Camerabeleid Gemeente Brunssum

Geldend van 10-04-2025 t/m heden

Intitulé

Camerabeleid Gemeente Brunssum

1 Inleiding

Doel van dit camerabeleid

De gemeente Brunssum zet sinds 2016 gemeentelijk cameratoezicht in voor handhaving van de openbare orde. De wettelijke grondslag is artikel 151c van de Gemeentewet. In dit camerabeleid wordt een nadere invulling gegeven aan de wettelijke kaders. Doel is om duidelijk te maken in welke gevallen, op welke wijze en onder welke voorwaarden dit type cameratoezicht kan worden ingezet. Dit camerabeleid gaat uitsluitend over gemeentelijk cameratoezicht op grond van artikel 151c van de Gemeentewet. De gemeente heeft de mogelijkheid verschillende soorten camera’s in te zetten. Momenteel worden uitsluitend ‘vaste’ camera’s gebruikt: camera’s die zijn gemonteerd op een pand of een paal. Maar het is, uiteraard binnen de relevante wettelijke kaders, ook mogelijk ‘mobiele’ camera’s in te zetten, zoals drones, dashcams of bodycams. De impact van verschillende typen camera’s op de persoonlijke levenssfeer varieert en daar houdt de burgemeester rekening mee bij het kiezen van het meest geschikte type camera’s.

Uitgangspunt: ultimum remedium

Cameratoezicht is een ingrijpend instrument omdat het inbreuk maakt op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit recht is vastgelegd in de Grondwet en dat weegt dus zwaar. Alleen als het aantoonbaar noodzakelijk is zet de gemeente cameratoezicht in. De noodzakelijkheid blijkt uit een afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit. Omdat cameratoezicht een inbreuk maakt op grondrechten, wordt het alleen als ‘uiterst middel’ (ultimum remedium) ingezet. Ten eerste moet sprake zijn van problemen die zodanig groot zijn dat ze inzet van het zware middel cameratoezicht rechtvaardigen. Ten tweede moet eerst worden geprobeerd de problemen op te lossen of beheersbaar te maken met andere maatregelen, zoals intensiever toezicht door politie of handhavers, het aanpassen van de openbare ruimte (straatverlichting bijvoorbeeld) of afspraken met inwoners en bedrijven. Pas als dat onvoldoende verbetering oplevert, kan cameratoezicht worden overwogen. De burgemeester moet het cameratoezicht beëindigen zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is voor handhaving van de openbare orde.

Wat buiten dit beleid valt

Dit camerabeleid gaat niet over camera’s van de gemeente die voor andere doelen dan handhaving van de openbare orde worden gebruikt. Dat zijn bijvoorbeeld de bodycams van de handhavers: die worden ingezet op grond van de verplichting van de gemeente een veilige werkplek voor haar medewerkers te bieden. De wettelijke grondslag van die bodycams is dus anders dan voor de gemeentelijke camera’s waar dit camerabeleid voor geldt. Ook de bewakingscamera’s van de gemeente in gemeentelijke gebouwen vallen onder een ander juridisch regime omdat de doelstelling van die camera’s niet de handhaving van de openbare orde is, maar de beveiliging van gemeentelijke panden, medewerkers en hun eigendommen.

Ook camera’s van andere organisaties (politie, defensie, medisch centrum, ov-organisaties, onderwijsinstellingen e.d.) en de camera’s van particulieren (bewakingscamera’s bedrijven, slimme deurbelcamera’s, smartphones) vallen buiten dit camerabeleid. De respectievelijke eigenaren van die camera’s zijn zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de relevante wet- en regelgeving.

2 Evaluatie 2019

De gemeente Brunssum heeft in 2019 een interne evaluatie uitgevoerd van het cameratoezicht: Evaluatie cameratoezicht Rumpenerstraat / Lindeplein / Kerkstraat. Daaruit bleek dat het onduidelijk is welke bijdrage de camera’s precies hebben geleverd aan de handhaving van de openbare orde. De belangrijkste conclusies waren:

  • 1.

    Een eventuele verbetering van het veiligheidsgevoel van omwonenden kon niet worden gemeten omdat er geen 0-meting was uitgevoerd voordat de camera’s waren geplaatst. Wel was duidelijk dat er weinig aandacht aan de camera’s was besteed en dat deze niet goed zichtbaar waren voor het publiek. Daardoor is ook een preventief effect op potentiële daders niet aannemelijk. In de Kerkstraat was de camera beter zichtbaar, maar ook daar was het de vraag of de camera echt effect had.

    • >

      Dit laat zien dat communicatie over de camera’s zeer belangrijk is en in dit camerabeleid wordt daar dan ook veel aandacht aan besteed.

  • 2.

    Ten tweede bleek dat de objectieve veiligheid op enkele plekken was verslechterd in plaats van verbeterd. Althans, het aantal geregistreerde incidenten in de cameragebieden was gestegen na plaatsing van de camera’s. Maar dat kan ook komen doordat mensen na de plaatsing van de camera’s vaker naar de politie stapten om melding te maken van incidenten of aangifte te doen. Op andere plekken was overigens wel een daling zichtbaar in het aantal geregistreerde incidenten zoals het aantal vermogensdelicten op het Lindeplein. Maar ook hier kunnen natuurlijk vraagtekens worden gezet bij de bruikbaarheid van het aantal door de politie geregistreerde incidenten als indicator voor de objectieve veiligheid. Er is geen andere informatiebron geraadpleegd en dus kon eigenlijk niets zinnigs worden gezegd over de ontwikkeling van de objectieve veiligheid.

    • >

      Dit laat zien dat het voor de evaluatie van cameratoezicht niet genoeg is om uitsluitend te kijken naar de door de politie geregistreerde incidenten. Het gaat over de vraag of het aantal incidenten is veranderd dankzij het cameratoezicht. Daar is een andere evaluatieopzet voor nodig, zoals in dit camerabeleid is uitgewerkt.

  • 3.

    Ten derde bleek dat het cameratoezicht, omdat er bijna nooit live naar de beelden wordt gekeken, geen bijdrage levert aan actief handhavend optreden. De politie wilde graag toegang tot de live beelden zodat het wel mogelijk wordt een reactie te geven op incidenten. Tijdens evenementen werkte dat goed: het rechtstreeks meekijken met de camerabeelden op het Lindeplein droeg volgens de politie bij aan de veiligheid tijdens evenementen.

    • >

      Dit laat zien dat het van belang is op bepaalde momenten live naar de camerabeelden te kijken. De gemeente heeft zelf geen cameratoezichtruimte. In de loop van 2025 wordt onderzocht of het mogelijk is aan te haken bij het cameratoezicht van de gemeente Heerlen.

  • 4.

    Ten vierde werden een aantal aanbevelingen gedaan. Deze gingen over het formuleren van heldere doelen, zorgvuldigheid bij het uitkiezen van cameralocaties, het live uitkijken van de beelden, het bewaren van de opnames die nodig zijn voor opsporing, aanvullende maatregelen (zoals inrichting van de openbare ruimte, verlichting en extra surveillance) en meer aandacht voor het perspectief van potentiële daders.

    • >

      Dit laat zien hoe belangrijk het is om voorafgaand aan de invoering van cameratoezicht doelen te stellen. In dit camerabeleid wordt dit uitgewerkt in de fase waarin de aanwijsbesluiten worden opgesteld.

3 Juridisch kader

Wettelijke grondslag

Artikel 151c van de Gemeentewet beschrijft op welke wijze en onder welke voorwaarden een gemeente cameratoezicht voor handhaving van de openbare orde kan inzetten.

Artikel 151c Gemeentewet

  • 1.

    De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn.

  • 2.

    De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde:

    • a.

      binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor eenieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, camera’s worden ingezet;

    • b.

      voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt.

  • 3.

    De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.

  • 4.

    De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.

  • 5.

    De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is voor handhaving van de openbare orde.

  • 6.

    De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor eenieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt.

  • 7.

    Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn.

  • 8.

    Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt.

  • 9.

    De verwerking van de gegevens, bedoeld in het achtste lid, is een verwerking als bedoeld in de Wet politiegegevens, met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van die wet, de vastgelegde beelden na ten hoogste vier weken worden vernietigd en de gegevens, bedoeld in het achtste lid, indien er concrete aanleiding bestaat te vermoeden dat die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaar feit, ten behoeve van de opsporing van dat strafbare feit kunnen worden verwerkt.

  • 10.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld omtrent:

    • a.

      de camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht;

    • b.

      de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht; en

    • c.

      de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt.

4 Organisatie

Rol van de gemeenteraad: Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

De gemeenteraad van Brunssum heeft de burgemeester in 2019 de bevoegdheid toegekend camera’s te plaatsen. Dit is opgenomen in artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen van de APV:

  • “De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet, indien dit in het be-lang is van de openbare orde, besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties alsmede andere openbare plaatsen.”

Uit de parlementaire behandeling van de wet blijkt dat niet steeds daadwerkelijk sprake hoeft te zijn van een verstoring van de openbare orde of van een concrete dreiging daarvan. De Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel stelt “dat de burgemeester op basis van de wetswijziging mobiele camera’s in kan zetten. Hij kan dit alleen doen ter handhaving van de openbare orde. Daarbij hoeft niet steeds daadwerkelijk sprake te zijn van een verstoring van de openbare orde of van een concrete dreiging daarvan. Onder handhaving van de openbare orde door de burgemeester valt immers ook de algemene, bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving”.

Het doel van dit type camera’s is te allen tijde het handhaven van de openbare orde, maar dat is een zeer breed doel. In het aanwijsbesluit beschrijft de burgemeester specifiek wat de aanleiding is voor het cameratoezicht en welke doelen moeten worden bereikt: preventie, de-escalatie en/of opsporing.

Rol van de burgemeester

Het is van belang te benadrukken dat de burgemeester het beslissingsbevoegde bestuursorgaan is. De gemeenteraad speelt geen rol bij de daadwerkelijke toepassing van de bevoegdheid door de burgemeester. Het instellen van cameratoezicht ten behoeve van de openbare orde is ook geen besluit van het College van B&W, maar van de burgemeester. De burgemeester neemt dus de aanwijsbesluiten op grond van deze zelfstandige bevoegdheid. Ook het vaststellen van dit camerabeleid is een bevoegdheid van de burgemeester.

De burgemeester mag cameratoezicht inzetten onder een aantal voorwaarden; deze worden hieronder in het stappenplan verder uitgewerkt.

  • 1.

    Het cameratoezicht moet noodzakelijk zijn, dat wil zeggen proportioneel en subsidiair

  • 2.

    Het cameragebied is duidelijk afgebakend en niet groter dan noodzakelijk

  • 3.

    De tijdsduur van het aanwijzingsbesluit is niet langer dan noodzakelijk

  • 4.

    De burgemeester neemt aanwijzingsbesluiten na overleg met de officier van justitie in de ‘driehoek’

  • 5.

    Het besluit wordt gepubliceerd en belanghebbenden kunnen bezwaar maken

  • 6.

    De burgemeester trekt het besluit in zodra camera’s niet langer noodzakelijk zijn

  • 7.

    Iedereen die het cameragebied betreedt wordt geïnformeerd over de aanwezigheid van de camera’s

Rol van het Openbaar Ministerie: opsporing

Gemeenten mogen geen cameratoezicht inzetten als dat uitsluitend bedoeld is voor opsporing. De officier van justitie geeft leiding aan het opsporingsproces, niet de burgemeester. Als bijvangst is opsporing echter wel een geoorloofd doel van cameratoezicht door gemeenten, naast preventie en live toezicht voor handhaving van de openbare orde. In het kader van de opsporing kan de politie gebruik maken van de gemeentelijke camera’s (lid 9 artikel 151c Gemeentewet). De officier beslist of camerabeelden, ook indien het cameratoezicht waarmee deze beelden zijn verzameld een ander doel diende dan de opsporing van strafbare feiten, worden gebruikt voor de opsporing. Het is aan de burgemeester om te bepalen of cameratoezicht noodzakelijk is, maar de burgemeester heeft wel de verplichting aanwijsbesluiten te overleggen met de officier van justitie in het zogenaamde driehoeksoverleg. Dit is nodig omdat het bekijken en uitlezen van de beelden politiecapaciteit vergt. Als de politie live meekijkt of na een incident de opgenomen beelden terugkijkt, heeft dat invloed op de capaciteit die beschikbaar is voor andere opsporingsonderzoeken. Daarom heeft de officier van justitie in ieder geval mede zeggenschap over de inzet van de politie. Die rol is geborgd door het overleg tussen burgemeester en officier van justitie voordat aanwijsbesluiten worden genomen.

Rol van de politie: verwerking camerabeelden

De politie is de verwerkingsverantwoordelijke voor de camerabeelden. In de Gemeentewet staat namelijk dat de burgemeester het camerabesluit laat uitvoeren door de politie en tevens dat de Wet politiegegevens van toepassing is op dit type camerabeelden (lid 4 en lid 9 artikel 151c Gemeentewet). Daarin staat tevens dat de camerabeelden maximaal vier weken mogen worden bewaard en gebruikt mogen worden voor opsporing. De bewaartermijn van geselecteerde opnames die nodig zijn voor opsporing, mag worden verlengd conform de bewaartermijnen in de Wet politiegegevens.

Als de verwerking van de politiegegevens een hoog risico oplevert voor betrokkenen moet de politie als verwerkingsverantwoordelijke een gegevensbeschermingseffectbeoordeling opstellen (artikel 4c Wet politiegegevens). Ook inzageverzoeken van burgers moeten door de politie worden behandeld conform de eisen van de Wet politiegegevens (artikel 25 Wet politiegegevens). Aangezien de camerabeelden politiegegevens zijn is de politie daarvoor verantwoordelijk.

Dat de juridische verantwoordelijkheid voor de verwerking van de camerabeelden bij de politie ligt betekent overigens niet dat alleen politieambtenaren het rechtstreekse cameratoezicht mogen uitvoeren. Dat kan ook worden gedaan door gemeentelijke observanten of anderen, als het maar onder operationele regie van de politie gebeurt. De politie kan personen die geen ambtenaar van politie zijn autoriseren voor de verwerking van politiegegevens ter uitvoering van de onderdelen van de politietaak waarmee zij zijn belast (lid 4 artikel 6 Wet politiegegevens). De geautoriseerde medewerkers tekenen een geheimhoudings-verklaring en voeren hun observatietaak uit onder regie van de politie. Dat kan ook regie op afstand zijn waarbij er dus geen politie fysiek aanwezig is in de cameratoezichtruimte.

Als de politie externe dienstverleners inschakelt voor het leveren van hardware of software (camera’s, verbindingen of opslagservers) moet de politie daarmee een verwerkersovereenkomst sluiten. Doel is om ook deze leveranciers te laten voldoen aan de Wet politiegegevens, onder andere door eisen te stellen aan het niveau van beveiliging en periodieke audits en controles te laten uitvoeren. De politie kan ook een verwerkersovereenkomst sluiten met de gemeente zodat de gemeente als verwerker zelf subverwerkers kan inschakelen. Hierover worden afspraken gemaakt en vastgelegd in overeenstemming met de eisen en wensen van de politie en de gemeente.

Rol van de leverancier

De leverancier van het camerasysteem moet zorgen dat de techniek goed en veilig functioneert in overeenstemming met de eisen die aan politiegegevens worden gesteld. Dan gaat het om de camera’s, verbindingen, opslag en software. Dat is niet alleen van belang bij het opleveren van het camerasysteem: ook is er voortdurend technisch en functioneel beheer nodig. Als er een storing is moeten de gemaakte afspraken voor dienstverlening door de leverancier worden nagekomen conform het Service Level Agreement. Hierover worden afspraken gemaakt die contractueel worden vastgelegd in een overeenkomst met de leverancier(s). Die afspraken kunnen worden gemaakt door de gemeente, maar het is de politie die in juridische zin verwerkingsverantwoordelijke is. Als de gemeente afspraken maakt met de leverancier over de verwerking van de camerabeelden, moeten deze afspraken dus met de politie worden afgestemd.

5 Live toezicht

Tot nu toe is er geen live toezicht op de camerabeelden. De opgenomen beelden worden uitsluitend achteraf gebruikt als er een incident is gebeurd. Live meekijken is technisch onmogelijk met het camerasysteem dat in gebruik is, er is geen cameratoezichtruimte en er is geen uitkijkpersoneel beschikbaar.

De burgemeester is echter van mening dat rechtstreeks cameratoezicht op bepaalde momenten waardevol kan zijn. Bijvoorbeeld op uitgaansavonden of tijdens evenementen. In de Gemeentewet staat ook dat de camerabeelden tenminste een deel van de tijd rechtstreeks moeten worden bekeken (lid 3 artikel 151c Gemeentewet).

De kosten moeten uiteraard wel in verhouding staan met de mogelijke opbrengsten. Vanwege de schaalvoordelen is de ambitie van de gemeente Brunssum een koppeling te realiseren tussen het camerasysteem in Brunssum en de cameratoezichtruimte van de gemeente Heerlen waar wel 24 uur per dag live cameratoezicht is. De gesprekken over mogelijke samenwerking zijn gestart in december 2024 en de gemeente Heerlen heeft aangegeven open te staan voor eventuele samenwerking. Heerlen gaat in 2025 een technische en organisatorische update uitvoeren van het gehele camerasysteem, inclusief een verbouwing van de cameratoezichtruimte. Dat biedt een uitgelezen kans om nu aan te haken vanuit Brunssum. De gemeente Brunssum stelt een lijst op van de verschillende opties, met een kostenschatting, zodat de portefeuillehouder een keuze kan maken. Zodra hierover meer duidelijkheid is, wordt dit gedeelte van het camerabeleid aangevuld met de juiste informatie.

6 Stappenplan

Dit stappenplan geeft aan hoe het proces van cameratoezicht daadwerkelijk wordt uitgevoerd van het nemen van een aanwijzingsbesluit door de burgemeester tot het verlengen of beëindigen van het cameratoezicht.

afbeelding binnen de regeling

  • 1.

    Behoefte aan cameratoezicht komt op

  • 2.

    Probleemanalyse en beoordeling noodzaak

  • 3.

    Afweging door de burgemeester

  • 4.

    Overleg met OM

  • 5.

    Aanwijsbesluit nemen en publiceren

  • 6.

    Cameratoezicht uitvoeren

  • 7.

    Evaluatie

Stap 1. Behoefte aan cameratoezicht komt op

De gemeente stelt integraal veiligheidsbeleid op en analyseert in dat kader hoe de veiligheidssituatie in de verschillende gebieden van de gemeente zich ontwikkelt. In aanvulling daarop voeren de burgemeester en ambtenaren van de gemeente regelmatig overleg over veiligheid met politie, handhavers en anderen, zoals ondernemersverenigingen en bewonersgroepen. De politie kan ook aan de burgemeester vragen ergens cameratoezicht in te voeren op basis van signalen die zij oppikken.

Stap 2. Probleemanalyse en beoordeling noodzaak

Als de behoefte aan cameratoezicht opkomt, maakt de afdeling Bestuurszaken team Veiligheid, Toezicht en Handhaving van de gemeente een veiligheidsanalyse. Het probleem wordt onderzocht en er wordt een inventarisatie gemaakt van mogelijke maatregelen en oplossingen. In die analyse worden cijfers meegenomen van de politie, handhaving en eventueel anderen. Als de gemeente of het Openbaar Ministerie daar behoefte aan heeft, kan de politie worden verzocht een bestuurlijke rapportage op te stellen met daarin informatie over de geregistreerde aantallen incidenten, aangevuld met operationele kennis van politiemedewerkers zoals de wijkagent.

Als uit de veiligheidsanalyse blijkt dat er inderdaad een probleem is waar cameratoezicht wellicht een oplossing voor kan bieden, wordt de noodzakelijkheid van het cameratoezicht beoordeeld door de gemeentelijke afdeling Bestuurszaken team Veiligheid, Toezicht en Handhaving in overleg met de burgemeester. Die beoordeling vindt plaats door de proportionaliteit en subsidiariteit van het cameratoezicht te onderzoeken. De eis van proportionaliteit houdt in dat de inbreuk op privacy van betrokkenen door de inzet van cameratoezicht in verhouding moet staan tot de aard en omvang van overlast, criminaliteit en onveiligheid. Anders gezegd: het is niet toegestaan met een kanon op een mug te schieten. De eis van subsidiariteit houdt in dat het gewenste resultaat niet met minder ingrijpende middelen dan cameratoezicht kan worden bereikt. Of aan beide eisen is voldaan wordt schriftelijk gedocumenteerd door de gemeente. Daarna kan de burgemeester de volgende stap zetten.

Stap 3. Afweging door de burgemeester

Als alle benodigde informatie over de problematiek is verzameld en de afweging van proportionaliteit en subsidiariteit positief uitvalt, bepaalt de burgemeester of er wel of geen cameratoezicht wordt ingevoerd. In een aanwijsbesluit beschrijft de burgemeester welk gebied wordt aangewezen voor cameratoezicht. In het aanwijsbesluit wordt ook aandacht besteed aan de aanleiding voor de camera’s, de doelen die moeten worden bereikt en wanneer de evaluatie zal worden uitgevoerd. Voor wat betreft de tijdsduur van het cameratoezicht kan de burgemeester kiezen tussen twee soorten aanwijzingsbesluiten: langdurig of kortstondig. De keuze hangt af van de aard van de problematiek en van het gebied.

Langdurig cameratoezicht: aanwijsbesluiten voor vier jaar

Op plekken waar de openbare orde problemen voortkomen uit de aard van het gebied, zal het cameratoezicht haar toegevoegde waarde naar verwachting nog lang houden. Dan gaat het bijvoorbeeld om uitgaansgebieden of drukke winkelstraten. Deze cameragebieden worden door de burgemeester voor periodes van vier jaar per aanwijsbesluit aangewezen of verlengd – mits uit de evaluatie blijkt dat het cameratoezicht nog altijd noodzakelijk is.

Kortdurend cameratoezicht: aanwijsbesluit voor maximaal zes maanden

Kortdurend cameratoezicht wordt ingevoerd op plekken waar de problemen niet voortkomen uit de aard van het gebied, maar uit een plotseling opkomende criminaliteit of overlast. Ook bij evenementen waarbij wordt gevreesd voor verstoring van de openbare orde kan kortdurend cameratoezicht worden ingezet. Voor deze vorm van cameratoezicht worden flexibele camera-units gebruikt. De burgemeester bepaalt welke termijn passend is van enkele dagen tot maximaal zes maanden.

Stap 4. Overleg met OM

Na de probleemanalyse en de afweging van de burgemeester, is duidelijk geworden welke variant van cameratoezicht de burgemeester wil instellen: langdurig of kortdurend. Als die keuze is gemaakt en de burgemeester voornemens is een aanwijzingsbesluit te nemen, voert de burgemeester overleg met de officier van justitie in het driehoeksoverleg. Na dat overleg stelt de burgemeester de periode vast en de uren waarop er live toezicht zal worden gehouden (lid 3 artikel 151c Gemeentewet).

Stap 5. Aanwijsbesluit nemen en publiceren

Na het overleg met het OM neemt de burgemeester het aanwijsbesluit. Dit wordt gepubliceerd via de normale kanalen, zoals het Gemeenteblad. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid bezwaar te maken tegen het besluit gedurende zes weken. Dit schort de werking van het besluit niet op. Ook op de website van de gemeente wordt informatie over het aanwijsbesluit aangeboden om betrokkenen te informeren.

Stap 6. Cameratoezicht uitvoeren

Informatievoorziening

De burgemeester zorgt ervoor dat betrokkenen over het cameratoezicht worden geïnformeerd (lid 6 artikel 151c Gemeentewet). Dat gebeurt in twee lagen. De eerste laag is fysiek op straat door het plaatsen van informatieborden aan de randen van het cameragebied en in het cameragebied zelf. Ook wordt er te allen tijde voor gezorgd dat de camera’s zelf duidelijk zichtbaar zijn. De tweede informatielaag is online te vinden op de website van de gemeente. Betrokkenen kunnen daar bijvoorbeeld zien waarom de camera’s zijn geplaatst en hoe ze een inzageverzoek voor camerabeelden kunnen indienen. De gemeente publiceert zoals gezegd ook elk aanwijzingsbesluit.

Naast deze ‘standaard’ informatievoorziening is het ook mogelijk persberichten en andere communicatie te publiceren, bijvoorbeeld over successen die dankzij het cameratoezicht zijn geboekt. Dat is wenselijk vanuit het oogpunt van informeren van burgers. Maar het is ook van belang omdat op die manier het preventieve effect vergroot wordt. De afdeling communicatie van de gemeente verzorgt de informatievoorziening richting burgers. De burgemeester ziet hierop toe.

Techniek

Als het aanwijsbesluit is genomen worden de camera’s geplaatst. Volgens de Gemeentewet bedient de burgemeester zich voor de uitvoering van het aanwijsbesluit van de onder zijn gezag staande politie (lid 4 artikel 151c Gemeentewet). De camera’s worden in Brunssum aangeschaft en beheerd door de gemeente. Ook de opslag van de beelden gebeurt op servers die door de gemeente worden aangeschaft. De politie is de verwerkingsverantwoordelijke voor de camerabeelden. Daarom maken de gemeente en de politie afspraken over de informatiebeveiliging van de beelden conform de Wet politiegegevens. Ook moeten alle functionarissen die toegang kunnen krijgen tot de camerabeelden een geheimhoudingsverklaring ondertekenen. De afdeling Bestuurszaken team Veiligheid, Toezicht en Handhaving van de gemeente Brunssum draagt hier zorg voor.

Live toezicht en opsporing

Dit is nu nog niet van toepassing. Dit gedeelte wordt verder uitgewerkt als de eventuele samenwerking met de gemeente Heerlen tot stand is gebracht. Zie paragraaf 5 hierboven.

Stap 7. Evaluatie

De burgemeester trekt het aanwijsbesluit in zodra camera’s niet meer noodzakelijk zijn (lid 5 artikel 151c Gemeentewet). Daarom wordt een evaluatie uitgevoerd voordat de termijn van het aanwijsbesluit verloopt. In de evaluatie wordt antwoord gegeven of het cameratoezicht heeft bijgedragen aan verbetering van de openbare orde. Daarbij worden verschillende informatiebronnen gebruikt: politiecijfers, enquêtes en diepte-interviews. De situatie voor aanvang van het cameratoezicht wordt vergeleken met de situatie na invoering van de camera’s om te zien of de beoogde doelen zijn bereikt.

Bij kortdurend cameratoezicht is de evaluatie minder uitgebreid dan bij de langdurige camera’s, omdat een uitgebreide evaluatie niet proportioneel is voor camera’s die slechts enkele maanden worden geplaatst. Daarom wordt het kortdurende cameratoezicht geëvalueerd op basis van gesprekken met betrokkenen, zowel vanuit de gemeente en de politie als uit de samenleving.

De burgemeester bepaalt op basis van de evaluatie of de camera’s nog noodzakelijk zijn. Dat kan leiden tot verlengen, verplaatsen of verwijderen van de camera’s. De uitkomsten van de evaluatie worden door de burgemeester ter informatie aan de gemeenteraad aangeboden. Eventuele besluiten om het cameratoezicht te verlengen worden genomen en gepubliceerd op dezelfde wijze zoals hierboven in het stappenplan is beschreven voor nieuwe aanwijsbesluiten.