Financiële verordening Marrekrite 2024

Geldend van 22-03-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Financiële verordening Marrekrite 2024

Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap voor het Friesche water en land De Marrekrite,

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur,

gelet op:

  • artikel 212 van de Gemeentewet en artikel 217 van de Provinciewet;

  • het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en

  • artikel 14 lid 3 en artikel 26 van de gemeenschappelijke regeling Marrekrite

besluit vast te stellen de “Financiële verordening Marrekrite 2024”:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • de GR: de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap voor het Friese water en land De Marrekrite;

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • organisatieonderdeel: iedere organisatorische eenheid van de GR;

  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het dagelijks bestuur waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en paragrafen

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij vaststelling van de begroting de programma-indeling vast;

  • 2. Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het dagelijks bestuur per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het beleid van de GR.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het dagelijks bestuur, bij vaststelling van de begroting over welke onderwerpen het in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma's de lasten en baten per programma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma's de gerealiseerde lasten en baten per programma weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt

    • a.

      van nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 3. In de jaarstukken worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

  • 4. Baten en lasten groter dan € 25.000 worden separaat toegelicht in het (verplichte) overzicht van incidentele baten en lasten.

Artikel 4. Indexering

  • 1. Ten behoeve van de indexatie van lonen en prijzen naar het volgend begrotingsjaar wordt uitgegaan van een reëel niveau, gebaseerd op afgesloten contracten, realisatie jaarstukken en toekomstige verwachtingen ten aanzien van loon- en prijsontwikkelingen.

  • 2. Zo nodig wordt op de in het eerste lid genoemde methode een correctie toegepast in verband met de verwachte loonontwikkeling van de toepasselijke CAO.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma;

  • 2. Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de financiële positie bij de begrotingsbehandeling de nieuwe investeringen die zijn opgenomen in de begroting;

  • 3. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. Het algemeen bestuur geeft vervolgens aan of het hiervoor een voorstel voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid wenst te ontvangen.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportage in het algemeen bestuur doet het dagelijks bestuur voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het dagelijks bestuur vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan het algemeen bestuur voor.

  • 6. Goedkeuring voor verschuivingen tussen de jaarschijven van een investeringsbudget worden aan het algemeen bestuur integraal voorgelegd uiterlijk bij de jaarrekening.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de GR in het derde kwartaal.

  • 2. De tussenrapportage bevat alleen belangrijke beleidsinhoudelijke afwijkingen ten opzichte van de begroting en de financiële effecten daarvan op:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d;

    • e.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

Het dagelijks bestuur besluit niet eerder over:

  • het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties;

  • het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat het algemeen bestuur is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het dagelijks bestuur te brengen.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het dagelijks bestuur het algemeen bestuur het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het dagelijks bestuur het algemeen bestuur voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de dienst bericht dat alle relevante overheden samen het collectieve aandeel van deze overheden in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het dagelijks bestuur het algemeen bestuur of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het dagelijks bestuur een aanpassing nodig acht, doet het dagelijks bestuur een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. Het algemeen bestuur stelt vast op welke wijze het door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. Verantwoordingsgrens: in de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur over afwijkingen groter dan 2% van de totale lasten van de begroting, inclusief de dotaties aan de reserves, naar beneden afgerond op een veelvoud van € 10.000.

  • 3. Rapportagegrens: in de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen nader toegelicht (fouten of onduidelijkheden) voor zover groter dan 1% van de totale lasten, inclusief dotaties aan de reserves, naar beneden afgerond op een veelvoud van € 10.000.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

    • c.

      prestaties in de vorm van activiteiten of doelstellingen die in een specifiek jaar leiden tot een over- of onderprestatie van met het Algemeen Bestuur gemaakte afspraken van minder dan 20% (de zogenaamde “drempel”),

    • d.

      overschrijdingen van de baten;

    • e.

      onderschrijdingen van de lasten, voor zover de afgesproken te leveren prestaties niet de over- of onderprestatiedrempel van 20% overschrijden;

  • zolang de genoemde prestaties, baten en/of lasten tijdig zijn gemeld aan het Algemeen Bestuur. Onder tijdig verstaan we gebeurtenissen die na 1 oktober van het boekjaar zijn ontstaan en die zijn opgenomen in de jaarstukken.

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van het algemeen bestuur, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de voor de GR geldende regelingen en de eigendommen van de GR.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt een (bijgestelde) nota activeren en afschrijven aan ter behandeling en vaststelling door het algemeen bestuur. De nota wordt geactualiseerd indien daartoe aanleiding is.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde nota stelt, naast de van toepassing zijnde wettelijke kaders, (beleids)kaders vast ten behoeve van (vervangings)investeringen, activa, afschrijven en waarderen.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt een (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door het algemeen bestuur De nota wordt geactualiseerd indien daartoe aanleiding is.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde nota stelt (beleids)kaders voor vorming, voeding, instandhouding en besteding van reserves en voorzieningen.

Artikel 16. Toerekening overhead

  • 1. De toerekening van de overhead (definitie: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces) komt tot stand naar verhouding van personeelslasten in de begroting: de overhead (A) is gelijk aan totaal fte overheadfuncties (B) gedeeld door totaal fte alle functies (C). In formule: A = B/C.

  • 2. De presentatie van de overhead vindt plaats overeenkomstig artikel 17 (begroting) en artikel 27 (jaarstukken) BBV.

  • 3. Alle bedrijfskosten die direct verbonden zijn aan activiteiten/taken/producten die gericht zijn op de externe klant, behoren niet tot de overhead.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeenschappelijke regeling, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten ook de indirecte kosten betrokken, die toe te rekenen zijn aan het product of dienst.

  • 2. Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld;

  • 3. Het algemeen bestuur stelt bij de vaststelling van de begroting(swijziging) de hoogte van de tarieven vast.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de GR in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het dagelijks bestuur vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een bestuursbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de GR de geraamde integrale kosten in rekening.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de GR aan overheidsbedrijven en derden gaat het dagelijks bestuur uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het dagelijks bestuur vooraf een voorstel voor een bestuursbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het dagelijks bestuur vooraf een voorstel voor een bestuursbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 5. Bestuursbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden –voor zover mogelijk- twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, meer dan twee kwartalen wordt overschreden.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het dagelijks bestuur indien mogelijk zekerheden.

  • 4. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de GR met de garantie loopt. Als in de begroting geen budget beschikbaar is om deze voorziening te treffen dan doet het dagelijks bestuur vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan het algemeen bestuur voor een begrotingswijziging.

  • 5. Voor het uitzetten van gelden handelt de GR volgens de geldende Regeling Schatkistbankieren door rechtspersonen met een wettelijke of publieke taak en rechtspersonen die publieke liquide middelen beheren.

Artikel 20. Weerstandsvermogen

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen aan ter behandeling en vaststelling door het algemeen bestuur. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald. De nota wordt geactualiseerd indien daartoe aanleiding is.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het dagelijks bestuur brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in lid 1.

  • 3. Het dagelijks bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen.

Hoofdstuk 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Paragrafen

De paragrafen in de begroting en het jaarverslag voldoen voor wat betreft hun inhoud aan de eisen die het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten daaraan stelt.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 22. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de GR;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het beleid van de GR;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begrotingen relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 23. Financiële organisatie

Het dagelijks bestuur draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de organisatie en een eenduidig toewijzing van taken aan de GR;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de GR over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur, kunnen worden getoetst.

Artikel 24. Interne controle

  • 1. Het dagelijks bestuur zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het dagelijks bestuur daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 10 lid 1. Daarnaast informeert het dagelijks bestuur het algemeen bestuur over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de GR met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de debiteurenvorderingen, de uitstaande leningen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Voor registergoederen en bedrijfsmiddelen worden afhankelijk van de omvang en aard van het risico specifieke beheersmaatregelen genomen. Bij afwijkingen in de registratie neemt het dagelijks bestuur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Met het vaststellen van deze financiële verordening Marrekrite 2024 worden alle eerder vastgestelde financiële verordeningen die golden ten aanzien van Marrekrite ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2024;

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Marrekrite 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2024.

Voorzitter, de heer R.F. Douwstra

Directeur, de heer L. Touwen