering van het treasurybeleid en –functie.
- •
In artikel 169, lid 4 is hier wel een beperking op aangebracht. Het college (DB) behoort geen besluiten te nemen aangaande privaatrechtelijke handelingen in-dien de raad (AB) daarom verzoekt of het besluit ingrijpende gevolgen heeft voor de OD. In dit geval moet de raad in staat zijn om vooraf wensen en be-denkingen ter kennis van het college te brengen.
Ad 2: Besluit Begroting en Verantwoording
In het BBV zijn een aantal zaken vermeld ten aanzien van de treasuryfunctie, zijnde:
- •
De verplichting tot het opstellen van een financierings/treasuryparagraaf in zo-wel de begroting als de jaarrekening staat in artikel 9, lid 2d en artikel 26 van het Besluit begroting en verantwoording en (BBV).
- •
In artikel 13 is vervolgens vermeld dat in de treasuryparagraaf minimaal de be-leidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuil-le moet zijn opgenomen.
Ad 3: Wet fido
De Wet fido (Financiering Decentrale Overheden) heeft begin 2001 de Wet filo (Finan-ciering Lagere Overheden) uit 1987 vervangen. In 2006 is de wet geëvalueerd en enigszins aangepast. In december 2013 is vervolgens de regelgeving ten aanzien van de verplichting tot schatkistbankieren toegevoegd.
Daarnaast gelden, als uitvloeisel van de Wet fido:
- •
De uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.
- •
De regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die is aangescherpt naar aanleiding van de problemen met de beleggingen in IJsland uit het najaar van 2008. In 2014 zijn deze regels wederom worden aangepast als gevolg van het beleidskader inzake het gebruik van financiële derivaten door (semi)publieke instelling.
- •
De regeling schatkistbankieren decentrale overheden waarin de spelregels zijn vastgelegd ten aanzien van het verplichte aanhouden van overtollige liquide mid-delen bij ’s Rijks schatkist.
De hoofdzaken uit de Wet fido en bijbehorende regelingen zijn:
- •
De OD gaat slechts leningen aan, zet middelen uit of verleent garanties ten be-hoeve van de publieke taak. Decentrale overheden kunnen binnen het wettelijke kader zelf bepalen wat zij tot hun publieke taak rekenen. Wel wordt terughou-dendheid van de decentrale overheden verwacht en zal door de toezichthouder worden gekeken of de OD degelijk motiveert waarom een activiteit tot zijn pu-blieke taak wordt gerekend.
- •
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctua-ties in de rentelasten van openbare lichamen. De kasgeldlimiet is opgenomen in de Wet fido ter beperking van het bedrag van de vlottende schuld waarover da-gelijks renterisico wordt gelopen. Zo worden grote fluctuaties in de korte rente-lasten vermeden. Bij een derde achtereenvolgende overschrijding wordt de toe-zichthouder op de hoogte gebracht tezamen met een plan om binnen de limiet te blijven in het lopende kwartaal. De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de verplichting om onder de kasgeldlimiet te blijven.
- •
Het renterisico op de vaste schuld van de OD overschrijdt de renterisiconorm niet. Deze norm beoogt de beperking van het bedrag van de vaste schuld waar-over op termijn renterisico wordt gelopen. De renterisiconorm is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van de OD bij aanvang van het jaar. De toezichthouder geeft een aanwijzing als hieraan niet wordt voldaan. Ook hier kan de toezichthouder ontheffing verlenen.
- •
Overtollige liquide middelen moeten, behoudens het drempelbedrag, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist. Het drempelbedrag bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal bij decentrale overheden met een begrotingsomvang dat kleiner is dan 500 miljoen euro. Bij een groter begrotingstotaal dan 500 miljoen euro, bedraagt het drempelbedrag 3,75 miljoen euro plus 0,2% over het meerdere dat 500 miljoen euro te boven gaat.
- •
Aangezien vrijwel alle overtollige middelen belegd moeten worden bij ’s Rijks schatkist, zijn de regels ten aanzien van uitzettingen van gering belang gewor-den. Er gelden echter wel eisen voor de tegenpartijen waarmee zaken wordt gedaan, zijnde:
- a.
Het moeten financiële ondernemingen zijn.
- b.
Deze ondernemingen moeten in lidstaten gevestigd zijn die ten minste be-schikken over een AA-rating, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus.
- c.
De door deze ondernemingen uitgegeven waardepapieren moeten minimaal over aan AA minusrating beschikken, afgegeven door minimaal twee rating-bureaus. Indien de uitzetting een looptijd heeft van minder dan 3 maanden dan moet over minimaal een A-rating worden beschikt, wederom afgegeven door twee rating-bureaus.
- d.
Het bovenstaande geldt niet bij beleggingen in waardepapieren met een sol-vabiliteitsratio van 0% (doorgaans overheden).
- a.
Toelichting per artikel
Niet alle artikelen zijn voorzien van een toelichting, in het hierna volgende wordt zover nodig per artikel nog een nadere toelichting verstrekt.
Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie
Met de in artikel 2, lid 3 vermelde mantelovereenkomst wordt onder meer bedoeld het contract met de huisbankier waarmee afspraken zijn vastgelegd over daggeld- en kasgeldleningen. Voor dergelijke kortlopende leningen dient in ieder geval een offerte bij de huisbankier opgevraagd te worden. Overigens is de OD niet verplicht deze lenin-gen bij de huisbankier aan te trekken dus kan de treasuryfunctie te allen tijde meer-dere offertes opvragen.
In dit artikel worden al een tweetal verantwoordelijkheden/bevoegdheden benoemd, voor een totaaloverzicht van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden wordt ver-wezen naar artikel 11.
Artikel 3 Richtlijnen en limieten externe financiering
De rente voor vlottende schuld is normaliter lager dan de rente op vaste schuld. Van-daar dat tot maximaal het bedrag van de kasgeldlimiet kort kan worden geleend alvo-rens tot consolidatie wordt overgegaan.
Bij het aantrekken van vaste schuld wordt gekeken naar de bestaande leningenporte-feuille samen met de verwachte financieringsbehoefte die blijkt uit de liquiditeitsplan-ningen van de investeringen. Er wordt bij het aantrekken van langlopende leningen gezorgd voor een spreiding van het renterisico. Dit betekent dat de leningenportefeuil-le een evenwichtig aflossingspatroon kent en het renterisico langjarig binnen de voor-geschreven renterisiconorm blijft.
Onderhandse geldleningen zijn er in diverse vormen:
- •
Lineaire leningen met een jaarlijks gelijkblijvende aflossing.
- •
Annuïtaire leningen met een jaarlijkse gelijkblijvende betaling van rente en aflos-sing.
- •
Fixe leningen waarbij jaarlijks slechts rente wordt betaald en aflossing van de gehele lening aan het einde van de looptijd plaatsvindt.
Een roll-over lening wordt uitgegeven op basis van een variabele rente die elke afge-sproken periode (tussen 1 en 12 maanden) herzien wordt op basis van de dan actuele rentestand. Normaliter behoren deze leningen tot de kortlopende schulden (met loop-tijd van minder dan 1 jaar). Indien echter een cap (zie afgeleide financiële producten) wordt afgesloten, dan wordt het een langlopende geldlening met eenzelfde looptijd als de cap.
In het leningcontract van een onderhandse lening kan de clausule zijn opgenomen dat de mogelijkheid bestaat tot vervroegde aflossing van de restant hoofdsom van de lening. Doorgaans bestaat deze mogelijkheid voor de eerste maal na een looptijd van 10 jaren. Het benutten van deze clausule brengt wel extra kosten met zich mee in de vorm van een boete.
Vervroegde aflossing is interessant op het moment dat de huidig geldende rente lager is dan de rente die nu wordt betaald. Indien de contante waarde van de resterende rentebetalingen van een lening tegen de huidige rente, dus de rente waartegen even-tueel hergefinancierd kan worden, lager is dan de contante waarde tegen de contract-rente dan is vervroegde aflossing interessant. Om de administratieve kosten te dek-ken, wordt als vuistregel gehanteerd dat het voordeel groter moet zijn dan te betalen boete.
Artikel 4 Richtlijnen en limieten uitzettingen
Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan omdat deze in hoge mate gevoelig zijn voor marktbewegingen. Volgens de Wet fido is de aankoop van aandelen de OD slechts toegestaan als aantoonbaar is dat deze worden gekocht in het kader van de publieke taak. Conform artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet zal het college alvorens tot aanschaf van aandelen over te gaan, een ontwerpbesluit hierover sturen aan de raad die wensen en bedenkingen kan uiten.
De genoemde randvoorwaarden zijn conform de ministeriële regeling ‘uitzettingen en derivaten decentrale overheden’ behorende bij de Wet fido.
De ratings moeten zijn afgegeven door één van de officiële ratingbureaus (bijvoor-beeld Standard & Poor’s, Moody’s of Fitch IBCA).
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl