Nadere regels en beleidsregels Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Best 2025

Geldend van 03-04-2025 t/m heden

Intitulé

Nadere regels en beleidsregels Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Best 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best;

gelet op de artikelen:

  • -

    4:81 van de Algemene wet Bestuursrecht;

  • -

    8a en 10b, zevende lid van de Participatiewet;

  • -

    35, aanhef en onder d, en 36 van de IOAW en de IOAZ;

Overwegende dat:

  • -

    Het wetsvoorstel Breed Offensief op 29 november 2022 door de Eerste Kamer is aanvaard;

  • -

    Het Breed Offensief een brede agenda is om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten;

  • -

    De Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Best 2023 aan het college de bevoegdheid geeft om nadere regels op te stellen ten aanzien van de uitvoering van deze verordening en ten aanzien van de inzet van andere dan in de deze verordening genoemde re-integratievoorzieningen;

b e s l u i t

vast te stellen:

Nadere regels en beleidsregels Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Best 2025

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

  • 1) Alle begrippen die in deze nadere regels en beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Best 2023.

  • 2) In deze nadere regels en beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Re-integratieverordening: Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Best 2023;

    • b.

      Wet: Participatiewet;

    • c.

      Zoekperiode: de periode als bedoeld in art. 41 lid 4 wet.

Hoofdstuk 2. Voorzieningen

Artikel 2.1 Ondersteuning bij leer-werktraject (artikel 3i. Re-integratieverordening)

  • 1) Het doel van de voorziening is om extra ondersteuning te bieden aan jongeren in de leeftijd van 16 – 27 jaar die dreigen uit te vallen of uitgevallen zijn op school, maar middels een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen.

  • 2) Er wordt extra ondersteuning ingezet tijdens de duur van het leer-werktraject als de ondersteuning die door de school, RMC/Doorstroompunt of werkgever wordt geboden onvoldoende is.

  • 3) De ondersteuning als bedoeld in artikel 3i. van de Re-integratieverordening kan worden geboden in de vorm van:

    • a.

      Een assessment of onderzoek ten aanzien van werknemersvaardigheden;

    • b.

      Een plan van aanpak als bedoeld van 44a en 9a van de wet met doelstelling ontwikkelen van werknemersvaardigheden, beroepsvaardigheden en uitstroom;

    • c.

      Jobcoaching of interne werkbegeleiding;

    • d.

      De inzet van taalondersteuning.

Artikel 2.2 Low-risk polis (artikel 3j. Re-integratieverordening)

  • 1) Doelgroep Low-riskpolis

  • De voucher Low-riskpolis wordt verstrekt aan de werkgever die een uitkeringsgerechtigde in dienst neemt van wie op grond van het (werk- of traject-) verleden een inschatting is dat er een aantoonbaar hoger risico is op verzuim. De Low-riskpolis is dus zeker geen standaardinstrument voor werkgevers bij elke bemiddeling van werkzoekenden uit de doelgroep Participatiewet en die niet tot doelgroep doelgroepregister (DGR) behoren.

    • 1.1

      De volgende criteria gelden voor de inzet van de Low-riskpolis:

      • a.

        Is een uitkeringsgerechtigde onder de Participatiewet, IOAW, IOAZ;

      • b.

        EN: deze uitkeringsgerechtigde is bij normale omstandigheden geschikt voor de functie maar heeft een aantoonbaar hoger risico op uitval door ziekte;

      • c.

        EN: deze uitkeringsgerechtigde heeft bij dezelfde werkgever geen gebruik gemaakt van een ander instrument zoals proefplaatsing, werken met behoud van uitkering of taalstage waarmee de werkgever de inzetbaarheid van de werknemer kan beoordelen.

      • Uitzondering geldt voor deze regel als juist in die proefperiode een hoger verzuimrisico is gebleken;

      • d.

        Eventueel kan er wel samenloop met jobcoaching of begeleiding zijn als dit de kans op een succesvolle bemiddeling bevordert.

  • 2) Termijnen inzet en looptijd van de Low-riskpolis

  • De werkgever die beschikt over een Low-riskvoucher kan deze inzetten:

    • a.

      Na de eerste 10 ziektedagen;

    • b.

      EN: ingaande binnen de eerste 6 maanden na aanvang van het dienstverband;

    • c.

      EN: met een maximale looptijd van 6 maanden of tot het dienstverband eindigt als de einddatum voor het aflopen van de 6-maandentermijn ligt.

  • 3) Hoogte van de vergoeding loonkosten bij ziekte

  • De werkgever ontvangt bij ziekte van de medewerker een compensatie van de loonkosten ter hoogte van het netto minimum uurloon X het aantal contracturen in het dienstverband of, bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, het aantal uren dat de medewerker ziek is.

  • 4) Vaststellen van plafonds voor budget en aantallen polissen per jaar

  • Er geldt een plafond voor maximaal 5 gelijktijdig openstaande vouchers in een periode van een kalenderjaar.

Artikel 2.3 Scholing (artikel 3f. Re-integratieverordening)

  • 1) Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling aan:

    • a.

      Een persoon uit de doelgroep die voor het zelfstandig kunnen verrichten van het werk niet voldoende heeft aan de gebruikelijke begeleiding;

    • b.

      Een persoon uit de doelgroep die daarmee competenties kan ontwikkelen om door te stromen naar een reguliere baan.

  • De scholing is geen standaardinstrument voor een persoon die zonder scholing, bemiddeling of begeleiding aan werk komt.

  • 2) Voor de scholing die wordt aangeboden of waarvoor subsidie wordt verleend gelden de navolgende voorwaarden:

    • a.

      De scholing is arbeidsmarktrelevant en gericht op duurzame arbeidsinschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      De goedkoopst adequate scholingsmogelijkheid moet worden benut.

  • 3) Voor personen uit de doelgroep geldt daarnaast de aanvullende voorwaarde dat deze zich, na een eventuele aanlooptijd, beschikbaar dient te stellen voor algemeen geaccepteerde arbeid voor tenminste 12 uur per week.

Artikel 2.4 Tijdelijke loonkostensubsidie (artikel 3l. Re-integratieverordening)

  • 1) Tijdelijke loonkostensubsidie kan verstrekt worden aan alle bedrijven en instellingen zonder een beperking ten aanzien van gemeente-, provincie- en landsgrenzen.

  • De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder loonkostensubsidie kan worden aangenomen voor dat werk.

  • 2) De aanvraag van de tijdelijk loonkostensubsidie wordt schriftelijk ingediend voor aanvang van het dienstverband.

  • 3) De aanvraag als bedoeld in lid 2 wordt vergezeld van de door werknemer en de werkgever getekende arbeidsovereenkomst.

  • 4) De tijdelijke loonkostensubsidie wordt uitgekeerd na overhandiging van de loonstrook van de werknemer door de werkgever.

  • 5) Doelgroep tijdelijke loonkostensubsidie

  • De tijdelijke loonkostensubsidie wordt alleen ingezet voor een werkgever die een persoon in dienst neemt van wie op grond van het (werk- of traject-) verleden een inschatting is dat er een aantoonbaar hoger risico is op verlaagde productiviteit of extra investeringen in het inwerken.

  • De tijdelijke loonkostensubsidie is zeker geen standaardinstrument voor werkgevers bij elke bemiddeling van werkzoekenden uit de doelgroep Participatiewet en die niet tot doelgroep doelgroepregister (DGR) behoren. Reguliere loonkostensubsidie is voorliggend aan tijdelijke loonkostensubsidie.

    • 5.1

      De volgende criteria gelden voor de inzet van de tijdelijke loonkostensubsidie:

      • a.

        Is een uitkeringsgerechtigde onder de Participatiewet, IOAW, IOAZ en behoort niet tot het DGR;

      • b.

        EN: deze uitkeringsgerechtigde is bij normale omstandigheden geschikt voor de functie maar heeft tijdelijk lagere productiviteit en een aantoonbaar hogere behoefte aan inwerktijd of begeleiding;

      • c.

        EN: deze uitkeringsgerechtigde heeft bij dezelfde werkgever niet eerder gebruik gemaakt van een ander instrument zoals proefplaatsing, werken met behoud van uitkering of een taalstage.

      • Uitzondering geldt voor deze regel als juist in de proefperiode een verlaagde productiviteit is gebleken;

      • d.

        Tijdelijke loonkostensubsidie kan wel in samenloop met jobcoaching, werkbegeleiding of een Low-riskpolis worden ingezet als dit de kans op een dienstverband of een versnelde inwerkperiode vergroot. De vergoeding van de door de gemeente bekostigde begeleiding wordt in mindering gebracht op de hoogte van de tijdelijke loonkostensubsidie.

  • 6) Voorwaarden en hoogte van de tijdelijke loonkostensubsidie

    • 6.1

      Voorwaarde voor inzet van tijdelijke loonkostensubsidie is dat de werkgever een arbeidsovereenkomst biedt voor tenminste 6 maanden en voor tenminste 28-32 uur per week of zoveel uren als nodig om uit de uitkering te stromen of zoveel uren als mogelijk is om naast het volgen van inburgeringslessen te kunnen werken.

    • 6.2

      De hoogte van de vergoeding tijdelijke loonkostensubsidie is maximaal 50% van de loonkosten ter hoogte van wettelijk minimum loon (WML). We hanteren vuistregels voor de hoogte van tijdelijke loonkostensubsidie om snelheid van werken en transparantie te bevorderen. De regisseur werk of accountmanager kan afwijken van de hoogte en de looptijd als dit recht doet aan de situatie van de betreffende werkzoekende:

      • a.

        De tijdelijke loonkostensubsidie bedraagt maximaal 30% van het wettelijk minimumuurloon X het aantal contracturen per week als de medewerker een taalachterstand heeft.

      • b.

        De tijdelijke loonkostensubsidie bedraagt maximaal 50% van het wettelijk minimumuurloon X het aantal contracturen per week als de medewerker hoort tot een van de overige genoemde doelgroepen onder lid 5.1.b van dit artikel.

      • De werkgever en regisseur/accountmanager stemmen in overleg het percentage tijdelijke loonkostensubsidie af, gezien de geschatte productiviteit en de snelheid van ingroeien in de functie. In de afweging van het percentage kan worden meegenomen dat het uurtarief in de vergoeding is afgestemd op het wettelijke minimumloon en niet op het functieloon.

  • 7) Looptijd tijdelijke loonkostensubsidie

    • a.

      De duur van tijdelijke loonkostensubsidie is in de Re-integratieverordening bepaald op maximaal 6 maanden met een mogelijkheid van verlenging van 6 maanden. Voor de doelgroep met recht op tijdelijke loonkostensubsidie wegens een taalachterstand hanteren we maximaal 3 maanden met een mogelijkheid van verlenging van 3 maanden. We zijn uiterst terughoudend met het verlengen van tijdelijke loonkostensubsidie.

    • b.

      Verlenging vindt uitsluitend plaats als door externe factoren de eerste periode van 6 maanden niet volledig is gewerkt door overmacht of in de persoon gelegen factoren zoals een niet te voorzien verzuim door de werknemer.

    • c.

      Vaststellen van plafonds voor budget en aantallen tijdelijke loonkostensubsidie per jaar.

    • Er geldt geen plafond voor de inzet van het aantal tijdelijke loonkostensubsidie.

Artikel 2.5 Specifieke voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning naar en bij werk (artikel 4d. Re-integratieverordening)

  • 1) Persoonlijke ondersteuning wordt ingezet als een persoon uit de doelgroep voor het zelfstandig kunnen verrichten van het werk niet voldoende heeft aan de gebruikelijke begeleiding door werkgever en andere werknemers.

  • 2) Persoonlijke ondersteuning kan tevens worden ingezet als een persoon uit de doelgroep door houding en gedrag of ziektebeeld werknemersvaardigheden nog verder kan ontwikkelen om door te stromen naar een reguliere baan, zonder inzet van loonkostensubsidie.

  • 3) De duur van persoonlijke ondersteuning betreft maximaal het termijn van 6 maanden welke telkens verlengd kan worden tot een totale duur van 3 jaar.

  • 4) De ondersteuning als bepaald in lid 2 bedraagt maximaal 10% in het eerste 7,5% in het tweede en 5% in het derde jaar van het aantal uren dat de aan de persoon opgedragen taken in beslag nemen. De aan persoon opgedragen taken bedragen minimaal 12 uur per week.

  • 5) De persoonlijke ondersteuning zoals bepaald in lid 1 en 2 wordt geborgd door middel van een coachingsplan waarin de doelstelling van de ondersteuning, aard van begeleiding en intensiviteit van de contactmomenten met de persoon uit de doelgroep zijn opgenomen.

Artikel 2.6 Subsidie voor jobcoaching (artikel 4f. Re-integratieverordening)

  • 1) Het maximumtarief per uur wordt bepaald aan de hand van het Besluit Normbedragen UWV artikel 6, code Q1.

  • 2) De subsidie betreft een all-in tarief exclusief BTW waarin o.a. de reiskosten en reistijd zijn opgenomen. Op basis van dit uurtarief vergoedt het UWV de activiteiten zoals genoemd onder artikel 4.c sub 2 van de Re-integratieverordening.

Artikel 2.7 Hoogte subsidie interne werkbegeleiding (artikel 4g. Re-integratieverordening)

  • 1) De hoogte van de vergoeding voor interne werkbegeleiding wordt bepaald op basis van twee regimes. We maken onderscheid tussen maximaal 6% (licht regime) of minimaal 10% (midden regime) van het aantal uren dat de aan de persoon opgedragen taken in beslag neemt.

  • 2) Indien maximaal 6% van de aan de persoon opgedragen taken in beslag genomen wordt door inzet werkbegeleiding wordt een vergoeding toegekend conform het Besluit Normbedragen UWV artikel 6, code Q2 beleidsregime licht jaar 1.

  • 3) Indien minimaal 10% van de aan de persoon opgedragen taken in beslag genomen wordt door inzet werkbegeleiding wordt een vergoeding toekend conform het Besluit Normbedragen UWV artikel 6 code Q2, beleidsregime midden jaar 1.

  • 4) Bij een inzet van interne werkbegeleiding tussen 6% en 10% van de aan de persoon opgedragen taken dient aan de hand van de aard van de werkzaamheden en/of er sprake is van (meervoudige) problematiek op leefgebieden bepaald te worden welk beleidsregime van toepassing is.

  • 5) De bedragen in het Besluit Normbedragen UWV betreffen een jaarlijkse vergoeding. De maandelijkse vergoeding aan de werkgever bedraagt de jaarlijkse vergoeding gedeeld door 12 maanden. Aan een werkgever wordt maandelijks de vergoeding uitbetaald.

Artikel 2.8 Hoogte subsidie externe werkbegeleiding of nazorg (artikel 4h. Re-integratieverordening)

  • 1) De hoogte van de vergoeding voor externe werkbegeleiding wordt bepaald op basis van twee regimes. We maken onderscheid tussen maximaal 6% (licht regime) of minimaal 10% (midden regime) van het aantal uren dat de aan de persoon opgedragen taken in beslag neemt.

  • 2) Indien maximaal 6% van de aan de persoon opgedragen taken in beslag genomen wordt door inzet werkbegeleiding wordt een vergoeding toegekend conform het Besluit Normbedragen UWV artikel 6, code Q2 beleidsregime licht jaar 1.

  • 3) Indien minimaal 10% van de aan de persoon opgedragen taken in beslag genomen wordt door inziet werkbegeleiding wordt een vergoeding toekend conform het Besluit Normbedragen UWV artikel 6 code Q2, beleidsregime midden jaar 1.

  • 4) Bij inzet van externe werkbegeleiding of nazorg tussen 6% en 10% van de aan de persoon opgedragen taken bedraagt, dient aan de hand van de aard van de werkzaamheden en/of er sprake is van (meervoudige) problematiek op leefgebieden bepaald te worden welk beleidsregime van toepassing is.

  • 5) De duur van externe werkbegeleiding of nazorg bedraagt maximaal 1 jaar.

  • 6) De bedragen in het Besluit Normbedragen UWV betreffen een jaarlijkse vergoeding. De maandelijkse vergoeding aan de werkgever bedraagt de jaarlijkse vergoeding gedeeld door 12 maanden. Aan een werkgever wordt maandelijks de vergoeding uitbetaald.

Artikel 2.9 Vergoedingen om werk te krijgen of te behouden (artikel 2, lid 6 Re-integratievergoeding)

  • 1) Het uitgangspunt is dat de persoon zich tussen huis en de traject- of werklocatie verplaatst met de fiets.

  • 2) Het college kan op aanvraag reiskostenvergoeding verstrekken onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De afstand tussen huis en de traject- of werklocatie betreft meer dan 10 km per enkele reis;

    • b.

      De reiskostenvergoeding wordt gebaseerd op het goedkoopste openbaar vervoerstarief.

  • 3) Personen uit de doelgroep die op medische gronden niet in staat zijn om gebruik te maken van fiets dan wel openbaar vervoer kunnen een beroep doen op artikel 4.i van de Re-integratieverordening.

  • 4) Het college kan Nederlandse taalondersteuning aanbieden op de werkvloer met als doelstelling zelfstandigheid van de werknemer verbeteren, zodat de arbeidsmarktkwalificatie van de persoon uit de doelgroep wordt verbeterd. De duur van de taalondersteuning bedraagt maximaal 6 maanden. Indien de werkgever elders aanspraak kan maken op subsidie is dat voorliggend.

Artikel 2.10 Tegenprestatie (artikel 5. Re-integratieverordening)

De tegenprestatie kan worden opgedragen naar vermogen (maatwerk), voor maximaal tien uren per week en voor de maximale duur van een aaneengesloten periode van zes maanden.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1 Hardheidsclause

Indien onverkorte toepassing van de nadere regels en beleidsregels leidt tot situaties die onredelijk en onbillijk zijn, kan hiervan worden afgeweken.

Artikel 3.2 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze nadere regels en beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 3.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1) Deze nadere regels en beleidsregels treden in werking op 11 maart 2025.

  • 2) Deze nadere regels en beleidsregels worden aangehaald als: Nadere regels en beleidsregels re-integratie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Best 2025.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van Best op 11 maart 2025

Burgemeester en wethouders van Best,

Rianne Donders-de Leest

Burgemeester

Jolie Hasselman

Secretaris