Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737722
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737722/1
Regeling vervallen per 01-04-2025
Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet
Geldend van 01-10-2015 t/m 31-03-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015
Intitulé
Beleidsregels individuele inkomenstoeslag ParticipatiewetHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen;
overwegende dat het noodzakelijk is regels vast te stellen ten aanzien van de krachten en bekwaamheden van een persoon alsmede de door hem geleverde inspanningen om tot inkomensverbetering te komen in relatie tot het recht op individuele inkomenstoeslag;
gelet op artikel 6 van de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet;
BESLUIT:
de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet vast te stellen.
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
wet: Participatiewet;
- b.
verordening: Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet.
- a.
Artikel 2. Recht op individuele inkomenstoeslag
-
1. Recht op een individuele inkomenstoeslag bestaat bij geen uitzicht op inkomensverbetering en het voldoen aan de overige voorwaarden als gesteld in de wet, de verordening en deze beleidsregels.
-
2. Geen recht op een individuele inkomenstoeslag bestaat bij uitzicht op inkomensverbetering dan wel bij onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen.
-
3. De criteria als vermeld in lid 1 gelden bij gehuwden voor beiden.
Artikel 3. Geen uitzicht op inkomensverbetering
Geen uitzicht op inkomensverbetering wordt in ieder geval verondersteld bij:
-
a. de persoon die een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet / Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ontvangt en naar het oordeel van het college in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de maand van aanvraag de opgelegde arbeidsverplichtingen en inlichtingenplicht in voldoende mate is nagekomen;
-
b. de persoon die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
c. de persoon met een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Artikel 4. Uitzicht op inkomensverbetering
-
1. Uitzicht op inkomensverbetering wordt verondersteld bij de persoon die in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten heeft genoten.
-
2. Uitzicht op inkomensverbetering wordt ook aanwezig geacht bij de persoon met een hoger inkomen dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, maar vanwege het doorlopen van een minnelijke schuldregeling dan wel het wettelijke schuldsaneringstraject op bijstandsniveau leeft.
-
3. Van uitzicht op inkomensverbetering is eveneens sprake wanneer dit onomstotelijk kan worden vastgesteld.
Artikel 5. Inspanningen van de persoon
-
1. Er is sprake van onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen als bedoeld in artikel 36, lid 2, sub b, van de wet, wanneer:
- a.
de persoon in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de maand van aanvraag een boete- en/of maatregelwaardige gedraging in de zin van de Participatiewet / Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen heeft gepleegd op grond waarvan een maatregel en/of boete is opgelegd, waarbij een opgelegde boete of maatregel in de vorm van een waarschuwing in dit kader buiten beschouwing blijft;
- b.
de persoon in de referteperiode langer dan 180 dagen rechtens van zijn vrijheid beroofd is geweest.
- a.
-
2. Van onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen is eveneens sprake wanneer dit in andere situaties als in het vorige lid gesteld, onomstotelijk kan worden vastgesteld.
Artikel 6. Hardheidsclausule
Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 7. Citeertitel
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ”Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet”.
Artikel 8. Inwerkingtreding
-
1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking en hebben terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 met uitzondering van artikel 4, lid 2.
-
2. Artikel 4, lid 2, van deze beleidsregels treedt in werking met ingang van 1 oktober 2015.
Ondertekening
Steenbergen, 8 september 2015.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen,
De loco secretaris, De burgemeester,
R.A.J.M. Bogers J.A.M. Vos
Algemene toelichting
In de Participatiewet is de langdurigheidstoeslag onder de Wet werk en bijstand vervangen door een individuele inkomenstoeslag bedoeld voor personen van 21 jaar en ouder tot de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig van een laag inkomen moeten rond komen zonder uitzicht op verbetering van het inkomen gelet op hun individuele omstandigheden.
Bij een wettelijk voorgeschreven verordening zijn door de gemeenteraad regels vastgesteld over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels hebben betrekking op de hoogte van de inkomenstoeslag alsmede op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.
In de wet is opgenomen, welke individuele omstandigheden het college in ieder geval in de beoordeling van het recht op een individuele inkomenstoeslag moet betrekken.
In artikel 36, lid 2, van de Participatiewet is bepaald, dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:
- -
de krachten en bekwaamheden van de persoon, en
- -
de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
Mede aan de hand van deze weging van de individuele omstandigheden stelt het college vast, of de betreffende persoon naar het oordeel van het college al dan niet zicht op inkomensverbetering heeft en daarmee recht op de individuele inkomenstoeslag.
Het college kan op grond van artikel 36 Participatiewet nadere regels stellen ten aanzien van het begrip uitzicht op inkomensverbetering. Wie heeft wel en wie heeft geen uitzicht op inkomensverbetering. In deze beleidsregels worden de criteria voor deze beoordeling neergelegd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl