Verlenging cameratoezicht Oost Indiëstraat

De burgemeester van Haarlem,

Overwegende:

dat ik op grond van artikel 2.77 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), juncto artikel 151c Gemeentewet, de bevoegdheid heb om te kunnen besluiten tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als dat naar mijn oordeel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde;

Proportionaliteit

In de Oost Indiëstraat hebben er in de maanden augustus en september van dit jaar drie autobranden plaatsgevonden en is er eenmaal een poging gedaan om opnieuw een auto in de brand te steken. Deze incidenten leveren een gevaar op voor de openbare orde. Bewoners van de Oost Indiëstraat voelen zich als gevolg hiervan niet meer veilig in hun woon- en leefomgeving. Cameratoezicht is, naast andere genomen maatregelen, een middel om de openbare orde en veiligheid te waarborgen. Daarnaast worden de camerabeelden gebruikt voor een efficiënte inzet van politie en handhaving. Cameratoezicht heeft op deze locatie een preventieve werking en bevordert het gevoel van veiligheid.

Op 26 september 2024 heb ik naar aanleiding van de incidenten besloten tot het plaatsen van twee tijdelijke camera’s in de Oost Indiëstraat. Na het plaatsen én het verlengen met 3 maanden van 27 december 2024 t/m 27 maart 2025, hebben er geen verdere incidenten plaatsgevonden. Echter is er nog veel onrust onder de bewoners van de Oost Indiëstraat en is er op dit moment vrees voor nieuwe incidenten op het moment dat het huidige cameratoezicht na 27 maart 2025 zou komen te vervallen.

De verlenging van het besluit om camera’s te plaatsen in de Oost Indiëstraat is noodzakelijk om risico van inbreuk op de openbare orde en het verslechteren van het woon- en leefklimaat terug te kunnen dringen naar een aanvaardbaar niveau. De omvang van het aangewezen gebied betreft alleen de straat waar de autobranden hebben plaatsgevonden en de openbare orde wordt verstoord. Het proportionaliteitsvereiste brengt met zich dat het doel van de verwerking van de persoonsgegevens in verhouding moet staat tot de inbreuk op de privacy van personen in het gebied. Het gestelde doel kan met cameratoezicht worden bereikt, de verwerking van de camerabeelden is proportioneel in relatie tot het beoogde doel.

Subsidiariteit

In de Oost Indiëstraat is de politie verschillende malen ter plaatse gekomen naar aanleiding van een autobrand. Echter kan de politie niet constant aanwezig zijn in de straat waardoor de politie veelal niet in staat is geweest om de brand te voorkomen of de dader aan te houden. Het inzetten van cameratoezicht heeft een preventieve werking waardoor de kans groot is dat een nieuwe autobrand wordt voorkomen. Daarnaast kunnen de camerabeelden teruggekeken worden waardoor de kans op het identificeren van een mogelijke dader wordt vergroot. Het waarborgen van de openbare orde en veiligheid kan niet met een minder ingrijpende middel worden bereikt.

Belangenafweging

Het inzetten van cameratoezicht is, in aanvulling op de bestaande maatregelen, noodzakelijk ter handhaving van de openbare orde. Het belang van een effectieve handhaving van de openbare orde enerzijds en de daarmee gepaard gaande mogelijke inperking van het recht op privacy anderzijds zijn tegen elkaar afgewogen. In die afweging moet aan het algemene belang om de verstoring van de openbare orde te herstellen en een veilig woon- en leefomgeving in de Oost Indiëstraat te waarborgen meer gewicht worden toegekend dan aan het belang om geen inmenging te dulden in de privacy.

Gelet op artikel 151c Gemeentewet juncto artikel 2.77 APV;

Besluit