Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736743
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736743/1
Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen Rotterdam
Geldend van 01-04-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen RotterdamHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de concerndirecteur van het cluster dienstverlening van 11 maart 2025, registratienummer: M2410-2980;
gelet op hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende, dat het wenselijk is Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen vast te stellen en deze zo toepasselijk mogelijk te maken voor de praktijk van de huidige organisatie;
besluit:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 Reikwijdte
Deze beleidsregels zijn van toepassing op het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten waarop Hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is.
Artikel 2 Begrip belanghebbende
-
1. Onder belanghebbende wordt in deze beleidsregels verstaan degene aan wie, op grond van artikel 5:1, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 67o, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in de hoedanigheid van pleger, medepleger, doen pleger, uitlokker, medeplichtige, feitelijk leidinggever of opdrachtgever een bestuurlijke boete is of kan worden opgelegd.
-
2. Bestuurlijke boeten worden aan de medepleger, de medeplichtige, de feitelijk leidinggever of de opdrachtgever opgelegd, met voorafgaande toestemming van het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 3 Ambtshalve vermindering
-
1. Onjuist gebleken boetebeschikkingen kunnen op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in aanmerking komen voor ambtshalve vermindering.
-
2. De Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijk belastingen zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 Pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld
-
1. In geval van een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld legt de heffingsambtenaar geen boete op. Indien in de bezwaarfase blijkt dat sprake is van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. Bij afwezigheid van alle schuld wordt de belanghebbende geacht niet in verzuim te zijn geweest.
-
2. Indien sprake is van een pleitbaar standpunt, dan kan de belanghebbende niet worden tegengeworpen dat de heffingsambtenaar aanvankelijk geen of te weinig belasting heeft geheven. Een pleitbaar standpunt sluit het opleggen van zowel een verzuimboete als een vergrijpboete uit.
-
3. Onder pleitbaar standpunt wordt in dit artikel verstaan: een door belanghebbende ingenomen standpunt dat, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen.
Artikel 5 Vrijwillige verbetering
-
1. Het bewijs dat geen sprake is van een vrijwillige verbetering wordt geleverd door de heffingsambtenaar aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden.
-
2. Onder vrijwillige verbetering wordt verstaan: belanghebbende maakt vóórdat hij weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de heffingsambtenaar bekend is of zal worden met het feit dat belanghebbende onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt uitdrukkelijk kenbaar aan de heffingsambtenaar dat en tot welk bedrag niet of gedeeltelijk niet is betaald.
-
3. Onder uitdrukkelijk kenbaar maken wordt verstaan: belanghebbende verstrekt een afzonderlijke schriftelijke opgave die de heffingsambtenaar in staat stelt om zonder nader onderzoek een juiste belastingaanslag op te leggen.
Artikel 6 Straftoemeting
-
1. Bij het opleggen van een boete gaat de heffingsambtenaar uit van de bedragen en percentages, bedoeld in artikel 12 en 13 van deze beleidsregels.
-
2. Bij het in aanmerking nemen van individuele omstandigheden vindt een afweging plaats tussen zowel strafverminderende feiten en omstandigheden als strafverzwarende feiten en omstandigheden. Het resultaat van de afweging leidt tot een boete die passend is te achten bij de geconstateerde beboetbare gedraging.
-
3. Bij de meeste verzuimboeten zal, vanwege de wijze van oplegging, individueel straftoemeting eerst in bezwaar aan de orde kunnen komen.
-
4. In de gevallen waarin de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden wordt de boete verminderd:
- a.
met 5% bij een overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden of minder;
- b.
met 10% bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan zes maanden doch niet meer dan twaalf maanden.
- a.
-
5. De vermindering van de boete wordt uitsluitend toegepast, indien:
- a.
de omvang van de vermindering van de boete ten hoogste € 2.500 bedraagt; en
- b.
de boete lager is dan € 1.000.
- a.
-
6. De stelplicht en bewijslast van strafverzwarende factoren rust op de heffingsambtenaar; de stelplicht en bewijslast van strafverminderende factoren op belanghebbende. Indien de heffingsambtenaar op de hoogte is van bijzondere omstandigheden, houdt hij bij het opleggen van de boete daarmee rekening.
-
7. Gedragingen van belanghebbende na het begaan van het beboetbare feit, kunnen ook bij de straftoemeting worden betrokken.
Artikel 7 Dag van betaling
Voor de toepassing van deze beleidsregels geldt als dag van betaling:
- a.
de datum van bijschrijving op de rekening van de gemeente Rotterdam bij betalingen per bank;
- b.
de dag van pintransacties bij rechtstreekse betaling aan de gemeente Rotterdam door middel van pintransacties op een locatie van de gemeente Rotterdam.
Artikel 8 Lichte en zware procedure
-
1. Bij het opleggen van een verzuimboete is de lichte procedure, bedoeld in afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
-
2. De zware procedure, bedoeld in artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing wanneer het opleggen van een vergrijpboete wordt overwogen.
Artikel 9 Mededelingsplicht
-
1. Bij het opleggen van een boete, vermeldt de mededeling de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete. Indien sprake is van een vergrijpboete, bevat de kennisgeving tevens de feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van opzet of grove schuld. In voorkomende gevallen dient de mededeling tevens te vermelden de bijzondere omstandigheden die tot een matiging dan wel verhoging van de boete hebben geleid.
-
2. Indien een kennisgeving als bedoeld in artikel 10 is verzonden waarin de gronden van het voornemen een vergrijpboete op te leggen zijn opgenomen, waarop geen reactie van belanghebbende is ontvangen, kan de heffingsambtenaar in de mededeling volstaan met een verwijzing naar de kennisgeving.
Artikel 10 Kennisgeving en hoorplicht bij vergrijpboete
-
1. Een kennisgeving is een rapport als bedoeld in artikel 5:48 van de Algemene wet bestuursrecht.
-
2. De kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen en van de gronden waarop dat voornemen berust, geschiedt schriftelijk.
-
3. De heffingsambtenaar geeft belanghebbende een redelijke termijn waarbinnen hij de aangevoerde gronden kan betwisten,
-
4. Indien belanghebbende de in de kennisgeving aangevoerde gronden mondeling wenst te betwisten, wordt hij door de heffingsambtenaar gehoord.
-
5. Het opleggen van de vergrijpboete moet achterwege blijven indien het verweer van belanghebbende tot de gevolgtrekking leidt dat de in de kennisgeving genoemde gronden onvoldoende aanknopingspunten voor het vaststellen van opzet of grove schuld opleveren. In een dergelijke situatie kan de heffingsambtenaar nog wel overgaan tot het opleggen van een verzuimboete. Het una-viabeginsel staat daaraan niet in de weg. De betwisting van de kennisgeving kan tot een lagere boete leiden indien de opzet of grove schuld wel bewijsbaar is, maar de betwisting aanleiding geeft de boete op een lager bedrag vast te stellen.
Artikel 11 Verhoor
-
1. De heffingsambtenaar maakt indien belanghebbende wordt verhoord naar aanleiding van het opleggen van een vergrijpboete, na afloop van het verhoor een verslag.
-
2. Het verslag van het verhoor bevat de volgende gegevens:
- a.
datum, tijdstip en plaats van het verhoor;
- b.
naam van degene die wordt verhoord;
- c.
naam of namen van degene die verhoort;
- d.
indien bijstand aanwezig is, de namen en hoedanigheden van degenen die bijstand verlenen;
- e.
indien een tolk aanwezig is, de naam van de tolk en de gebruikte taal;
- f.
de melding van het geven van de cautie;
- g.
doel van het verhoor;
- h.
verklaring van de verhoorde afgelegd tijdens het verhoor;
- i.
handtekening van degene die verhoort.
- a.
-
1. Belanghebbende krijgt een afschrift van het verslag.
Artikel 12 Keuze tussen verzuimboete, vergrijpboete of strafvervolging
-
1. Indien het opleggen van een vergrijpboete tot een lager boetebedrag voor hetzelfde feit zou leiden dan het opleggen van een verzuimboete dan kiest de heffingsambtenaar voor het opleggen van de hogere verzuimboete.
-
2. Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit (artikel 5:43 van de Awb). Indien na het opleggen van een verzuimboete wordt geconstateerd dat sprake is van opzet of grove schuld, kan geen vergrijpboete ter zake van dezelfde gedraging worden opgelegd.
-
3. Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit (artikel 5:43 van de Awb). Een opgelegde vergrijpboete kan niet worden omgezet in een verzuimboete. De heffingsambtenaar dient de mogelijkheid van deze uitkomst mee te wegen bij zijn keuze tussen een verzuim- of vergrijpboete.
-
4. Samenloop kan zich ook tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties voordoen. Artikel 5:44, eerste lid, van de Awb sluit het opleggen van een bestuurlijke boete uit in gevallen waarin ter zake van hetzelfde feit tegen belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het WvSr , ingevolge artikel 37 van de WED .
Hoofdstuk 2. Verzuimboeten
Artikel 13 Aangifteverzuimboete aanslagbelasting artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
-
1. Het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte voor de aanslagbelastingen wordt aangemerkt als een verzuim.
-
2. Bij een aangifteverzuim legt de heffingsambtenaar een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijke maximum van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
-
3. Bij het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte voor de aanslagbelastingen is alleen sprake van een verzuim, indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door de heffingsambtenaar gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning van de heffingsambtenaar.
-
4. Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag al dan niet ambtshalve is opgelegd, geldt niet alsnog als een aangifte die binnen de termijn is ingediend.
-
5. In afwijking van het tweede lid kan in uitzonderlijke gevallen een verzuimboete tot het wettelijk maximum worden opgelegd. Van een uitzonderlijk geval is in ieder geval sprake indien belanghebbende stelselmatig in verzuim is.
-
6. Wegens het niet binnen de termijn doen van aangifte kan uitsluitend een verzuimboete worden opgelegd.
-
7. Als het aan opzet van belanghebbende te wijten is dat de aangifte niet is gedaan, vormt dit een vergrijp als bedoeld in artikel 67d van Algemene wet inzake rijksbelastingen. De heffingsambtenaar maakt vooraf een keuze tussen het opleggen van een verzuimboete of een vergrijpboete.
Hoofdstuk 3. Vergrijpboeten
Artikel 14 Vergrijpboete algemeen
-
1. Vergrijpboeten kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.
-
2. In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent van de belasting die opzettelijk is verzwegen.
-
3. In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent van de belasting die opzettelijk is verzwegen.
-
4. De heffingsambtenaar stelt en bewijst de aanwezigheid van opzet of grove schuld.
-
5. Voor het bepalen van de grondslag van de vergrijpboete wordt, voor zover sprake is van opzet of grove schuld, aangesloten bij de feitelijk geheven belasting. Dit geldt ook indien de omvang van de feitelijk geheven belasting is vastgesteld met toepassing van de omkering van de bewijslast.
-
6. Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat naar evenredigheid bepaalde gedeelte.
-
7. Het zevende lid is van overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage wordt toegepast.
-
8. Bij het opleggen van de vergrijpboete houdt de heffingsambtenaar rekening met eventuele bijzondere omstandigheden.
-
9. Indien sprake is van vrijwillige verbetering als bedoeld in artikel 5 met betrekking tot een aangiftebelasting legt de heffingsambtenaar geen vergrijpboete op.
-
10. Indien sprake is van inkeer als bedoeld in artikel 67n van de Algemene wet inzake rijksbelastingen na twee jaar met betrekking tot een aanslagbelasting kan de heffingsambtenaar een vergrijpboete opleggen. Inkeer is een strafverminderende omstandigheid.
Artikel 15 Vergrijpboete aanslag artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
-
1. Indien een aangifte voor een aanslagbelasting, met opzet niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan, legt de heffingsambtenaar gelijktijdig met de aanslag een vergrijpboete op.
-
2. Het opleggen van een vergrijpboete wegens het met opzet niet binnen de termijn doen van aangifte voor de aanslagbelastingen is niet mogelijk.
-
3. De vergrijpboete wordt berekend over het bedrag van de aanslag.
-
4. Indien een onjuiste of onvolledige aangifte is gedaan, wordt de vergrijpboete gebaseerd op het belastingbedrag dat is toe te rekenen aan de correcties van een of meer tekortkomingen in de aangifte waaraan de kwalificatie ‘opzet’ kan worden verbonden.
-
5. Als sprake is van het niet doen van aangifte wordt de vergrijpboete berekend over de belasting van de gehele of de geschatte aanslag.
-
6. Onder het bedrag van de aanslag wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: het bedrag van de aanslag na verrekening van voorheffingen en opgelegde voorlopige aanslagen.
-
7. Bij het opleggen van de vergrijpboete houdt de heffingsambtenaar rekening met de voorschriften over de straftoemeting.
Artikel 16 Vergrijpboete navordering artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
-
1. Indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven, legt de heffingsambtenaar gelijktijdig met de navorderingsaanslag, een vergrijpboete op.
-
2. Worden de feiten en omstandigheden op grond waarvan wordt nagevorderd eerst bekend op of na het tijdstip dat is gelegen zes maanden voor het verstrijken van de navorderingstermijn, dan kan de heffingsambtenaar binnen zes maanden na de vaststelling van de navorderingsaanslag nog een vergrijpboete opleggen. In dat geval deelt de heffingsambtenaar de belanghebbende gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag mee dat nog onderzoek plaatsvindt of het opleggen van een vergrijpboete gerechtvaardigd is.
-
3. Bij het opleggen van de vergrijpboete houdt de heffingsambtenaar rekening met de voorschriften inzake de straftoemeting.
Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 17 Overgangsbepalingen
Op beboetbare feiten die zijn begaan vóór de inwerkingtredingsdatum van deze beleidsregels blijven de Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen 2010 van toepassing. Indien ten aanzien van deze feiten op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels nog geen boete is opgelegd of de boetebeschikking nog niet onherroepelijk vaststaat, dan zijn deze beleidsregels van toepassing voor zover deze gunstiger zijn voor belanghebbende.
Artikel 18 Intrekkingsbepaling
De Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen 2010 worden ingetrokken.
Artikel 19 Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 april 2025.
Artikel 20 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen gemeente Rotterdam.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van 11 maart 2025.
De secretaris,
G.J.D. Wigmans
De burgemeester,
C.J. Schouten
Toelichting
Artikelsgewijs
Artikel 3 Ambtshalve vermindering
Ambtshalve vermindering van een boete kan het gevolg zijn van vermindering of teruggaaf van de belasting, als de hoogte van de belastingaanslag mede bepalend is geweest voor de hoogte van de boete. De gemeentelijke beleidsregel ambtshalve vermindering van gemeentelijke belastingen die het college heeft vastgesteld, geldt ook voor boetebeschikkingen.
Artikel 5 Vrijwillige verbetering
De verbetering moet uitdrukkelijk kenbaar worden gemaakt en moet plaatsvinden vóórdat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de heffingsambtenaar bekend is of zal worden met de onjuistheid. Van uitdrukkelijk kenbaar maken is in ieder geval sprake als belastingplichtige met een schriftelijke opgave de eerdere aangifte herstelt waardoor de heffingsambtenaar zonder nader onderzoek een juiste aanslag kan opleggen. Belanghebbende kan bijvoorbeeld niet meer vrijwillig verbeteren nadat hem is medegedeeld dat een boekenonderzoek zal worden ingesteld.
Artikel 6 Straftoemeting
Bij het in aanmerking nemen van individuele omstandigheden vindt een afweging plaats tussen zowel strafverminderende feiten en omstandigheden als strafverzwarende feiten en omstandigheden.
Onder strafverminderende feiten en omstandigheden wordt verstaan: feiten en omstandigheden die buiten de invloedssfeer van belanghebbende liggen. Voor de beoordeling of die omstandigheden tot matiging van de boete aanleiding kunnen geven, kan het van belang zijn of, dan wel in hoeverre, belanghebbende maatregelen heeft getroffen of had kunnen treffen om het verzuim of vergrijp te voorkomen. Tot de omstandigheden die aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde boete te matigen behoren ook de financiële omstandigheden van de belanghebbende
Onder strafverzwarende feiten en omstandigheden wordt verstaan: recidive, als het beboetbare feit samengaat met andere, niet-fiscale overtredingen of delicten.
Onder recidive wordt verstaan: aan belanghebbende is voor hetzelfde belastingmiddel reeds eerder een vergrijpboete opgelegd. Bij recidive kan de vergrijpboete maximaal worden verhoogd met:
- a:
50 procent in gevallen waar sprake is van grove schuld;
- b:
100 procent in gevallen waar sprake is van opzet.
Verhoging van de boete wegens recidive vindt uitsluitend plaats indien in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de door de heffingsambtenaar op te leggen vergrijpboete reeds eerder een vergrijpboete is opgelegd, een transactie is voldaan, dan wel strafoplegging heeft plaatsgevonden.
Artikel 8Lichte en zware procedure
In de Awb zijn twee procedures voor bestuurlijke boeten neergelegd: een eenvoudige voor de lichtere boeten (hierna: lichte procedure, artikelen 5:48 – 5:52 Awb) en een meer uitvoerige voor zwaardere boeten (hierna: zware procedure, artikel 5:53 Awb).
De lichte procedure wordt gevolgd bij het opleggen van een verzuimboete. De zware procedure wordt gevolgd als een vergrijpboete wordt overwogen. Voor de zware procedure gelden de volgende extra eisen:
- -
het opmaken van een rapport of proces-verbaal (artikel 5:48 Awb) is verplicht;
- -
de overtreder moet altijd in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen (artikel 5:53 Awb);
- -
er mag geen mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete worden verleend aan degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt (artikel 10:3, vierde lid, Awb).
- -
het bestuursorgaan moet binnen dertien weken na het opmaken van het rapport beslissen over het opleggen van de bestuurlijke boete (artikel 5:51 Awb).
Als er geen rapport is opgemaakt (kan enkel bij de lichte procedure) regelt de wet geen beslistermijn. In dat geval geldt de redelijke termijn. De beslistermijn is een termijn van orde. Overschrijding van deze termijn heeft dus niet tot gevolg dat de boetebevoegdheid komt te vervallen. De verwachting is dat de rechter hiermee wel rekening zal houden bij de bepaling van de hoogte van de boete. Houdt de beslissing van de heffingsambtenaar in dat hij geen boete zal opleggen, dan moet hij dat schriftelijk aan de belastingplichtige laten weten (artikel 5:50, tweede lid, onderdeel a, Awb). Na een dergelijke beslissing staat het de heffingsambtenaar niet meer vrij om voor hetzelfde feit alsnog een boete op te leggen (artikel 5:53 Awb). Ook strafrechtelijke vervolging is in beginsel uitgesloten (artikel 243, tweede lid, Sv).
Artikel 9Mededelingsplicht
In dit artikel worden de begrippen opzet en grove schuld geïntroduceerd.
Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid.
Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen of betalen van belasting. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet. Onder voorwaardelijk opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting geheven is of kan worden dan wel niet of niet binnen de termijn betaald is.
Artikel 14Vergrijpboete algemeen
Bij minder dan grove schuld wordt geen vergrijpboete opgelegd.
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl