Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie gemeente Nijmegen 2025

Geldend van 26-03-2025 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie gemeente Nijmegen 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen,

overwegende dat:

het gemeentebestuur deelname aan peuteropvang met voorschoolse educatie wil bevorderen door het verstrekken van subsidies die daaraan bijdragen;

het gemeentebestuur de educatieve kwaliteit en inclusie van peuteropvang met voorschoolse wil bevorderen door het verstrekken van subsidies die daaraan bijdragen;

het gemeentebestuur de samenwerking tussen voorscholen en vroegscholen ten behoeve van de doorgaande leerlijn wil bevorderen door het verstrekken van subsidies die daaraan bijdragen;

Gelet op

  • -

    artikel 3 lid 5 de Nijmeegse Kaderverordening Subsidies 2019;

  • -

    de Wet kinderopvang

  • -

    het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

  • -

    het Besluit kwaliteit kinderopvang

Vast te stellen de volgende beleidsregels: Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie gemeente Nijmegen 2025.

Hoofdstuk 1 Algemene artikelen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanbieder: De aanbieder van peuteropvang met voorschools educatie op locatie(s) die zijn geregistreerd in het LRK.

  • bestuur: Het bestuur, management of eigenaar van aanbieder van VE-peuteropvang.

  • college: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen.

  • doelgroeppeuter: Een peuter woonachtig in de gemeente Nijmegen die op VE-indicatie van het consultatiebureau vanwege (het risico op) een onderwijs- of ontwikkelachterstand, in aanmerking komt voor een peuteropvang met voorschoolse educatie.

  • doorgaande leerlijn: Term die verwijst naar een ononderbroken ontwikkeling voor peuters tijdens hun deelname aan voorschoolse en vroegschoolse educatie.

  • VE-indicatie: een door het consultatiebureau van de GGD afgegeven verklaring dat er sprake is van een ontwikkelingsachterstand bij een peuter, die afname van 4 dagdelen VE-peuteropvang rechtvaardigt.

  • inkomensafhankelijke ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders betalen bij afname van een kindplaats op en VE-peuteropvang. Voor de eerste 8 uur per week betalen ouders een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • kinderopvangtoeslag (KOT): de vergoeding van de Belastingdienst die ouders kunnen aanvragen indien zij voldoen aan de voorwaarden van de Wet Kinderopvang.

  • landelijk register kinderopvang (LRK): een register met gegevens van alle gecertificeerde kinderopvangvoorzieningen in Nederland; hierin staat tevens vermeld of voorschoolse educatie wordt aangeboden.

  • NKS: Nijmeegse Kaderverordening Subsidies 2019.

  • ouder: persoon met ouderlijk gezag als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet kinderopvang.

  • voor-en vroegschoolse educatie (vve): een aanbod voor peuters en kleuters tot en met groep 2 van de basisschool, waarbij aan de hand van een door het NJI erkend VVE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van taal en andere ontwikkelingsgebieden.

  • voorschoolse educatie: Het gedeelte van de vve op de peuteropvang tijdens de peuterperiode.

  • vroegschoolse educatie: Het gedeelte van de vve tijdens de eerste (twee) jaren op de basisscholen, voorafgaand aan groep 3.

  • vroegschool: Basisschool met dergelijk schoolgewicht dat in groep 1 en 2 vroegschoolse educatie wordt geboden.

  • peuteropvang met voorschoolse educatie (VE-peuteropvang): een voorziening voor kinderopvang die zowel aan de geldende wettelijke eisen van de Wet Kinderopvang als aan de in Nijmegen van toepassing zijnde kwaliteitseisen voor de voorschoolse periode van vve (Nijmeegse Kwaliteitskader VVE). Deze voorzieningen staan ook wel bekend als ‘voorscholen’.

Artikel 2 Doel

Verstrekte subsidies hebben als doel:

  • 1.

    Deelname aan de peuteropvang te stimuleren en voldoende aanbod van VE-peuteropvang te realiseren. Hiermee worden peuters goed voorbereid op de start in het basisonderwijs.

  • 2.

    Taal- en of ontwikkelachterstand dan wel een risico daarop bij kinderen van 2,5 tot 4 jaar te voorkomen en/of te verminderen.

Artikel 3 Reikwijdte

Het college kan op basis van deze subsidieregeling subsidie verstrekken voor:

  • 1.

    De kindgebonden financiering VE-peuteropvang.

  • 2.

    Wettelijke uren VE-coaching.

  • 3.

    Aanvullende subsidies conform het uitvoeringsplan voor- en vroegschoolse educatie 2025-2029 voor:

    • a.

      Het versterken van kwaliteit en inclusie op locaties met een hoog aandeel doelgroeppeuters.

    • b.

      Het bevorderen van de samenwerking tussen voor- en vroegschool t.b.v. de doorgaande leerlijn.

    • c.

      Professionalisering binnen voor- en/of vroegschool.

Artikel 4 Subsidieplafond en volgorde

  • 1. Onder voorbehoud van vaststelling van de begroting door de gemeenteraad is jaarlijks € 5,7 miljoen (prijsniveau 2025) beschikbaar voor de uitvoering van deze subsidieregeling.

  • 2. Voor de kindgebonden financiering voorschoolse peuteropvang en wettelijke uren VE-coaching geldt geen subsidieplafond.

  • 3. Als na het verlenen van de subsidie genoemd in lid 2 het subsidieplafond nog niet is bereikt, geldt de volgende volgorde:

    • a.

      Aanvragen voor het versterken van kwaliteit en inclusie op locaties met een hoog aandeel doelgroeppeuters en aanvragen voor het bevorderen van de samenwerking tussen voor- en vroegschool ten behoeve van de doorgaande leerlijn.

    • b.

      Aanvragen voor professionalisering binnen voor- en/of vroegschool.

Hoofdstuk 2 Kindgebonden financiering VE-peuteropvang

Artikel 5 Indicatie voor deelname aan VE-peuteropvang

Het consultatiebureau van de GGD stelt een indicatie voor deelname aan VE-peuteropvang. Deze VE indicatie wordt afgegeven als er sprake is van een taal en/of ontwikkelachterstand bij een peuter, die afname van 4 dagdelen VE-peuteropvang rechtvaardigt.

Artikel 6 Aantal uren VE-peuteropvang

  • 1. Alle peuters ingeschreven in de gemeente Nijmegen mogen 8 uur per week, verdeeld over 2 dagdelen van 4 uur, gedurende 40 weken per jaar deelnemen aan voorschoolse educatie.

  • 2. Een peuter met een VE-indicatie die minimaal twee dagdelen per week gebruik maakt van de peuteropvang komt in aanmerking voor twee extra dagdelen peuteropvang per week. Ofwel in totaal 16 uur per week, verdeeld over 4 dagdelen van 4 uur, gedurende 40 weken per jaar.

  • 3. De aanbieder dient een peuter met VE-indicatie minimaal 960 uur VE-programma aan te bieden in de leeftijdsperiode van 2,5 tot 4 jaar.

  • 4. Voor kinderdagopvang met VE-programma kan dit programma flexibel worden ingevuld onder de voorwaarde dat de peuter met VE-indicatie minimaal 960 uur VE-programma krijgt aangeboden in de leeftijdsperiode van 2,5 tot 4 jaar. Voor de berekening van het aantal uren mag men maximaal 6 uur per dag voorschoolse educatie aanbieden.

Artikel 7 Grondslag subsidie kindgebonden VE-peuteropvang

  • 1. De grondslag voor de kindgebonden subsidie VE-peuteropvang is het aantal geplaatste peuters en het aantal uren dat deze peuters deelnemen aan de VE-peuteropvang.

  • 2. Aanspraak op subsidie kan slechts bestaan voor een kind met een VE-indicatie vanaf 2 jaar en voor een kind zonder VE-indicatie vanaf 2 jaar en 6 maanden. Voor beide deze categorieën kan dit tot de dag dat het kind 4 jaar wordt.

  • 3. De subsidie wordt uitgekeerd aan de aanbieder van de VE-peuteropvang waar de peuter is geplaatst.

Artikel 8 Opbouw subsidie kindgebonden VE-peuteropvang

  • 1. Het college stelt jaarlijks de tarieven vast waarop de subsidie voor kindgebonden VE peuteropvang is gebaseerd.

  • 2. De subsidie kindgebonden VE-peuteropvang bestaat uit een bijdrage per geplaatste peuter en wordt vastgesteld op basis van de daadwerkelijk deelgenomen uren per peuter en een door het college vast te stellen maximaal uurtarief en onderverdeling naar categorieën.

  • 3. Het maximaal uurtarief (VE-kostprijs) per geplaatste peuter per uur bestaat uit twee componenten:

    • a.

      De door het Rijk vastgestelde maximale uurtarief dagopvang (normtarief).

    • b.

      Een VE-kwaliteitsopslag per uur.

      • i.

        Voor 2025 is de VE-kwaliteitsopslag vastgesteld op € 2,04 per uur.

      • ii.

        Het college is voornemende jaarlijks de VE-kwaliteitsopslag te verhogen met het percentage loonsverhoging van de cao-kinderopvang. Maar kan hiervan afwijken.

  • 4. De gemeente Nijmegen hanteert de volgende vier categorieën:

    • a.

      Geen recht op WKO, met VE-indicatie: Maximaal deel te nemen uren (16 uren per week gedurende 40 weken per jaar) maal de VE-kostprijs, minus de gefactureerde ouderbijdrage over de eerste 8 uren per week.

    • b.

      Geen recht op WKO, geen VE-indicatie: Maximaal deel te nemen uren (8 uren per week gedurende 40 weken per jaar) maal de VE-kostprijs, minus de gefactureerde ouderbijdrage over deze uren.

    • c.

      Recht op WKO, met VE-indicatie: Voor het eerste en tweede dagdeel geldt: ouders vragen kinderopvangtoeslag aan, gemeente vult deze aan met de VE-kwaliteitsopslag voor maximaal 8 uur per week gedurende 40 weken. De kwaliteitsopslag wordt uitgekeerd aan de aanbieder. Voor het derde en vierde dagdeel geldt: Maximaal deel te nemen uren (8 uren per week gedurende 40 weken per jaar) maal de VE-kostprijs.

    • d.

      Recht op WKO, geen VE-indicatie: Ouder vragen kinderopvangtoeslag aan, gemeente vult deze aan met de VE-kwaliteitsopslag voor maximaal 8 uur per week gedurende 40 weken. Dit wordt uitgekeerd aan de aanbieder.

Artikel 9 Ouderbijdrage

  • 1. De aanbieder hanteert voor de ouderbijdrage de Kinderopvangtoeslagtabel van het betreffende jaar, zoals vastgesteld door het Rijk.

  • 2. De aanbieder int zelf de ouderbijdragen en is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 10 Meldingsplicht ouders

De ouder moet de aanvang van het recht op kinderopvangtoeslag onverwijld melden bij de aanbieder. Indien blijkt dat toch recht op kinderopvangtoeslag bestaat en deze wijziging niet is doorgegeven, dan vordert de aanbieder de subsidie terug.

Artikel 11 Subsidieduur

  • 1. De subsidie gaat in op de eerste of de vijftiende van de maand waarin de peuter een kindplaats op een VE-peuteropvang bezet. De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook, de VE-peuteropvang verlaat.

  • 2. De subsidie VE-peuteropvang wordt stopgezet op de dag dat de peuter vier jaar wordt. Na de vierde verjaardag van het kind is verlenging slechts mogelijk indien:

    • a.

      het kind nog niet naar de basisschool kan en verlenging noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het kind dat blijkt uit een VE-indicatie van de GGD.

    • b.

      het om mei, juni kinderen gaat in verband met de instroomleeftijd, hierbij volstaat een verklaring van de aanbieder waarmee de ouder een contract betreffende een peuteropvang heeft, waaruit blijkt dat na de vierde verjaardag ter overbrugging naar het begin van de basisschool nog een bepaalde tijd een VE-peuteropvang wordt afgenomen.

Artikel 12 Aanvraag subsidie

  • 1. De aanbieder maakt voor het aanvragen van subsidie gebruik van het hiervoor bestemde aanvraagformulier, zoals vastgesteld door het college.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd voorafgaand aan het jaar dat de aanvraag betreft.

  • 3. De aanvraag wordt gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal deel te nemen dagdelen VE-peuteropvang en te factureren ouderbijdragen.

  • 4. In aanvulling op de NKS bevat de aanvraag in elk geval:

    • a.

      Informatie over het aantal peuters per locatie met als peildatum 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

    • b.

      Een onderverdeling naar categorieën: wel/geen kinderopvangtoeslag en wel/niet VVE geïndiceerd. Conform artikel 8 lid 4.

  • 5. De subsidie wordt aangevraagd door het bestuur van de VE-peuteropvang, waarmee de ouder een overeenkomst is aangegaan.

  • 6. Een subsidie aanvraag kan alleen worden gedaan door een aanbieder die gevestigd is in de gemeente Nijmegen en voldoet aan de eisen van de Wet Kinderopvang evenals aan het ‘Nijmeegse Kwaliteitskader VVE’.

  • 7. Het college kan de aanvraag weigeren als de levensvatbaarheid van de VE-peuteropvang door het college als onvoldoende wordt beoordeeld.

Artikel 13 Verplichtingen aanbieder VE-peuteropvang

  • 1. De aanbieder rapporteert middels de peutermonitor per kwartaal over de realisatie van het lopende jaar, opgebouwd per maand en cumulatief per geplaatste peuter de volgende gegevens:

    • a.

      BSN-nummer peuter en ouder(s)

    • b.

      NAW gegevens peuter

    • c.

      Geboortedatum

    • d.

      Startdatum

    • e.

      Verwachte einddatum, indien relevant

    • f.

      Naam organisatie kinderopvang

    • g.

      LRK-nummer en adres

    • h.

      Geïndiceerd of niet-geïndiceerd

    • i.

      KOT-ouders/niet-KOT-ouders

    • j.

      Inkomen ouders

    • k.

      Ouderbijdrage %

    • l.

      Aantal dagdelen

  • 2. De aanbieder werkt samen met de GGD, de buurtteams en wijknetwerken rondom jeugd, conform de doelstellingen van uitvoeringsplan voor- en vroegschoolse educatie 2025-2029.

  • 3. Op verzoek van het college verschaft de aanbieder informatie. Ook verleent de aanbieder medewerking aan (gemeentelijke) monitoring en inspectie van de Onderwijsinspectie en GGD.

  • 4. Aanbieders stimuleren ouders om hun doelgroeppeuter 16 uren per week gebruik te laten maken van de peuteropvang vanaf de leeftijd van 2,5 jaar en ondersteunen ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van hun kinderen in de thuissituatie.

  • 5. Aanbieders zorgen voor een overdracht van doelgroeppeuters naar het basisonderwijs, door middel van een afgestemd overdrachtsformulier.

  • 6. Aanbieders leveren medewerking aan het verder ontwikkelen en verbeteren van voorschoolse educatie en eventueel aanverwante onderwerpen en nemen daartoe deel aan gemeentelijke overleggen.

  • 7. De aanbieder rekent ouders waarvan hun peuter deelneemt aan de VE-peuteropvang niet meer dan het normtarief Kinderopvang zoals vastgesteld door het Rijk

Artikel 14 Bevoorschotting, verantwoording & vaststelling subsidie

  • 1. Op basis van de aanvraag beschikt het college een bevoorschotting voor het aankomend jaar.

  • 2. De aanvrager doet een eindverantwoording over het afgelopen jaar conform NKS.

  • 3. In de verantwoording dient in elk geval te worden ingegaan op:

    • a.

      De besteding van het toegekende budget en de gerealiseerde verplichtingen (deelgenomen uren VE-peuteropvang).

    • b.

      Toelichting op significante afwijkingen ten opzichte van het aanvraagformulier.

    • c.

      De voortgang van de activiteiten en inspanningen die in het betreffende jaar zijn beschreven conform het kwaliteitskader.

  • 4. De subsidie wordt vastgesteld op basis van:

    • a.

      De daadwerkelijk deelgenomen uren per peuter per onderverdeling naar categorieën van artikel 8 lid 4.

    • b.

      De door het college vastgestelde uurtarief.

    • c.

      De daadwerkelijke ouderbijdragen.

  • 5. Het college kan de subsidie lager vaststellen als aan de vereisten van deze regeling niet of niet tijdig is voldaan.

  • 6. Het college kan steekproefsgewijs de juistheid van de aangeleverde gegevens ten behoeve van de kwartaalrapportage en ten behoeve van de verantwoording controleren in de administratie van de aanvrager.

Artikel 15 ‘no show’

  • 1. Indien ouders met regelmaat en/of over langere periodes hun kind niet laten deelnemen aan de peuteropvang met voorschoolse educatie, dan mag de aanbieder de plaatsing voor het derde en vierde dagdelen stoppen. Dit is conform artikel 6 lid 2.

  • 2. Voor het toepassen van lid 1 van dit artikel geldende de volgende voorwaarden:

    • a.

      De aanbieder heeft aantoonbaar pogingen ondernomen om ouders te bewegen tot deelname.

    • b.

      Over een periode van 6 maanden is minder dan 60% van de beschikbare uren voor het kind benut.

    • c.

      Er is geen sprake van een omstandigheden die buiten de macht van de ouder liggen en daarmee vallen onder artikel 23.

Artikel 16 Open en sluiten locaties met voorschoolse peuteropvang

  • 1. Het openen, ofwel starten, van een nieuwe locatie waar de aanbieder peuteropvang met voorschoolse educatie wenst aan te bieden, dient in overleg te gebeuren met het college.

  • 2. Het sluiten, ofwel beëindigen, van een bestaande locatie waar de aanbieder peuteropvang met voorschoolse educatie aanbiedt, dient in overleg te gebeuren met het college.

  • 3. Het college kan nader regels stellen voor het openen en sluiten van peuteropvang met voorschoolse educatie.

Artikel 17 Wettelijke uren pedagogische beleidsmedewerker (VE-coaching)

  • 1. Per doelgroeppeuter op een VE-peuteropvang subsidieert de gemeente netto 10 uren per jaar inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker voor coaching van pedagogische medewerkers. Conform besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 2. De inzet van de pedagogische beleidsmedewerker wordt gerealiseerd in werkelijk ingezette (netto) uren en niet in contracturen.

  • 3. De aanbieder maakt voor het aanvragen van deze subsidie gebruik van het hiervoor bestemde aanvraagformulier, zoals vastgesteld door het college.

    • a.

      De aanvraag bevat tenminste een inschatting van het aantal peuters per locatie met als peildatum 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 4. Het uurtarief voor de pedagogische beleidsmedewerker is voor 2024 vastgesteld op € 56,22. Het college is voornemend jaarlijks dit uurtarief te verhogen met het percentage loonsverhoging van de cao-kinderopvang. Maar kan hiervan afwijken.

Hoofdstuk 3 Aanvullende subsidies

Artikel 18 Aanvullende subsidies voor kwaliteit en inclusie

  • 1. Het college kan subsidies verstrekken die als doel hebben de kwaliteit en inclusie van VE-peuteropvang groepen met een hoog percentage doelgroeppeuters te versterken. Conform de doelen geformuleerd op kwaliteit en inclusie in het uitvoeringsplan voor- en vroegschoolse educatie 2025-2029.

  • 2. Verstrekking van deze subsidies moet conform zijn met Artikel 4.

  • 3. Het college kan voor de volgende interventies subsidie verstrekken:

    • a.

      Groepsverkleining: het terugbrengen van het aantal deelnemende peuters van 16 naar 14.

    • b.

      Aanvullende taakuren medewerkers voorscholen.

      • i.

        Deze taakuren dienen te worden ingezet voor: (Zorg)gesprekken met ouders en bevorderen ouderbetrokkenheid; Afstemming met externen (consultatiebureau, buurteams, ect); Inzet op interventie, projecten en/of trainingen.

      • ii.

        Deze taakuren worden vervuld door bijvoorbeeld pedagogische medewerkers of pedagogisch beleidsmedewerkers.

      • iii.

        Het te rekenen uurtarief pedagogische beleidsmedewerkers is conform artikel 17 lid 4.

      • iv.

        De inzet van de pedagogische medewerker wordt gerealiseerd in werkelijk ingezette (netto) uren en niet in contracturen.

      • v.

        Het uurtarief voor de pedagogische medewerker is voor 2024 vastgesteld op € 42,31. Het college is voornemend jaarlijks dit te verhogen met het percentage loonsverhoging van de cao-kinderopvang. Maar kan hiervan afwijken.

    • c.

      Inzet ambulant pedagogisch medewerker.

      • i.

        De inzet van de ambulant pedagogische medewerker wordt gerealiseerd in werkelijk ingezette (netto) uren en niet in contracturen.

      • ii.

        Het uurtarief voor de ambulant pedagogische medewerker is voor 2024 vastgesteld op € 46,54. Het college is voornemend jaarlijks dit uurtarief te verhogen met het percentage loonsverhoging van de cao-kinderopvang. Maar kan hiervan afwijken.

      • iii.

        Het college verstrekt alleen subsidie voor deze interventie als wordt voldaan aan het ambulante aspect van deze medewerker en aan de impact van deze interventie zoals beoogd in het uitvoeringsplan voor- en vroegschoolse educatie 2025-2029.

      • iv.

        Het college kan ten behoeve van coördinatie op de werkzaamheden van de ambulant pedagogisch medewerkers een subsidie verstrekken.

    • d.

      Extra uren pedagogische beleidsmedewerker VE aanvullend op het wettelijke minimum.

      • i.

        De uurtarieven gehanteerd voor deze interventies zijn conform artikel 17 lid 4.

Artikel 19 Aanvullende subsidies voor de doorgaande leerlijn

  • 1. Het college kan subsidies verstrekken die als doel hebben het bevorderen van de samenwerking tussen voor- en vroegscholen ten behoeve van de doorgaande leerlijn op locatie met een hoog percentage doelgroeppeuters. Conform de doelen geformuleerd op de doorgaande leerlijn in het uitvoeringsplan voor- en vroegschoolse educatie 2025-2029.

  • 2. Verstrekking van deze subsidies moet conform zijn met Artikel 4.

  • 3. Het college kan voor de volgende interventies subsidie verstrekken:

    • a.

      Aanvullende taakuren medewerkers voor- en vroegscholen.

      • i.

        De inzet van de medewerker wordt gerealiseerd in werkelijk ingezette (netto) uren en niet in contracturen.

      • ii.

        Het uurtarief voor de medewerkers van de voorscholen is conform artikel 17 lid 4 en artikel 18 lid 3b.

      • iii.

        Het uurtarief voor de medewerkers van de vroegscholen dient conform lid 3a sub i te zijn van dit artikel.

Artikel 20 Aanvullende subsidies voor professionalisering binnen voor- en vroegschool

  • 1. Het college kan subsidies verstrekken voor professionaliseringsactiviteiten gericht op het versterken van zowel voor- als vroegschoolse educatie op locatie met een hoog percentage doelgroeppeuters.

  • 2. Verstrekking van deze subsidies moet conform zijn met Artikel 4.

  • 3. Professionaliseringsactiviteiten vinden bij voorkeur gezamenlijk plaats tussen voor- en vroegschool. Investering in de kwaliteit van voorschoolse educatie met gemeentelijke middelen heeft prioriteit, gelet op de verantwoordelijkheid van de gemeente Nijmegen voor goede voorschoolse educatie.

  • 4. Aanvragen vinden plaats door middel van een plan van aanpak.

Artikel 21 Aanvragen van aanvullende subsidies

Aanvragen voor alle aanvullende subsidies, met uitzondering van professionalisering, vinden plaats door hiervoor bestemde aanvraagformulieren zoals vastgesteld door het college.

Hoofdstuk 4 Afsluitende artikelen

Artikel 22 Aanvullende weigeringsgrond

Naast de in de Awb en NKS genoemde weigeringsgronden, kan de subsidieaanvraag worden geweigerd, indien:

  • 1. Er geen nauwe samenwerking is tussen voor- en vroegschool gericht op het optimaliseren van de doorgaande leerlijn.

  • 2. De bevindingen van de inspectie van het Onderwijs en/of de GGD daartoe aanleiding geven. Zoals een onvoldoende beoordeling van de kwaliteit.

  • 3. De aanvrager niet voldoet aan het Nijmeegse Kwaliteitskader VVE of de eisen gesteld in deze subsidieregeling.

  • 4. De aanvrager niet werkt met een erkend programma voor voorschoolse of vroegschoolse educatie.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze subsidieregeling, indien toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 24 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na de bekendmaking, onder gelijke intrekking van de Beleidsregels ‘Peuteropvang VVE Gemeente Nijmegen 2020’.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Subsidieregeling Voor- en Vroegschoolse educatie gemeente Nijmegen 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van: 18 maart 2025.

de gemeentesecretaris

A.P.W. van de Klift

de burgemeester

H.M.F. Bruls