Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) De Ronde Venen

Geldend van 09-04-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) De Ronde Venen

Burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen;

gelet op artikel 4:81 lid 1 algemene wet bestuursrecht; artikelen 17, 54, 58, 59 en 60 van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

overwegende dat het noodzakelijk is beleid vast te stellen met betrekking tot verrekening, herziening, intrekking, terug- en invordering van teveel of ten onrechte betaalde uitkering in het kader van de Participatiewet;

besluiten:

vast te stellen de volgende regeling:

Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) De Ronde Venen

Hoofdstuk I – Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven in het volgende lid hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), Participatiewet (PW) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Belanghebbende: degene aan wie bijstand, leenbijstand of een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal is of wordt verstrekt.

  • b.

    Bijstand: algemene bijstand op grond van de PW, waaronder begrepen de door het college in bijstand om niet omgezette leenbijstand.

  • c.

    Invordering: het bedrag dat de gemeente int van de inwoner;

  • d.

    Kwijtschelding: het bedrag dat de gemeente niet meer als schuld ziet;

  • e.

    Lening ten behoeve van bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening

  • f.

    Leenbijstand: de als renteloze geldlening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand op grond van de Pw en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag “om niet” en de geldlening die al door het college in bijstand “om niet” is omgezet;

  • g.

    Terugvordering: het bedrag dat de inwoner aan de gemeente moet terugbetalen;

Artikel 2. Wettelijke bevoegdheden Bbz 2004

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • 1.

    Het instellen van een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens zoals beschreven in artikel 53a lid 6 PW.

  • 2.

    Het instellen van een onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep. (Artikel 23 lid 3 Bbz 2004.)

Artikel 3. Rechtmatigheidsonderzoeken

  • 1. Onderzoeken naar de rechtmatigheid van de bijstand worden in beginsel uitgevoerd naar aanleiding van meldingen en signalen.

  • 2. Elke 12 maanden wordt beoordeeld of de zelfstandige die bijstand ontvangt op grond van artikel 25 Bbz 2004 voldoet aan de in dit artikel gestelde inkomenseis.

Artikel 4. Aanvraag, periodieke toekenning en levensvatbaarheidsonderzoeken

  • 1. Het college onderzoekt of de aanvrager tot de doelgroep van het Bbz 2004 behoort.

  • 2. Het college stelt een onderzoek in naar de juistheid en de volledigheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens door het raadplegen van openbare bronnen, het verifiëren van de gegevens in basisadministraties en andere voor de overheid toegankelijke bestanden.

  • 3. Een beginnende zelfstandige levert een ondernemingsplan in en een gevestigde zelfstandige levert een plan van aanpak of doorstartplan in.

  • 4. Bij elke aanvraag wordt de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep, zoals deze is op het moment van het nemen van een besluit, beoordeeld op basis van de informatie die door de zelfstandige is geleverd.

  • 5. Leenbijstand die op grond van artikel 18 of 23 Bbz 2004 is toegekend, wordt beëindigd zodra het bedrijf of zelfstandig beroep niet meer levensvatbaar is.

  • 6. Criteria voor de levensvatbaarheid zijn:

    • a.

      het inkomen uit het bedrijf of beroep samen met eventueel overig vast inkomen, is naar verwachting toereikend voor de kosten van levensonderhoud en voor de voortzetting van het bedrijf;

    • en

    • b.

      het voldoende uit zijn inkomen overhouden door de zelfstandige om aan al zijn aflossingsverplichtingen te voldoen, waaronder de aflossing op de lening op grond van de Bbz 2004, noodzakelijke (vervangings-) investeringen en reserveringen voor (onverwachte) kosten of situaties;

    • c.

      het in voldoende mate over ondernemerskwaliteiten beschikken door de zelfstandige.

  • 7. Onder voldoende mate als bedoeld in voorgaand lid onder c wordt onder meer verstaan:

    • a.

      een uitgavenpatroon voor privé onttrekkingen dat in overeenstemming is met het bedrijfsresultaat;

    • b.

      een vertoond gedragspatroon dat de zelfstandige inspringt op marktontwikkelingen.

  • 8. Een onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep vindt in elk geval plaats bij een aanvraag van een bedrijfskapitaal.

  • 9. Aan beginnende zelfstandigen wordt inkomensondersteuning voor levensonderhoud in de vorm van een renteloze geldlening toegekend voor de duur van 6 maanden. Voor verlenging van de uitkering na 6 maanden moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

  • 10. Aan gevestigde zelfstandigen wordt inkomensondersteuning in de vorm van een renteloze geldlening toegekend voor een periode van 6 maanden. Voor verlenging van de uitkering na 6 maanden moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

  • 11. Een onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep kan worden uitbesteed aan een derde partij.

Artikel 5. Beëindiging bedrijf, zelfstandig beroep of verwijtbare bedrijfsbeëindiging

  • 1. Het college stelt bij beëindiging van het bedrijf, en als er nog een rentedragende lening openstaat, uiterlijk binnen 6 maanden een beëindigingsonderzoek in.

  • 2. Bij verwijtbare beëindiging van het bedrijf blijven de bestaande aflossingsafspraken en het rentepercentage gelijk.

  • 3. Het college beschouwt een beëindiging in ieder geval als verwijtbaar wanneer er sprake is van:

    • a.

      bestuurdersaansprakelijkheid als gevolg van onbehoorlijk bestuur of onrechtmatig handelen;

    • b.

      het doen van privé opnamen uit het bedrijf, welke niet in verhouding staan tot de inkomsten van bedrijf en een bestemming hebben anders dan naar het oordeel van het college gangbare, noodzakelijke kosten van levensonderhoud;

    • c.

      een beëindiging zonder dat bijzondere omstandigheden de beëindiging rechtvaardigen;

    • d.

      verkoop van het bedrijf aan een derde zonder voorafgaande toestemming van het college.

    • e.

      een beëindiging als gevolg van een (tijdelijke) sluiting van het bedrijf op grond van de Wet Bibob of artikel 13b Opiumwet.

  • 4. Bij niet verwijtbare beëindiging van het bedrijf wordt de rentedragende lening renteloos per datum beëindiging bedrijf overeenkomstig het bepaalde in artikel 43, tweede lid Bbz 2004, tenzij er zekerheden overeenkomstig artikel 39, derde lid Bbz 2004 zijn gesteld die nog niet zijn uitgewonnen.

Hoofdstuk II – Terugvordering

Artikel 6. Algemene bepaling met betrekking tot de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering en verrekening

  • 1. Leen(inkomensondersteuning) of bedrijfskapitaal verstrekt krachtens het Bbz 2004 wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

  • 2. Het college:

    • a.

      herziet dan wel trekt het recht op (leen)inkomensondersteuning in, als de (leen)inkomensondersteuning tot een te hoog bedrag dan wel ten onrechte is verleend;

    • b.

      maakt gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering zoals deze haar op grond van artikel 58, tweede lid en artikel 59 van de PW en artikel 12, tweede lid onder c en artikel 41, vierde en vijfde lid van het Bbz 2004 toekomt;

    • c.

      maakt gebruik van de bevoegdheid tot verrekening zoals deze haar op grond van artikel 60, derde lid PW toekomt;

    • d.

      maakt gebruik van de bevoegdheid tot invordering bij dwangbevel als bedoeld in artikel 60, tweede lid van de PW;

    • e.

      maakt gebruik van de bevoegdheid om de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling zoals deze haar op grond van artikel 18a lid 13 PW en artikel 20a lid 12 van de IOAW en IOAZ toekomt;

    • f.

      maakt gebruik van de bevoegdheid tot het renteloos maken van het resterende deel van de lening na beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep, zoals deze haar op grond van artikel 43, tweede lid van het Bbz 2004 haar toekomt.

Artikel 7. Terugvordering van gezinsleden

Onverminderd het bepaalde onder artikel 8 van deze beleidsregels worden kosten van bijstand en bedrijfskapitaal, indien de bijstand aan een gezin of aan een gezin had moeten worden verleend, van de meerderjarige gezinsleden teruggevorderd.

Hoofdstuk III - Invordering

Artikel 8. Wijze van invordering

  • 1. Uitgangspunt is dat de belanghebbende een vordering ineens dient te voldoen. Hierbij wordt de termijn van artikel 4:87 Awb aangehouden.

  • 2. Op verzoek van de belanghebbende kan de vordering in termijnen worden voldaan indien:

    • a.

      de vordering binnen 36 maanden wordt afgelost en

    • b.

      het aflossingsbedrag minimaal € 50,00 bedraagt.

  • 3. Indien volledige aflossing binnen de in het eerste en/of tweede lid genoemde betalingstermijn niet mogelijk is, stelt het college de maandelijkse aflossing vast.

  • 4. Het vastgestelde of afgesproken aflossingsbedrag geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

  • 5. Bij de vaststelling van het aflossingsbedrag wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet en de eventuele verhoging hiervan.

  • 6. Bij de vaststelling van de betalingsverplichting in het inkomen wordt ook rekening gehouden met de bijzondere, financiële en persoonlijke omstandigheden van belanghebbende.

  • 7. Het onderzoek naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden wordt periodiek en/of naar aanleiding van meldingen of signalen uitgevoerd.

Artikel 9. Dwanginvordering

  • 1. Indien de belanghebbende een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan kan het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd worden door middel van:

    • a.

      verrekening met de maandelijks verleende bijstand op grond van artikel 60, derde lid, van de Participatiewet, dan wel verrekening met de maandelijkse uitkering op grond van artikel 28, derde lid van zowel de IOAW als de IOAZ; of

    • b.

      bij het ontbreken van deze mogelijkheid en nadat een dwangbevel is verzonden: een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, behoudens artikel 479e, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of

    • c.

      beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.

  • 2. In geval van beslaglegging en/of het inschakelen van een deurwaarder zoals vermeld in dit artikel, wordt de vordering verhoogd met de invorderingskosten en met de wettelijke rente. De invorderingskosten worden vastgesteld op 15% van de openstaande vordering met een maximum van € 375,00.

Hoofdstuk IV - Kwijtschelding

Artikel 10. Kwijtschelding (leen)bijstand

Het college kan besluiten tot ambtshalve kwijtschelding van (leen)bijstand indien de belanghebbende:

  • a.

    gedurende 5 jaar zijn aflossingsverplichting voor de als geldlening verstrekte bijstand onafgebroken en naar draagkracht is nagekomen;

  • b.

    gedurende een periode van twee jaar niet of zeer onregelmatig heeft afgelost op een vordering en de nog openstaande vordering minder bedraagt dan € 125,00;

  • c.

    gedurende vijf jaar geen aflossingen aan een niet-verwijtbare vordering heeft gedaan en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment alsnog gaat verrichten.

  • d.

    de in onderdeel c genoemde termijn bedraagt tien jaar indien sprake is van een verwijtbare vordering wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.

  • e.

    het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

Artikel 11. Kwijtschelding (leen)bijstand en/of bedrijfskapitaal in verband met een schuldregeling

  • 1. In aanvulling op artikel 42 Bbz 2004 kan het college op verzoek van belanghebbende besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere invordering van bijstand af te zien, indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 12. Kwijtschelding bedrijfskapitaal

Kwijtschelding van een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal is mogelijk in die gevallen zoals beschreven in artikel 42 en 43 Bbz 2004.

Artikel 13. Uitzondering bij pand of hypotheek

Artikel 11 is niet van toepassing ten aanzien van vorderingen die door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, voor zover zij op die goederen verhaald kunnen worden.

Artikel 14. Afzien van terugvordering in verband met dringende redenen

Het college ziet af van terugvordering of verdere invordering (verleent kwijtschelding), als hiervoor een dringende reden aanwezig is als bedoeld in artikel 58 lid 8 PW.

Hoofdstuk V - Slotbepalingen

Artikel 15. Relatie met overige beleidsregels

Indien deze beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) De Ronde Venen afwijken van hetgeen is bepaald in algemene beleidsregels aangaande de Participatiewet, dan prevaleren deze beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) De Ronde Venen.

Artikel 16. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2025

  • 2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) De Ronde Venen.

Ondertekening

Mijdrecht, 1 april 2025

Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen,

de secretaris,

de burgemeester,