Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Renkum 2025

Geldend van 07-04-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Renkum 2025

De raad van de gemeente Renkum;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 februari 2025;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de auditcommissie;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Renkum 2025.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. product: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende taken;

  • b. taakveld: eenheid waarin de programma’s zijn onderverdeeld zoals bedoeld in artikel 8 BBV;

  • c. team: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • d. inkomsten: totaal van de baten voor onttrekkingen van reserves;

  • e. overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • f. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • g. rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a.

      de taakvelden, en

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd.

  • 4. Gebeurtenissen na balansdatum: het college meldt voor de raadsbehandeling van de jaarstukken afwijkingen groter dan € 100.000 per programma of investeringskrediet die bekend zijn geworden tussen het moment van vaststelling van de jaarstukken door het college en het moment van behandeling en vaststelling door de raad.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden de raad nota’s aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming (perspectiefnota en voorjaarsnota).

  • Behandeling en vaststelling door de raad vindt plaats in de junicyclus.

  • In het geval van een verkiezingsjaar biedt het college de raad de nota met een voorstel voor het beleid (perspectiefnota) van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming uiterlijk aan voor behandeling en vaststelling in de septembercyclus.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 100.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en de beoogde onttrekkingen en dotaties aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • Dit gebeurt in ieder geval bij budgetoverschrijdingen groter dan € 100.000 per programma of investeringskrediet.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 3 maanden (Voorjaarsnota, alleen financieel) en de eerste 8 maanden (Najaarsnota, beleidsmatig en financieel) van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over:

  • a. het verstrekken van leningen, waarborgen, garanties en zekerheidstellingen groter dan € 1.000.000,

  • het bepaalde bij a. is niet van toepassing op achtervang overeenkomsten met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), voor zover het de (her)financiering betreft van de in de gemeente gelegen woongelegenheden.

  • b. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen voor zover niet opgenomen in de begroting,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

  • 1. Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

  • 2. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens die gelijk is aan de toleranties welke de accountant toepast bij de controle van de jaarrekening.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan 10% van de verantwoordingsgrens nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Voor de rechtmatigheidsverantwoording hanteert het college een normenkader dat gelijk is aan het normenkader dat is toegepast voor de accountantscontrole van de jaarrekening. Dit omvat:

    • a.

      externe wetgeving voor zover die bepalingen bevat over financiële beheershandelingen;

    • b.

      verordeningen voor zover die bepalingen bevatten over financiële beheershandelingen;

    • c.

      andere besluiten van de raad met een kaderstellend karakter die bepalingen bevatten over financiële beheershandelingen;

    • d.

      collegebesluiten vallen niet onder de rechtmatigheidscontrole, tenzij de controle hiervan verplicht is op basis van hogere regelgeving of raadsbesluiten c.q. verordeningen.

  • Het college actualiseert jaarlijks het normenkader voor wijzigingen in wet- en regelgeving.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag.

  • Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere overschrijding van de lasten als onrechtmatig wordt beschouwd.

  • Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      Er is sprake van een overschrijding binnen het bestaande beleid en binnen de afwijkingsgrenzen van artikel 5 lid 3.

  • 5. Onderschrijdingen van de lasten en de baten en overschrijdingen van de baten die tijdig zijn gemeld zijn rechtmatig. Afwijkingen die zijn ontstaan na de laatste tussentijdse rapportage zijn tijdig gemeld wanneer deze zijn opgenomen in de jaarrekening.

  • 6. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen in de regelingen waar dit van toepassing kan zijn.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelasting;

    • b.

      rioolheffing;

    • c.

      afvalstoffenheffing, en

    • d.

      bijstandsverstrekking,

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de Jaarrekening vindt toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de programma’s plaats.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve of voorziening voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve of voorziening;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve

    • c.

      de voeding van de reserve of voorziening;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve of voorziening; en

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 3. Reserves en voorzieningen met een negatieve stand zijn onacceptabel en moeten worden aangevuld. Een onderhoudsvoorziening kan gedurende de looptijd een negatieve stand bereiken door onevenredige aanwending ten opzichte van de dotaties. In deze situatie zal de voorziening worden aangevuld tot 0 door een uitname van de vrije algemene reserve. Deze wordt dan weer gevoed door latere (lagere) stortingen in de onderhoudsvoorziening en toevoeging aan de vrije algemene reserve.

  • 4. Jaarlijks controleren we bij het opstellen van de jaarstukken of de hoogte van een voorziening c.q. een reserve nog toereikend is voor het doel waarvoor deze is ingesteld.

  • Wanneer het doel van een reserve of voorziening is gerealiseerd of is vervallen, of wanneer de bestemmingsreserve binnen de aangegeven looptijd niet heeft geleid tot besteding, wordt de betreffende reserve of voorziening opgeheven. Een eventueel restant komt ten gunste van de exploitatie.

  • Bij een opgeheven onderhoudsvoorziening wordt een eventueel uit eerdere jaren onttrokken saldo aan de vrije algemene reserve in de resultaatbestemming genoemd.

  • 5. Voor de Vrije algemene reserve geldt een minimumniveau van € 4.000.000. Op het moment dat de vrije algemene reserve onder dit minimum zakt, doet het college voorstellen om binnen een periode van maximaal 4 jaar de reserve terug te brengen op het minimumniveau.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in artikel 16 eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

  • 7. In afwijking van artikel 16 eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen en leges.

  • 2. Burgemeester en wethouders leggen de kaders voor de vaststelling van de hoogte van belastingen, rechten, heffingen en prijzen vast in de paragraaf lokale heffingen in de begroting.

  • 3. Burgemeester en wethouders leggen bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de begroting vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

    • c.

      financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

    • d.

      financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico's en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingen burgemeester en wethouders indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Verstrekkingen vinden plaats uit hoofde van de "publieke taak".

  • 4. Het uitgangspunt van het beleid van de gemeente Renkum t.a.v. financieel risico is defensief en risicomijdend.

  • 5. Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid (de euro).

  • 6. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doen burgemeester en wethouders vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Lokale heffingen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a. de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • b. de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 17, zesde lid;

  • c. de berekening van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 17, zesde lid;

  • d. onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, Aanhef en onder b, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing.

Artikel 22. Financiering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a. de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage.

Artikel 23. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

    • b.

      onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.

  • 2. Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 3. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

  • 4. De berekende rente over de reserves die we rekenen tot het weerstandsvermogen zetten we niet in als structureel dekkingsmiddel binnen de begroting.

  • 5. De risico-inventarisatie wordt geanonimiseerd voor extern gebruik.

  • 6. De norm voor het statisch en dynamisch weerstandsvermogen bedraagt 100%.

Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor actuele beheersplannen voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Dit betreft de volgende plannen:

    • a.

      Groenstructuurplan;

    • b.

      Bosbeleidsplan;

    • c.

      Beheerplan wegen;

    • d.

      Beheerplan Water en riolering;

    • e.

      Uitvoeringsplan vastgoed Duurzame Meerjarenonderhoudsplannen (DMJOP).

Ieder plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a. de omvang van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b. de voortgang van de onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid op grond van de desbetreffende verordening;

  • c. een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • d. een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • e. rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen.

Artikel 26. Verbonden partijen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • Het college draagt, middels de begroting en de jaarstukken, zorg voor de voorbereiding van het beleid rondom verbonden partijen. De raad stelt de kaders vast.

  • 2. In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken wordt ingegaan op voor de raad relevante ontwikkelingen ten aanzien van verbonden partijen.

  • Onder relevante ontwikkelingen worden in dit kader verstaan:

    • a.

      beleidsontwikkelingen en beleidsombuigingen met significante financiële relevantie binnen de verbonden partij;

    • b.

      financiële ontwikkelingen en financiële ombuigingen binnen de verbonden partij;

    • c.

      toelichting op de financiële positie voor de komende vier jaar binnen de verbonden partij, zijnde gemeenschappelijke regelingen;

    • d.

      toelichting op de bij de verbonden partij gekwantificeerde risico’s in relatie tot het weerstandsvermogen van de gemeente en het door de gemeente door te voeren en doorgevoerde risicobeperkende maatregelen.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een actuele door de raad vastgestelde nota grondbeleid. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een grondprijzenbrief vast met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond. De raad ontvangt de grondprijzenbrief ter informatie.

  • 4. De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde.

Artikel 28 Openbaarheidsparagraaf Wet open overheid

In de begroting en het jaarverslag wordt op grond van artikel 3.5 van de Wet open overheid (Woo) een openbaarheidsparagraaf opgenomen. In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de voortgang op de beleidsvoornemens.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 29. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 30. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d. in de uit de onderdelen a t/m c volgende besluiten, is tevens inbegrepen de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e. de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 31. Interne controle

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f.

  • 2. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 3. Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 32. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening gemeente Renkum 2021 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op begrotingen en jaarrekeningen die zijn vastgesteld voor de inwerkingtreding van de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Renkum 2025.

  • 2. De huidige programma- en productindeling blijft gehandhaafd tot en met de Begroting 2026.

Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Renkum 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 maart 2025.

De raad van de gemeente Renkum,

de voorzitter, A.M.J. Schaap

de griffier dr. J. Cornips

Bijlage bij artikel 14 afschrijvingsbeleid

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

  • 1.

    We schrijven af op basis van de economische levensduur van een investering.

  • 2.

    Voor immateriële vaste activa geldt een maximale afschrijvingstermijn van hetzij de looptijd van de lening waarop de immateriële activa betrekking hebben, hetzij maximaal 5 jaar.

  • 3.

    Voor de overige activa hanteren we de afschrijvingstermijnen zoals verderop weergegeven.

  • 4.

    Indien afgeweken wordt van deze afschrijvingstermijnen, zullen wij onderbouwd aangeven waarom afgeweken wordt van deze afschrijvingstermijn.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

  • 1.

    Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 2.

    Rentekosten en uren van medewerkers mogen niet als onderdeel van een investering worden geactiveerd.

  • Een uitzondering op deze regel geldt voor de toerekening van rente en uren aan projecten binnen de grondexploitatie en overige grote projecten.

  • 3.

    Hoofdregel is dat we de lineaire afschrijvingsmethode gebruiken.

  • 4.

    Voor alle investeringen die in directe relatie staan tot het doorberekenen van tarieven of het in rekening brengen van huurpenningen kunnen we, ten behoeve van de berekening van een constante kostprijs, de annuïteitenmethode hanteren.

  • 5.

    Vrijgevallen afschrijvingslasten worden voorzichtigheidshalve voor vervangingsinvesteringen apart gezet op een hiervoor bedoelde stelpost.

  • 6.

    Het ingangsmoment van afschrijven is het moment van ingebruikname van de investering.

  • Bij het opstellen van de begroting en de jaarrekening gaan we er vanuit dat realisatie van de investering gemiddeld halverwege datzelfde jaar plaatsvindt. Dit betekent dat we over het eerste jaar rekening houden met de helft van de volledige afschrijvingslast op basis van het krediet.

We hanteren de volgende afschrijvingstermijnen:

Onderdeel

Afschrijvingstermijn

Immateriële activa

Kosten onderzoek en ontwikkeling

5 jaar

Bijdrage aan activa in eigendom van derden

Conform verwacht gebruik

Materiële vaste activa

Gronden en terreinen

Algemeen

Geen afschrijving

Bedrijfsgebouwen

Huisvesting

Nieuwbouw gebouwen

40 jaar

Levensduurverlengde verbouwingen

Verwachte extra levensduur

Bouwkundige aanpassingen en verbouwingen

Resterende levensduur gebouw, max. 20 jaar

Onderwijs

Noodlokalen

15 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Wegen

Aanleg wegen

60 jaar

Reconstructie + herstraatwerkzaamheden

60 jaar

Civiele kunstwerken

100 jaar

Aanleg en uitbreiding sportparken

50 jaar

Reconstructie sportvelden

15 jaar

1e aanleg plantsoenen en parken

40 jaar

Water en riolering

Vrijvalriolering

70 jaar

Electromechanisch

15 jaar

Bouwkundig gemalen

45 jaar

Bouwkundig land-IBA

30 jaar

Bouwkundig drijvende-IBA

10 jaar

Randvoorzieningen bouwkundig

45 jaar

Persleidingen

70 jaar

Oppervlaktewatervoorzieningen

45 jaar

Hemelwatervoorzieningen

40 jaar

Groen, begraafplaatsen

Aanleg begraafplaatsen

70 jaar

Herstel paden etc. begraafplaatsen

15 jaar

Vervoermiddelen

Tractie

Hoogwerker

25 jaar

Vervoermiddelen algemeen

7 jaar

Machines, apparaten en installaties

Tractie

Grafdelfmachine

15 jaar

Tractor

10 jaar

Multiwerktuig begraafplaats en algemeen

10 jaar

Huisvesting /Gemeentehuis

Machines/ apparatuur

10 jaar

Luchtbehandeling en klimaatbeheersing

15 jaar

Inrichting archiefplaats

15 jaar

Beveiligingsmaatregelen

15 jaar

Verkeer

Verkeersapparatuur

10 jaar

Water en riolering

Meet en monitoringssysteem

15 jaar

Organisatie en bedrijfsvoering

ICT apparatuur en software

Economische levensduur (tussen 3 en 8 jaar)

Overige materiële vaste activa

Wegen, openbare verlichting

Openbare verlichting, lichtmasten

40 jaar

Openbare verlichting, armaturen

20 jaar

Abri’s

20 jaar

Verkeersborden, -lichten en – zuilen

15 jaar

Sport

Vervanging sportvloer sportzalen

25 jaar (of restant verwachte levensduur sportzaal)

Sportinventaris

20 jaar

Onderwijs

Eerste inrichting lokalen

15 jaar

Onderwijsleerpakketten

8 jaar