Verordening Culturele Raad Goeree-Overflakkee

1. De Culturele Raad bestaat uit ten hoogste elf leden.

2. De Culturele Raad is dusdanig van samenstelling dat in elk geval met betrokkenheid geadviseerd kan worden over een brede verscheidenheid van onderwerpen die betrekking hebben op kunst, cultuur en erfgoed.

3. De leden verrichten hun werkzaamheden in de Culturele Raad zonder last, maar kunnen waar nodig wel ruggespraak houden met het culturele veld.

4. De Culturele Raad vergadert maximaal acht maal per jaar.

5. De Culturele Raad nodigt twee keer per jaar de ambtelijk contactpersoon of accounthouder uit om deel te nemen aan de vergaderingen voor overleg over randvoorwaarden en kunst-, cultuur- en erfgoedbeleving.

6. De Culturele Raad kan derden uitnodigen tot het geheel of gedeeltelijk bijwonen van de vergadering.

1. Burgemeester en wethouders benoemen de leden van de Culturele Raad.

2. De Culturele Raad doet schriftelijk een voordracht aan burgemeester en wethouder voor kandidaten voor een (volgende) zittingsperiode van de Culturele Raad, in overeenstemming met het gestelde in artikel 2, eerste lid.

3. De voor te dragen kandidaten dienen in principe woonachtig te zijn binnen de grenzen van de gemeente Goeree-Overflakkee. Wanneer hierdoor geen als geschikt aan te merken kandidaat voorgedragen kan worden, kunnen burgemeester en wethouders naar aanleiding van een hiertoe ingediend gemotiveerd schriftelijk verzoek incidenteel besluiten van dit principe af te wijken.

4. Het lidmaatschap van de Culturele Raad is onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad dan wel van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee.

5. Naar aanleiding van de ontvangen voordrachten zoals bedoeld in het tweede lid benoemen burgemeester en wethouders de leden van de Culturele Raad voor een periode van vier jaar.

6. Indien meer dan de helft van het aantal leden tegelijkertijd benoemd is, kan worden afgeweken van de zittingsperiode van vier jaar.

7. Zittende leden kunnen, na hernieuwde voordracht hiertoe, door burgemeester en wethouders hoogstens eenmaal worden herbenoemd.

1. Het lidmaatschap van de Culturele Raad eindigt in elk geval door:

• a.

  aflopen van de zittingsperiode;

• b.

  overlijden;

• c.

  het nemen van ontslag.

2. Burgemeester en wethouders kunnen, op aanbeveling van de Culturele Raad, een lid ontslaan, indien het betreffende lid slecht functioneert of drie achtereenvolgende vergaderingen zonder geldige reden verzuimd heeft.

1. De Culturele Raad benoemt uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en een algemeen adjunct.

2. De Culturele Raad stelt een huishoudelijk reglement op, waarin tenminste de volgende zaken zijn vastgelegd:

• a.

  de taken en bevoegdheden welke bij mandaat worden opgedragen aan de voorzitter, de secretaris en de penningmeester;

• b.

  de wijze waarop door de voorzitter, de secretaris en de penningmeester jaarlijks verantwoording wordt afgelegd over de uitvoering van de taken en bevoegdheden welke hen bij mandaat zijn opgedragen;

• c.

  de instelling van een kascontrolecommissie welke jaarlijks de werkzaamheden van de penningmeester aan een controle onderwerpt en hieromtrent verslag uitbrengt aan de voltallige Culturele Raad;

• d.

  het aantal leden dat minimaal voor vergaderingen en besluiten aanwezig moet zijn;

• e.

  de wijze waarop besluitvorming inzake interne aangelegenheden tot stand komt;

• f.

  de wijze waarop besluitvorming inzake het uitbrengen van adviezen zoals bedoeld in artikel 8 tot stand komt;

• g.

  het minimaal aantal jaarlijks te houden vergaderingen;

• h.

  de openbaarheid dan wel beslotenheid van vergaderingen; en

• i.

  de wijze waarop het huishoudelijk reglement gewijzigd kan worden.

1. De Culturele Raad heeft de volgende taken:

• a.

  het verstrekken van schriftelijke adviezen – gevraagd en ongevraagd – aan burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee over de hoofdlijnen van het te voeren gemeentelijk beleid alsmede over de uitvoering hiervan en de uitgaven welke ermee gemoeid zijn;

• b.

  het op een actieve wijze verzamelen van zoveel mogelijk relevante informatie omtrent culturele ontwikkelingen, om de onder a. genoemde adviesrol zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren;

• c.

  het bevorderen van overleg en samenwerking tussen verenigingen en stichtingen om het culturele domein te verstevigen en te vernieuwen;

• d.

  het ontplooien en ondersteunen van initiatieven die in het licht van bovenstaande nuttig worden geacht; en

• e.

  het zich bezighouden met het maatschappelijke domein van cultuurhistorie, cultuur, cultuureducatie en kunsten in de brede zin en in relatie tot woon- en leefomgeving en economie (vestigingsklimaat, recreatie en toerisme).

2. Ter uitvoering van de onder het eerste lid genoemde taken stelt de Culturele Raad per kalenderjaar een globaal activiteitenplan en een begroting op, binnen de door burgemeester en wethouders vastgestelde financiële kaders, en dient het plan ter kennisname en de begroting ter goedkeuring voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar in bij burgemeester en wethouders.

3. De Culturele Raad is bevoegd werkgroepen, bestaande uit leden of niet-leden van die raad, in het leven te roepen, om zich te laten adviseren. In het huishoudelijk reglement regelt de Culturele Raad de vorming van deze werkgroepen.

4. Ter verantwoording van de wijze waarop invulling is gegeven aan de in het eerste lid genoemde taken stelt de Culturele Raad per kalenderjaar een jaarverslag en een jaarrekening op, die voor 1 mei van het jaar volgend op het betreffende kalenderjaar worden aangeboden aan burgemeester en wethouders. Bij de jaarrekening worden tevens de bevindingen van de kascontrolecommissie overgelegd.

5. Ter verantwoording van de inkomsten levert de Culturele Raad elk jaar uiterlijk 15 januari de overzichten van hoeveel inkomsten er per lid ontvangen zijn voor het bijwonen van de vergaderingen. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat elk lid vervolgens een jaaropgaaf ontvangt welke betrokken kan worden bij de aangifte inkomstenbelasting.

1. De Culturele Raad nodigt tenminste eenmaal per jaar de portefeuillehouder uit voor een overlegvergadering en stelt hem in de gelegenheid voor dit overleg onderwerpen op de agenda te laten plaatsen.

2. Burgemeester en wethouders voorzien de Culturele Raad tijdig van informatie en/of te becommentariëren stukken. Dit betreft onder andere beleidsstukken, raadsvoorstellen, beleidswijzigingen of het voornemen daartoe, nieuw beleid en allerhande beleidsvoorstellen of wijzigingen die van invloed zijn op het gebied van kunst, cultuur en erfgoed in de breedste zin van het woord en het cultureel erfgoedbeleid.

3. De Culturele Raad brengt advies uit met betrekking tot subsidieaanvragen op het gebied van Kunst, Cultuur en Erfgoed:

• a.

  projectsubsidies zesmaal per jaar;

• b.

  prestatiesubsidies eenmaal per jaar.

1. De leden van de Culturele Raad bevorderen zoveel mogelijk dat adviezen bij unanimiteit worden gegeven.

2. Ieder lid van de Culturele Raad heeft één stem.

3. Indien unanimiteit niet haalbaar blijkt, adviseert de Culturele Raad bij eenvoudige meerderheid van de uitgebrachte stemmen en als alle leden redelijkerwijs in de gelegenheid zijn geweest om hun inbreng te leveren. De Culturele Raad kan slechts adviezen vaststellen indien hij in meerderheid aanwezig is. Als quorum voor besluitvorming geldt de helft plus één.

4. Adviezen van de Culturele Raad worden in beginsel gegeven in een vergadering van de Culturele Raad.

5. Van een door de Culturele Raad gegeven advies kan extern worden blijk gegeven door een verklaring van de voorzitter van de Culturele Raad.

6. Het advies is gemotiveerd.

1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een budget aan financiële middelen beschikbaar.

2. Het budget mag jaarlijks, op grond van ingediende begroting, door de Culturele Raad worden ingezet voor inhoudelijke activiteiten, deskundigheidsbevordering en diverse organisatiekosten. Onkostenvergoedingen worden slechts op declaratiebasis verstrekt door de penningmeester.

3. Burgemeester en wethouders stellen – voor zover mogelijk – op verzoek van de Culturele Raad vergaderruimte beschikbaar.

4. De Culturele Raad mag ten hoogste € 5.000,- aan reserves overhouden. Een overschot wordt verrekend met de bijdrage van het volgende financiële jaar.

1. De personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening op grond van de in artikel 13 genoemde regeling lid zijn van de Culturele Raad worden geacht te zijn benoemd ingevolgde deze verordening.

2. Voor wat betreft de zittingsduur als bedoeld in artikel 4 wordt de zittingsduur op basis van de in artikel 13 genoemde regeling mede in acht genomen.