Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Venlo 2025

Geldend van 01-04-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Venlo 2025

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

gezien het voorstel van 25 maart 2025;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra, artikel 8.28 en 8.29 van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020.

besluiten:

Vast te stellen de 'Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Venlo 2025'

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Inleiding

Gemeenten zijn verplicht een regeling vast te stellen op basis waarvan ouders van leerlingen onder bepaalde voorwaarden aanspraak kunnen maken op leerlingenvervoer. Ouders kunnen dan een beroep doen op de Verordening leerlingenvervoer gemeente Venlo 2025.

De voorliggende beleidsregels zijn een uitwerking van de verordening en bieden uitleg over de manier waarop het college van burgemeester en wethouders uitvoering geven aan de verordening. Het zijn zowel handvatten voor de uitvoering als leidraad voor de eenduidige motivering van besluiten.

Artikel 2. Uitgangspunten

  • De ouders zijn wettelijk verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen. Het leerlingenvervoer is niet bedoeld om ouders te ontlasten van hun verantwoordelijkheid voor een goede schoolgang van de leerling.

  • De zelfstandigheid en mogelijkheden van leerlingen en ouders staat centraal. Het leerlingenvervoer draagt bij aan de groei naar zelfstandigheid van een leerling.

  • Waar mogelijk stimuleren we het zelfstandig reizen lopend, per fiets of met openbaar vervoer. Beoordeeld wordt of de leerling in staat is zelfstandig naar school te lopen, fietsen of dat dit onder begeleiding mogelijk is. Ook wordt er gekeken in hoeverre de zelfredzaamheid van de leerling kan worden vergroot. Doel is dat de leerling zo zelfstandig mogelijk naar school reist. Hetzij lopend, op de fiets, of met het openbaar vervoer. Aangepast vervoer is niet het uitgangspunt, maar het vergroten van de eigen zelfstandigheid.

Artikel 3. Definities

  • Aangepast vervoer: door het college georganiseerd vervoer

  • Aanvrager: ouders, verzorgers of voogden van de leerling welke in aanmerking wenst te komen voor leerlingenvervoer

  • Begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden

  • Buitenschoolse opvang: de buitenschoolse opvang (BSO), bedoeld in artikel 1.1, van de Wet kinderopvang, waar de leerling voor of na afloop van de lestijd op school verblijft

  • College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo

  • Co-ouderschap: een regeling waarbij beide ouders niet bij elkaar wonen en beide verantwoordelijk blijven voor de zorg, opvoeding en belangrijke beslissingen over hun kind.

  • Eigen vervoer: ouders die leerlingen zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoersmiddel (fiets, auto, bromfiets, scooter, schootmobiel etc.) of een leerling die zelf loopt of fietst.

  • Individuele reistijd: de tijd die een leerling in het voertuig doorbrengt van het moment dat de leerling in het voertuig stapt tot het moment dat hij uitstapt bij het afzetadres (woon- of huisadres, dan wel uitstapplaats of school/stage).

  • Openbaar vervoer: personenvervoer dat openbaar toegankelijk is en waarvan iedereen al dan niet tegen betaling gebruik van kan maken

  • Ouders: met gezag over de leerling belaste ouders, pleegouders, voogden of verzorgers van de leerling

  • Verordening: verordening leerlingenvervoer gemeente Venlo 2025

  • Vervoersontwikkelingsplan: plan dat door de medewerker leerlingenvervoer van de gemeente wordt opgesteld in samenwerking met de leerling, ouders en school, waarin het ontwikkelingsperspectief van een leerling in het leerlingenvervoer wordt doorgesproken en doelen gericht op zelfstandig reizen worden geformuleerd.

  • VNG: de vereniging van Nederlandse gemeenten

  • VSO: Voortgezet speciaal onderwijs

  • WEC: Wet op de expertisecentra

  • Woning: de plaats waar de leerling feitelijk en structureel verblijft

  • WPO: Wet op het primair onderwijs

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet op primair onderwijs, de Wet op voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening leerlingenvervoer gemeente Venlo 2025.

Hoofdstuk 2 aanvraag

Artikel 4. Een (nieuwe) aanvraag

Een nieuwe aanvraag wordt door de wettelijk vertegenwoordiger of de meerderjarige leerling ingediend middels het digitale aanvraagformulier op de website van de gemeente Venlo of middels een papieren aanvraag die kan worden opgevraagd bij de medewerker leerlingenvervoer. Bij een nieuwe aanvraag wordt er een (telefonisch) gesprek gevoerd met de ouders/verzorgers van de leerling.

Bij gewijzigde omstandigheden kan er ook een gesprek plaatsvinden. Bijvoorbeeld wanneer een leerling overstapt van basis- naar voortgezet onderwijs of bij een verhuizing. De leeftijd is eveneens een veranderende factor. Wanneer een leerling 9 jaar oud is, kan het college besluiten een vervoersontwikkelingsplan op te stellen. De zelfstandigheid van een leerling neemt toe, en de ontwikkeling blijft doorgaan

Er wordt beoordeeld of de leerling zelfstandig naar school kan fietsen of dit onder begeleiding mogelijk is. Daarnaast wordt gekeken in hoeverre de zelfredzaamheid van de leerling vergroot kan worden, bijvoorbeeld door het leren van verkeersregels of door te oefenen met reizen. Het doel is dat de leerling zo zelfstandig mogelijk naar school reist, hetzij lopend, op de fiets, of met het openbaar vervoer. We volgen hierbij het volgende stappenplan:

  • Onderzoeken of lopen mogelijk is (al dan niet onder begeleiding)

  • Onderzoeken of fietsen mogelijk is (al dan niet onder begeleiding)

  • Onderzoeken of openbaar vervoer mogelijk is (al dan niet onder begeleiding)

  • Onderzoeken of eigen vervoer mogelijk is o.a. auto, scooter of bromfiets.

  • Indien bovenstaande niet mogelijk is, kan een leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer (taxivervoer).

Artikel 5. Co-ouderschap

Bij co-ouderschap kan een leerling twee woningen hebben. De beide ouders moeten afzonderlijk, in de eigen woongemeente, een aanvraag indienen voor de dagen dat de leerling tijdens een week bij hen verblijft. Het moet gaan om vaste dagen in de week.

Artikel 6. Vervoer naar tweede opstap- of afzetadres

Het is niet altijd haalbaar voor ouders dat een kind direct na schooltijd thuis kan worden opgevangen. Ouders kunnen daarom een structureel tweede opstap- of afzetadres opgeven bij de aanvraag van het aangepast leerlingenvervoer. Dit kan een buitenschoolse opvang zijn in de gemeente Venlo of een ander adres in de gemeente Venlo, waar het netwerk van de ouders het kind kan opvangen.

Het is wel noodzakelijk dat het tweede afzetadres op structurele dagen wordt ingezet en dat het in de gemeente Venlo ligt. Daarnaast wordt ook gekeken naar de haalbaarheid voor de vervoerder en kan het niet leiden tot de inzet van extra taxivervoer.

Artikel 7. Structurele en tijdelijke handicap

Het college is alleen verantwoordelijk voor vervoer van structureel gehandicapte leerlingen. Deze leerlingen hebben een blijvende lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap.

Het kan voorkomen dat een leerling niet zelfstandig naar school kan gaan vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling beroep doen op het leerlingenvervoer en zal het college deze aanvraag beoordelen.

Uitgangspunten:

  • Bij een tijdelijke handicap tot drie maanden bestaat geen aanspraak op leerlingenvervoer

  • Bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan drie maanden, bekijkt het college of de leerling in aanmerking komt voor leerlingenvervoer. Het college geeft een beschikking af voor de duur van het herstel of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt heeft de leerling geen recht meer op leerlingenvervoer.

Artikel 8. Ernstige benadeling van het gezin

Als het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen een ernstig nadeel oplevert voor het gezin, kan hiervan worden afgeweken. Dit is bepaald in artikel 8, 11 en 22 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Venlo 2025. In zulke gevallen kan de ouder worden vrijgesteld van de begeleidingsplicht. Daarnaast kan een voorziening in de vorm van aangepast vervoer worden toegekend.

Van een ernstige benadeling van het gezin is naar het oordeel van het college sprake als één van de volgende situaties aanwezig is:

  • De ouder van een eenoudergezin kan niet langer zijn/haar werk uitoefenen als hij zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van zijn kind. Het volgen van een (re-)integratietraject, inburgeringstraject of scholingsverplichting op basis van de participatiewet wordt gelijkgesteld met werk. Dit gaat altijd in samenspraak met de betrokken doelmatigheidscoach

  • De reistijd van de begeleidende ouder, om de betrokken leerling naar school te begeleiden meer dan 6 uur per dag is voor leerlingen van het basisonderwijs en meer dan 4 uur reistijd per dag voor de leerlingen van het speciaal (basis)onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.

  • Er sprake is van een eenoudergezin waar nog een ander jonger kind is dat, gelet op de leeftijd van het kind in kwestie niet geacht kan worden zelfstandig naar school te gaan, en tevens vaststaat dat de ouder de begeleiding van het ene kind niet kan combineren met het vervoeren van en naar school van het andere kind.

  • Er structurele medische redenen zijn die langer dan drie maanden duren en die ouders belemmeren hun kind te begeleiden. In deze gevallen kan een verklaring worden opgevraagd bij een deskundige.

  • Bij een tweeoudergezin en combinatie van bovenstaande leidt tot eenzelfde ernstige benadeling.

Artikel 9. Tijdelijk verblijf in een andere gemeente

De hoofdregel is dat daar waar de leerling verblijft door de ouders een aanvraag ingediend moet worden. De betreffende gemeente toetst deze aanvraag aan de verordening. Het college maakt een uitzonder wanneer het een korte periode van maximaal 6 weken betreft.

Uitgangspunten:

  • De leerling maakt al gebruik van een voorziening leerlingenvervoer

  • De leerling blijft de huidige school bezoeken

  • De hierboven genoemde periode van maximaal 6 weken is niet bedoeld als overgangsperiode

  • De genoemde uitzondering geldt niet wanneer het een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft.

Hoofdstuk 3. School

Artikel 10. Dichtstbijzijnde toegankelijke school

In de verordening staat het begrip 'dichtstbijzijnde toegankelijke school'. De dichtstbijzijnde toegankelijke school is een school die het dichtst bij de woning van een leerling ligt en die toegankelijk is voor die leerling. Toegankelijkheid kan hierbij betrekking hebben op verschillende factoren, zoals:

  • 1.

    Fysieke toegankelijkheid: De school is geschikt voor leerlingen met een beperking (bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijkheid of aangepaste faciliteiten).

  • 2.

    Onderwijsaanbod: De school biedt onderwijs dat aansluit bij de behoeften van de leerling, zoals speciaal onderwijs of een specifieke leerroute, of op basis van godsdienstige of levensbeschouwelijke richting.

  • 3.

    Plaatsing en toelating: De school accepteert de leerling en heeft geen drempels zoals wachtlijsten of toelatingsbeperkingen.

  • 4.

    Bereikbaarheid: De school is gemakkelijk bereikbaar binnen een redelijke reistijd of afstand.

Wanneer ouders van mening zijn dat de dichterbij gelegen school of scholen niet toegankelijk zijn, moeten de ouders dit aantonen door een schriftelijke verklaring van die scholen, afgegeven door de school of het samenwerkingsverband. Uit die verklaring moet blijken dat de betreffende leerling niet is toegelaten. Daarbij wordt van ouders verwacht dat ze minimaal een kennismakingsgesprek hebben gehad op de dichterbij gelegen school.

Ouders zijn vrij om hun kind naar elke school van hun keuze te laten gaan. In het kader van leerlingenvervoer wordt slechts een vervoerskostenvergoeding naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school verstrekt.

Artikel 11. Wachtlijst dichtstbijzijnde toegankelijke school

Als de leerling wegens een wachtlijst moet uitwijken naar een andere school wordt het leerlingenvervoer toegekend naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde school. Indien de wachtlijst is opgelost kan de vervoersvoorziening beperkt worden tot aan de dichtstbijzijnde school, aangezien deze weer toegankelijk is geworden omdat er geen wachtlijst meer is. Het is niet wenselijk dat een leerling halverwege het jaar een schoolwisseling maakt. De leerling mag met een voorziening voor leerlingenvervoer het schooljaar afmaken. Hieraan wordt als voorwaarde gesteld, dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Bij het nieuwe schooljaar zal de voorziening worden gebaseerd op de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Artikel 12. Stage

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma dan bestaat de aanspraak op een vervoersvoorziening naar het stageadres indien voldaan wordt aan de overige eisen van de verordening.

Uitgangspunten vervoersvoorziening naar een stageadres:

  • Een aanvraag van een vervoersvoorziening naar een stageadres moet onderbouwd worden met een stageovereenkomst.

  • Het college hanteert de dichtstbijzijnde toegankelijke stage. Het college gaat er van uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van de woning van de leering.

  • Wanneer een stageplek zich buiten de gemeente bevindt zal een school in het betreffende geval schriftelijk moeten motiveren waarom deze stageplek voldoet en een duidelijke meerwaarde heeft voor de leerling. De motivering dient specifiek op de desbetreffende leerling betrekking te hebben.

  • Als het stagebedrijf vervoer biedt is dit voorliggend op het leerlingenvervoer.

  • Aangepast vervoer naar stage vindt niet plaats tijdens avonduren, weekenden en schoolvakanties.

  • Op het moment dat een school een studiedag heeft en de stage doorgang vindt, wordt vervoer geboden naar het stageadres.

  • De stagetijden moeten overeenkomen met de schooltijden of aansluitend plaats vinden. Dit om het plannen van stageritten zo efficiënt mogelijk te maken.

  • Indien een leerling met een arbeidsgericht uitstroomprofiel stage gaat lopen wordt van de leerling verwacht dat de leerling zelfstandig naar de stage reist. Indien dit niet mogelijk is zal er met ouders en school worden bekeken hoe de leerling zelfstandig naar stage kan reizen en welke ondersteuning hierbij nog nodig is. Doel is om uiteindelijk zelfstandig naar stage te kunnen reizen.

Artikel 13. Hoogbegaafdheidsonderwijs

Het onderwijs voor hoogbegaafden valt onder regulier basisonderwijs of voortgezet onderwijs en valt daardoor onder de Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Het onderwijs voor deze specifieke groep wordt geboden op reguliere scholen. Bijvoorbeeld door het creëren van aparte groepen, het bieden van extra ondersteuning en het bieden van geschikt lesmateriaal. In de basis staat in het ondersteuningsprofiel van elke reguliere school op welke manier zij (hoog)begaafden leerlingen het passende onderwijs kunnen bieden. In artikel 12 van de Verordening wordt beschreven wat er nodig is om af te kunnen wijken van de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

De noodzaak om een begaafde leerling voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs te laten volgen, vastgesteld door een deskundige van het samenwerkingsverband middels een verklaring zien we als een uitzondering als genoemd in artikel 12 van de Verordening, waarvoor een voorziening leerlingenvervoer kan worden ingezet. Deeltijd hoogbegaafdheidsonderwijs, of les in een speciale klas voor hoogbegaafdheid is geen grond voor het geven van een voorziening leerlingenvervoer.

Artikel 14. Nevenvestigingen van scholen

De feitelijke locatie die door de leerling bezocht wordt door de Verordening aangemerkt als school. Ook als dit een dependance/nevenvestiging is, wordt het in de zin van de Verordening en onderwijswetgeving beschouwd als een zelfstandige school.

Hieruit vloeit bijvoorbeeld voort, dat indien een leerling een dependance/nevenvestiging bezoekt die binnen de afstandsgrenzen van de Verordening staat, het college geen vervoersvoorziening hoeft toe te kennen. Ook niet als de hoofdvestiging van de school wel buiten de afstandsgrens staat. Anderzijds bestaat wel recht op een vervoersvoorziening als de dependance/nevenvestiging buiten en de hoofdvestiging binnen de afstandsgrenzen staat.

Artikel 15. Medische behandeling en zorg

Het komt regelmatig voor dat ouders verzoeken om leerlingenvervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandelingen (zorg) krijgen, al dan niet in combinatie met onderwijs.

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer van en naar scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Vervoer naar zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en andere instellingen waar geen onderwijs wordt geboden worden hier niet toe gerekend.

Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kan het kind in aanmerking komen voor bekostiging van leerlingenvervoer, indien er van de verblijftijd onderwijs wordt genoten en aan de overige eisen van de verordening wordt voldaan. Dit kan onderbouwd worden door middel van het ontwikkelingsperspectief plan (OPP) van de leerling.

Hierbij geldt dat het college leerlingenvervoer aanbiedt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids. Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

Artikel 16. Scholen in het buitenland

De Verordening is voortgekomen en gebaseerd op de Wet op het primair onderwijs (Wpo), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo). Dit brengt met zich mee, dat schoolsoorten waarop deze wetten geen betrekking hebben, niet voor een voorziening leerlingenvervoer in aanmerking komen. Buitenlandse scholen zijn in artikel 1 van de Verordening dan ook uitgesloten van een vervoersvoorziening.

Artikel 17. Wachttijden

Indien er sprake is van een eindexamen beoordeelt het college in samenspraak met de vervoerder of de rit van school op de afwijkende tijd uitgevoerd kan worden. Indien dit niet mogelijk is zal de leerling op de reguliere tijden vervoerd worden. Wanneer er sprake is van wachttijden in het regulier voortgezet onderwijs wordt het rooster aangehouden. Er wordt uitgegaan van het eerste tot en met het laatste lesuur op school.

Indien een school meerdere vestigingen/locaties heeft, kan het voorkomen dat er een wachttijd is. De ritten worden zo veel mogelijk gecombineerd.

Hoofdstuk 4 Afstand en vervoer

Artikel 18. Afstand

De afstand van de woning van de leerling naar school wordt gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. Een route via de veerpont wordt uitgesloten.

De afstand wordt gemeten met de routeplanner van de ANWB, met de optie kortste fietsroute. Als de afstand tussen de woning en school korter is dan het voor de leerling geldende afstandscriterium, wordt er bij de beschikking op de aanvraag een uitdraai meegestuurd. Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het meten van de afstand uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg en de terugweg. Afronding op één decimaal.

Voor de beoordeling van de vraag of een leerling lopend een afstand kan afleggen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 4- en 5-jarige: één kilometer enkele reis

  • 6-, 7- en 8-jarige: anderhalve kilometer enkele reis

  • 9 jaar en ouder: twee kilometer enkele reis

Voor de beoordeling van de vraag of een leerling of een ouder zich per fiets naar school kan vervoeren gelden de volgende uitgangspunten:

  • Primair onderwijs: zes kilometer enkele reis, eventueel de ouder met leerling achterop.

  • Voortgezet onderwijs: twaalf kilometer enkele reis

Artikel 19. Openbaar vervoer

Wanneer een aanvraag voor openbaar vervoer wordt toegekend aan de leerling wordt er een openbaar vervoerspas ter beschikking gesteld. De begeleider van de leerling komt in aanmerking voor een begeleiderspas. Daarbij wordt gekeken naar de goedkoopste vorm van reizen. De vergoeding wordt gebaseerd op het goedkoopste tarief voor de gemeente Venlo voor het openbaar vervoersabonnement.

Om te bepalen of het tijdcriterium van anderhalf uur (als bedoeld in artikel 22 van de verordening) wordt overschreden wordt uitgegaan van de dienstregeling zoals die wordt vermeld op www.9292.nl.

Artikel 20. Eigen vervoer

Uitgangspunt van deze beleidsregel is het stimuleren van de zelfredzaamheid. Eigen vervoer is de aangewezen vervoersvorm om deze zelfredzaamheid te stimuleren. Voor ouders is het belangrijk dat ze waar dit kan de kinderen zelf naar school brengen zodat ze ook in contact zijn met de school.

De vergoeding van het eigen vervoer is ter beoordeling van het college, waarbij medebepalend is of dit vervoer voor het college de goedkopere wijze van vervoer is.

  • Vergoeding van fiets, scooter als scootmobiel: de vergoeding is gelijk aan de tarieven die de VNG adviseert voor het betreffende schooljaar gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige afstand. De bedragen worden uitgekeerd voor de kilometers die de leerling aflegt.

  • Kilometervergoeding eigen vervoer auto: de vergoeding is gelijk aan de tarieven die de VNG adviseert voor het betreffende schooljaar gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige afstand.

Als het college besluit aan ouders een kilometervergoeding voor eigen vervoer per auto toe te kennen, verstrekt zij een vergoeding volgens artikel 21 van de verordening. Ook de retourreis in de ochtend en de heenreis in de middag voor de begeleider worden vergoed. Het aantal kilometers voor de autovergoeding wordt bepaald op basis van de kortste route auto via de ANWB-routeplanner. Er wordt uitgegaan van 200 lesdagen per schooljaar. Indien de leerling in het examenjaar zit wordt er gerekend met 160 dagen per schooljaar.

Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren wordt uitgegaan van de rijafstand van de te vervoeren leerlingen die het verst van de school verwijderd woont. Uitgangspunt is dat de leerlingen naar dezelfde school gaan.

Artikel 21. Combinatievervoer

Indien de goedkoopst adequate manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer bepaalt het college de wijze van vergoeding.

Artikel 22. Aangepast vervoer

Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen aan de woning op. Aan de woning ophalen betekent dat de vervoerder de leerling ophaalt aan de straat bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de straat bij de centrale ingang als ophaalplaats of daar waar de eerste parkeermogelijkheid is voor de taxibus. Voor alle schoollocaties geldt dat per school is bepaald waar de vervoerder de leerlingen afzet.

Het aangepast vervoer vindt alleen plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. De leerling heeft recht op maximaal twee vervoersbewegingen per dag.

Bij het afzetten van de leerling dient de ouder of iemand anders aanwezig te zijn op het vaste afzetadres. De ouder moet ervoor zorgen dat er iemand in huis is die de deur opendoet en de leerling ophaalt bij de taxibus.

Het is mogelijk dat een leerling tijdens het vervoer (medische) begeleiding nodig heeft. In dat geval wordt de begeleiding door of namens de ouder verzorgd. Er zal een zitplaats ter beschikking worden gesteld voor de (medische) begeleiding. Voor de begeleiding geldt dat het ophaal/brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling. Na de ochtendrit en voor de middagrit wordt de begeleider niet thuisgebracht/opgehaald.

Artikel 23. Opstapplaatsen

Het college kan beslissen dat bij de uitvoering van het aangepast vervoer gebruik gemaakt wordt van opstapplaatsen.

Opstapplaatsen liggen op een redelijke loopafstand van de woning. De opstapplaatsen zijn bij voorkeur gelegen bij bestaande haltes of locaties die als opstapplaats kunnen worden aangemerkt. Wat betreft de redelijke loopafstand hanteren we de afstanden zoals omschreven in artikel 18 van deze beleidsregel.

Artikel 24. Zelfredzaamheidstrajecten

Artikel 18 van de verordening biedt de mogelijkheid om uitvoering te geven aan een vervoerstraining met behulp van een vervoersontwikkelingsplan.

De zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling staan tijdens deze trajecten centraal.

Bij een zelfredzaamheidstraject valt te denken aan een project waarin met de leerling geoefend wordt met de fiets of het openbaar vervoer te reizen. Het college kijkt per situatie wat een passende oplossing is om de zelfredzaamheid te bevorderen.

Artikel 25. Extreme weersomstandigheden

Bij extreme weersomstandigheden beslist het college in samenspraak met de vervoerder of het vervoer (al dan niet op een aangepast tijdstip) plaats moet vinden.

Artikel 26. Afmelding, aanmelding en loosmeldingen

Wanneer een ouder vaststelt dat een leerling niet vervoerd hoeft te worden door ziekte of andere oorzaken, moet dit tijdig worden gemeld. De ouder moet dit doorgeven aan de vervoerder. Dit kan telefonisch, via de ouderlogin op de website of app van de vervoerder. Zodra de leerling beter is of van het vervoer weer gebruik wil maken moet dit op dezelfde manier worden doorgegeven aan de vervoerder. Zonder tijdige betermelding is er geen vervoer beschikbaar.

Een loosmelding in het leerlingenvervoer betekent dat een ouder niet tijdig heeft doorgegeven dat een leerling niet opgehaald hoeft te worden. Hierdoor rijdt de chauffeur onnodig naar het ophaaladres en staat hij voor een deur waar niemand klaarstaat om mee te gaan. Dit zorgt niet alleen voor tijdverlies, maar kan ook leiden tot onnodige kosten en verstoringen in de planning van de route. Daarom is het belangrijk om tijdig afmeldingen door te geven aan de vervoerder. Bij een loosmelding neemt de vervoerder contact op met ouders van de leerling. Daar waar meerdere loosmeldingen gedurende het schooljaar worden geconstateerd worden ouders middels een brief of een gesprek gewezen op het belang van een tijdige afmelding.

Hoofdstuk 5. Toekenning, herziening en intrekking

Artikel 27. Weigeringsgronden

In de volgende situaties is er geen sprake van leerlingenvervoer:

  • Vervoer tijdens schoolvakanties

  • Vervoer op afwijkende schooltijd, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreis, sportdag of proefwerkweek.

  • Vervoer voor incidentele verzoeken/wijzigingen

  • Vervoer tussen onderlinge schoolgebouwen

  • Vervoer tussen school, zwembad of gymnastieklokaal

  • Vervoer voor (para)medische behandeling/therapie zoals huisarts, tandarts, revalidatiecentrum, dagbehandeling, ziekenhuis en dergelijke.

  • Vervoer vanwege een tijdelijke beperking (korter dan drie maanden) zoals een gebroken been.

  • Vervoer voor andere doeleinden dan schoolonderwijs, zoals vervoer naar huiswerkbegeleiding, remedial teaching, sportvereniging en dergelijke.

Ouders zijn in dergelijke situaties zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

Artikel 28. Wijzigingen en terugvorderingen

Artikel 24 van de verordening stelt vast dat ouders verplicht zijn wijzigingen door te geven aan het college die van directe invloed zijn op de voorziening leerlingenvervoer. Ouders moeten minimaal drie weken vooraf de volgende wijzigingen doorgeven:

  • Wijziging woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing

  • Verandering van school

  • Wijziging gezinssituatie die van invloed is op het al dan niet kunnen begeleiden van de leerling

  • Wijziging adres school

  • Wijziging van de schooltijden van de school

  • Wijziging rondom de mogelijkheid van de leerling.

De kosten van een ten onrechte genoten vervoersvoorziening kunnen van de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling worden teruggevorderd, of worden verrekend met een verstrekte maar nog niet uitbetaalde vervoersvergoeding.

Artikel 29. Wangedrag

Bij wangedrag kan het college een leerling de toegang tot het aangepast vervoer ontzeggen. Hierbij zal de volgende procedure worden gevolgd:

  • 1.

    Het college wordt geïnformeerd over het gedrag en bespreekt dit met de ouders.

  • 2.

    Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het voorval is terug te voeren op de verstandelijke beperking van de leerling en dus aan de leerling niet kan worden toegerekend dan wordt met de vervoerder, ouders en eventueel school een passende oplossing gezocht (bijvoorbeeld begeleiding in het aangepast vervoer of inzet eigen vervoer).

  • 3.

    Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het voorval niet is terug te voeren op de verstandelijke beperking van de leerling, dan wordt het ongewenste gedrag aan de leerling toegerekend. Het college neemt de beslissing over al dan niet sanctioneren.

  • 4.

    Afhankelijk van de ernst van het incident ontvangen de ouders van het college een brief met de opgelegde sanctie:

    • a.

      Een schriftelijke waarschuwing, of

    • b.

      Een tijdelijke uitsluiting

  • 5.

    Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het ongewenste gedrag moet worden toegerekend aan de ouders, voert de gemeente hierover een gesprek met de ouders. Afhankelijk van de ernst van het incident ontvangen de ouders van het college een brief met:

    • a.

      Een schriftelijke waarschuwing, of

    • b.

      Een tijdelijke uitsluiting van de leerling.

  • 6.

    Bij nieuw wangedrag en na een tweede tijdelijke uitsluiting binnen een periode van twaalf maanden zal de leerling uitgesloten worden van aangepast vervoer. Er zal dan samen met ouders gekeken worden naar een andere oplossing.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 30. Slotbepalingen

De “Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Venlo 2023” vastgesteld op 3 oktober 2023 worden ingetrokken per 1 april 2025.

Deze regeling treedt in werking per 1 april 2025. Deze beleidsregels wordt aangehaald als 'Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Venlo 2025'

Ondertekening

Venlo, 25 maart 2025

Burgemeester en wethouders van Venlo

de secretaris, de burgemeester

Twan Beurskens, Antoin Scholten