Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737065
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR737065/1
NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2025 e.v.
Geldend van 24-03-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025
Intitulé
NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2025 e.v.Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep,
- -
Gelezen het voorstel van 5 december 2024
- -
Overwegende dat het noodzakelijk is om voor het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning nadere regels te stellen;
- -
Gelet op Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
- -
Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning.
besluit:
de NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2025 e.v. met terugwerkende kracht per 1-1-2025 vast te stellen.
NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2025 e.v.
Artikel 1. Begrippen/ definities
Aanvullend op de begrippen en definities in de verordening en begrippen specifiek voor de nadere regels.
In dit Besluit wordt verstaan onder:
- -
Algemene voorziening: zie artikel 1 en 2 van de verordening.
- -
Algemeen gebruikelijke voorziening: zie artikel 1 en 2 van de verordening.
- -
Budgethouder: de persoon aan wie het college een persoonsgebonden budget heeft toegekend;
- -
Goed bruikleenschap: de voorziening conform de afspraken in de bruikleenovereenkomst hulpmiddelen gebruiken.
- -
Gebruikelijke hulp: gebruikelijke hulp is per definitie hulp waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Het is de normale dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke hulp is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Zie Bijlage 2 Gebruikelijke hulp Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
- -
Programma van eisen: technische omschrijving waar een maatwerkvoorziening aan moet voldoen in verband met de persoonlijke en medische kenmerken van de cliënt.
- -
Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning.
- -
Mantelzorg: Zie artikel 1 van de verordening.
- -
Woonvoorzieningen: zie definitie in artikel 1 van de verordening.
- -
Woningaanpassingen: zie definitie in artikel 1 van de verordening.
Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten
Artikel 2. Onderzoek
- 1.
Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Jeugdwet of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien dit het geval is, zal er op grond van de Wmo geen voorziening worden verstrekt. Indien deze wetten de voorziening niet vergoeden betekent dat niet automatisch een toekenning of compensatieplicht vanuit de Wmo.
- 2.
Bij het onderzoek gaan we er van uit dat zelfredzaamheid en participatie in de samenleving een verantwoordelijkheid is dat elk individu heeft. Vanuit de gedachte dat de cliënt een inspanningsverplichting heeft om de eigen situatie te verbeteren, wordt beoordeeld wat de cliënt zelf nog kan, zo nodig met hulp van zijn sociale netwerk, mantelzorg, algemeen gebruikelijke dan wel algemene voorzieningen.
- 3.
Mocht dit alles niet leiden tot compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, dan wordt tenslotte beoordeeld in hoeverre een maatwerkvoorziening een zodanig passende bijdrage kan leveren dat de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid, participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen.
HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN
3.1 Hulp bij het huishouden
Artikel 3. Hulp bij het huishouden
- 1.
Het beoogde resultaat van deze maatwerkvoorziening is dat de cliënt onder andere in staat is om:
- a.
In een schoon en leefbaar huis te wonen;
- b.
Zelfstandig in de eigen leefomgeving te blijven wonen;
- c.
Schone kleding te dragen.
- a.
- 2.
In het handboek voor aanbieders is meer informatie opgenomen:
https://www.sociaaldomein-limburgnoord.nl/gfx/Aanbieders/Handboek_Wmo_aanbieders_V_3-0.pdf
3.2. Woonvoorzieningen, woningaanpassingen en hulpmiddelen
Artikel 4. Woonvoorzieningen en woningaanpassingen
Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving, kan het college:
- 1.
woonvoorzieningen en/of woningaanpassingen verstrekken.
- 2.
Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:
- a.
Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn;
- b.
woningaanpassingen: nagelvaste voorzieningen. Voorbeelden van woningaanpassingen zijn uitbreiding van de slaapkamer, verbreding van deuren. De kosten van een woningaanpassing kunnen alleen worden verstrekt in de vorm van een eenmalig persoonsgebonden budget.
- c.
Voor losse woonvoorzieningen geldt dat voor kortdurend en incidenteel gebruik een beroep moet worden gedaan op de uitleenservice gedurende de maximale periode van 26 weken.
- a.
- 3.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals genoemd in de verordening onder artikel 2 (niet limitatief) vallen niet onder de noemer maatwerkvoorziening.
Artikel 5.1 Criteria woonvoorzieningen en woning aanpassingen
- 1.
Een cliënt kan in aanmerking komen voor een woonvoorziening en/of een woningaanpassing, welke is goedgekeurd door de bouwdeskundige van de gemeente, als de cliënt:
- a.
blijvende aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, én
- b.
Aantoonbaar, naar redelijkheid en billijkheid, al het mogelijke heeft gedaan om een geschikte woning te vinden en/of binnen de eigen woning alle mogelijkheden heeft benut om de belemmeringen weg te nemen door bijvoorbeeld de woninginrichting aan te passen;
- c.
de woningaanpassing langdurig nodig heeft en verhuizing niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is en/of;
- d.
de aanpassing nodig heeft om de noodzakelijke gebruiksruimten te bereiken gericht op het normale gebruik van de woning;
- e.
een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis heeft, met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
- a.
- 2.
Het college neemt de volgende kosten mee bij de vaststelling van de maatwerkvoorziening of het eenmalige Pgb voor een woningaanpassing:
- a.
de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;
- b.
de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;
- c.
de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;
- d.
de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;
- e.
de kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening.
- f.
de kosten voor het opstellen van de offertes van genodigde partijen.
- a.
- 3.
onderhoud van een woonvoorziening is voor rekening van de inwoner.
- 4,
onderhoud van woningaanpassingen is eveneens voor rekening van de inwoner.
Artikel 5.2. Offerte voor een woningaanpassing
- 1.
Het college bepaalt de kostprijs van een maatwerkvoorziening voor een woningaanpassing op basis van door aanvrager overlegde offerte(s) met de goedkeuring van de bouwdeskundige volgens onderstaande werkwijze:
- a.
één gespecificeerde offerte indien de verwachte kostprijs lager is dan € 2.500;
- b.
indien er op basis van het tweede lid van dit artikel aanleiding bestaat tot een aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan € 2.500,- dienen twee gespecificeerde offertes in te worden gediend.
- a.
- 2.
Het primaat voor een woningaanpassing waarbij de kosten hoger zijn dan € 2.500,- ligt bij verhuizen, tenzij verhuizen naar een geschikte woning niet de goedkoopst passende oplossing biedt voor de cliënt.
Artikel 5.3. Criteria verhuiskostenvergoeding
- 1.
Als de beste oplossing is verhuizen door onvoorziene omstandigheden, maar de klant kan de verhuizing niet bekostigen, dan kan er voor de verhuiskosten maatwerk worden geleverd. Een verhuiskostenvergoeding kan bestaan uit onderstaande kosten:
- a.
Huur verhuiswagen bij verhuisbedrijf of verhuurbedrijf;
- b.
Montage en/of demontage werkzaamheden;
- c.
Noodzakelijkheid van een verhuislift;
- d.
Vergoeding voor de aankleding van de woning ( zoals de vloerbedekking, gordijnen en de verf);
- e.
Een maand dubbele huurlastenvergoeding voor de nieuwe woning.
- a.
- 2.
Voor de kosten van een verhuizing kan slechts een maatwerkvoorziening worden verstrekt in de vorm van een eenmalig persoongebondenbudget van maximaal €2.500,--. De inwoner dient een gespecificeerde factuur of betalingsbewijs in te dienen ter verantwoording.
Hoofdstuk 3.3 Vervoer
GPK heeft een eigen wettelijk kader en valt niet onder de Wmo. (zie gemeentesite en legesverordenig Gennep).
Artikel 6. Rolstoelvoorzieningen
- 1.
Het beoogde resultaat van een rolstoelvoorziening is een adequate oplossing voor een beperking in het bewegen in en om het huis.
- 2.
Wij onderscheiden de volgende rolstoelvoorzieningen:
- a.
Handmatig voortbewogen rolstoel;
- b.
Elektrisch voortbewogen rolstoel;
- a.
- 3.
Accessoires zoals een boodschappenmand en een extra spiegel zijn doorgaans niet noodzakelijk en worden daarom niet vergoed.
- 4.
Voor handmatige rolstoelvoorzieningen geldt dat voor kortdurend en incidenteel gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice of een rolstoelpool.
Artikel 7. Vervoershulpmiddelen
- 1.
Het beoogde resultaat van de verstrekking van een vervoershulpmiddel is om het voor de cliënt mogelijk te maken zich lokaal te verplaatsen buitenshuis.
- 2.
Wij onderscheiden onder andere de volgende vormen van vervoershulpmiddelen:
a. Aangepaste fietsen niet zijnde een Duo-fiets of tandem;
b. Scootmobielen
- 3.
De voorwaarde om een vervoersmiddel te verstrekken is dat iemand:
- a.
Een permanente mobiliteitsbeperking heeft. De verstrekking van een vervoershulpmiddel geschiedt enkel wanneer de kosten van de passende voorziening de kosten van de algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening te boven gaan.
- b.
Voldoende mobiel is om zonder hulp van buitenaf op en af te kunnen stappen van de scootmobiel om zichzelf in een noodsituatie in veiligheid te kunnen brengen.
- c.
Verkeersveilig is.
- a.
- 4.
Het stallen van vervoersvoorzieningen dient op adequate wijze te geschieden. Van cliënt mag worden verwacht dat hiervoor ruimte wordt gecreëerd, ook als deze ruimte op dat moment voor andere doeleinden wordt gebruikt. Als er sprake is van een doelgroepen gebouw dan heeft de eigenaar van het gebouw de plicht om het gebouw voor de doelgroep toegankelijk te maken. Indien een adequate stallingsmogelijkheid ontbreekt, kan de gemeente een financiële tegemoetkoming voor de realisatie van een eenvoudige stalling of andere voorziening van bouwkundige of woon technische aard verschaffen. De vergoeding bedraagt nooit meer dan de goedkoopst adequate voorziening.
- 5.
Voor alle vervoershulpmiddelen (en rolstoelen geldt dat de gemeente eenmalig eventueel opgelopen schade vergoedt indien de schade niet door schuld of opzet is ontstaan. Eventuele volgende schades zijn voor rekening van de inwoner.
Hoofdstuk 3.4 begeleiding
Artikel 8 begeleiding
- 1.
Begeleiding is de dienstverlening gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en eigen kracht, opname in een instelling of verwaarlozing van de cliënt voorkomt. Zie artikel 2 lid 2 van de verordening.
- 2.
Wij onderscheiden onder andere de volgende vormen van begeleiding waaronder ook persoonlijke verzorging (https://www.sociaaldomein-limburgnoord.nl/gfx/Aanbieders/Handboek_Wmo_aanbieders_V_3-0.pdfsociaaldomein-limburgnoord.nl )
- 3.
De omvang van logeren is maximaal 52 etmalen per jaar.
- 4.
Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld, omdat het logeren betreft. Bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) moet worden gesteld.
- 5.
Het is denkbaar dat op lid 3 in specifieke situaties een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld een verblijf van een week mogelijk te maken, zodat een mantelzorger op vakantie kan. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld respijtzorg vergoed door de ziektekostenverzekeraar geen optie is.
- 6.
Wanneer verpleging nodig is, moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden geïndiceerd. Als ook sprake is van behandeling, valt logeren niet onder de Wmo.
3.8 Beschermd wonen en opvang
Artikel 9. Beschermd wonen en opvang
- 1.
De inwoner of diens hulpverlener moet contact opnemen met de toegang van de gemeente Gennep.
- 2.
Mocht blijken dat na het onderzoek door de toegang van de gemeente Gennep meer ondersteuning nodig heeft dan ambulante begeleiding, dan draagt de toegang van de gemeente Gennep de inwoner over aan de gemeente Venray.
- 3.
De gemeente Venray voert voor onze gemeente de toegang tot beschermd wonen uit. De Wmo toegang van de gemeente Venray maakt vervolgens met de inwoner een afspraak voor het zogenaamde verdiepend keukentafelgesprek waar ook de consulent van de gemeente Gennep aan kan sluiten.
HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 10. Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget
- 1.
De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:
- a.
Besteding van het pgb voor het hulpmiddel door:
- b.
Het inkopen van de individuele voorziening, hulpmiddel of hulp;
- c.
Het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel mits deze zijn toegekend in het PGB;
- a.
- 2.
Degene die wordt ingeschakeld voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst.
- 3.
Indien er sprake is van een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden, wordt er geacht sprake te zijn van professionele ondersteuning wanneer de dienstverlening geboden wordt door een thuiszorgorganisatie of door een zzp-er die als eenmanszaak staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en tevens voldoet aan de voorwaarden van het urencriterium vereist voor de zelfstandigenaftrek voor de inkomstenbelasting (te weten minimaal 1225 uur per jaar wordt besteed aan het feitelijk bedrijven van de onderneming en er meer tijd wordt besteed aan de onderneming dan aan andere werkzaamheden).
- 4.
De met een persoonsgebonden budget te realiseren maatwerkvoorziening ten behoeve van het wonen in de vorm van een (niet-)bouwkundige of (niet) woon technische woonvoorziening, een uitraasruimte, badkamer, uitbouw of onderhouds-, keurings- of reparatiekosten kan slechts plaatsvinden door een erkend bedrijf. Hiervan is sprake indien het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en voorzien is van een BTW-nummer. Het zelf uitvoeren van werkzaamheden is niet toegestaan, tenzij hiervoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college. Voordat er een akkoord wordt gegeven op de uitvoering van de aanpassing wordt de offerte gecontroleerd. Na aanpassing komt het definitieve factuur en daardoor ook de definitieve beschikking.
- 5.
Er kan slechts een persoonsgebonden budget worden toegekend voor de reparatiekosten van een vervoersvoorziening indien:
- a.
de reparatie niet veroorzaakt is door verwijtbare gedragingen en
- b.
de fabrieks- of wettelijke garantie niet van toepassing is.
- a.
- 6.
De met een persoonsgebonden budget aan te schaffen maatwerkvoorziening dient te voldoen aan het in het kader van het onderzoek opgestelde programma van eisen.
- 7.
De voorziening die de cliënt inkoopt met het persoonsgebonden budget dient, adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn.
Artikel 11. Budgetperiode
- 1.
Het persoonsgebonden budget voor een zaak wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de afschrijvingstermijn die van toepassing is op de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.
- 2.
Het verstrijken van de toepasselijke afschrijvingstermijn betekent niet automatisch dat er recht bestaat op een nieuwe voorziening. In zulke situaties zal altijd beoordeeld dienen te worden of de oude voorziening nog gebruikt kan worden. Belangrijk is of de oude voorziening nog in voldoende mate een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de budgethouder/ gebruiker.
Artikel 12. Afschrijvingstermijn
- 1.
Voor de volgende zaken geldt een afschrijvingstermijn voor woningaanpassingen, sportvoorziening:
- a.
Voor hulpmiddelen uit het kernassortiment van de leverancier:
- I.
voorziening voor volwassenen: 7 jaar
- II.
voorziening voor kinderen: 5 jaar.
- I.
- b.
Voor woningaanpassingen (keuken, tegels, sanitair, natte cel en CV-ketel) geldt een afschrijvingstermijn van 25 jaar.
- c.
Voor sporthulpmiddelen geldt een afschrijvingstermijn van 3 jaar waarbij een technische afkeuring van het sporthulpmiddel overlegd te worden.
- d.
Indien de niet-bouwkundige of niet-woontechnische voorziening bestaat uit een woonsanering wordt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen. Er geldt een afschrijvingstermijn van 10 jaar.
- a.
Artikel 13. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening
- 1.
Op grond van het opgestelde Leefzorgplan met bijbehorend pgb-plan wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met:
- a.
De tegenwaarde van de (koop)prijs van het goedkoopst adequate hulpmiddel inclusief onderhoud, conform de contractafspraken met leveranciers;
- b.
De hoogte van het PGB is nooit hoger dan de gemiddelde kostprijs;
- c.
De afschrijvingstermijn: binnen deze termijn wordt in beginsel geen nieuw PGB verstrekt.
- a.
- 2.
Indien het college geen contract heeft gesloten met aanbieders van de betreffende te verstrekken maatwerkvoorziening wordt op basis van twee door de cliënt op te vragen offertes alsnog de goedkoopst passende voorziening gezocht ter vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.
Artikel 14. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor verhuizing en huurderving
- 1.
De hoogte van het door het college te verlenen persoonsgebonden budget in de kosten voor verhuizing en inrichting bedraagt maximaal € 2.500,-.
- 2.
Een persoonsgebonden budget in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,-.
- 3.
De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag. De periode waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, bedraagt maximaal zes maanden. Onder voorwaarden is verlenging van deze termijn met maximaal drie maanden mogelijk.
Artikel 15. Besteding en verantwoording van eenmalige persoonsgebonden budgetten
- 1.
De verantwoording van het (eenmalige verstrekte) persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt in ieder geval plaats direct na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.
- 2.
Voor de verantwoording van het (eenmalig verstrekte) persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (bijvoorbeeld een badkamer, uitbouw ) geldt dat:
- a.
Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een dergelijke voorziening, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het toekennen van het persoonsgebonden budget, de woningeigenaar aan het college verklaart dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid;
- b.
De gereed melding als bedoeld in lid 1 vergezeld gaat van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend;
- c.
Op basis van de gereedmelding wordt beoordeeld of is voldaan aan voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget is verstrekt, met name of de werkzaamheden conform het programma van eisen zijn uitgevoerd;
- d.
De gereed melding tevens geldt als een verzoek tot uitbetaling van het persoonsgebonden budget;
- e.
De budgethouder gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar dient te houden.
- a.
- 3.
Dit artikel wordt ingetrokken op het moment dat de Sociale Verzekeringsbank ook het trekkingsrecht van eenmalige persoonsgebonden budgetten gaat verzorgen.
- 4.
de PGB houder in zijn rol van werkgever dient de uren van dienstverlening bij te houden.
HOOFDSTUK 5 EIGEN BIJDRAGE
Artikel 16. Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen
- 1.
De bedragen per maand, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
- 2.
De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van:
- a.
De samenstelling van het huishouden van belanghebbende;
- b.
De leeftijd van belanghebbende;
- c.
Reeds betaalde eigen bijdrage (zowel Wmo als Wlz).
- a.
Artikel 17. Eigen bijdrage en duur van de eigen bijdrage
- 1.
Voor maatwerkvoorzieningen geldt dat:
- a.
Het CAK bepaalt welke inwoner de eigen bijdrage betaalt op basis van door de gemeente bepaalde normen. Reeds betaalde eigen bijdrage (zowel Wmo als Wlz). Zie hiervoor Eigen bijdrage - CAK.
- b.
De eigen bijdrage is verschuldigd gedurende de periode van de maatwerkvoorziening.
- c.
De rolstoelvoorzieningen (inclusief sportrolstoelen) zijn uitgesloten van het opleggen van de eigen bijdrage.
- d.
De eigen bijdrage niet van toepassing is bij kinderen jonger dan 18 jaar;
- e.
De eigen bijdrage niet van toepassing is op zorgmijders.
- f.
De eigen bijdrage niet van toepassing is bij kortdurende interventies door team toegang.
- a.
Artikel 18. Eigen bijdrage beschermd wonen en opvang
- 1.
Voor Gennepse inwoners met een Beschermd Wonen indicatie int de gemeente Venray de eigen bijdrage.
- 2.
De eigen bijdrage voor opvang wordt vastgesteld en geïnd door het de aanbieder en centrumgemeente Nijmegen.
HOOFDSTUK 6 ONDERSTEUNING EN WAARDERING MANTELZORGERS
Artikel 19. Ondersteuning mantelzorgers
- 1.
De gemeente kan een mantelzorger van een zorgvrager die beiden in de gemeente Gennep wonen, ondersteunen indien:
- a.
Er sprake is van langdurige intensieve mantelzorg: langer dan drie maanden én meer dan acht uur per week;
- b.
Draagkracht en draaglast uit balans zijn;
- c.
Er veel extra kosten zijn.
- a.
- 2.
Vormen van ondersteuning zijn:
- a.
Passende respijtzorg bijvoorbeeld in de vorm van logeren of Hulp bij het huishouden;
- b.
dagbesteding of individuele begeleiding voor de hulpbehoevende nodig blijkt.
- a.
Artikel 20. Waardering mantelzorgers
- 1.
in lijn met het OMO beleid meer kerngericht georganiseerd of op een door het college nader te bepalen wijze uitgevoerd.
HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 21. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in dit besluit indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 22. Intrekken oude Besluit en overgangsrecht
- 1.
Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2020 van 12 november 2019 wordt ingetrokken.
- 2.
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2020 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
Artikel 23. Inwerkingtreding
Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning treedt in werking op 1 januari 2025.
Ondertekening
Aldus besloten in de vergadering 17 december 2024.
Burgemeester en wethouders van Gennep,
De secretaris, Bart TeunissenDe burgemeester, Hans Teunissen
Bijlage 1 Richtlijn gebruikelijke hulp Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Inleiding
Binnen de Wmo vinden we het gebruikelijk dat ouders, partners, (inwonende) kinderen en huisgenoten in bepaalde mate de zorg en ondersteuning voor een gezinslid of huisgenoot op zich nemen. Dit heet gebruikelijke hulp.
Voor de duidelijkheid: wanneer er sprake is van gebruikelijke hulp, kan er geen aanspraak op ondersteuning of hulpverlening vanuit de Wmo.
Deze richtlijn gebruikelijke hulp beschrijft wat over het algemeen normaal wordt gevonden om ten minste voor elkaar te betekenen.
Deze regeling gebruikelijke hulp is een vertaling van het CIZ indicatiewijzer gebruikelijke zorg. De inhoud van deze regeling gebruikelijke hulp is zo goed als gelijk aan het CIZ-indicatiewijzer gebruikelijke zorg. Hieronder is uitgewerkt wat onder gebruikelijke hulp wordt verstaan.
Hoofdstuk 1 SOCIALE OMSTANDIGHEDEN
Het hangt af van de sociale relatie welke hulp mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer hulp mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar hulp bieden, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op een individuele (maatwerk)voorziening op basis van Wmo en Jeugdwet, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen.
Hierbij wordt onder andere gekeken naar de gezinssamenstelling, het wel of niet aanwezig zijn van een sociaal netwerk, beschikbare mantelzorg etc. Tevens wordt onderzocht of het ondersteunen bij het opzetten van een sociaal netwerk een mogelijke oplossing is.
Ook hierbij kunnen externe deskundigen worden ingeschakeld.
1.1 Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die partners, ouders, (inwonende) kinderen of andere huisgenoten en/of directe familieleden geacht worden elkaar onderling te bieden. Dit betekent bijvoorbeeld bij het huishouden dat, als cliënt zelf het huishouden niet meer kan doen, bijvoorbeeld de huisgenoten die taken in principe moeten overnemen. Maar onder gebruikelijke hulp kan ook vallen dat huisgenoten elkaar helpen bij het vervoer van en naar allerlei afspraken.
1.1.1 Gebruikelijke hulp bij hulp in het huishouden.
Tot de leefeenheid behorende huisgenoten zijn bijvoorbeeld echtgeno(o)t(e), partner, inwonende kinderen ouder dan 18 jaar en/of andere inwonende personen. Van kinderen van 18 tot 23 jaar wordt verwacht dat zij in staat zijn om een eenpersoonshuishouden te voeren. Deze kinderen kunnen een deel van de huishoudelijke taken op zich nemen. Van alle huisgenoten vanaf 23 jaar wordt verwacht dat zij in staat zijn een meerpersoonshuishouden te voeren. Of er sprake is van inwoning wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Hier kan bijvoorbeeld om een huurcontract worden gevraagd, indien dit aan de orde is.
Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan of studie een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende 5 etmalen aaneengesloten zullen de niet uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.
Voor kinderen die tot het meerpersoonshuishouden behoren gelden de volgende uitgangspunten:
- 1.
Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.
- 2.
Kinderen van 5 tot 13 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen.
- 3.
Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden, dat wil zeggen rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.
- 4.
Taken van een 18 tot 23 jarige: van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een 18 tot 23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden (tweekamer woning) te kunnen voeren.
- 5.
Inwonende kinderen van 23 jaar of ouder worden in staat geacht om een volledig huishouden te runnen.
Bij dreigende overbelasting van de huisgenoot kan een beroep worden gedaan op de compensatieplicht uit de Wmo. Concreet betekent dit dat, ondersteuning kan worden geboden bij het functioneren van het huishouden.
Er is sprake van bovengebruikelijke hulp, als voldaan wordt aan deze kenmerken:
- -
de ondersteuningsvraag op het gebied van noodzakelijke ADL en of ondersteuning van het kind of de inwoner vanwege chronische beperkingen groter is van de hulp die een kind of de inwoner van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft.
- -
voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen groter is van de hulp die een kind of de inwoner van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft.
- -
bij verblijf gaat het om het leefklimaat beschermende woonomgeving, dat gelet op de levensfase van het kind als gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen moet worden aangemerkt.
Het hangt af van de sociale relatie welke hulp mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer hulp mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar hulp bieden, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op een individuele (maatwerk)voorziening op basis van Wmo en Jeugdwet, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen.
Kortdurende en langdurige situaties
Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.
Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.
Algemeen aanvaarde maatstaven:
- -
In kortdurende situaties moet alle persoonlijke verzorging en hulpverlening door de gebruikelijke ondersteuner worden geboden.
- -
In langdurige situaties is de hulp waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten) aan de cliënt moet worden geboden gebruikelijke hulp.
- -
Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen is tot een leeftijd van 18 jaar gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties.
1.1.2 Gebruikelijke hulp bij vervoer
Als de partner van een cliënt met een vervoersprobleem de beschikking heeft over een auto en hij is redelijkerwijs in de gelegenheid om cliënt van en naar afspraken te brengen, wordt van hem verwacht dat hij actief bijdraagt aan het oplossen van het vervoersprobleem.
1.1.3 Gebruikelijke hulp bij persoonlijke verzorging
Het aanleren van handelingen op het gebied van persoonlijke verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp. Als anderen dan de gebruikelijke ondersteuning de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke hulpverlener niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke ondersteuning verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.
Volwassenen onderling in kortdurende situaties
Van belang is onderscheid te maken tussen:
- -
gebruikelijke persoonlijke verzorging van partners voor elkaar,
- -
gebruikelijke persoonlijke verzorging van volwassen huisgenoten voor elkaar, w.o. inwonende volwassen kinderen (> 18 jaar) voor hun ouders.
Van partners wordt verwacht dat zij naar vermogen elkaar alle persoonlijke verzorging bieden in kortdurende zorgsituaties (< 3 maanden) met uitzicht op herstel.
De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichaamsgebonden zorg in de vorm van assistentie en overname bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening. Bijvoorbeeld als de partner een been breekt. Cliëntsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben.
Partners onderling, in langdurige situaties
Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat een zorgvraag naar verwachting langer dan 3 maanden zal gaan duren, is persoonlijke verzorging ook tussen partners geen gebruikelijke zorg. Wanneer de partner voor het deel dat de gebruikelijke zorg overstijgt, een aanvraag indient voor Wmo of Zvw-zorg, dient dat te worden opgevat als een signaal dat de mantelzorg niet vrijwillig wordt gegeven.
Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Persoonlijke verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp. De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichamelijke zorg inclusief assistentie bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, aandacht en begeleiding bij ziekte en psychosociale problemen. Dit betreft in ieder geval kortdurende zorgsituaties (tot 3 maanden) met uitzicht op herstel.
Een voorbeeld hiervan is de zorg voor een huisgenoot tijdens een kortdurend gezondheidsprobleem als herstel na een operatie, griep, gekneusde ledematen e.d. Deze vorm van zorg is in principe (afhankelijk van de aard, omvang en duur) gebruikelijk.
Bovengebruikelijke hulp
Er is sprake van bovengebruikelijke hulp, als de voor het client noodzakelijke hulp op het gebied van Persoonlijke Verzorging en Hulpverlening in chronische situaties uitgaat boven de hulp die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingenclient redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen. Bij verblijf gaat het om het leefklimaat beschermende woonomgeving, dat gelet op de levensfase van het kind als gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen moet worden aangemerkt.
E. Uitzonderingen
- 1.
Voor zover een partner geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging ten behoeve van cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht.
- 2.
Voor zover een partner overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
- a.
Wanneer er voor de partner eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van hulpverlening in het kader van een maatwerkvoorziening, dient men die overbelasting op te heffen door deze hulp door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen.
- b.
Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke persoonlijke verzorging, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke persoonlijke verzorging voor op die maatschappelijke activiteiten.
- 3.
Voor zover gebruikelijke persoonlijke verzorging bij volwassenen van niet uitstelbare aard is en degene die de gebruikelijke hulp moet verlenen niet beschikbaar is, wegens reguliere school- of werkweek van hem/haar zelf of van het kind, kan hiervoor een individuele voorziening worden toegekend. Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen gebruikelijke persoonlijke verzorging verwacht van een partner of ouder.
1.2 Hulp door twee hulpverleners
Bij de cliënt met een complexe hulpvraag kan het noodzakelijk zijn dat deze door twee hulpverleners geleverd wordt. Is er sprake van gebruikelijke hulp, dan wordt dit toegepast op de te leveren hulp door de eerste persoon. Voor de door de tweede persoon te leveren hulp wordt de (gemiddelde) tijd volledig toegekend. Voor de aanwezigheid van een tweede hulpverlener ter ondersteuning van bijvoorbeeld een fysiotherapeut is de cliënt niet aangewezen op ondersteuning vanuit de Wmo of Jeugdwet, de verantwoordelijkheid voor de adequate hulpverlening ligt bij de therapeut zelf.
1.1.4 Begeleiding bij volwassenen onderling
Bij volwassenen onderling kan van partners en andere volwassen huisgenoten ten opzichte van elkaar worden verondersteld dat een groot deel van het sociaal verkeer gezamenlijk plaatsvindt, en begeleiding door onderling dus gebruikelijk is. Inwonende volwassenen waaronder partner, huisgenoot of volwassen kinderen (> 18 jaar) worden verondersteld de praktische, ondersteunende begeleiding in het normale maatschappelijke verkeer te verzorgen.
A. Kortdurende situaties
Alle begeleiding van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een maatwerkvoorziening daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
B. Langdurige situaties
Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen cliënt gebruikelijke hulp wanneer die begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:
- -
Het geven van begeleiding aan een cliënt op het terrein van de maatschappelijke participatie.
- -
Het begeleiden van de cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.
- -
Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie, regie voeren over het huishouden of het uitvoeren van huishoudelijke (schoonmaak)taken zoals schoonmaak. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte cliënt werd uitgevoerd.
E. Aanleren
Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de cliënt is gebruikelijke hulp.
F. Uitzonderingen
- 1.
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke begeleiding ten behoeve van cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren wordt van hen geen bijdrage verwacht.
- 2.
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
a. Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van hulpverlening of een andere individuele maatwerkvoorziening, dient men die overbelasting op te heffen door deze hulp door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen.
b. Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten.
c. Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot.
1.1.6 Mantelzorg
Mantelzorg is zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij
- de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en
- de zorg niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend.
Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg komt na gebruikelijke zorg.
Binnen een leefeenheid is er nooit sprake van mantelzorg als het gaat om het functioneren van het huishouden, maar betreft het altijd gebruikelijke zorg. Als de mantelzorger van buiten de leefeenheid komt, kan het functioneren van het huishouden deel uitmaken van de mantelzorg.
Om een mantelzorger te ondersteunen kan een beroep worden gedaan op de Wmo. Concreet betekent dit dat bij dreigende overbelasting van de mantelzorger, ondersteuning kan worden geboden bij het functioneren van het huishouden en/of de begeleiding van cliënt, niet zijnde de mantelzorger.
1.1.7 VOORZIENBAARHEID
Van mensen wordt verwacht dat men tijdig rekening houdt met bestaande of bekende komende beperkingen. Bij progressieve ziektebeelden en het ouder worden kan men verwachten dat er op termijn bijvoorbeeld een aangepaste woning moet komen of andere voorzieningen. Alvorens een maatwerkvoorziening zal worden toegekend wordt eerst onderzocht of het probleem te voorzien was en of er mogelijkheden zijn geweest om actief te anticiperen op deze problemen. Indien dit het geval was, zal geen voorziening worden toegekend. Alleen leeftijd is geen reden om een voorziening, bijvoorbeeld een verhuiskostenvergoeding, af te wijzen. Wel als er in huidige woning geen beperkingen waren, of op te lossen met andere middelen. Onderzoek naar en beoordeling van de individuele situatie is hierbij leidend.
1.1.8 CAPACITEIT OM ZELF IN MAATREGELEN TE VOORZIEN
Tijdens het onderzoek zullen ook de financiële mogelijkheden van de cliënt om zelf in maatregelen te voorzien worden besproken. Zo is het de vraag of een cliënt die al jaren een huishoudelijke hulp heeft en betaalt wel een probleem heeft waarin hij gecompenseerd moet worden. Immers, als de hulp ermee op houdt kan cliënt zelf weer een andere huishoudelijke hulp in dienst nemen. Het wordt anders als de financiële mogelijkheden zodanig zijn afgenomen dat dit niet meer betaalbaar is.
2.4 Beoordeling van overbelasting
Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf. Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het ‘coping mechanisme’ kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat er iets met de gebruikelijke ondersteuning zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind of de partner (draaglast verhoging).
De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen. Soms is het duidelijk dat de ouder, partner of huisgenoot overbelast is, maar soms ook niet.
Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de planbare zorgtaken, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare hulp te leveren is van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke hulpverlener. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke hulpverlener noodzakelijk is.
Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis optreden, kunnen op overbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn. Het gaat om klachten en symptomen zoals:
- -
angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;
- -
depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;
- -
gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;
- -
gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;
- -
lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.
Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van te veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom in het besluit worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl