Beleidsregels Mook en Middelaar met betrekking tot de beoordeling van de norm ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn’

Geldend van 02-04-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Mook en Middelaar met betrekking tot de beoordeling van de norm ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn’ 

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar, ieder voor zover het de eigen bevoegdheden betreft;

  • -

    overwegende dat exploitanten, leidinggevenden en beheerders van aangewezen openbare inrichtingen waaronder horecabedrijven, coffeeshops, seksinrichtingen en speelautomatenhallen, alsook organisatoren van vechtsportevenementen, moeten voldoen aan de norm van het ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn’ zoals bedoeld bij of krachtens het bepaalde in de Algemene plaatselijke verordening Gemeente Mook en Middelaar (hierna: Apv), de Alcoholwet en de Wet op de kansspelen;

  • -

    overwegende dat het voor een voorzienbare en eenduidige toepassing van de beoordeling van de norm van belang is beleidsregels vast te stellen;

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 2:25, achtste lid, artikel 2:28, derde lid, artikel 2:40a, vierde en zesde lid, artikel 2:81, vijfde en negende lid, en artikel 3:7, eerste lid van de Apv;

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, onder b en artikel 35, eerste lid, onder b van de Alcoholwet;

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 30d, vierde lid onder a van de Wet op de kansspelen juncto artikel 4 van het Speelautomatenbesluit 2000;

Besluit:

vast te stellen de Beleidsregels Mook en Middelaar met betrekking tot de beoordeling van de norm 'niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn'.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    betrokkene: de exploitant, leidinggevende of beheerder van een openbare inrichting waaronder horecabedrijven, coffeeshops, seksinrichtingen, en speelautomatenhallen, alsook de organisator van een vechtsportevenement, die op grond van wet- en regelgeving naar het oordeel van de burgemeester of het college niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn;

  • b.

    feit: een verdenking of ernstig vermoeden van betrokkenheid bij een strafbaar feit, een nog in procedure zijnde strafrechtelijke vervolging en/of een (al dan niet onherroepelijke) strafrechtelijke veroordeling. Onder “feit” wordt ook verstaan: sepots, uitgezonderd sepotgronden 01 (ten onrechte als verdachte vermeld), 05 (feit niet strafbaar), 06 (dader niet strafbaar) en 09 (rechtmatige geweldsaanwending door een (politie)ambtenaar);

  • c.

    slecht levensgedrag: de norm als bedoeld in de Apv, de Alcoholwet en de Wet op de kansspelen;

  • d.

    vergunning: een aangevraagde of verleende vergunning, waaronder ook verstaan de ontheffing, als bedoeld in de Apv, de Alcoholwet, en de Wet op de kansspelen;

  • e.

    veroordeling: een hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, hieraan wordt gelijkgesteld een betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom € 375 of minder bedraagt.

Artikel 2 Criteria

  • 1. De volgende feiten en gedragingen, niet-limitatief, worden meegewogen bij de beoordeling van de norm niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn:

    • a.

      alcohol gerelateerde feiten (waaronder in ieder geval worden begrepen: rijden onder invloed van alcohol, openbaar dronkenschap, openlijk en/of hinderlijk gebruik van alcohol en overtredingen Alcoholwet);

    • b.

      bedreiging / stalking;

    • c.

      deelname aan een criminele organisatie;

    • d.

      druggerelateerde feiten (waaronder in ieder geval worden begrepen: productie, ver- en/of bewerking en/of handel van drugs, inclusief voorbereidingshandelingen alsmede het bezit van een handelshoeveelheid drugs en rijden onder invloed van drugs);

    • e.

      geweldsdelicten (waaronder in ieder geval worden begrepen: openbare geweldpleging, mishandeling, doodslag, moord);

    • f.

      huisvredebreuk;

    • g.

      mensenhandel en uitbuiting;

    • h.

      niet meewerken met politie en toezichthouders en niet opvolgen rechterlijke uitspraken;

    • i.

      omkopen ambtenaar in functie;

    • j.

      overtredingen Apv;

    • k.

      overtredingen Wegenverkeerswet (waaronder in ieder geval begrepen: het verlaten van een plaats na een ongeval);

    • l.

      lidmaatschap verboden rechtspersoon;

    • m.

      valsheid in geschrifte;

    • n.

      vermogens- en economische delicten;

    • o.

      vernieling (waaronder in ieder geval worden begrepen: vandalisme, baldadigheid, brandstichting);

    • p.

      verstoren openbare orde;

    • q.

      wapenbezit en/of –gebruik;

    • r.

      zedendelicten.

  • 2. Feiten of gedragingen uit het eerste lid die zijn geseponeerd wegens gebrek aan bewijs of waarop vrijspraak is gevolgd kunnen worden betrokken bij de beoordeling, echter niet als een zelfstandige weigeringsgrond.

Artikel 3 Tijdvak

  • 1. In beginsel wordt bij de beoordeling naar een tijdvak gekeken van tien jaar voorafgaand aan het besluit.

  • 2. Binnen het tijdvak van tien jaar bestaat een onderscheid tussen feiten en gedragingen die in de laatste vijf jaar hebben plaatsgevonden en feiten en gedragingen die langer dan vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden. Feiten en gedragingen die binnen het eerste tijdvak vallen wegen zwaarder dan feiten en gedragingen die binnen het tweede tijdvak vallen.

  • 3. Feiten en gedragingen die ouder zijn dan tien jaar worden niet primair ten grondslag gelegd aan de weigering of intrekking van de vergunning. Deze feiten en gedragingen worden ten hoogste opgevoerd ter motivering van een patroon van slecht levensgedrag

  • 4. Voor de berekening van het tijdvak bedoeld in het eerste lid telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of voorlopige hechtenis is ondergaan in beginsel niet mee.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de bekendmaking in het Gemeenteblad.

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: de Beleidsregels Mook en Middelaar met betrekking tot de beoordeling van de norm 'niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn'.

Ondertekening

Aldus besloten op 25 maart 2025,

De burgemeester van Mook en Middelaar,

I.M. van Dijk;

Burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar,

W. Mariman, secretaris

I.M. van Dijk, burgemeester