Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast van de gemeente Culemborg

Geldend van 08-04-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast van de gemeente Culemborg

De burgemeester van de gemeente Culemborg:

gelet op;

  • -

    De Wet aanpak woonoverlast;

  • -

    Het bepaalde in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de APV

besluit:

  • -

    de beleidsregel Wet aanpak woonoverlast van de gemeente Culemborg vast te stellen.

Inleiding

Sinds 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast van kracht. Met deze wet hebben gemeenten meer wettelijke mogelijkheden in de aanpak van woonoverlast. Degene die een woning of erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt (zorgplicht). Indien niet aan de zorgplicht wordt voldaan, kan de burgemeester een specifieke bestuursrechtelijke gedragsaanwijzing opleggen aan overlastgevers in zowel huur- als koopwoningen. De bevoegdheid maakt het mogelijk om in bestuursrechtelijke zin te interveniëren bij ernstige en herhaaldelijke hinder (woonoverlast).

De gemeente Culemborg heeft in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) artikel 2:79 woonoverlast opgenomen, zoals bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet. Daarmee is de bevoegdheid aan de burgemeester toegekend om in gevallen van ernstige woonoverlast gedragsaanwijzingen op te leggen.

De voorliggende beleidsregel beschrijft op hoofdlijnen in welke gevallen, onder welke voorwaarden en hoe de burgemeester van Culemborg gebruik zal maken van deze bevoegdheid. Bij de toepassing komt de burgemeester beleidsvrijheid toe en het bepaalde in deze beleidsregel laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien bijzondere omstandigheden hier aanleiding toe geven (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht).

Ter verduidelijking van de bestuurlijke gedragslijn geeft de beleidsregel kort de samenhang met artikel 151d Gemeentewet weer. Vervolgens wordt het procedurele kader geschetst waarbinnen de burgemeester een afweging zal maken of en zo ja, op welke wijze de bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing wordt toegepast en een concrete invulling krijgt.

De wetgever geeft geen definitie van het begrip “ernstige hinder”, maar heeft het omschreven met voorbeelden van gedragingen die zich als ernstige hinder kunnen voordoen. Dit biedt de mogelijkheid om het begrip ruim toe te passen.

Juridisch kader

Deze voorliggende gemeentelijke beleidsregel heeft zijn juridische oorsprong uit de volgende artikelen uit wet- en regelgeving.

Gemeentewet artikel 151d

  • 1.

    De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester.

    De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

  • 3.

    Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

APV artikel 2:79

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Overige wetgeving

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft regels over het opleggen van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom. De Wet tijdelijk huisverbod geeft mogelijkheden om een tijdelijk huisverbod op te leggen aan een bewoner.

Maatregelen Strafrecht

Strafbare gedragingen dienen in beginsel door de politie strafrechtelijk te worden opgepakt. Maar in bepaalde situaties is het denkbaar (en wenselijk) dat gedragingen zo spoedig mogelijk worden gestopt. De gedragsaanwijzing werkt in deze gevallen complementair aan het strafrecht. Deze inzet moet per geval worden afgestemd met de politie en/of het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De volgende in de artikelen 151d Gemeentewet en/of 2:79 APV en in deze beleidsregels gebezigde begrippen worden als volgt omschreven:

  • 1.

    woonoverlast: hinder die in, vanuit en rondom een woning en erf of in de onmiddellijke nabijheid daarvan kan worden veroorzaakt.

  • 2.

    ernstige en herhaaldelijke hinder: overlast in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig is te kwalificeren, veroorzaakt in of vanuit een woning of bij een woning behorend erf of in de onmiddellijke nabijheid daarvan en die herhaaldelijk worden veroorzaakt.

  • 3.

    omwonenden: personen die in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het erf waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn en hier overlast van ondervinden.

  • 4.

    onmiddellijke nabijheid (van die woning of dat erf): met onmiddellijke nabijheid wordt bedoeld dat er een duidelijk verband moet zijn tussen de hinderlijke gedraging en de woning of het erf van de veroorzaker.

  • 5.

    gedragsaanwijzing: een aanwijzing met als doel de hinderlijke gedraging(en) te beëindigen, in de vorm van een last.

  • 6.

    last: een last kan inhouden een last onder bestuursdwang, en last onder dwangsom of een (tijdelijk) huisverbod.

  • 7.

    verhuurder: in deze beleidsregels wordt verhuurder als term aangehouden voor zowel woningcorporaties als andere (particuliere) woningverhuurders. Waar onderscheid van belang is wordt expliciet gesproken over woningcorporaties respectievelijke (particuliere) woningverhuurder of diens vertegenwoordiger.

Het is niet praktisch om de aard van de hinder heel precies vast te leggen in een bepaling, definitie of opsomming van kenmerken. In de praktijk van woonoverlast komt hinder in alle vormen voor. Want onder hinder wordt onder andere verstaan het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, of het onthouden van licht en lucht. Het is met het oog op de praktijk werkbaarder als de burgemeester tegen alle vormen van hinder kan optreden, met inachtneming van bovengenoemd kader en waarborgen. Dit pleit tegen een beperking tot een aantal soorten hinder. Hinder is situationeel, het is met andere woorden afhankelijk van plaats, tijd, context en omstandigheden.

Hoofdstuk 2 Melden van woonoverlast

Artikel 2. Procedure melden woonoverlast

De melders c.q. de overlastbelevers (niet enkel omwonenden maar bijvoorbeeld ook bedrijven of instellingen) moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit is voor hen. Het werkproces, de rollen en taken van de partners is gevoegd in bijlage 1.

  • 1.

    De omwonenden dan wel degenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente. In de melding staat:

    • a.

      Het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt.

    • b.

      De aard, ernst, de mate van herhaling en het moment van de overlast.

    • c.

      Wat de melder (en derden) heeft (hebben) ondernomen om de overlast te beëindigen en het resultaat daarvan.

    • d.

      Zo mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen.

  • 2.

    Meldingen van woonoverlast die bij de politie en/of woningbouwcorporaties gedaan worden zijn ook van toepassing op deze beleidsregels. Of er sprake is van overlast gevend gedrag beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.

Artikel 3. Procedure bij huurwoningen

Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een huurwoning, zal de verhuurder eerst een eigen procedure voor de behandeling van de overlastmeldingen en het beëindigen van de overlast in moeten zetten om de overlast te beëindigen. Dat kan bijvoorbeeld ook de inzet van buurtbemiddeling zijn, waarbij getrainde bemiddelaars helpen met het oplossen van een conflict of overlastsituatie.

Indien een woningverhuurder al datgene wat in zijn macht ligt aantoonbaar heeft ingezet om de woonoverlast te beëindigen en er nog steeds sprake is van overlast, of er ontstaat een urgente situatie waarbij de veiligheid van personen in het geding komt en haast geboden is, dan kan de woningverhuurder aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van artikel 2:79 APV. Zodra er zicht op is dat de gemeente een rol kan gaan spelen bij het bestrijden van de overlast zal de woningverhuurder de gemeente op de hoogte brengen.

Het is niet zo dat alleen de burgemeester actie kan ondernemen tegen woonoverlast. Degenen die er onder gebukt gaan, kunnen procederen tegen de veroorzaker, als praten, buurtbemiddeling of andere benaderingen niet helpen. In de praktijk komt procederen echter weinig voor, omdat het tijdrovend en kostbaar is. Woningverhuurders hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt. Zij kunnen in het huurcontract bepalingen opnemen die de huurders ervan weerhouden om overlast te veroorzaken. Als uiterste middel kunnen zij aan de rechter ontbinding van het huurcontract vragen. Woningcorporaties passen soms ook de gedragsaanwijzing toe, in de vorm van een sommatiebrief. Een dergelijke aanwijzing is in feite een gebod om overlast te beëindigen en kan deel uitmaken van een juridische procedure, gericht op huurontbinding, met als gevolg uitzetting. Zo’n gedragsaanwijzing wordt getekend door de overlastgever en is vrijwillig. Een corporatie kan in urgente gevallen, waarin de eigen aanpak te veel tijd zou kosten of niet tot een gewenst resultaat zal leiden, een beroep doen op de burgemeester.

Gebruiker die woning/erf in betaling geeft aan niet in BRP ingeschreven personen

Het betreft hier verhuur via (online) verhuurplatforms, zoals (maar niet uitsluitend) Wimdu, Airbnb en Ownersdirect.com. Bij dergelijke verhuur is er sprake van een kortdurend verblijf. Het is lastig om overlast aan te pakken die veroorzaakt wordt door kort verblijvende huurders. De overlast ontstaat niet door steeds dezelfde huurder, maar het gaat om achtereenvolgende huurders. Daarom is de mogelijkheid gecreëerd om een gedragsaanwijzing op te leggen aan de eigenaar.

De burgemeester heeft de bevoegdheid om een gedragsaanwijzing op te leggen aan een woningeigenaar die zijn of haar woning verhuurt via een online verhuurplatform. In deze gevallen krijgt dus niet de gebruiker van de woning en/of het erf een gedragsaanwijzing, maar de eigenaar.

Wanneer een woningeigenaar zijn of haar woning verhuurt via een online verhuurplatform, moet eerst gekeken worden naar civielrechtelijke mogelijkheden, bijvoorbeeld via de hypotheekverstrekker of de vereniging van eigenaren. Het gaat dan om (de handhaving op) een huurbeding uit de hypotheekakte of bepalingen uit de splitsingsakte. Mocht dit niet goed van de grond komen, dan kan een bestuursrechtelijke gedragsaanwijzing worden overwogen.

Hoofdstuk 3 Afwegingen aanpak overlastsituatie

Artikel 4. Beoordeling ernstige en herhaaldelijke hinder

  • 1. De burgemeester beoordeelt op basis van eigen onderzoek of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2:79 APV. Deze waarnemingen moeten objectief worden waargenomen door toezichthouders, boa’s politie of andere handhavende instanties.

  • 2. Daartoe wordt informatie ingewonnen bij de melder en de overlastgever. Betrokken professionele partijen worden bevraagd. Een buurtonderzoek behoort tot de mogelijkheden.

  • 3. De wijze van onderzoek en de uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in het dossier.

  • 4. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek bepaalt de burgemeester of hij toepassing geeft aan artikel 2:79 APV op basis van de afwegingen in hoofdstuk 3.

Artikel 5. Kwetsbare/minderjarige personen bij overlastsituatie

  • 1. Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de overlastgever(s) kwetsbaar/minderjarig is of kamp(t)(en) met een psychische, of psychiatrische aandoening.

  • 2. Als een persoon kwetsbaar/minderjarig is of als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties. Deze zullen betrokken worden bij de aanpak. Er zal per casus maatwerk toegepast worden.

  • 3. De gemeente ziet toe op de belangen van de omwonenden. Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is of de situatie anderszins door de burgemeester als onhoudbaar wordt beoordeeld, en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen. Echter moet goed nagegaan worden of de (kwetsbare) overlastgever in staat is om zich aan deze gedragsaanwijzing te houden en of het in een bepaalde situatie wenselijk is.

Artikel 6. Toepassing van artikel 2:79 APV

  • 1. Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV, wordt zo mogelijk eerst gebruik gemaakt van een andere geschikte wijze om de woonoverlast aan te pakken. Zie bijlage 2, escalatieladder van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).

  • 2. De melder wordt zo nodig eerst verwezen naar voorliggende instanties om de overlast aan te pakken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan buurtbemiddeling (in Culemborg door ElkWelzijn), inzet van zorghulpverleners, de wijkagent en/of de verhuurder of mediation. Hierdoor kan ook dossier opgebouwd worden.

  • 3. Als er geen einde komt aan de woonoverlast op een andere geschikte wijze, dan bepaalt de burgemeester in overleg met de ingeschakelde instanties of hij toepassing geeft aan de gedragsaanwijzing en handhaving daarvan als bedoeld in artikel 2:79 APV. Het belangrijkste criterium is dan of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden.

  • 4. Alle informatie, ook van meldingen bij andere instellingen of bestuursorganen, wordt vastgelegd in een (digitaal) dossier. Het dossier kan onder meer de klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties, (sfeer)rapportages, contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen bevatten. De gemeente bundelt daarmee alle relevante informatie rond een woonoverlast casus, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy. Het beschikken over een deugdelijk dossier en dossieropbouw vormt een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2:79 APV.

Hoofdstuk 4. Gebodsbepaling en maatregelen

Artikel 7. Waarschuwing

  • 1. Als het dossier toepassing van artikel 2:79 APV rechtvaardigt, dan stuurt de burgemeester een waarschuwingsbrief aan de veroorzaker(s) van de woonoverlast.

  • 2. De burgemeester zal de veroorzaker van de woonoverlast in de waarschuwing sommeren ervoor zorg te dragen dat de gedraging(en) die de woonoverlast voor omwonenden veroorzaakt of veroorzaken wordt of worden gestaakt.

  • 3. In de waarschuwing staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.

  • 4. De veroorzaker van de woonoverlast wordt in de gelegenheid gesteld om tegen de waarschuwing een zienswijze in te dienen.

Artikel 8. Gedragsaanwijzing

  • 1. Indien de veroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonenden tot gevolg heeft (hebben), niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor bij waarschuwing is gegeven, geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van last onder dwangsom of last onder bestuursdwang.

  • 2. In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gestaakt, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan. In deze gedragsaanwijzing wordt tevens vermeld hoe betrokkenen in bezwaar kunnen gaan tegen de aanwijzing als ze het er niet mee eens zijn. De last wordt deugdelijk gemotiveerd onder vermelding van de aanpak die reeds op grond van artikel 2:79 APV is gevolgd.

  • 3. Het huisverbod als bedoeld artikel 151d lid 3 zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat zal leiden.

  • 4. De gedragsaanwijzing is een beschikking van de burgemeester en wordt schriftelijk uitgereikt.

Artikel 9. Spoedprocedure

Wanneer blijkt dat de aard en mate van de woonoverlast zodanig zijn dat onmiddellijke actie noodzakelijk is kan de burgemeester besluiten om direct over te gaan tot het geven van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, zonder voorafgaande waarschuwing. In de motivering moet daarbij aangegeven worden waarom de reguliere procedure niet kan worden afgewacht. De artikelen 6, eerste en tweede lid en 7 zijn dan niet van toepassing. De gedragsaanwijzing wordt zo spoedig mogelijk aan betrokkene(n) uitgereikt.

Artikel 10. Controle op naleving

De controle op de naleving van de gedragsaanwijzing is een taak van de toezichthouders die op grond van de APV met het toezicht op de uitvoering van de APV zijn belast.

Nadat een gedragsaanwijzing is opgelegd, moet worden nagegaan of er gevolg aan wordt gegeven. De controle op de naleving van de gedragsaanwijzing is een taak van de ambtenaren die met de uitvoering zijn belast en van de politie. Ook wordt hiervoor gebruik gemaakt van informatie van de melders, omwonenden en betrokken instanties. Als blijkt dat geen gevolg is gegeven aan de aanwijzing, wordt de volgende stap gezet. Dat wil zeggen: de effectuering van de al opgelegde last onder bestuursdwang of invordering van de verbeurde dwangsom, gevolgd door een last onder bestuursdwang. Volgens de escalatieladder van het CCV (bijlage 2) is bij de controle op naleving de laatste stap op de ladder een tijdelijk huisverbod. Afhankelijk van de situatie wordt echter ruimte genomen om maatwerk toe te passen.

Artikel 11. Hoogte dwangsom

  • 1. De Wet aanpak woonoverlast gaat primair uit van het opleggen van een last onder bestuursdwang. De burgemeester kan echter op grond van de Awb besluiten om een last onder dwangsom op te leggen in plaats van bestuursdwang. De keuze voor een dwangsom zal afhangen van de inschatting van de effectiviteit ervan. Overigens kan alsnog een last onder bestuursdwang worden opgelegd als de dwangsom niet heeft geleid tot het beëindigen van de hinder. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald op een bedrag van € 1.000,- per overtreding, met een cumulatief maximum van € 5.000,-. Al naar gelang de gedragsaanwijzing kan de dwangsom worden gekoppeld aan een concrete gedraging dan wel aan een tijdseenheid. Een dwangsom met een maximum van € 5.000,- is werkbaar, omdat de burgemeester zodoende rekening kan houden met de financiële situatie waarin de veroorzaker verkeert. De bepaling van de hoogte kan dan gebeuren op basis van de inschatting van de gevoeligheid die er is voor een dwangsom.

  • 2. De kosten van de bestuursdwang kunnen op grond van artikel 5:25 van de Awb worden verhaald op de overtreder.

Artikel 12. Hardheidsclausule

De burgemeester kan van deze beleidsregels afwijken, indien toepassing van de beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Hoofdstuk 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat deze zijn bekendgemaakt.

Artikel 14. Citeertitel

De beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Culemborg.

Ondertekening

Vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Culemborg op 17/03/2025.

Bijlage 1. Werkproces beleidsregels Wet aanpak woonoverlast

Op basis van de beleidsregels van de Wet aanpak woonoverlast van de gemeente Culemborg, volgt hier een werkproces met de rollen van de betrokken partners in het aanpakken van woonoverlast:

Werkproces Aanpak Woonoverlast

  • 1.

    Melding van Woonoverlast

    • Rol van omwonenden of melder:

      • o

        Omwonenden (burgers, bedrijven, instellingen) doen een melding van woonoverlast bij de gemeente, politie of woningcorporatie.

      • o

        De melder geeft gedetailleerde informatie over de aard, ernst, frequentie en tijdstip van de overlast. Ook wordt aangegeven welke maatregelen zij zelf hebben genomen om de overlast te stoppen.

    • Rol van gemeente:

      • o

        De gemeente ontvangt de melding en beoordeelt of er voldoende aanleiding is voor onderzoek. Indien nodig, wordt informatie opgevraagd bij andere betrokken partijen, zoals politie of woningcorporaties.

      • o

        Een dossier wordt aangemaakt waarin alle klachten, waarnemingen en genomen stappen worden vastgelegd.

  • 2.

    Onderzoek naar Woonoverlast

    • Rol van gemeente:

      • o

        De gemeente voert een onderzoek uit naar de ernst en herhaaldelijkheid van de overlast. Dit kan in samenwerking met de politie, buurtbemiddeling en/of woningcorporaties gebeuren.

      • o

        Informatie wordt verzameld van de melder, omwonenden en andere relevante partijen, zoals zorginstanties en politie.

      • o

        Een buurtonderzoek en gesprekken met de overlastgever zijn mogelijk.

    • Rol van woningcorporatie/verhuurder (bij huurwoningen):

      • o

        De verhuurder (woningcorporatie of particuliere verhuurder) moet eerst zelf actie ondernemen om de overlast te beëindigen, bijvoorbeeld door de huurder te waarschuwen of door buurtbemiddeling in te schakelen.

      • o

        Als de verhuurder geen resultaat boekt, kan deze de gemeente verzoeken om in te grijpen door middel van een gedragsaanwijzing.

    • Rol van politie:

      • o

        De politie verstrekt informatie over de overlast, vooral als er sprake is van strafbare feiten, en kan betrokken worden bij het onderzoek. Strafrechtelijke maatregelen kunnen parallel aan bestuursrechtelijke maatregelen lopen.

  • 3.

    Beoordeling door de burgemeester

    • Rol van burgemeester:

      • o

        De burgemeester beoordeelt op basis van het onderzoek of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke overlast die niet op een andere manier kan worden opgelost.

      • o

        Bij kwetsbare personen of overlastgevers met psychische problemen worden hulpverleningsinstanties betrokken om te bepalen welke aanpak het meest passend is.

      • o

        Als de situatie ernstig genoeg is, kan de burgemeester besluiten tot een waarschuwing of een gedragsaanwijzing (last onder dwangsom of bestuursdwang).

  • 4.

    Waarschuwing aan de overlastgever

    • Rol van burgemeester:

      • o

        De overlastgever ontvangt een schriftelijke waarschuwing waarin staat dat de hinderlijke gedragingen moeten stoppen. De overlastgever krijgt de kans om bezwaar te maken (zienswijze indienen).

      • o

        Indien de gedragingen niet stoppen binnen de gestelde termijn, kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing.

    • Rol van politie en ambtenaren openbare orde:

      • o

        Ambtenaren en politie kunnen de waarschuwing persoonlijk overhandigen aan de overlastgever om de ernst van de situatie te benadrukken.

  • 5.

    Gedragsaanwijzing

    • Rol van burgemeester:

      • o

        Als de waarschuwing geen effect heeft, geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang.

      • o

        De gedragsaanwijzing is concreet en geeft aan welke gedragingen moeten stoppen en binnen welke termijn.

    • Rol van gemeente en politie:

      • o

        De handhaving van de gedragsaanwijzing wordt gecontroleerd door ambtenaren van de gemeente, met ondersteuning van de politie. Indien de gedragingen niet stoppen, worden verdere stappen ondernomen, zoals het invorderen van dwangsommen of uitvoering van bestuursdwang.

  • 6.

    Controle en Handhaving

    • Rol van gemeente en politie:

      • o

        Toezichthouders van de gemeente en de politie controleren of de gedragsaanwijzing wordt nageleefd. Informatie van de melder, omwonenden en andere instanties wordt hierbij gebruikt.

      • o

        Bij niet-naleving kan overgegaan worden tot het effectueren van een bestuursrechtelijke maatregel, zoals het opleggen van een huisverbod of het invorderen van de dwangsom.

Belangrijke partners en hun verantwoordelijkheden

  • 1.

    Omwonenden/Melder: Melding maken van de overlast, documentatie en bewijsvoering verstrekken.

  • 2.

    Gemeente: Ontvangt en beoordeelt meldingen, voert onderzoek uit, en coördineert de bestuurlijke maatregelen.

  • 3.

    Burgemeester: Beslist over waarschuwingen, gedragsaanwijzingen en de inzet van dwangmiddelen.

  • 4.

    Woningcorporatie/Verhuurder: Neemt eerst zelf maatregelen bij overlast in huurwoningen en kan de gemeente verzoeken om hulp.

  • 5.

    Politie: Helpt bij het onderzoek, handhaving, en kan parallel strafrechtelijke stappen zetten.

  • 6.

    Hulpverleningsinstanties: Betrokken bij kwetsbare personen om passende hulp te bieden in plaats van of naast bestuursrechtelijke maatregelen.

Dit werkproces zorgt voor een duidelijke verdeling van rollen en verantwoordelijkheden en waarborgt een gestructureerde aanpak van woonoverlast in de gemeente Culemborg.

Toelichting:

Voor aantal artikelen in deze beleidsregel is nadere toelichting gewenst. De toelichting wordt hieronder per artikel uitgewerkt.

Artikel 1

Het artikel 151d Gemeentewet (hierna: artikel 151d) geeft de gemeenteraad de mogelijkheid om aan de burgemeester de bevoegdheid te verlenen om aan iemand die ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden veroorzaakt een gedragsaanwijzing te geven in de vorm van een last onder bestuursdwang. Op grond van de Awb kan de burgemeester in plaats van een last onder bestuursdwang dan ook een last onder dwangsom opleggen.

De bevoegdheid geldt voor alle woningen in de gemeente, dus ook voor de corporatiewoningen en andere huurwoningen. Dat betekent dat woningverhuurders in zeer urgente gevallen, of nadat zij al datgene wat in hun macht ligt hebben ingezet om de overlast te beëindigen, een beroep kunnen doen op de burgemeester. Bovendien biedt de bevoegdheid meer mogelijkheden om op te treden tegen particuliere huiseigenaren/bewoners die overlast veroorzaken. Die groep veroorzakers is nu, zonder gebruik van artikel 151d, het lastigst aan te pakken.

Met artikel 2:79 van de APV gemeente Culemborg heeft de gemeenteraad de burgemeester nieuwe bevoegdheden toegekend op grond artikel 151d Gemeentewet ter bestrijding van ernstige en herhaaldelijke woonoverlast.

De voorliggende beleidsregels over het gebruik van deze nieuwe bevoegdheid, zijn bedoeld om duidelijkheid te creëren richting inwoners, maar ook om uiterste zorgvuldigheid bij de toepassing te waarborgen.

Artikel 4

Woonoverlast doet zich voor in allerlei vormen en intensiteiten. De gemeente wint bij de melder c.q. de overlastbelevers informatie in over de melding om een scherp beeld te krijgen van de situatie. Dat wil zeggen de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast. De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit voor hen is aan de hand van vastgelegde waarnemingen met data, zo mogelijk gestaafd met metingen en/of foto- of filmmateriaal. Omdat overlast een subjectieve beleving is, dragen deze feiten ertoe bij om te bepalen of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. De gemeente laat zich tevens informeren door betrokken partijen als politie, de woningverhuurder en betrokken hulpverleningsinstanties. Een buurtonderzoek en een gesprek met de vermeende overlastgever behoren ook tot de te nemen stappen. Of er sprake is van woonoverlast zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Artikel 2:79 van de APV geeft een niet-limitatieve opsomming van verschijningsvormen van woonoverlast. Overlast is zoals gezegd subjectief, maar bij de beoordeling van een casus wordt getoetst of en in hoeverre er sprake is van een belangrijke afwijking van wat in het normale dagelijkse verkeer tussen bewoners en omwonenden gebruikelijk en aanvaardbaar is.

Artikel 8

Als een waarschuwing niet het gewenste effect heeft, kan de burgemeester over gaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang. In de gedragsaanwijzing staat omschreven welke gedragingen moeten stoppen, binnen welke termijn en wat de consequenties zijn bij het niet opvolgen van de gedragsaanwijzing. Het tweede lid van artikel 151d Gemeentewet geeft aan dat, alvorens de burgemeester gebruik kan maken van de bevoegdheid, duidelijk moet zijn geworden dat de hinder niet op “een andere geschikte wijze” kan worden tegengegaan. De bevoegdheid is het sluitstuk van de aanpak. Vóórdat de beslissing aan de orde is of er gebruik moet worden gemaakt van de bevoegdheid, zal er een duidelijk beeld moeten zijn van de ernst en de frequentie van de overlast. In de beslissing moet tevens opgenomen worden of, en zo ja, welke, andere minder zware aanpak heeft plaatsgevonden. Deze aanpak kan onder andere bestaan uit bemiddeling, hulpverlening en de huurrechtelijke aanpak (privaatrecht). In alle gevallen zal uit het dossier moeten blijken wat er al gedaan is en met welk resultaat en dat er eigenlijk geen andere opties meer zijn dan de gedragsaanwijzing.

De bevoegdheid zal alleen worden gehanteerd na een zorgvuldige belangenafweging. Het gaat daarbij uiteraard om de belangen van zowel de veroorzaker(s) als van degenen die hinder ondervinden. Als uitgangspunt geldt dat degenen die aantoonbaar ernstige en herhaaldelijke hinder ondervinden, bescherming verdienen. Dit impliceert dat het niet verantwoord is om de beëindiging van de hinder een onredelijk lange tijd te laten duren. In praktijk is er al een lange tijd woonoverlast vooraf gegaan wanneer een gedragsaanwijzing wordt gegeven. Het kan niet zo zijn dat de aanpak van hinder een slepende kwestie wordt. Er is altijd sprake van een behoorlijke mate van urgentie. Het is voorspelbaar dat de burgemeester soms voor een lastig dilemma zal komen te staan, maar dat er ook een verantwoord besluit moet worden genomen.

De gedragsaanwijzing wordt in principe door een ambtenaar in persoon uitgereikt (veelal door de ambtenaar openbare orde en veiligheid, coördinator handhaving en/of een boa). Indien gewenst kan een gemeenteambtenaar zich hierbij laten vergezellen door de politie. Uitreiking in persoon biedt de zekerheid dat de veroorzaker van woonoverlast op de hoogte is van het feit dat aan hem of haar door de burgemeester een maatregel is opgelegd en het onderschrijft de ernst van de situatie.

Er vindt afstemming plaats met het Openbaar Ministerie. In bepaalde situaties kan de gemeente bestuursrechtelijk optreden, terwijl er ook een strafrechtelijke aanpak mogelijk is of reeds is opgestart. Dit zijn gescheiden trajecten die overigens wel parallel kunnen lopen. Indien aan de orde is afstemming hierover tussen de gemeente enerzijds en politie en Openbaar Ministerie anderzijds gewenst. Het centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid (CCV) heeft een escalatieladder ontworpen, waarbij per trede de handhavingsmaatregelen om overlast te stoppen steeds ingrijpender worden. Echter is het mogelijk om bij elke casus maatwerk toe te passen en hiervan af te wijken, een trede over te slaan of juist terug te stappen. Voor een nadere duiding van de escalatieladder, zie bijlage 2.