Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736745
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736745/1
Beleidsregels toetsingskader kleine windturbines Súdwest-Fryslân 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 18-03-2025
Intitulé
Beleidsregels toetsingskader kleine windturbines Súdwest-Fryslân 2025Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
heeft overwogen dat:
- •
zij op 22 maart 2022 de Beleidsregel toetsingskader kleine windturbines Súdwest-Fryslân heeft vastgesteld;
- •
de provincie Fryslân in september 2024 haar beleid rondom het toestaan van kleine windturbines heeft verruimd;
- •
hierdoor de bouw van een kleine windturbine in het landelijk gebied onder voorwaarden ook mogelijk is bij bestaande hulpbedrijven landelijk gebied en bestaande recreatieve voorzieningen, niet zijnde kleinschalige recreatieve voorzieningen;
- •
de gemeente Súdwest-Fryslân heeft besloten mee te gaan met deze verruiming en hier invulling aan wil geven door de Beleidsregel toetsingskader kleine windturbines Súdwest-Fryslân aan te passen;
besluit:
vast te stellen de
Beleidsregels toetsingskader kleine windturbines Súdwest-Fryslân 2025
Inhoudsopgave
- 1.
Inleiding
- 1.1
Aanleiding
- 1.2
Doel
- 1.3
Leeswijzer
- 1.1
- 2.
Toetsingskader
- 2.1
Begrippen
- 2.2
Wijze van meten
- 2.3
Locaties
- 2.3.1
Landelijk gebied
- 2.3.2
Uitsluitingsgebieden
- 2.3.1
- 2.4
Ruimtelijke voorwaarden
- 2.5.
Overige voorwaarden
- 2.1
- 3.
Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteitscriteria
- 3.1
Ambitie en aanpak landschappelijke inpassing
- 3.1.1
Ambities landschappelijke inpassing
- 3.1.2
Circulaire ambities
- 3.1.3
Tijdelijkheid/eindigheid
- 3.1.4
Aanpak: co-creatie aan de keukentafel en een vlotte vergunningverlening
- 3.1.5
Ambitie landschappelijke inpassing gevisualiseerd
- 3.1.1
- 3.2
Beeldkwaliteitscriteria
- 3.2.1
Plaatsing
- 3.2.2
Hoofdvorm
- 3.2.3
Opmaak, materialisatie en detaillering
- 3.2.4
Opties qua plaatsing en landschappelijke inpassing gevisualiseerd
- 3.2.5
Opties qua plaatsing en hoofdvorm gevisualiseerd
- 3.2.1
- 3.1
- 4.
Toelichting randvoorwaarden
- 5.
Slotbepalingen
- 5.1
Bijlagen
- 5.2
Inwerkingtreding en citeertitel
- 5.1
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân de beleidsregel ‘toetsingskader kleine windturbines Súdwest-Fryslân vastgesteld. Dat toetsingskader had alleen betrekking op het toestaan van kleine windturbines in de gemeente bij bestaande agrarische bedrijven in het landelijk gebied.
In september 2024 heeft de provincie Fryslân haar beleid rondom het toestaan van kleine windturbines verruimd. Hierdoor is de bouw van een kleine windturbine in het landelijk gebied onder voorwaarden ook mogelijk bij bestaande hulpbedrijven landelijk gebied en bestaande recreatieve voorzieningen, niet zijnde kleinschalige recreatieve voorzieningen. De gemeente Súdwest-Fryslân heeft besloten mee te gaan met deze verruiming van het beleid.
Dit toetsingskader heeft dan ook betrekking op het toestaan van kleine windturbines in het landelijk gebied van de gemeente Súdwest-Fryslân bij bestaande agrarische bedrijven, bestaande hulpbedrijven landelijk gebied en bestaande recreatieve voorzieningen, niet zijnde een kleinschalige recreatieve voorziening, in het landelijk gebied. Met dit toetsingskader maken we het mogelijk om bij een groot deel van de bestaande agrarische bedrijven, bestaande hulpbedrijven landelijk gebied en bestaande recreatieve voorzieningen, niet zijnde een kleinschalige recreatieve voorziening in het landelijk gebied van de gemeente Súdwest-Fryslân door middel van een omgevingsvergunning een kleine windturbine te bouwen.
1.2 Doel
Het doel van deze beleidsregels is het bieden van een toetsingskader om in het landelijk gebied maximaal 2 kleine windturbines mogelijk te maken op of direct grenzend aan het bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand hulpbedrijf landelijk gebied of een bestaande recreatieve voorziening, niet zijnde een kleinschalige recreatieve voorziening.
Omdat deze windturbines een ruimtelijk effect hebben, is een toetsingskader opgesteld. Dit kader is een toetsingsinstrument voor de beoordeling van een aanvraag. Indien niet aan de voorwaarden van dit toetsingskader kan worden voldaan, verleent de gemeente Súdwest-Fryslân geen omgevingsvergunning, uitzonderingen daargelaten.
Gemeente Súdwest-Fryslân heeft in 2022 het plaatsen van een kleine windturbine bij bestaande agrarische bedrijven in het landelijk gebied mogelijk gemaakt door middel van het opstellen van een zogenoemd paraplubestemmingsplan. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is dit bestemmingsplan automatisch opgegaan in het omgevingsplan Súdwest-Fryslân. De gemeente heeft daarbij bewust gekozen voor de systematiek dat het omgevingsplan verwijst naar beleidsregels. Dit omgevingsplan, dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân, maakt in het landelijk gebied de bouw van maximaal 2 kleine windturbines bij bestaande agrarisch bedrijven mogelijk door middel van een vergunningstelstel maar verwijst voor de afweging van de toelating van deze windturbines naar deze beleidsregel. Deze beleidsregel bevat het concrete toetsingskader voor de kleine windturbines en wordt toegepast door het college van burgemeester en wethouders.
De bouw van kleine windturbines bij hulpbedrijven landelijk gebied en bij recreatieve voorzieningen, niet zijnde een kleinschalige recreatieve voorziening, is op basis van het nu geldende omgevingsplan nog niet toegestaan. Zolang het omgevingsplan de plaatsing van een kleine windturbine niet toestaat bij deze bedrijven kan plaatsing toch mogelijk gemaakt worden door middel van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Deze beleidsregel dient daarbij als toetsingskader.
Doordat beleidsregels eenvoudiger en sneller zijn te wijzigen dan een omgevingsplan, behoudt Súdwest-Fryslân flexibiliteit. Dit is wenselijk in relatie tot de gehele energie-transitie. Op die manier kan de gemeente adequaat meegaan met veranderende behoeftes voor het plaatsen van kleine windturbines.
1.3 Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk bevat het toetsingskader van deze beleidsregels. Het vormt daarmee het hart van de beleidsregels. Hoofdstuk 3 omvat de beeldkwaliteitscriteria voor de inpassing, plaatsing en ruimtelijke verschijningsvorm. Hoofdstuk 4 tot slot geeft een toelichting op het toetsingskader als omschreven in hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 2 Toetsingskader
Dit hoofdstuk bevat de randvoorwaarden waaraan een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een kleine windturbine moet voldoen. Deze vergunning wordt verleend als aan de voorwaarden van deze beleidsregel wordt voldaan. De voorwaarden zijn opgedeeld in vier onderdelen:
- •
Paragraaf 2.1 geeft een overzicht van de gehanteerde begrippen en de wijze van meten.
- •
Paragraaf 2.2 bepaalt in welke gebieden een kleine windturbine gebouwd kan worden.
- •
Paragraaf 2.3 geeft de ruimtelijke randvoorwaarden waaraan een aanvraag moet voldoen.
- •
Paragraaf 2.4 bevat voorwaarden uit wet- en regelgeving en overige randvoorwaarden.
2.1 Begrippen
- 1.
agrarisch bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van een ruimtelijk plan, zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, verharding en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;
- 2.
bestaand stedelijk gebied: de percelen gelegen binnen het grondgebied van de gemeente Súdwest-Fryslân die de gebiedsaanwijzing ‘begrenzing bestaand stedelijk gebied’ hebben in de ‘Omgevingsverordening provincie Fryslân’;
- 3.
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
- 4.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
- 5.
buisleiding: leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij behorende voorzieningen, waarop het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen van toepassing is;
- 6.
denkbeeldige rechthoek: een denkbeeldig vlak dat niet geometrisch is bepaald, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten, met dien verstande dat de afstand van de denkbeeldige bouwgrens tot woningen (van derden) niet minder mag bedragen dan:
- a.
30 meter bij akkerbouw en fruitteelt bedrijven;
- b.
50 meter bij grondgebonden veehouderijen;
- c.
de afstand opgenomen in de Geurverordening d.d. 12-11-2015 dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
- a.
- 7.
erf: het ruimtelijk totaal van bebouwing, opstallen, groen en water, zie ook begrip ‘terrein’;
- 8.
complex recreatiewoningen: een terrein volgens de inrichting bestemd om meerdere recreatiewoningen in samenhang te plaatsen of geplaatst te houden, inclusief bijbehorende gemeenschappelijke faciliteiten;
- 9.
gevoelige gebouwen: gevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 3.21 Besluit kwaliteit leefomgeving;
- 10.
gevoelige ruimten: gevoelige ruimten als bedoeld in artikel 3.22 Besluit kwaliteit leefomgeving;
- 11.
horizontale As Turbine (HAT type): een traditionele windturbine met drie wieken aan een horizontale as. Bij een Horizontale As Turbine (HAT type) ligt de as evenwijdig aan de richting van de wind, terwijl de wieken loodrecht op de richting van de wind staan;
- 12.
hulpbedrijf landelijk gebied: een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten in overwegende mate (meer dan 50%) gebonden is aan het landelijke gebied of waarvan de activiteiten in overwegende mate zijn gericht op het landelijke gebied, waarbij sprake kan zijn van de volgende activiteiten of combinatie van activiteiten: veehandel of veetransport, verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, KI-stations, grootveeklinieken, landbouwmechanisatiebedrijven die niet verkoop als hoofdactiviteit hebben, mestopslag- en mesthandelbedrijven, het houden of verzorgen van dieren, beheer van natuurgebieden of landschappelijke waarden, onderhouden van openbare groenvoorzieningen, onderhoud oppervlakte wateren dan wel daarmee vergelijkbare aan het landelijk gebied gerelateerde activiteiten;
- 13.
jachthaven: haven met bijbehorende voorzieningen waar in hoofdzaak pleziervaartuigen een ligplaats innemen en die in het omgevingsplan Súdwest-Fryslân een recreatieve hoofdfunctie heeft;
- 14.
kampeerterrein: een terrein met kampeerplaatsen, inclusief de bij het terrein behorende gemeenschappelijke faciliteiten, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein, en die in het omgevingsplan Súdwest-Fryslân een recreatieve hoofdfunctie heeft;
- 15.
kleine windturbine: een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch vermogen uit wind, met een ashoogte van niet meer dan 15,00 m;
- 16.
kleinschalige recreatieve voorziening: recreatievoorzieningen die worden aangeboden als ondergeschikte nevenfunctie bij een hoofdfunctie op een bouwperceel, zoals een kleinschalig kampeerterrein, een kleinschalige jachthaven, logies, groepsaccommodaties, recreatiewoningen, kleinschalige logiesaccommodaties, dag-recreatieve inrichtingen;
- 17.
landelijk gebied: het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied;
- 18.
recreatieve voorziening: een dag-recreatieve voorziening, een kampeerterrein, een complex recreatiewoningen, of een jachthaven met een recreatieve functie, die in het omgevingsplan Súdwest-Fryslân een recreatieve hoofdfunctie heeft;
- 19.
terrein het ruimtelijk totaal van bebouwing, opstallen, groen en water, zie ook begrip ‘erf’;
- 20.
verticale As Turbine: een turbine waarbij de as loodrecht op de richting van de wind staat, terwijl de wieken/bladen evenwijdig aan de as zijn bevestigd. Deze turbine vangt de wind die loodrecht op de wieken komt, ongeacht de richting. Bijzondere horizontale as-turbines zonder wieken vallen hier ook onder;
2.2 Wijze van meten
Bij toepassing van de ruimtelijke randvoorwaarden wordt als volgt gemeten:
De ashoogte van een windturbine
Vanaf het middelpunt vanaf de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein;
De tiphoogte van een windturbine
De ashoogte van een windturbine plus de straal van de rotorcirkel;
De rotordiameter
De diameter wordt bepaald door het maximale bereik van de rotordiameter, gemeten loodrecht op de as;
De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 Locaties
2.3.1Landelijk gebied
Kleine windturbines zijn toegestaan in het landelijk gebied bij bestaande agrarische bedrijven, bestaande hulpbedrijven landelijk gebied en bestaande recreatieve voorzieningen, niet zijnde een kleinschalige recreatieve voorziening. De ligging en begrenzing van het landelijk gebied is weergegeven op figuur 1.
Figuur 1: Ligging en begrenzing landelijk gebied
2.3.2Uitsluitingsgebieden
Kleine windturbines zijn niet toegestaan:
- a.
binnen een straal van 1500 meter van een windturbine die deel uitmaakt van het windpark Nij Hiddum-Houw op Kop Afsluitdijk, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1: voor agrarische bedrijven die maximaal 150 m binnen de grens van het uitsluitingsgebied zijn gevestigd, wordt maatwerk verricht;
- b.
in Natura 2000 gebieden, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 2.
2.4 Ruimtelijke voorwaarden
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor kleine windturbine moet aan de volgende ruimtelijke voorwaarden voldoen:
- 1.
de kleine windturbine wordt geplaatst op of direct grenzend aan het bouwperceel of de denkbeeldige rechthoek van een bestaand agrarisch bedrijf, op (of direct grenzend) aan het bestemmingsvlak van een bestaand hulpbedrijf landelijk gebied of bestaande recreatieve voorziening;
- 2.
de kleine windturbine betreft een op de grond staande turbine van het HAT type met 3 wieken; turbines van het VAT type en dakturbines zijn niet toegestaan;
- 3.
er worden maximaal 2 kleine windturbines toegestaan;
- 4.
een kleine windturbine heeft een maximale as-hoogte van 15 m;
- 5.
een kleine windturbine heeft een maximale tip hoogte van 23 m;
- 6.
de instandhoudingstermijn voor een kleine windturbine bedraagt maximaal 25 jaar;
- 7.
de kleine windturbine(s) voldoe(t)(n) aan de beeldkwaliteitscriteria zoals opgenomen in hoofdstuk 3;
- 8.
de afstand van een windturbine tot:
- a.
een andere kleine windturbine hangt samen met de erf-/terreingrootte en erf-/terreinopbouw;
- b.
een erf-/terreingrens is maximaal ongeveer 25 m, hierbij dient een plek in de luwte te worden voorkomen;
- c.
buisleidingen bedraagt niet minder dan 25,00 m, tenzij de leidingbeheerder dichterbij toestaat;
- d.
hoogspanningsinfrastructuur bedraagt ten minste de maximale werpafstand bij twee keer het nominaal toerental van de kleine windturbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
- e.
de meest nabijgelegen gevoelige gebouwen en/of ruimten bedraagt niet minder dan vier maal de ashoogte van de windturbine;
- f.
openbaar gebied is zodanig dat de wieken of de constructie van de kleine windturbine niet overhangt boven openbaar gebied.
- a.
- 9.
bij de plaatsing van een kleine windturbine kunnen aanvullende eisen aan de landschappelijke eisen gesteld worden, zoals:
- a.
versterking van herkenbaarheid van het erf/terrein, bijvoorbeeld door het toevoegen van erfbeplanting;
- b.
het versterken van de ecologische waarde van de erf/terreinbeplanting;
- c.
compenserende maatregelen om zichthinder en/of verrommeling van het erf of terrein tegen te gaan;
- d.
maatregelen om de omgevingskwaliteit te verhogen, bijvoorbeeld door het toevoegen van versterkende landschapselementen of verwijderen van storende elementen.
- a.
2.5 Overige voorwaarden
Kleine windturbines moeten aan alle relevante wet- en regelgeving voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de kleine windturbine voldoet aan:
- 1.
de eisen van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl);
- 2.
de eisen van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
- 3.
de overige regels van het ter plaatse geldende omgevingsplan;
- 4.
de eisen uit de Omgevingswet ter bescherming van de natuur;
- 5.
de gestelde eisen van de welstandsnota Súdwest-Fryslân. Indien de kleinschalige windturbine(s) word(t)(en) geplaatst bij een Rijksmonument, wordt advies gevraagd aan de adviescommissie omgevingskwaliteit Súdwest-Fryslân;
- 6.
de nadeelcompensatie overeenkomst die de initiatiefnemer verplicht moet aangaan met de gemeente Súdwest-Fryslân;
- 7.
de NEN-EN-IEC norm 61400-2 dan wel aan Handreiking miniwind en kleine windmolens van Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA);
- 8.
de energieopwekking van de kleine windturbine is niet bestemd voor commerciële doeleinden maar enkel ten behoeve van het eigen gebruik;
- 9.
de aanvraag wordt door bevoegd gezag voor een beoordeling aan de provincie voorgelegd;
- 10.
bij een aanvraag omgevingsvergunning voor een kleine windturbine moet een rapport van een akoestisch onderzoek en een rapport van een slagschaduwonderzoek ingediend worden;
- 11.
de kleinschalige windturbine is, voor zover mogelijk, voorzien van het kleinwindkeurmerk of een daarmee gelijk te stellen keurmerk;
- 12.
het college van burgemeester en wethouders wijst een verzoek om een omgevingsvergunning voor een kleine windturbine af indien voor een of meer belanghebbenden een toewijzing van de omgevingsvergunning wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zou zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doel.
Hoofdstuk 3 Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteitscriteria
3.1 Ambities en aanpak landschappelijke inpassing
3.1.1 Ambities landschappelijke inpassing
Gemeente Súdwest-Fryslân wil de inpassing van kleine windturbines mogelijk maken op bouwpercelen van bestaande agrarische bedrijven en hulpbedrijven landelijk gebied en binnen de bestemmingsvlakken van recreatievoorzieningen. Ze wil daarbij rekening houden met de natuur en het landschap. Inwoners en bezoekers van Súdwest-Fryslân hechten veel waarde aan het Friese landschap met weidse vergezichten en willen zo min mogelijk visuele verstoring. Het uitgangspunt is daarom een rustig beeld in het landschap en het voorkomen van verrommeling. Randvoorwaarden zijn dat turbines een eenduidige hoofdvorm hebben en onderdeel uitmaken van het erf of terrein waar ze bij worden geplaatst.
Turbines in Súdwest-Fryslân hebben in de toekomst drie wieken. Ze staan niet in het open landschap, maar zijn onderdeel van het erf of terrein waarbij ze worden geplaatst.
3.1.2 Circulaire ambities
Súdwest-Fryslân stimuleert een lokale circulaire economie. Ze vraagt aan leveranciers, bouwers, ontwikkelaars, architecten en initiatiefnemers aan te geven waarom de producten die zij leveren of waarvoor zij een vergunning aanvragen, circulair of biobased zijn. Dat doet ze ook bij kleine windturbines. Zij hanteert de Friese definitie voor circulair inkopen: “een product is circulair ingekocht wanneer een product technisch-inhoudelijk (op energie en materialen) circulair is, of wanneer er procesmatige afspraken zijn gemaakt over het borgen van circulariteit.” Zij verzoekt de turbines losmaakbaar te maken. Ze wil dat onderdelen/materialen herbruikbaar, na afloop beter op te ruimen en bij schade eenvoudig te vervangen zijn.
3.1.3 Tijdigheid/eindigheid
Op grond van de gedachte “tijdelijkheid/eindigheid” worden, met het oog op toekomstige ontwikkelingen in de opwek van duurzame energie en het beperken van de effecten op het Friese landschap, de kleine windturbines toegestaan voor een maximale periode van 25 jaar. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid voor en heroverweging na afloop van de economische levensduur van een kleine windturbine. Toekomstige ontwikkelingen in de energie-transitie maken het wellicht mogelijk om een duurzame energievorm te benutten die minder effect heeft op het Friese landschap. Na afloop van de termijn van 25 jaar moet de kleine windturbine worden opgeruimd.
3.1.4 Aanpak: co-creatie aan de keukentafel en een vlotte vergunningverlening
Súdwest-Fryslân wil met oor voor de ambities van initiatiefnemers en oog voor ‘het verhaal en kernwaarden’ van de plek, maatwerk leveren aan initiatiefnemers. Daarnaast wil ze de vergunningverlening zo vlot mogelijk laten verlopen. De gemeente hanteert daarom een klantgerichte maatwerkaanpak in de vorm van de ‘erfturbinetafel’. Twee consulenten vanuit landschap en architectuur/erfgoed komen naar de initiatiefnemer om te kijken wat er mogelijk is en hoe, in een gesprek. De initiatiefnemer hoeft vooraf geen plan te (laten) maken. Wel is het raadzaam om voor het gesprek de buren (direct omwonenden in een straal van 200 meter) te raadplegen en technisch advies te vragen over de positioneringsmogelijkheden ten aanzien van de windopbrengst. De conclusies uit het keukentafelgesprek leggen de consulenten vast voor de initiatiefnemer. Deze zijn leidend bij de vergunningaanvraag.
3.1.5 Ambitie landschappelijke inpassing gevisualiseerd
Huidige situatie
Afb. 1: agrarische bedrijven, hulpbedrijven landelijk gebied of recreatieve voorzieningen liggen in Súdwest-Fryslân als ‘eilanden’ of ruimtelijke clusters in het open landschap (voorbeeld zonder windturbine). Dit is een sterke kernwaarde. Een hoofduitgangspunt voor de inpassing van kleine windturbines is daarom dat de kleine windturbine deel gaat uitmaken van het erf of terrein; het totaal van bebouwing, opstallen, groen en water.
Hoe inpassen?
Afb. 2 en 3: kleine windturbines kunnen op verschillende manieren worden ingepast, mits ze onderdeel gaan uitmaken, of zich hechten aan, een erf of terrein, waarbij beplanting of bebouwing hieraan kan bijdragen. Hierboven zijn twee opties gevisualiseerd: de windturbine wordt op het erf geplaatst (afb.2). De windturbine maakt onderdeel uit van het erf door aanvullende beplanting, die zo is gesitueerd dat ze geen of nauwelijks luwte veroorzaakt (afb. 3).
3.2 Beeldkwaliteitscriteria
3.2.1 Plaatsing
In de context van een erf kan/kunnen de kleine windturbine(s) worden geplaatst binnen een bouwperceel, binnen een denkbeeldige rechthoek (van een agrarisch bedrijf) of direct grenzend aan het bouwperceel of de denkbeeldige rechthoek (Afb. 2 en 3). In de context van een terrein kan/kunnen de kleine windturbine(s) worden geplaatst binnen de begrenzing van een bestemmingsvlak(of functieaanduiding) recreatieve voorzieningen of direct aansluitend aan de bestemmingsvlakaanduiding. In beide situaties is het doel om een verstorend of verrommelend effect op het landschap en voor omwonenden te voorkomen en is er bij plaatsing sprake van maatwerk.
Daarbij gelden de volgende criteria:
- 1.
de turbine(s) staat/staan op een ondergeschikte positie van het historische en typologische voorerf (Afb. 6);
- 2.
de turbine(s) vormt/vormen een eenheid met het ensemble van het erf/terrein (gebouwen, opstallen, beplanting en water) (Afb. 2, 3);
- 3.
de turbine(s) vormen geen storend element en veroorzaken geen visuele verrommeling ten opzichte van omliggende wegen, bebouwing, stad- en dorpssilhouetten en bestaande windturbines in de omgeving;
- 4.
het aantal turbines domineert de maat en schaal van het erf niet;
- 5.
er is bij meerdere kleine windturbines:
- a.
sprake van een onderlinge relatie en logische structuur ten opzichte van het erf/terrein en de omgeving;
- b.
sprake van hetzelfde type, kleur en dezelfde uitvoering. Dit geldt voor windturbines op één erf/terrein of ruimtelijk samenhangende erven;
- c.
sprake van samenhang tussen de erf-/terreingrootte en erf-/terreinopbouw en de onderlinge afstand van de turbines.
- a.
- 6.
een turbine dient altijd onderdeel te vormen van, of zich te hechten aan, een erf of terrein, waarbij beplanting of bebouwing hieraan kan bijdragen (Afb. 2,3);
- 7.
de afstand tot de bestaande erfgrens is ongeveer 25 meter zodat de ruimtelijke koppeling tussen de turbine en het erf gewaarborgd blijft waarbij maatwerk het uitgangspunt vormt;
- 8.
bij monumentale boerderijen en erven schade turbines de monumentale waarden van de boerderijplaats als geheel niet. Qua maat en schaal zijn de turbines passend bij de rest van het (agrarisch) ensemble. Ze houden voldoende afstand tot de monumentale boerderij;
- 9.
er ontstaat voldoende afstand tot cultuurhistorisch of landschappelijke waardevolle elementen en structuren zoals dijken of karakteristieke waterlopen. De windturbine beïnvloedt de waardevolle elementen niet nadelig;
- 10.
het plaatsen van een windturbine mag niet ten koste gaan van bestaande erf-/terrein-beplanting;
- 11.
tijdens het gesprek is de houding het mogelijk maken door een goede landschappelijke inpassing. Een landschappelijke inpassing met een door nieuwe/aanvullende erf-/terrein-beplanting wordt daarbij gestimuleerd. Er geldt wel: een slechte plek kun je niet oplossen door beplanting aan te brengen.
3.2.2 Hoofdvorm
De vorm en maatvoering van de kleine windturbine voldoen aan de volgende regels:
- 1.
de kleine windturbines zijn rank en hebben altijd drie wieken (Afb. 7);
- 2.
de mast is dicht en heeft een ronde doorsnede, of bij benadering een ronde doorsnede (Afb. 8);
- 3.
de rotordiameter is maximaal 16 meter (Afb. 9).
3.2.3 Opmaak, materialisatie en detaillering
- 1.
de kleur van de turbine is bij voorkeur grijs, opdat de turbine familie is van andere turbines is Súdwest-Fryslân. Afwijkende kleuren en hout zijn mogelijk indien het een passend onderdeel is van de totale compositie van het erf of terrein, waarbij de turbine onopvallend in de omgeving wegvalt, niet afsteekt en visueel deel uitmaakt van het bouwperceel;
- 2.
alle onderdelen hebben bij voorkeur dezelfde of een aanverwante kleur, het transformatorkastje is bij voorkeur donkergrijs/antraciet;
- 3.
het is wenselijk zoveel mogelijk recyclebare materialen tot te passen en dit aan te tonen (polyester is bijvoorbeeld slecht te recyclen);
- 4.
biobased windturbines zijn wenselijk, houten wieken zijn toegestaan.
3.2.4 Opties qua plaatsing en landschappelijke inpassing gevisualiseerd
Afb. 4: Bij plaatsing (direct grenzend aan het bouwperceel of de denkbeeldige rechthoek) is versterking van het erf nodig. Dit om de turbine onderdeel te maken van het erf. Dit kan bijvoorbeeld door compenserende lage beplanting. Zo wordt de turbine onderdeel van het erf.
Afb. 5: Bij plaatsing direct grenzend aan het bouwperceel of de denkbeeldige rechthoek is versterking van het erf nodig. Dit om de turbine onderdeel te maken van het erf. Dit kan bijvoorbeeld door compenserende boombeplanting/boomsingels. Zo wordt de turbine onderdeel van het erf.
3.2.5 Opties qua plaatsing en hoofdvorm gevisualiseerd
Afb. 6: de turbine(s) staat/staan op een ondergeschikte positie ten opzichte van het voorerf, ontsluitingswegen en omwonenden (verbeeld door een huisje in de schema’s). De exacte positionering vraagt maatwerk. (De schema’s zijn niet persé noord-zuid georiënteerd.
Afb. 7: ranke vorm, taps toelopend
Afb. 8: de mast is dicht en heeft een ronde doorsnede of bij benadering een ronde doorsnede
Afb. 9: maximale rotor ronde diameter 16 m
Hoofdstuk 4 Toelichting randvoorwaarden
In dit hoofdstuk worden de in hoofdstuk 2 genoemde randvoorwaarden toegelicht.
Uitsluitingsgebieden (paragraaf 2.3)
Kop Afsluitdijk
Bij de Kop Afsluitdijk is windpark Nij Hiddum-Houw (NHH) gerealiseerd. Dit windpark bestaat uit 9 identieke wiindturbines; ze hebben dezelfde rotordiameter, ashoogte en uiterlijke verschijningsvorm. Ook de draairichting van de rotorbladen zijn gelijk.
In het “inpassingsplan ‘Windpark Nij Hiddum-Houw’” dat op 18 juli 2018 door Provinciale Staten van Fryslân is vastgesteld staat het volgende vermeld: “De windturbines in het windpark sluiten wat betreft schaal van het windturbinetype (hoogte en rotordiameter) niet aan bij de andere turbines in de omgeving. Daarnaast is de parkinrichting niet duidelijk doordat deze is gebaseerd op het aspect radar. Dit leidt tot een grotere diversiteit aan windturbines, windturbinehoogtes en draaisnelheden. Dit resulteert in een rommelig en onrustig effect. Daarom is er voor gekozen om naast de sloop van het oude windpark Hiddum -Houw (10 windturbines) 6 extra windturbines in de directe omgeving te saneren. Dit komt ten goede aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.”
Gelet hierop ligt het niet voor de hand om in het gebied nieuwe windturbines toe te staan, ongeacht de grootte van de turbine(s).
Daarnaast speelt ook gezondheid een rol, niet alleen fysiek maar ook mentaal. Hoewel het windpark NHH kan voldoen aan alle wettelijke eisen, weten we nog niet welke gevolgen het windpark met zich meebrengt wanneer het in bedrijf is. Het voldoen aan de eisen van de wet betekent namelijk niet automatisch dat mensen geen overlast ondervinden.
Voor de omvang van het gebied is gekeken naar de zogenoemde ‘dorpenregeling’ die voortvloeit uit het windpark NHH. Dit betekent concreet dat binnen 1500 meter van één van de windturbines van het windpark geen kleine windturbines zijn toegestaan. Voor agrarische bedrijven die binnen 150 m vanaf de grens van het uitsluitingsgebied zijn gelegen geldt een uitzondering. Indien de eigenaren van deze bedrijven een kleine windturbine willen plaatsen zal per geval bekeken worden wat de mogelijkheden hiertoe zijn.
Andere uitsluitingsgebieden rondom bestaande clusters van windturbines worden niet nodig geacht. Kleine windturbines worden zodanig ingepast dat deze zo weinig mogelijk visuele verstoring veroorzaken.
Natura 2000 gebieden
Om aantasting van natuurgebieden te voorkomen worden hier geen kleinschalige windturbines toegestaan.
Ruimtelijke voorwaarden (paragraaf 2.4)
Type turbine
Alleen turbines van het HAT type worden toegestaan. HAT turbines zijn vooral geschikt voor open gebied, waar de wind van één kant komt.
In tegenstelling tot turbines van het HAT type zijn turbines van het VAT type en dakturbines er in vele vormen en maten. Het risico op hinder of een negatieve impact op de ruimtelijke kwaliteit van dit soort turbines is daarmee veel groter dan bij erfturbines van het HAT type. Uitgangspunt bij plaatsing is een rustig beeld in het landschap. Daarom worden alleen turbines van het HAT type toegestaan.
Aantal turbines
Ter bescherming van het landschap is het aantal toegestane kleine windturbines per bedrijf gesteld op maximaal 2.
Instandhoudingstermijn
Met het oog op toekomstige ontwikkelingen in de opwek van duurzame energie en het beperken van de effecten op het landschap in Súdwest-Fryslân worden kleine windturbines toegestaan met een instandhoudingstermijn van maximaal 25 jaar. Toekomstige ontwikkelingen in de energietransitie maken het wellicht mogelijk om een duurzame energievorm te benutten die minder effect heeft op het landschap. De instandhoudingstermijn wordt geborgd door in de omgevingsvergunning op te nemen dat er een instandhoudingstermijn van maximaal 25 jaar geldt en dat na afloop van de termijn de voor vergunningverlening bestaande toestand wordt hersteld.
Afstandscriteria
Er moet een koppeling zijn tussen de turbine en de aanwezige bebouwing. Op deze manier vormt de erfturbine een eenheid met de bebouwing en kunnen erfturbines niet verstrooid over het erf en ver daarbuiten geplaatst worden.
De afstand tussen een kleine windturbine en gasinfrastructuur (buisleidingen) bedraagt minimaal 25 meter. Indien een kleine windturbine buiten de 25 meter afstand wordt gerealiseerd, heeft de plaatsing van de windturbine geen effect op de veilige ligging en integriteit van de gasinfrastructuur. Wanneer de leidingbeheerder ermee instemt is een kleinere afstand dan 25 meter ook mogelijk.
Voor hoogspanningsinfrastructuur is ook een afstandseis opgenomen. Dit betreft de afstand die een rotorblad kan afleggen bij het losschieten van de kleine windturbine als deze twee keer zo snel draait dan maximaal mogelijk (nominaal toerental). Dit is een voorwaarde die door Tennet wordt gesteld. Met instemming van Tennet kan van deze afstand worden afgeweken.
Om mensen tegen geluidhinder en tegen gezondheidseffecten door geluid te beschermen is de voorwaarde opgenomen dat een kleine windturbine op minimaal 4 x de ashoogte van de turbine geplaatst moet worden van een gevoelig gebouw of gevoelige ruimte zoals beschreven in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het gaat hier bijvoorbeeld om woningen en kinderdagverblijven.
Overige randvoorwaarden (paragraaf 2.5)
Voldoen aan Besluit bouw leefomgeving
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet op grond van de Omgevingswet getoetst worden aan het Besluit bouw leefomgeving. Dit geldt voor alle bouwwerken en dus ook voor de kleine windturbines.
Voldoen aan Besluit activiteiten leefomgeving
Een kleine windturbine valt in veel gevallen onder de werking van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In het Bal zijn onder andere geluidsnormen en normen over slagschaduw opgenomen. Hiermee wordt hinder voor omwonenden zoveel mogelijk voorkomen.
Uit de onderzoeksresultaten van een akoestisch onderzoek en een slagschaduw onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de gestelde geluidsvoorschriften en voorschriften voor slagschaduw in het Bal voor windturbines. Wanneer hier aan voldaan wordt is de kans op hinder beperkt. Wanneer de bovengenoemde wettelijke geluidsnormen overschreden worden, kan de gemeente handhaven door bijvoorbeeld het laten stilzetten van windturbines bij bepaalde windsnelheden of gedurende bepaalde tijdsperiodes. Ook kan een maatwerkvoorschrift voor de windturbine opgelegd worden.
Voldoen aan aanvullende regels omgevingsplan
Op grond van het omgevingsplan Súdwest-Fryslân kunnen er op een locatie regels gelden, gericht op het veiligstellen van bepaalde ruimtelijke belangen, die plaatsing van een kleine windturbine ongewenst maken of waarvoor nader onderzoek en/of toestemming van derden nodig is. Voorbeelden zijn regels op het gebied van externe veiligheid, archeologie en/of cultuurhistorie.
Voldoen aan eisen ter bescherming van de natuur
De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2024 opgegaan in de Omgevingswet. De voorwaarde dat voldaan moet worden aan de eisen ter bescherming van de natuur komt rechtstreeks voort uit de Omgevingswet.
Welstand
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt getoetst op welstand. Dit geldt voor alle bouwwerken en dus ook voor de kleine windturbines.
Een Rijksmonument is beeldbepalend in de omgeving en heeft een bijzonder karakter. Dit beeld moet niet verstoord worden door het plaatsen van een kleine windturbine. Een positief advies van de adviescommissie omgevingskwaliteit (hûs en hiem) dan ook een pre. Bij een negatief advies beslist het college.
Nadeelcompensatie overeenkomst
Indien een plan afwijkt van het geldende omgevingsplan wordt standaard een nadeelcompensatie overeenkomst gesloten met de betreffende initiatiefnemer. Hiermee komt de eventuele schadevergoeding voor rekening van de aanvrager. Dit geldt voor alle afwijkingen van het omgevingsplan, dus ook voor kleine windturbines.
Wanneer de initiatiefnemer geen nadeelcompensatie overeenkomst wil aangaan, wordt er niet afgeweken van het geldende omgevingsplan en geen vergunning verleend. Dit om financiële risico’s te vermijden.
Keurmerk
De veiligheid van de omgeving mag, door de oprichting van een kleinschalige windturbine, niet in het geding komen. Door het ontbreken van een officiële certificering bestaan er nog geen veiligheidsrichtlijnen. Een eerste aanzet tot certificering wordt gegeven door de Nederlandse Beoordelingsrichtlijn. Deze richtlijn geeft onder andere inzicht in de veiligheid en de geluidsemissies van een kleine windturbine. Wanneer een turbine de richtlijn kan doorstaan, ontvangt de turbine het zogenaamde Kleinwind-keurmerk. Het voldoen aan het Kleinwind-keurmerk of een ander vergelijkbaar keurmerk geeft de gemeente een handvat om aan te nemen dat het product veilig is en aan alle technische eisen van deze tijd voldoet.
Opwek voor eigen behoefte
Uit landschappelijke overwegingen wil de provincie het aantal windturbines beperkt houden. Ook moet extra druk op het net worden voorkomen. De provincie heeft om die redenen besloten alleen windturbines bij de bedrijven toe te staan als het opgestelde vermogen van de te plaatsen windturbines is gericht op de eigen behoefte van het bedrijf.
Overeenkomstig het advies van de provincie houden we voor het bepalen van het eigen gebruik het gemiddelde energieverbruik van de afgelopen jaren als leidraad aan. Hiermee kan ook toekomstig energieverbruik worden meegenomen, indien kan worden onderbouwd dat in de nabije toekomst (binnen 5 jaar) door verduurzaming of elektrificatie van onderdelen van de bedrijfsvoering aan de energiebehoefte kan worden voldaan. Dit zal middels een energieplan aangetoond moeten worden.
Er kan niet altijd voorkomen worden dat op enig moment toch sprake is van teruglevering aan het net. Zolang gebruik gemaakt kan worden van de bestaande netaansluiting is dat acceptabel. Hier is maatwerk mogelijk. In sommige gevallen kan netverzwaring toch nodig zijn. In uitzonderingsgevallen kan daaraan medewerking worden verleend.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
5.1 Bijlagen
De volgende documenten zijn als bijlage opgenomen bij deze beleidsregels en maken daarvan onderdeel uit:
- •
Bijlage 1: uitsluitingsgebied windturbines rondom windpark Nij Hiddum-Houw
- •
Bijlage 2: uitsluitingsgebieden Natura-2000
5.2 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels toetsingskader kleine windturbines 2025.
- 2.
Deze beleidsregels treden in werking de dag volgend op de bekendmaking in het Gemeenteblad.
- 3.
De Beleidsregel toetsingskader kleine windturbines, vastgesteld op 22 maart 2022, wordt ingetrokken.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 maart 2025,
mr. drs. J.A. de Vries, burgemeester
drs. W.J. Sikkes, waarnemend gemeentesecretaris
Bijlage
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl