Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736676
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736676/1
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven tot vaststelling van de beleidsregel voor de uitvoering van beleidsregel Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht van de gemeente Eindhoven
Geldend van 14-03-2025 t/m heden
Intitulé
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven tot vaststelling van de beleidsregel voor de uitvoering van beleidsregel Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht van de gemeente EindhovenBurgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;
overwegende dat,
het gewenst is om [een] beleidsregel vast te stellen omtrent
een handhavingsstrategie
,
omdat het noodzakelijk is dat het college een handhavingsstrategie vaststelt in het kader van de Omgevingswet;
gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 18.1 en 18.20, eerste lid, van de Omgevingswet en artikel 13.5 van het Omgevingsbesluit,
besluit vast te stellen de volgende beleidsregel;
Hoofdstuk 1 .
Paragraaf 1.
Artikel 1.
Het college en de burgemeester besluiten de beleidsregel Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) gemeente Eindhoven en de dwangsommenlijst Eindhoven vast te stellen zoals opgenomen in bijlage 1 en 2. Deze beleidsregel is van toepassing op:
- •
de VTH-taken die de gemeente Eindhoven uitvoert in het kader van de Omgevingswet en daarop gebaseerde regels en de APV: en
- •
de VTH-taken die de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant voor de gemeente Eindhoven uitvoert.
Artikel 2. Intrekking oude beleidsregel
De Landelijke Handhavingsstrategie (LHO) die eerder door het college is vastgesteld wordt gelijktijdig met inwerkingtreding van deze beleidsregel ingetrokken.
Artikel 3. Inwerkingtreding
De beleidsregel treedt in werking de dag na bekendmaking in het gemeenteblad.
Artikel 4. Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Landelijke Handhavingsstrategie Eindhoven”
Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht van de gemeente Eindhoven
Ondertekening
Aldus vastgesteld door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven in de vergadering van 19 november 2024.
Eindhoven19 november 2024,
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
, secretaris
Dwangsommenlijst
Overtreding bedrag modaliteit maximum omschrijving / aanvullende informatie
Omgevingswet
Strijdigheid omgevingsplan
Kamerverhuur (strijd Omgevingsplan) 750 Per kamer te veel, per week 7.500
Woningvorming (strijd Omgevingsplan en bouwen zonder vergunning) 2.000 Per woonruimte te veel, per week 20.000
Bedrijfsmatig strijdig gebruik (anders dan wonen) 10.000 Per constatering/ per week 100.000 modaliteit hangt af van de overtreding
Overig strijdig gebruik Omgevingsplan 2.000 - 5.000 Per constatering/ per week 20.000 - 50.000 modaliteit en hoogte bedrag hangt af van de overtreding
Bouwen
Bouwen zonder of in afwijking van vergunning (voorschrift) – omgevingsplanactiviteit (klein) 500 Per week 5.000
Bouwen zonder of in afwijking van vergunning (voorschrift) – omgevingsplanactiviteit (groot) 5.000 Per week 50.000
Bouwen zonder of in afwijking van vergunning (voorschrift) – bouwactiviteit (klein) 500 Per week 5.000
Bouwen zonder of in afwijking van vergunning (voorschrift) – bouwactiviteit (groot) 5.000 Per week 50.000
Bouwstop – klein 5.000 Per constatering 50.000 Bouwkosten tot 400.000 euro
Bouwstop – middel 25.000 Per constatering 250.000 Bouwkosten van 400.000 tot 2.000.000 euro
Bouwstop – groot
50.000 Per constatering 500.000 Bouwkosten boven de 2.000.000 euro
Wet kwaliteitsborging bouwen (Wkb)
Bouwen zonder bouwmelding
Gevolgklasse 1 5.000 Per constatering 50.000
Ingebruikname zonder gereedmelding
Gevolgklasse 1 5.000 Per constatering 50.000
Bouwstop
Gevolgklasse 1 5.000 - 10.000 Per constatering 50.000 – 100.000 Hoogte hangt af van overtreding
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Hoofdstuk 2
Artikel 2.6 500 per constatering 5.000 Zorgplicht onderhoud bouwwerkinstallaties
Hoofdstuk 3
Artikel 3.8 tot en met 3.13 5.000 per week 50.000 Constructieve veiligheid (bij brand)
Artikel 3.27 tot en met 3.35
1.000 per week 10.000 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie en van het ontwikkelen van brand en rook
Artikel 3.36 tot en met 3.47
5.000 per week 50.000 (Verdere) beperking van de uitbreiding van brand / (sub)brandcompartimentering
§ 3.3.2. Luchtverversing 250 Per week 2.500
Artikel 3.115 lid 1 Bbl 10.000 per week 50.000 Ontbreken van brandmeldinstallatie
Artikel 3.117 Bbl
Bij 1,2,3 of 4 rookmelders 250 per rookmelder per constatering 2.500
(per rookmelder)
Artikel 3.117 Bbl
Bij 5 of meer rookmelders 500 per rookmelder per constatering 5.000
(per rookmelder)
Artikel 3.119 lid 1 Bbl 5.000 per week 25.000 Ontbreken van ontruimingsinstallatie
Artikel 3.120 750 per constatering, per vluchtrouteaanduiding 7.500 Vluchtrouteaanduidingen
Artikel 3.125 5.000 per week, per droge blusleiding 25.000 Droge blusleiding
Artikel 3.127 500 per constatering, per blustoestel 2.500 Blustoestellen
Hoofdstuk 4
Artikel 4.16 tot en met 4.18 Bbl 5.000 per week 50.000 Constructieve veiligheid (bij brand)
Artikel 4.37 tot en met 4.48 Bbl 1.000 per week 10.000 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie en van het ontwikkelen van brand en rook
Artikel 4.49 tot en met 4.63 Bbl 5.000 per week 50.000 (Verdere) beperking van de uitbreiding van brand / (sub)brandcompartimentering
Artikel 4.208 Bbl 10.000 per week 50.000 Brandmeldinstallatie
Artikel 4.211 Bbl
Bij 1,2,3 of 4 rookmelders 250 per rookmelder per constatering 2.500
(per rookmelder)
Artikel 4.211 Bbl
Bij 5 of meer rookmelders 500 per rookmelder per constatering 5.000
(per rookmelder)
Artikel 4.213 Bbl 5.000 per week 2.500 Ontruimingsinstallatie
Artikel 4.215 Bbl 750 per week, per vluchtrouteaanduiding 7.500 Vluchtrouteaanduidingen
Artikel 4.220 750 per week, per haspel 3.750 Brandslanghaspels
Artikel 4.221 Bbl 1.000 per week, per droge blusleiding 5.000 Droge blusleiding
Artikel 4.223 Bbl 500 per week, per blustoestel 2.500 Blustoestellen
Hoofdstuk 6
Artikel 6.7 Bbl 1.000 per week 5.000 Gebruiksmelding
Hoofdstuk 7
Artikel 7.5a Bbl 1.500 per week 6.000 Aanwezigheid risicomatrix
Artikel 7.17 Bbl
Artikel 7.39 Bbl 1.500 per constatering 15.000 Geluidhinder bij bouw- en sloopwerkzaamheden
Overige artikelen Bbl 500 per constatering / per week 5.000 Modaliteit hangt af van aard van de overtreding (technisch/gedrag)
Milieubelastende activiteiten
Algemeen
Niet opvolgen vorderingen toezichthouder (medewerkingsplicht) 500 - 1.000 Per constatering / per week 3.000-6.000
Verrichten MBA zonder vergunning 5.000 Per week 30.000
Geen melding/Niet verstrekken gegevens en bescheiden 500 Per week 3.000
Niet informeren BG 500 Per constatering 3.000
Verplicht onderzoek (inclusief rapportage) niet uitgevoerd 1.500 Per week 9.000
Ongewoon voorval: niet melden 1.500 Per week 9.000
Energie
Niet treffen energiebesparende maatregelen 500-1500 Per week 3.000-9.000
Niet voldoen aan informatieplicht 500 Per week 3.000
Afval
Niet verwijderen zwerfvuil 750 Per constatering 4500
Gevaarlijke afval/bedrijfsafval afgeven aan niet erkende verwerker 500 – 1.000 Per constatering 3.000 – 6.000
Niet registreren/ kunnen aantonen afgiftebonnen gevaarlijk afval/bedrijfsafval 250 - 500 Per week 3.000 – 1.500
Niet scheiden van afvalstoffen/ strijdige opslag afvalstoffen 1.000 Per week 6.000
Opslag gevaarlijk afval niet overeenkomstig voorschriften 750 Per constatering 4.500
Verboden handelingen met betrekking tot afvalstoffen 1.000 Per constatering 6.000
Geluid
Overschrijding geluidsvoorschriften door nalatig gedrag (niet horecabedrijven) 1.000 Per constatering 6.000
Overtreding door ontbreken voorzieningen/installaties 2.000 Per week 12.000
Overtreding geluidsvoorschriften horecabedrijven 3.500 Per constatering 21.000
Niet verstrekken rapport geluidonderzoek 1.500 Per week 9.000
Trillingen
Niet voldoen aan voorschriften met betrekking tot trillingen 2.000 Per constatering 12.000
Geur
Houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor: niet voldoen aan de waarde voor geur 14.000 Per week 84.000
Houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor: niet voldoen aan afstand 14.000 Per week 84.000
Houden landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor of paarden en pony’s voor het berijden: niet voldoen aan afstand 7.000 Per week 42.000
Opslaan vaste mest, champost of dikke fractie: niet voldoen aan afstand 7.000 Per week 42.000
Opslaan gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong: niet voldoen aan afstand 5.000 Per week 30.000
Opslaan kuilvoer of vaste bijvoermiddelen: niet voldoen aan afstand 5.000 Per week 30.000
Opslaan drijfmest, digestaat en dunne fractie: niet voldoen aan afstand 7.000 Per week 30.000
Voorziening biologisch behandelen dierlijke meststoffen voor of na vergisten: niet voldoen aan afstand 7.000 Per week 42.000
Composteren of opslaan van groenafval: niet voldoen aan afstand 5.000 Per week 30.000
Exploiteren zuiveringtechnische werken: niet voldoen aan de waarde voor geur 3.000 Per week 18.000
Niet-industriële voedselbereiding: geen ontgeuringsinstallatie of voldoende hoge afvoer(pijp) afzuiginstallatie 1.500 Per week 9.000
Niet-industriële voedselbereiding: geen vetvangend filter 1.000 Per week 6.000
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: strijdige opslag (vaste) mest 750 Per week 4.500
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: geen ontgeuringsinstallatie of voldoende hoge afvoer(pijp) 1.500 Per week 9.000
Bodem
Periodieke keuringen niet (tijdig) uitgevoerd 1.000 Per week 6.000
Geen of onvoldoende bodembeschermende voorzieningen 500-3.000 Per week 3.000-18.000
Nazorg na saneren bodem: niet treffen maatregelen gericht op in stand houden, onderhouden of vervangen van een afdeklaag/tijdelijke beschermingsmaatregelen 3.000 Per week 18.000
Kleinschalig graven boven de interventiewaarde bodemkwaliteit/tijdelijke opslag vrijkomende grond: overschrijden termijn opslag 1.000 Per week 6.000
Kleinschalig graven boven de interventiewaarde bodemkwaliteit/milieukundige begeleiding bij kleinschalig graven: geen milieukundige begeleiding volgens BRL SIKB 6000 1.000 Per week 6.000
Activiteiten op een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico: niet nemen mitigerende maatregelen 1.000 Per week 6.000
Wassen van motorvoertuigen: geen vloeistofdichte bodemvoorziening 3.000 Per week 18.000
Wassen van motorvoertuigen/mobiele wasinstallatie: vloeistoffen in de bodem 1.500 Per week 9.000
Wassen van motorvoertuigen/mobiele wasinstallatie: langer dan 6 maanden aaneengesloten op dezelfde locatie 2.500 Per week 15.000
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: geen aaneengesloten bodemvoorziening bij pekelen 2.000 Per week 12.000
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: geen (bijgehouden) logboek gegevens bodembeschermende voorzieningen 750 Per week 4.500
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: geen eindonderzoek bodem/ niet verstrekken rapport eindonderzoek bodem 1.500 Per week 9.000
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: niet herstellen bodemkwaliteit 2.000 Per week 12.000
In werking hebben van een acculader: niet laden boven een aaneengesloten bodemvoorziening 2.000 Per week 12.000
In werking hebben van een acculader: geen (bijgehouden) logboek gegevens bodembeschermende voorzieningen 750 Per week 4.500
Traditioneel schieten: niet schieten boven een bodembeschermende voorziening 1.000 Per week 6.000
Traditioneel schieten: geen bodembeschermende voorziening onder voorziening voor het opvangen van afgeschoten kogels 1.000 Per week 6.000
Traditioneel schieten: geen (bijgehouden) logboek gegevens bodembeschermende voorzieningen 750 Per week 4.500
Traditioneel schieten: geen eindonderzoek bodem/ niet verstrekken rapport eindonderzoek bodem 1.500 Per week 9.000
Traditioneel schieten: niet herstellen bodemkwaliteit 2.000 Per week 12.000
Opslaan van vaste mest: strijdige opslag 1.000 Per week 6.000
Opslaan van vaste mest: geen (bijgehouden) logboek gegevens bodembeschermende voorzieningen 750 Per week 4.500
Opslaan van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen: geen elementenbodemvoorziening/niet opvangen vrijkomende vloeistoffen 1.500 Per week 9.000
Opslaan van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen: geen (bijgehouden) logboek gegevens bodembeschermende voorzieningen 750 Per week 4.500
Fokken, houden of trainen van landbouwhuisdieren, andere zoogdieren of vogels: geen aaneengesloten bodemvoorziening 2.000 Per week 12.000
Fokken, houden of trainen van landbouwhuisdieren, andere zoogdieren of vogels: geen (bijgehouden) logboek gegevens bodembeschermende voorzieningen 750 Per week 4.500
Stookinstallatie: niet vullen en legen boven een aaneengesloten bodemvoorziening 2.000 Per week 12.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: geen vloeistofdichte bodemvoorziening/lekbak/elementenbodemvoorziening/aaneengesloten bodemvoorziening 1.500-3.000 Per week 9.000-18.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: geen eindonderzoek bodem/ niet verstrekken rapport eindonderzoek bodem 1.500 Per week 9.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: niet herstellen bodemkwaliteit 2.000 Per week 12.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: geen lekbak met voldoende opvangcapaciteit 500 Per week 3.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: water in lekbak 250 Per week 1.500
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: vloeistofdichte bodemvoorziening en vloeistofdichte deel vuilwaterriool niet beoordeeld en goedgekeurd 1.000 Per week 6.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: vloeistofdichte bodemvoorziening en vloeistofdichte deel vuilwaterriool niet jaarlijks gecontroleerd 500 Per week 3.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: geen (bijgehouden) logboek gegevens bodembeschermende voorzieningen 750 Per week 4.500
Opslag vloeibare brandstof ondergrondse tanks: niet voldoen aan voorschriften PGS28 250-2.500 Per week 1.500-15.000
Opslag vloeibare brandstof ondergrondse tanks: tank niet gekeurd herkeurd 1.000 Per week 6.000
Opslag vloeibare brandstof ondergrondse tanks: ondergrondse tank niet gesaneerd 3.000 Per week 18.000
Opslag vloeibare brandstof ondergrondse tanks: ontbreken financiële zekerheid tank 1.500 Per week 9.000
Opslag vloeibare brandstof ondergrondse tanks: geen KB-meting/bodemweerstand uitgevoerd 500 Per week 3.000
Opslag vloeibare brandstof ondergrondse tanks: geen water/sludge controle uitgevoerd 500 Per week 3.000
Opslag vloeibare brandstof ondergrondse tanks: geen bemonstering grondwater uitgevoerd 1.650 Per week 9.900
Tankstation: vulpistool voorzien van vastzetinrichting/te lange slang 275 Per constatering 1.650
Opslag vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks: niet voldoen aan voorschriften PGS30 250-2.500 Per week 1.500-15.000
Opslag vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks: geen installatiecertificaat/niet gekeurd 1.000 Per week 6.000
Opslag vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks: niet in lekbak/lekdetectie niet gekeurd 500 Per week 3.000
Opslag vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks: niet tegen aanrijden beschermd 500 Per week 3.000
Opslag vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks: geen water/sludge controle uitgevoerd 250 Per week 1.500
Opslag vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks: ontluchtingsleiding niet in orde 250 Per week 1.500
Opslag vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks: strijdig buiten gebruik stellen 1.000 Per week 6.000
Opslag vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks: opslag brandgevaarlijke stoffen bij tank 250 Per constatering 1.500
Afvalwater
Olie-benzine/ vetscheider niet (tijdig) legen of onderhouden 750 Per week 4.500
Monsternamevoorziening niet aanwezig 500 Per week 3.000
Emissieoverschrijding 1.500 Per week 9.000
Niet meten, bemonsteren of analyseren 1.500 Per week 9.000
Lozen van grondwater bij sanering: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen van grondwater bij sanering: overschrijden emissiegrenswaarden 1.500 Per week 9.000
Lozen van grondwater bij ontwatering: overschrijden emissiegrenswaarden 1.500 Per week 9.000
Lozen van grondwater bij ontwatering: overschrijden termijn lozen in vuilwaterriool 1.500 Per week 9.000
Lozen van grondwater bij ontwatering: overschrijding geloosde hoeveelheid 1.500 Per week 9.000
Lozen van afvloeiend hemelwater niet afkomstig van een bodembeschermende voorziening: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen huishoudelijk afvalwater: versneden of vermalen afvalstoffen 1.500 Per week 9.000
Lozen huishoudelijke afvalwater: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen huishoudelijk afvalwater: lozen op of in de bodem zonder zuiveringsvoorziening 5.000 Per week 30.000
Lozen van koelwater: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen van koelwater: chemicaliën toegevoegd 5.000 Per week 30.000
Lozen bij onderhoudswerkzaamheden aan bouwwerken: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen bij opslaan en overslaan van inerte goederen: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen bij opslaan en overslaan van inerte goederen: overschrijden emissiegrenswaarde 1.500 Per week 9.000
Lozen vanuit gemeentelijke voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen huishoudelijk afvalwater vanuit andere systemen: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen bij schoonmaken drinkwaterleidingen: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen bij schoonmaken drinkwaterleidingen: wateroverlast bij lozen op of in de bodem 1.500 Per week 9.000
Lozen bij schoonmaken drinkwaterleidingen: chemicaliën toegevoegd 5.000 Per week 30.000
Lozen bij calamiteitenoefeningen: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen/spoelen biologisch geteelde gewassen: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen/spoelen biologisch geteelde gewassen: overschrijden emissiegrenswaarde 1.500 Per week 9.000
Lozen bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen/sorteren biologisch geteeld fruit: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen/sorteren biologisch geteeld fruit: overschrijden emissiegrenswaarde 1.500 Per week 9.000
Lozen bij maken betonmortel: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Lozen bij maken betonmortel: overschrijden emissiegrenswaarde 1.500 Per week 9.000
Uitwassen van beton: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Uitwassen van beton: overschrijden emissie grenswaarde 1.500 Per week 9.000
Recreatieve visvijvers/ spuiwater: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Ontwikkelen of afdrukken van fotografisch materiaal: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Ontwikkelen of afdrukken van fotografisch materiaal: overschrijden emissiegrenswaarde 1.500 Per week 9.000
Ontwikkelen of afdrukken van fotografisch materiaal: geen in goede staat verkerende afkwetsrollen 2.000 Per week 12.000
Ontwikkelen of afdrukken van fotografisch materiaal: geen zilverterugwininstallatie 2.000 Per week 12.000
Wassen van motorvoertuigen: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Wassen van motorvoertuigen: overschrijden emissiegrenswaarde 1.500 Per week 9.000
Niet-industriële voedselbereiding: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Niet-industriële voedselbereiding: versneden of vermalen afvalstoffen 1.500 Per week 9.000
Niet-industriële voedselbereiding: geen (doelmatig functionerende) vetafscheider en slibvangput 5.500 Per week 33.000
Niet-industriële voedselbereiding: niet tijdig legen en reinigen vetafscheider en slibvangput 750 Per week 4.500
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: niet inpandig 750 Per week 4.500
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: geen (doelmatig functionerende) vetafscheider en slibvangput 5.500 Per week 33.000
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: geen flocculatieafscheider 5.500 Per week 33.000
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: afvalwater via biologische zuivering 2.500 Per week 15.000
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: niet tijdig legen en reinigen vetafscheider en slibvangput 750 Per week 4.500
Slachten van dieren en bewerken van dierlijke producten of uitsnijden van vlees, vis of organen: niet opruimen gemorste en gelekte stoffen waardoor deze in het afvalwater terecht komen 250 Per constatering 1.500
Opslaan vaste mest: strijdige lozingsroute vrijkomende vloeistoffen 2.500 Per week 15.000
Opslaan van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen: strijdige lozingsroute vrijkomende vloeistoffen 2.500 Per week 15.000
Opslaan van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen: strijdige lozingsroute afvalwater bodembeschermende voorziening 2.500 Per week 15.000
Fokken, houden of trainen van landbouwhuisdieren, andere zoogdieren of vogels: strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Fokken, houden of trainen van landbouwhuisdieren, andere zoogdieren of vogels: overschrijden emissie grenswaarde 1.500 Per week 9.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking:
Strijdige lozingsroute 2.500 Per week 15.000
Slagschaduw
Opwekken van elektriciteit met een turbine: geen automatische stilstandvoorziening 2.000 Per week 12.000
Lichtschittering
Opwekken van elektriciteit met een turbine: niet (zoveel mogelijk) beperken reflectie 2.000 Per week 12.000
Lucht/geur
Bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage: strijdige aanzuigopeningen voor ventilatie 2.000 Per week 12.000
Bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage: strijdig uitblazen afgezogen lucht 2.500 Per week 15.000
Bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage: strijdige snelheid uitgeblazen lucht 1.500 Per week 9.000
Lucht
Koudemiddelen: ontbreken logboek (of niet volledig) 750 Per week 4.500
Koudemiddelen: geen controle (lekkage) uitgevoerd 350 Per week 2.100
Koudemiddelen: geen lekdetectie aanwezig 1.000 Per week 6.000
Koudemiddelen: geen onderhoud 1.000 Per week 6.000
Koudemiddelen: geen periodieke inspectie 1.500 Per week 9.000
Koudemiddelen: niet voldoen aan voorschriften PGS13: overtreding “klein” 500 Per week 3.000
Koudemiddelen: niet voldoen aan voorschriften PGS13: overtreding “groot” (aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu) 2.500 Per week 15.000
Stookinstallatie: overschrijden emissie grenswaarde 4.000 Per week 24.000
Stookinstallatie: geen (juiste) registratie bedrijfsuren 1.500 Per week 9.000
Stookinstallatie: niet voldoen aan meetplicht 1.500 Per week 9.000
Stookinstallatie: geen (SCIOS) keuring 1.500 Per week 9.000
Stookinstallatie: niet afgemeld (SCIOS) 1.500 Per week 9.000
Stookinstallatie: geen onderhoud/herstellen gebreken binnen 2 weken na keuring 1.000 Per week 6.000
Stookinstallatie: niet bewaren registratie, resultaten en overzichten 750 Per week 4.500
Tankstation: ontbreken dampretour 1.500 Per week 9.000
Tankstation: geen controle dampretour 750 Per week 4.500
Tankstation: ontbreken logboek (of niet volledig) 750 Per week 4.500
Externe veiligheid
Opslagtank voor gassen: niet voldoen aan afstanden 1.000 Per week 6.000
Opslagtank voor gassen: niet voldoen aan PGS 19/PGS 9: overtreding “klein” 500 Per week 3.000
Opslagtank voor gassen: niet voldoen aan PGS 19/PGS 9: overtreding “groot” (aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu) 2.500 Per week 15.000
Opslagtank voor gassen: strijdig vullen en drukvrij en gasvrij maken 1.000 Per constatering 6.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: niet voldoen aan afstanden 1.000 Per week 6.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: niet voldoen aan PGS 15/PGS 8: overtreding “klein” 500 Per week 3.000
Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking: niet voldoen aan PGS 15/PGS 8: overtreding “groot” (aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu) 2.500 Per week 15.000
Bodem/externe veiligheid
Traditioneel schieten: niet opvangen alle afgeschoten kogels in een voorziening 2.000 Per week 12.000
Licht
Bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport in de buitenlucht: verlichting niet (tijdig) uitgeschakeld 1.000 Per constatering 6.000
Overige overtredingen ten aanzien van Op, Bal, Bbl, Wm 500 – 1.500 Per constatering / per week 5.000 15.000 Modaliteit en bedrag hangt af van aard en ernst van de overtreding
Landelijke Handhavings- strategie Omgevings- recht (LHSO) 12 oktober 2022
Inhoud
1. Inleiding ........................................................................... 4
1.1 Aanleiding en achtergrond .......................................................... 4
1.2 Doelstelling en werkingssfeer ..................................................... 5
1.3 Opzet van dit document .............................................................. 6
2. Uitgangspunten en beginselen ....................................... 7
2.1 Uitgangspunten ........................................................................... 7
2.2 Beginselen .................................................................................. 8
3. Visie op een passende interventie.................................10
4. Stappenplan om te komen tot
een passende interventie ...............................................12
4.1 Stap 1: positionering van de bevindingen
in de basisinterventiematrix ....................................................... 13
4.2 Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie
of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing ........................ 14
4.3 Stap 3: optreden aan de hand van de algemene
of domeinspecifieke interventiematrix ...................................... 15
4.4 Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is ....................... 17
4.5 Stap 5: vastlegging stappen en beslissingen .............................. 18
5. Randvoorwaarden voor werken
met de LHSO ................................................................. 19
HOOFDSTUK 1
Inleiding
1.1 Aanleiding en achtergrond
De Omgevingswet is gericht op het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Deze wet heeft daarbij oog voor de duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. De wet is ook gericht op de intrinsieke waarde van de natuur, en op het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
Met de Omgevingswet is (nagenoeg) alle voorheen bestaande wet- en regelgeving die ter bescherming van de fysieke leefomgeving dient, gemoderniseerd en gebundeld. Het
gaat om een stelselherziening waarmee zowel integratie als vereenvoudiging van het omgevingsrecht is beoogd.
Dat is een grote hoeveelheid regels en voorschriften. Het omgevingsrecht is niet alleen neergelegd in de Omgevingswet, maar ook in de bijbehorende uitvoeringsregelgeving: het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de Omgevingsregeling (Or). Daarnaast maken ook Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen regels en voorschriften in het omgevingsrecht. Een groot aantal bestuursorganen en 29 regionale omgevingsdiensten zijn met de uitvoering van die regels belast. Die bestuursorganen en omgevingsdiensten, de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de inspectie leefomgeving en transport (ILT), gemeenten, provincies, waterschappen, en
het Openbaar Ministerie zijn met de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving belast. Tezamen vormen zij de handhavingspartners.
De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen. Bij vertrouwen hoort het nemen van verantwoordelijkheid. De overheid wil erop kunnen vertrouwen dat burgers en bedrijven zich houden aan de voor hen geldende regels. Burgers en bedrijven mogen erop vertrouwen dat de overheid degenen aanspreekt die de regels overtreden. Dat draagt bij aan een gelijk speelveld en doet recht aan het rechtsgevoel van de samenleving. Handhaving
is dan ook één van de instrumenten waarmee de overheid het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde
fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit nastreeft. Handhaving is een essentieel element van de werking van de rechtsstaat.
Om effectief te kunnen handhaven, moeten de handhavingspartners intensief en loyaal samenwerken. Dat geldt voor de bestuurlijke overheden onderling, voor de instanties binnen de strafrechtsketen en, omdat vrijwel alle omgevingsrechtelijke regels zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gehandhaafd, bovenal voor de
bestuurlijke organen en instanties enerzijds en het Openbaar Ministerie en andere strafrechtelijke instanties anderzijds.
Afstemming en samenwerking tussen bestuur en justitie zijn ook noodzakelijk omdat niet alleen via het strafrecht
(strafrechter of OM ) een straf kan worden opgelegd, maar in toenemende mate ook het bestuur overtredingen kan bestraffen met een bestuurlijke boete. Afstemming en samenwerking tussen bestuur en justitie zijn bovendien in talloze wettelijke bepalingen voorgeschreven. Het gaat daarbij niet alleen om
de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht, maar ook om het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet is de aanleiding voor het vaststellen van de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO). De LHSO heeft een breder werkings- bereik dan zijn voorganger, de Landelijke handhavingsstrategie (LHS) uit 2014. Een deel van de taken, het basistakenpakket, moet worden uitgevoerd door de regionale omgevingsdiensten. Voor die basistaken moeten de bestuursorganen die in een omgevingsdienst deelnemen gezamenlijk een uniforme handhavingsstrategie vaststellen.
Die strategie moet zo nodig worden afgestemd met de instanties belast met de strafrechtelijke handhaving. Het Omgevingsbesluit stelt eisen aan de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht
en handhaving (VTH). De decentrale bestuursorganen stellen op basis daarvan kwaliteitscriteria vast voor het VTH-beleid.
De LHSO is daarvan een belangrijk onderdeel. De decentrale bestuursorganen stellen op basis van deze eisen een uitvoerings- en handhavingsstrategie vast. Deze twee strategieën vormen in feite het uitvoerings- en handhavingsbeleid. Het is noodzakelijk dat hierin ook het handhavingsbeleid wordt opgenomen,
bij voorkeur wordt er hier de LHSO voor gebruikt. Voor de omgevingsdiensten is het verplicht om, voor dit onderdeel, aan te sluiten bij de LHS en zijn opvolgers; nu dus de LHSO.1
1.2 Doelstelling en werkingssfeer
De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van het omgevingsrecht. Voor het bestuur geldt (bij herstelsancties) de zogenoemde beginselplicht tot handhaving. Het Openbaar Ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De kwaliteitseisen die het Unierecht aan nationale
handhaving stelt – handhaving moet doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn –, gelden door de toenemende invloed van het Unierecht op het omgevingsrecht voor een steeds groter deel van het omgevingsrecht en worden in de LHSO dan ook als uitgangspunt genomen.
Wanneer regels worden overtreden – en het vertrouwen daardoor wordt geschaad –, is een passende interventie geboden. Welke interventie passend is, hangt af van de aard, zwaarte, oorzaken en gevolgen van de overtreding en van het verwachte effect van de interventie. Het gedrag van de overtreder speelt vooral bij bestraffende interventies ook een belangrijke rol.
Uit een oogpunt van rechtsgelijkheid behoren interventies in vergelijkbare situaties op eenzelfde wijze te worden toegepast. Interveniëren is daarbij breder dan het opleggen van sancties; ook aanspreken, waarschuwen en informeren kunnen in een concreet geval passende interventies zijn. De LHSO biedt een afwegingsinstrument om in concrete gevallen afgestemd, eenduidig, effectief en evenredig te kunnen interveniëren.
De LHSO dient als hulpmiddel voor een effectieve en rechtmatige handhaving.
Brede toepasselijkheid; werkingssfeer ook naast de verplichte basistaken mogelijk
De LHSO heeft betrekking op de Omgevingswet en de daarop
gebaseerde regels. Ze is bedoeld als instrument voor de organisaties belast met de handhaving daarvan. Toepassing van de LHSO leidt tot afgestemd en effectief bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk optreden. Daarom is de LHSO met de daarin neergelegde visie, uitgangspunten en richtsnoeren, breed toepasbaar. De LHSO kan dan ook door bestuursorganen worden vastgesteld voor andere taken dan de verplichte basistaken. Ook zou de LHSO kunnen worden toegepast door andere bestuursorganen. De uiteindelijke werkingssfeer hangt
dus af van de mate waarin bestuursorganen de LHSO toepassen en in hun handhavingsbeleid overnemen.
Alle bij de LHSO betrokken handhavingspartners hebben de wens en zien de verplichting om te komen tot integrale en effectieve handhaving op het geheel van ordeningswetgeving, en het omgevingsrecht in het bijzonder. De noodzaak ligt besloten in de wijze waarop de Europese en Nederlandse wetgever toezicht en opsporing en handhaving hebben geregeld. De noodzaak komt ook naar voren uit een reeks onderzoeksrapporten. De LHSO is de tussen de handhavingspartners afgestemde strategie om tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving af te wegen.
Met de vaststelling van de LHSO door het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOb) vervalt de landelijke handhavings- strategie van 4 juni 2014. De LHSO zal vijf jaar na de vast- stelling op initiatief van het Interprovinciaal overleg worden geëvalueerd.
1 Op grond van de modelverordening uitvoering en handhaving van de VNG en het IPO. De link voor de omgevingsdiensten met de LHS en de LHSO staat beschreven in deel C (procescriteria), onder de 9b (de sanctiestrategie).
1.3 Opzet van dit document
Het grote bereik van de Omgevingswet brengt mee dat de LHSO een brede reikwijdte heeft. Er is daarom gekozen voor de volgende opzet. In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten en beginselen voor de handhaving van het omgevingsrecht
uiteengezet, waaronder die voor de noodzakelijk samenwerking tussen de handhavingspartners. Die beginselen en uitgangspunten spelen een belangrijke rol bij de wijze waarop de passende interventie wordt gekozen. De algemene strategie hiervoor is te vinden in hoofdstuk 3 (visie) en hoofdstuk 4 (stappenplan). In hoofdstuk 5 worden de randvoorwaarden
en processtappen voor het werken met de LHSO gegeven. In aanvulling op de LHSO kunnen er handhavings- of sanctiestrategieën zijn voor specifieke deelterreinen van het
omgevingsrecht vergelijkbaar met de aanvulling voor Seveso- overtredingen (Brzo) uit 2012.
Landelijke handhavingsstrategie (algemeen/basis)
De handhavingsstrategie bestaat inhoudelijk uit een visie op de handhaving, een beschrijving van de keuzes tussen interventies, de processtappen om – in het licht van de uitgangspunten en beginselen – in een concreet geval tot de juiste keuze voor een passende interventie te komen en de beslispunten voor het bevoegd gezag. De landelijke VTH kwaliteitscriteria2 vereisen voor het basistakenpakket een uniforme handhavingsstrategie op het niveau van de regio; door het overnemen van de landelijke handhavingsstrategie
kan aan deze verplichting van met name de deelnemers aan een Omgevingsdienst worden voldaan. De handhavingsstrategie in hoofdstuk 3 ziet dan ook primair op de basistaken, waarvoor het vaststellen van een uniforme handhavingsstrategie op het niveau van de omgevingsdienst voor met name de deelnemers aan een Omgevingsdienst wettelijk verplicht is, maar kan
ook worden vastgesteld voor en toegepast bij de uitvoering en handhaving van de niet-basistaken. De LHSO kan op deze manier worden gebruikt voor (veel) meer delen van of zelfs het gehele omgevingsrecht. Dat heeft als voordeel dat ook handhavingspartners zoals de politie en bijzondere toezicht- en
opsporingsinstanties er meer mee zouden kunnen gaan werken.
Keuzemodules niet-basistakenpakket: keuzestrategieën
Vanwege de breedte van het omgevingsrecht is de
handhavingsstrategie naar zijn aard algemeen. De keuze van bestuursorganen om de LHSO ook vast te stellen voor handhaving buiten de verplichte basistaken kan verder worden ondersteund met een aantal modules waarin bouwstenen en modellen zijn opgenomen voor specifieke deelterreinen van het omgevingsrecht buiten dat basistakenpakket. Te denken valt aan bouwregels en erfgoedregels, vanwege de daarvoor bestaande bestuurlijke boetebevoegdheden, maar het is denkbaar dat in de loop van de komende tijd andere modules worden toegevoegd die geschikt zijn voor een landelijke benadering.3 Deze domeinspecifieke strategieën kan het bevoegd gezag (het
OM daaronder begrepen) naar keuze vaststellen, al dan niet aangepast aan de lokale situatie. Ook kan het bevoegd gezag ervoor kiezen samen met het vaststellingsbesluit LHSO of in een latere aanvulling daarop eigen lokale, bovenlokale
of regionale strategieën vast te stellen voor bepaalde deelterreinen naar keuze. De elektronische bekendmaking van zo’n besluit maakt deze beleidskeuze transparant.
2 In dit document wordt uitgegaan van de VTH Kwaliteitscriteria 2.2 uit 2019.
3 De landelijke handhavingsstrategie Brzo die van toepassing is bij de handhaving van Sevesovoorschriften, is een voorbeeld van een landelijke module die al bestond vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het gaat hier om een module ‘bovenop’ de algemene landelijke handhavingsstrategie voor een
basistaak waarvoor de specifieke deskundigheid is vereist die bij een klein aantal
(6) omgevingsdiensten is gebundeld. Er valt ook te denken aan modules voor andere taken dan de verplichte basistaken.
HOOFDSTUK 2
Uitgangspunten en beginselen
Aan het Unierecht en het Nederlandse geschreven en ongeschreven recht kan een aantal uitgangspunten en beginselen worden ontleend die centraal staan bij de handhaving van het omgevingsrecht en de samenwerking tussen de handhavingspartners. Dat zijn de volgende.
2.1 Uitgangspunten
A. Veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Handhaving door de overheid van het omgevingsrecht draagt bij aan het bereiken van de doelen van de Omgevingswet: duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en
de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Ook handhaving is gericht op het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, een goede
omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en op het doelmatig beheren en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving.
B. Vertrouwen.
De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen. Bij vertrouwen hoort het nemen van verantwoordelijkheid. De overheid wil erop kunnen vertrouwen dat burgers en bedrijven zich houden aan de voor hen geldende regels. Burgers en bedrijven moeten er op kunnen vertrouwen dat de overheid degenen die regels overtreden daarop aanspreekt. Het spreekt vanzelf dat burgers en bedrijven erop kunnen vertrouwen dat de overheid ook zelf de regels naleeft. En de instanties die met de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht zijn belast, handelen op basis van onderling vertrouwen en respect.
C. Integraal, risico gestuurd en effectgericht. Handhaving in het omgevingsrecht is integraal (de activiteiten van de betrokken overheidsorganisaties zijn onderling afgestemd), risico gestuurd (prioritering op basis van regelmatige risico-inventarisatie om met beperkte capaciteit een zo groot mogelijke beperking van risico’s te bereiken)
en effectgericht (het doel is een zo groot mogelijke naleving om bij te dragen aan de doelen van de Omgevingswet).
Vanzelfsprekend wordt waar nodig en/of op verzoek van handhavingspartners ook buiten vooraf gestelde prioriteiten opgetreden.
D. Onafhankelijk en professioneel.
Het tot handhaving bevoegde gezag is sterk, slagkrachtig en onbevangen. Het heeft een onafhankelijke houding, is deskundig en professioneel, en handelt zonder vooringenomenheid. Handhavingsinstanties en hun medewerkers handelen consequent en vasthoudend op
basis van de geldende wet- en regelgeving en de landelijke handhavingsstrategie. Het belang van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhaving is groot. De handhavingsinstanties zijn daarom robuust, hebben voldoende kritische massa
en beschikken over de benodigde professionele afstand tot het politiek-bestuurlijke gezag. Ook is het belangrijk dat er ruimte is voor medewerkers om hun professionele mening naar voren te brengen. Alle bevoegde bestuursorganen
en handhavingsorganisaties dragen hier aan bij. Indien en voor zover omgevingsdiensten met de uitvoering van
handhavingstaken op grond van de Omgevingswet zijn belast, verstrekken de bevoegde bestuursorganen deze diensten een duidelijke opdracht en een ruim mandaat om die opdracht op professionele wijze uit te kunnen voeren.
E. Loyale samenwerking.
Met het oog op effectieve handhaving werken de met handhaving belaste bestuurlijke, politiële en justitiële autoriteiten loyaal met elkaar samen, hebben ze regelmatig overleg en handelen ze op basis van vertrouwen en
respect. Ze wisselen waar mogelijk en noodzakelijk informatie met elkaar uit en delen kennis met elkaar. Ze stemmen hun handhavingsprogramma’s op elkaar af om planmatig effectief en integraal te handhaven en ze
stemmen hun handhavingsactiviteiten af om te komen tot passende interventies en de gekozen interventies effectief te doen zijn. Ze beseffen dat het delen van beschikbare informatie een noodzakelijke voorwaarde is voor een toereikende informatiepositie en effectieve handhaving.
De handhavingspartners voldoen zo aan de verplichtingen uit het Unierecht die zijn neergelegd in vele richtlijnen en
verordeningen en worden afgeleid uit de algemene verplichting tot loyale samenwerking bij handhaving. Ook de aangifteplicht uit artikel 162 Sv en de voorlegplicht bij bestuurlijke boetes
op grond van artikel 5:44 Awb zijn invulling van loyale samenwerking.
F. Adequate overlegstructuur.
Effectieve handhaving gaat uit van een adequate overlegstructuur waarin de bevoegde instanties en de bij hen werkzame toezichthouders en opsporingsambtenaren elkaar op het juiste moment informeren, overleg hebben en de vereiste loyale samenwerking tot stand brengen. De LHSO gaat uit van het bestaan van deze adequate overlegstructuur op zowel zaaksniveau als op meer algemeen, strategisch en beleid vaststellend niveau, met inachtneming van organisatorische verschillen per regio. Met deze overlegstructuur wordt ook de
samenwerking tussen het bestuur en de politie en het openbaar ministerie loyaal en effectief gemaakt.
G. Dienstbaar.
Het tot handhaving bevoegde bestuurlijk gezag verwacht van zijn bestuurders en medewerkers dat zij handelen in het
algemeen belang en dat zij zich dienstbaar opstellen en rolvast zijn richting betrokken burgers en bedrijven, verzoekers om handhaving en overtreders.
H. Transparant.
Het tot handhaving bevoegde gezag is transparant over zijn afwegingen, beleid, prioriteiten, activiteiten en resultaten.
2.2 Beginselen
A. Handhaving van het omgevingsrecht is gelijkwaardig, doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig om een goede naleving te bereiken. Het Unierecht normeert een steeds groter deel van het omgevingsrecht en in toenemend detail. Dat betekent dat
de nationale handhaving aan unierechtelijke kwaliteitseisen moet voldoen. De handhaving van unierechtelijke regels dient gelijkwaardig te zijn aan die van nationale regels, en ze dient doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn. Deze algemene, op artikel 4, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerde eisen horen daarom thuis in de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht.
Het evenredigheidsbeginsel brengt met zich dat de herstelsancties, bijvoorbeeld de hoogte van de dwangsom, evenredig zijn aan het doel ervan en dat bij bestuurlijke boetes maatwerk wordt betracht. Bij de strafrechtelijke handhaving geldt het opportuniteitsbeginsel en is het evenredigheidsbeginsel beter bekend als beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit.
B. Beginselplicht tot handhaving.
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift
het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken (of een handhavingstraject in gang moeten zetten dat tot het gebruiken van die bevoegdheid zal of kan leiden). Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Het bevorderen van normconform gedrag staat bij handhaving centraal. In het omgevingsrecht is vaak herstel van de rechtmatige situatie mogelijk. Voor herstelsancties geldt de beginselplicht tot handhaven. Het overheidsoptreden is erop gericht dat eenieder zich uit eigen beweging normconform gedraagt. De beginselplicht tot handhaving biedt in veel gevallen ruimte om eerst te waarschuwen. Een bepaald
gedrag of de aard van de overtreding kan echter aanleiding zijn om niet te waarschuwen, en dan wordt normconform gedrag in beginsel afgedwongen door de inzet van steviger handhavingsinstrumenten.
Indien de geconstateerde overtreding nog voortduurt, is het handhavend optreden in ieder geval gericht op het beëindigen van de overtreding, herstel van de rechtmatige situatie (het naleven van de norm) en het voorkomen van herhaling,
en bestraffing. Het bevoegd gezag beziet in voorkomende gevallen of er aanleiding is om ook een bestuurlijke boete op te leggen aan de overtreder of om in nauw overleg met het openbaar ministerie strafrechtelijk te reageren. Bestraffende sancties en herstelsancties kunnen immers naast elkaar voor dezelfde overtreding worden opgelegd. Met algemene kaders of in een concreet geval moet dan ook steeds worden bezien of er aanleiding is voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke bestraffing.
C. Gelijkheidsbeginsel
De overheid behoort gelijke gevallen gelijk te behandelen. Voor het bestuurlijk bevoegd gezag vloeit dat voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het waarborgen van een level playing field is daarvan een onderdeel. Bij handhaving is dat van zo mogelijk nog groter belang. Dit vergt van de handhavende instanties dat zij stelselmatig en consistent handelen. Het uitgangspunt van transparantie
en het gelijkheidsbeginsel betekenen dat het bestuursorgaan voorspelbaar handelt bij overtredingen. Het Openbaar Ministerie weegt bij zijn strafrechtelijke beslissingen het opportuniteitsbeginsel met het gelijkheidsbeginsel af. De werking van dat beginsel is in het strafprocesrecht niet altijd gelijk aan de werking in het bestuursrecht. Onderlinge afstemming en overleg is van groot belang om recht te
doen aan zowel de bestuursrechtelijke als de strafrechtelijke invulling van het gelijkheidsbeginsel met het oog op effectieve handhaving en naleving.
D. Verdedigingsbeginsel
De persoon of onderneming die als overtreder of als klager te maken krijgt met handhavend overheidsoptreden moet in de gelegenheid worden gesteld haar of zijn zienswijzen
kenbaar te maken, en daarvoor een redelijke termijn te krijgen. Bij bestuursrechtelijke handhaving heeft dit beginsel mede uitwerking gekregen in de hoorplicht van art. 4:7 en 4:8
Awb (spoedeisende gevallen uitgezonderd). In voorkomend geval betekent dit dat de verklaring van een deskundige of getuige moet kunnen worden ingebracht. Het draagvlak van de handhaving wordt versterkt door een overheid die recht doet aan de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het verdedigingsbeginsel. Dat beginsel is ook neergelegd in tal van
verdragsbepalingen (zoals artikel 6 EVRM) en in het Unierecht. In het strafrecht wordt de verdachte (onderneming) ook beschermd door zijn verdedigingsrechten.
E. Respect voor fundamentele rechten
Het spreekt vanzelf, en het staat zeker niet op de laatste plaats: respect voor fundamentele rechten. Juist bij handhaving – waar veel handelen inbreuk (kan) maken op deze rechten - is dat respect van groot belang. Er moet daarbij in het bijzonder worden gedacht aan fundamentele rechten zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het huisrecht en het zwijgrecht.
HOOFDSTUK 3
Visie op een passende interventie
De LHSO zet in op een passende interventie bij iedere overtreding. Handhavers hanteren de strategie bij iedere constatering van een overtreding en maken daarbij gebruik van de daarin aangegeven instrumenten. Dit waarborgt een effectieve en doelmatige handhaving. Het draagt bij aan passend en eenduidig optreden. Het waarborgt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
Een passende interventie is een interventie die is gebaseerd op de verzamelde feiten en op een beoordeling van de aard en
ernst van de overtreding en van de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd, en die zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de rechtmatige toestand, verdere naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft indien dit passend of noodzakelijk is om de normadressaat
tot naleving te bewegen dan wel om de norm te bevestigen (speciale en generale preventie).
Om in het omgevingsrecht tot een passende interventie te komen, zijn de volgende twee hoofdvragen leidend:
Inzake herstel
1a. Is herstel mogelijk? Zo ja, dan is in elk geval bestuursrechtelijk optreden aangewezen en is de vervolgvraag:
1b. Welke bestuursrechtelijke interventie is in dit geval het meest geschikt?
Inzake bestraffing
2a. Is er aanleiding voor bestraffing? Zo ja, dan is de vervolgvraag:
2b. Welke weg (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk) is het meest passend?
Dit zijn twee vragen met gelijk belang. Positieve beantwoording van de één betekent niet dat beantwoording van de andere hoofdvraag achterwege zou moeten worden gelaten. De
vragen zijn nevengeschikt. Het zijn vragen die zowel door de bestuurlijke als door de strafrechtelijke handhavingspartners behoren te worden gesteld. In combinatie met het beginsel van loyale samenwerking betekent dit bijvoorbeeld ook
dat het Openbaar Ministerie zich dient af te vragen of er herstel mogelijk is met bevoegdheden van de bestuurlijke
handhavingspartners, en deze laatste partners of er bestraffende interventies kunnen zijn aangewezen waar het Openbaar Ministerie een taak heeft. Loyale samenwerking betekent
onder meer ook dat waar mogelijk tijdig informatie wordt gewisseld om het beantwoorden van deze hoofdvragen op het juiste moment mogelijk te maken voor de ander in de handhavingssamenwerking.
Ad 1a en 1b (inzake herstel)
Centrale doelstelling van het omgevingsrecht is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Dit betekent dat bij de handhaving van het omgevingsrecht herstel van de rechtmatige toestand altijd het eerste doel moet zijn, indien herstel uiteraard mogelijk is. Herstel wordt hier ruim opgevat: het beëindigen van de overtreding, het wegnemen of beperken van de gevolgen van de overtreding en/of het voorkomen
van herhaling van de overtreding. Het aansturen op herstel ligt primair op de weg van het bestuur, dat zo nodig namelijk een herstelsanctie (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) kan opleggen en effectueren. Dit volgt ook uit de beginselplicht tot handhaving. Welke bestuurlijke interventie het meest passend is, hangt af van de omstandigheden van het
geval, zoals de aard en ernst van de overtreding, kenmerken van de overtreder en de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd of ontstaan. De keuze vindt plaats aan de hand van het stappenplan en de interventiematrix uit hoofdstuk 4.
Ad 2a en 2b (inzake bestraffing)
In het kader van integrale handhaving moet steeds worden beoordeeld of er aanleiding is om de overtreder te bestraffen.
Redenen voor bestraffing worden ontleend aan de feiten en omstandigheden rond de overtreding, de overtreder of een combinatie daarvan. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de
overtreder al eerder in de fout is gegaan (recidive) of dat de overtreder de overtreding calculerend of welbewust heeft gepleegd. Ook de ernst van de overtreding, de wens om wederrechtelijk genoten economisch voordeel af te romen, het belang van ontmoediging, normbevestiging, individuele en algemene preventie etc. kunnen dergelijke redenen vormen.
Strafrechtelijke handhaving is vaak aangewezen bij overtreding van de regels door een bepaalde functionaris of onderneming die in ethisch opzicht of in verband met het bijzondere vertrouwen dat in haar of zijn nastreven van normconform gedrag wordt gesteld een voorbeeldrol heeft. Dit kan per geval en ook per domein verschillen en wordt beoordeeld aan de hand van het stappenplan en de toepasselijke interventiematrix alsmede aan de hand van tussen de betrokken handhavingspartners gemaakte (afgestemde) afspraken. Als herstel niet meer mogelijk is, kan geen herstelsanctie worden opgelegd. Dat kan een indicatie zijn om een bestraffende sanctie op te leggen. Zie verder hoofdstuk 4 van deze strategie. Indien in een concreet geval aanleiding bestaat voor bestraffing en het bestuursrecht voor de betrokken overtreding een bestraffende sanctie mogelijk maakt (bestuurlijke boete), moet worden bekeken welke weg in dat geval het meest passend is: de bestuursrechtelijke of de strafrechtelijke. Dit kan per geval en per domein verschillen. Het OM en het bestuur zullen hierover afspraken moeten maken. Bij deze afspraken zal in de eerste plaats rekening moeten worden gehouden met de wens van de wetgever in het betrokken domein over de verhouding tussen de bestuurlijke of strafrechtelijke bestraffing. Juist waar de wetgever bepaalde overtredingen niet uitsluitend beboetbaar heeft gesteld, maar zowel strafbaar als beboetbaar kan de
wens van de wetgever over de keuze tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bestraffing per domein of zelfs per (soort) overtreding uiteenlopen. Ook bij de inzet van het strafrecht is de effectiviteit in relatie tot de inzet van andere instrumenten leidend (optimum remedium in plaats van
ultimum remedium). Doeltreffendheid, afschrikwekkendheid en evenredigheid zijn eisen die aan zowel de bestuursrechtelijke als de strafrechtelijke handhaving worden gesteld. Echter, het accent van deze eisen ligt bij strafrechtelijke handhaving iets anders dan bij bestuursrechtelijke handhaving.
Zo zal de doeltreffendheid bij de bestuursrechtelijke handhaving meer gewicht hebben, en afschrikwekkendheid meer bij de strafrechtelijke handhaving. De scherpte van de sancties
in het strafrecht en de kracht van de strafprocesrechtelijke bevoegdheden en methoden voor waarheidsvinding onderscheiden zich van bestuursrechtelijke handhaving. Dat betekent vaak dat bestuursrechtelijke handhaving sneller en breder effect kan hebben, terwijl strafrechtelijke handhaving dieper kan en moet gaan, en mede daardoor in voorkomend wat meer tijd kan vergen. Dit zijn factoren die bij de keuze tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke bestraffing en bij de daarover te maken afspraken een rol zullen (moeten) spelen. OM, politie en andere opsporingsdiensten evenals het bestuur werken in voorkomende gevallen loyaal samen om tot een passende bestraffing te komen.
HOOFDSTUK 4
Stappenplan om te komen tot een passende interventie
Dit hoofdstuk geeft een stappenplan voor het toepassen van de visie uit hoofdstuk 3. Startpunt van het stappenplan zijn de bevindingen van het toezicht (al dan niet na
een melding of aangifte): de constatering van feiten en omstandigheden en het oordeel van de toezichthouder, boa of handhaver daarover (de vaststelling dat sprake is van een overtreding). Het stappenplan is een hulpmiddel om de juiste afwegingen te maken en moet in geen geval als een rigide beslisboom worden beschouwd. De LHSO is immers vooral een afwegingsinstrument voor uitvoerders en richt zich tot hen. Aan de hand van het stappenplan, waartoe de
hierna weer te geven interventiematrix behoort, kan worden gekomen tot onderling afgestemd en effectief handelen van de handhavingspartners.4
Het stappenplan bestaat uit de volgende vijf stappen:
Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix.
Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing.
Stap 3: optreden aan de hand van de [algemene of domeinspecifieke] interventiematrix.
Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is
Stap 5: vastleggen stappen en beslissingen.
Het stappenplan wordt hieronder per stap toegelicht. Het begrip ‘handhaver’ ziet op iedere functionaris –
toezichthouder, opsporingsambtenaar, handhavingsjurist – die binnen de betrokken organisatie (een of meer onderdelen van) het stappenplan doorloopt.
4 Dit is ook de reden waarom de LHSO – evenals haar voorgangster – niet als recht in de zin van artikel 79 RO kan worden beschouwd (zie onder meer HR 17 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:436 en Hof ArnhemLeeuwarden 7 juli 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:640). Uit rechtspraak vloeit voort dat op het openbaar ministerie niet de verplichting rust om in individuele, concrete gevallen te motiveren waarom de omstandigheden van die zaak het OM tot afwijking van de LHSO deden besluiten.
4.1 Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix
De handhaver5 bepaalt in welk segment van de in
figuur 1 opgenomen matrix (de basisinterventiematrix) hij zijn bevindingen positioneert door (1) het beoordelen van de gevolgen van de overtreding voor de fysieke leefomgeving, zoals milieu, erfgoed, natuur, water, ruimtelijke ordening, veiligheid, gezondheid e.d., en (2) het typeren van de (vermeende) overtreder.6
4. Aanzienlijk en/of onom- keerbaar
A4 B4
C4 D4 3. Van belang
A3 B3
C3 D3 2. Beperkt
A2 B2
C2 D2 1. Vrijwel nihil
A1 B1
C1 D1 [gevolgen ↑/ overtreder →]
A.
Goed- willend B. Onver- schillig
C.
Calcu- lerend D. Notoir/ crimineel
Figuur 1 Basisinterventiematrix voor het positioneren van de overtreding naar gevolgen en typering overtreder
Ad 1 Typering van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving
De handhaver beoordeelt de gevolgen van de geconstateerde
overtreding voor de fysieke leefomgeving als:
1. (vrijwel) nihil; of
2. beperkt; of
3. van belang; of
4. aanzienlijk en/of onomkeerbaar.
Onder gevolgen worden ook dreigende gevolgen verstaan, dat wil zeggen als de overtreding (mogelijk) leidt tot (bij categorie 3 en 4: aanmerkelijke) nadelige gevolgen van belang (of het risico daarop) voor de fysieke leefomgeving, zoals hinder, schade
aan beschermde waarden (zoals milieu, natuur of erfgoed), verontreiniging, zieken, gewonden of doden (mens, plant en dier). Ook kunnen daaronder de gevolgen van een overtreding worden verstaan die de mogelijkheden van controle beperken of onmogelijk maken, en de gevolgen of verstorende effecten die de overtreding heeft of kan hebben voor het gezag van de
overheid of voor het systeem van ordening- of normering van de betrokken bedrijfstak als zodanig. Bij gevolgen is sprake van een glijdende schaal en het verschilt per (type) overtreding wat de gevolgen kunnen zijn en hoe ernstig die kunnen zijn. In zijn algemeenheid gaat het bij categorie 1 en 2 om lichte overtredingen. Het onderscheid tussen gevolgen van belang (categorie 3) en aanzienlijke gevolgen (categorie 4) zit vooral in de ernst en omvang van de (dreigende) schade. Schade van
enige omvang die onomkeerbaar is, wordt in beginsel ingedeeld in categorie 4.
Voor specifieke domeinen of specifieke (bijvoorbeeld veelvoorkomende) overtredingen kan de kwalificatie van de gevolgen van een geconstateerde overtreding nader worden uitgewerkt om de handhavers houvast te bieden.
De handhaver baseert zijn kwalificatie van de gevolgen op de bevindingen van het toezicht. Als duidelijk is dat de overtreding nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of kan hebben maar de precieze omgeving daarvan nog niet kan worden vastgesteld, hanteert hij als uitgangspunt dat er gevolgen van belang zijn.
Ad 2 Typering van (het gedrag van) de overtreder De handhaver typeert de overtreder aan de hand van zijn gedrag als:
A. Goedwillend (indien de overtreder proactief is, geneigd is om de regels te volgen en/of de overtreding het gevolg is van onbedoeld handelen); of
B. Neutraal/onverschillig (indien de overtreder passief of reactief is, een houding van ‘moet kunnen’ heeft en/of de bevinding en de gevolgen van zijn handelen hem koud laten); of
C. Calculerend/opportunistisch (indien de overtreder wist of moest weten wat de gevolgen van de bevinding zouden zijn en die op de koop toe neemt, alleen tot
normconform gedrag overgaat indien de toezichthouder daar uitdrukkelijk op wijst (of daarvoor een sanctie laat opleggen of oplegt), bewust risico(’s) op overtreding neemt); of
D. Notoir/crimineel (indien de overtreder bewust en structureel de regels overtreedt, controle bewust belemmert, criminele activiteiten ontplooit en/of deel uitmaakt van een criminele organisatie, sprake is van fraude, oplichting of witwassen).
5 Afhankelijk van de organisatie of het complexe karakter van de betrokken kwestie kan dit positioneren door twee (of meer) handhavers plaatsvinden.
6 Uit een oogpunt van duidelijkheid wordt de term overtreder gebruikt, ook al kan in de praktijk op enig moment in een procedure blijken dat betrokkene toch niet als overtreder kan worden aangemerkt (bijvoorbeeld – vgl. bij rechtspersonen – omdat de overtreding hem/haar niet kan worden toegerekend of omdat er achteraf beschouwd geen sprake was van een overtreding).
Van professionele marktpartijen en ervaren personen of bedrijven mag worden verwacht dat zij de regels kennen en streven naar de naleving daarvan.7 En voor de overheid als overtreder geldt hier dat voor de kennis over en de naleving van regels gelet op haar voorbeeldfunctie strenge maatstaven gelden. Dat betekent dat een geconstateerde overtreding al snel wijst op een onverschillige houding of zelfs aanknopingspunt kan zijn voor het aannemen van calculerend gedrag. Dat geldt sterker indien een overtreding (steeds) pas ongedaan wordt gemaakt nadat een toezichthouder erop heeft gewezen.
De handhaver baseert de typering op de bevinding van het toezicht en neemt daarbij het gedrag van de overtreder en de toezicht- en handhavingshistorie mee in de beschouwing. De typering van de overtreder moet objectief en controleerbaar zijn en mag niet zijn gebaseerd op ‘onderbuikgevoelens’.
Als de handhaver niet in staat is om de overtreder te typeren, dan is typering A het uitgangspunt bij overtredingen waarvan de gevolgen vrijwel nihil zijn (categorie 1) en typering B het uitgangspunt bij overtredingen met beperkte gevolgen, gevolgen van belang of aanzienlijke/onomkeerbare gevolgen (categorie 2, 3 en 4).
4.2 Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing
De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die aanleiding geven voor een meer ingrijpende op herstel gerichte interventie of voor bestraffing. Bij de op herstel gerichte interventie hangen de verzwarende aspecten samen met de mate waarin er op feiten en omstandigheden gebaseerd vertrouwen is dat de overtreder terugkeer naar normconformiteit nastreeft en herstel. Dat vertrouwen is bijvoorbeeld geschonden wanneer er sprake is van recidive. (hoofdvragen 1a en 1b)
De handhaver bepaalt of er aspecten zijn die aanleiding geven voor bestraffing (hoofdvraag 2a), hetzij, - indien wettelijk mogelijk
- met een bestuursrechtelijke bestraffing (bestuurlijke boete), hetzij met een strafrechtelijke bestraffing (strafbeschikking of strafvervolging). Hieronder valt ook de beslissing dat (nader) strafrechtelijk onderzoek aangewezen lijkt. De uitkomst van beantwoording van de hiervoor beschreven twee hoofdvragen (herstel of bestraffing) kan in veel gevallen zijn dat met
herstel kan worden volstaan. Bij sommige aspecten is sowieso strafrechtelijke handhaving geïndiceerd.
In zijn algemeenheid geldt dat de keuze voor de soort bestraffing afhankelijk is van de wens van de wetgever in het betrokken domein. De wens van de wetgever over de keuze tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bestraffing loopt per domein of zelfs per (soort) overtreding uiteen. Zoals hiervoor
is toegelicht, zal de doeltreffendheid bij de bestuursrechtelijke handhaving met bestraffende sancties meer gewicht hebben, en afschrikwekkendheid meer bij de strafrechtelijke handhaving. De scherpte van de sancties in het strafrecht en de kracht van de strafprocesrechtelijke bevoegdheden en methoden voor waarheidsvinding onderscheiden zich van bestuursrechtelijke handhaving. Dit zijn factoren die bij de keuze tussen bestuurs- rechtelijke en strafrechtelijke bestraffing en bij de daarover te maken afspraken in zijn algemeenheid een rol zullen (moeten) spelen.
De volgende aspecten worden in elk geval meegewogen bij de keuze voor strafrechtelijke bestraffing:
A. Onomkeerbare gevolgen/geen herstelsanctie mogelijk:
de overtreding heeft nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving die niet (meer) kunnen worden weggenomen, zoals onherstelbare milieuschade, of de normadressaat heeft het anderszins niet (meer) in zijn macht om de rechtmatige toestand te herstellen. Hoe groter en/of ernstiger de schade, hoe eerder strafrechtelijke handhaving is geïndiceerd. Een overtreding met onomkeerbare gevolgen zal overigens veelal al meteen bij het indelen in de basisinterventiematrix (stap 1) in de zwaardere interventiecategorie vallen.
B. Recidive: de normadressaat was al eerder in de fout gegaan en eerdere herstelsancties en/of een bestuurlijke boete hadden een onvoldoende preventief effect. Omdat het hier een beleidsmatige afweging betreft, zijn (algemene of
domeinspecifieke) afspraken mogelijk over wat onder recidive wordt verstaan: herhaling van dezelfde overtreding, van eenzelfde type overtreding (en wat dat dan is) of van een overtreding in het betrokken domein – en alles daartussen.
Bij het bepalen van recidive worden ook overtredingen meegenomen uit andere regio’s, ook overtredingen uit aangrenzende landen of het verdere buitenland kunnen worden meegenomen.
7 Dit neemt uiteraard niet weg dat van de overheid kan worden verwacht dat burgers en bedrijven goed worden voorgelicht over nieuwe regels en wijzigingen van regels. Goede voorlichting en transparantie draagt bij aan grotere naleving.
C. Verkregen financieel voordeel (winst of besparing):
de normadressaat heeft door zijn handelen of nalaten financieel voordeel behaald en/of het behalen van financieel voordeel was het doel. Als het voordeel (substantieel) hoger is dan de maximale bestuurlijke boete die voor het betrokken feit kan worden opgelegd of als er helemaal geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd, is strafrechtelijke handhaving aangewezen.
D. Combinatie met andere relevante strafbare feiten:
de normadressaat heeft andere strafbare feiten gepleegd om de in het omgevingsrecht geconstateerde overtreding te verhullen, zoals valsheid in geschrifte of omkoping, of de geconstateerde overtreding is gepleegd in het kader van andere strafbare feiten, zoals witwassen. Een zeer
belangrijke indicator is ook het vermoeden van het bestaan van een criminele organisatie.
E. Medewerking van malafide deskundigen (“facilitators”):
De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door malafide deskundigen, zoals malafide vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringsinstanties en brancheorganisaties. Het gaat hier om de inschakeling van ‘facilitators’, dat wil zeggen sleutelfiguren in een branche die niet-naleving bewust faciliteren. Het ligt voor de
hand dat het strafrecht zich in het bijzonder juist op deze facilitators zal richten. Loyale samenwerking tussen het OM en het bestuur is hier van groot belang alleen al gelet op de taken en bevoegdheden van het bestuur bij het verlenen en intrekken van vergunningen, certificaten en dergelijke.
F. Waarheidsvinding: soms is strafrechtelijke handhaving aangewezen vanwege de mogelijkheid van het toepassen van opsporingsbevoegdheden waarover de bestuurlijke organisaties niet beschikken. Strikt genomen gaat het hier niet om een verzwarende omstandigheid maar om de inzet van onderzoeksbevoegdheden die alleen in het strafrecht voorhanden zijn. Die bevoegdheden kunnen veelal alleen worden ingezet bij zwaardere feiten.
G. Normbevestiging: het strafrecht is het meest indringende corrigerende systeem. Juist door zijn expressieve kracht is het bij uitstek geschikt om het belang van regels en de ernst van niet-naleving te agenderen bij politiek, publiek
en branche.
In aanvulling op deze algemene verzwarende aspecten kunnen per domein domeinspecifieke verzwarende aspecten worden geformuleerd.
4.3 Stap 3: optreden aan de hand van de algemene of domeinspecifieke interventiematrix
De LHSO heeft als uitgangspunt om de meest effectieve interventie in te zetten. Dat betekent in veel gevallen dat kan worden volstaan met een lichte interventie. In andere gevallen brengt de situatie mee dat zo’n lichte interventie geen recht doet, en moet een zwaardere, meer ingrijpende interventie worden gekozen. Per situatie wordt deze ‘interventieladder’ beoordeeld met de vraag wat de meest effectieve interventie is in het concrete geval. Daarbij speelt ook het maatschappelijk draagvlak voor handhaving een belangrijke rol. Zo zal bij een goedwillende overtreder die een lichte overtreding zonder nadelige gevolgen heeft gepleegd (positionering in segment A1) in eerste instantie kunnen worden volstaan met aanspreken, informeren of waarschuwen.8 Moet die overtreder (beperkte) maatregelen treffen om de overtreding op te heffen en
laat hij dat na of gaat hij anderszins weer in de fout, dan wordt opgeschaald naar bijvoorbeeld het opleggen van een herstelsanctie of een bestuurlijke boete.
De handhaver gebruikt bij stap 4 de algemene of, indien beschikbaar en van toepassing, de domeinspecifieke interventiematrix. Dit werkt als volgt:
1. De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van de toepasselijke interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 4.1) in de basisinterventiematrix heeft gepositioneerd.
2. De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de bij het betreffende segment behorende interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. Daarbij maakt hij gebruik van zijn bevindingen bij stap 2 (inzake eventuele verzwarende aspecten; paragraaf 4.2).
3. De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door via het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s).
8 Dit is ook de bedoeling van de wetgever (MvT Omgevingswet, Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 48): “Wanneer de gevolgen van een overtreding beperkt zijn en de overtreder normaal gesproken de regels naleeft en de betreffende overtreding onbedoeld heeft begaan, zal kunnen worden volstaan met een lichte interventie, zoals een waarschuwing.”
De (mogelijke) gevolgen: Interventiematrix 4. Aanzienlijk en/of onomkeerbaar Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV/ nader strafr. onderzoek Strafrecht PV/nader strafr. onderzoek Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen) Verscherpt toezicht Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen) Verscherpt toezicht Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen) Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen) 3. Van belang Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV/ nader strafr. onderzoek Strafrecht PV/nader strafr. onderzoek Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen). Verscherpt toezicht Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen). Verscherpt toezicht Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen) 2. Beperkt Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV Strafrecht PV Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht herstellend Aanspreken/informeren Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen). Verscherpt toezicht Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen) 1. Vrijwel nihil Strafrecht BSB (indien mogelijk)/PV Strafrecht PV Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete (indien mogelijk) Bestuursrecht herstellend Aanspreken/informeren Bestuursrecht herstellend Aanspreken/informeren Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing Het gedrag van de overtreder is:
A. Goedwillend, proactief (dwz beëindigt overtreding eigener beweging)
B. Onverschillig
C. Calculerend
D. Notoir/crimineel
In aanvulling op de LHSO kunnen er handhavings- of sanctiestrategieën zijn voor specifieke deelterreinen van het omgevingsrecht vergelijkbaar met de aanvulling voor Seveso-overtredingen (Brzo) uit 2012.
Maatvoering (termijnen)
In algemene zin geldt voor het stellen van termijnen het volgende:
• Gedragsvoorschriften dienen direct in acht te worden genomen. Hiervoor moet geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.
In alle andere gevallen, waaronder ook situaties waarin voor het treffen van herstelmaatregelen (al dan niet aanzienlijke) investeringen moeten worden gedaan, geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. De termijn moet altijd worden afgestemd op de tijd die redelijkerwijs nodig is om de benodigde herstelmaatregelen te treffen, dus rekening houdend met de technische en organisatorische uitvoerbaarheid.
4.4 Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is
Indien er aan de hand van stap 1 en stap 2 wordt vastgesteld dat er aanleiding is voor bestraffing, beziet de handhaver
bij stap 3 of er overleg met andere handhavende instanties is afgesproken of om andere redenen nodig is. Indien er is
afgesproken dat de bestraffende interventie een strafrechtelijke is, dan wordt die weg ingezet. Indien er sprake is van opzettelijk of zeer nalatig veroorzaken van gevaar aan personen en/of milieu wordt steeds overleg met het OM gevoerd. Afhankelijk van de afspraken vindt er nadere afstemming plaats of niet. De gemaakte afspraken en de afstemming kunnen betekenen dat er een gezamenlijke interventie plaatsvindt.
Deze stap beoogt het faciliteren van goede afstemming en weloverwogen inzet van het handhavingsinstrumentarium. Het betreft daarom tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien nodig en volgens de (algemene of domeinspecifieke) gemaakte afspraken het overleg op met politie en OM en omgekeerd. Samen met tijdige informatie- uitwisseling is dit tweerichtingsverkeer een uitwerking van het beginsel van loyale samenwerking.
Aan overleg is meer behoefte als voor de betrokken situatie geen standaard afspraken over de afstemming tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving gelden.
De standaardafspraken voor de betrokken situatie kunnen voorzien in overleg of overleg wordt gezocht als de handhaver in de bevindingen van het concrete geval aanleiding ziet om van de standaard afspraken af te wijken. Uit een oogpunt van doelmatige handhaving wordt zoveel mogelijk gehandhaafd op basis van algemene afspraken tussen bestuur, politie en justitie over afstemming en keuzes voor afdoening.
Als de handhaver in een concreet geval concludeert dat overleg over de afstemming en inzet van bestuurs- en/
of strafrecht nodig is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavingsinstanties, bijzondere opsporingsdiensten, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun inzet en samenspel (afstemming). Alleen zo kan in voorkomende gevallen accuraat en effectief optreden worden gewaarborgd, vooral als sprake is van spoed en/of heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte afspraken niet voorzien, zullen apart door de betrokken instanties worden beoordeeld, in een regulier overleg of in ad hoc overleg als snelheid is vereist. Uit het overleg volgt hoe de betreffende overtreding verder wordt opgepakt.
Ten slotte wordt, ongeacht de positionering van overtreding en overtreder, standaard aangifte bij het OM gedaan als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen:
• Het toezicht wordt bewust onmogelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het onterecht weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en/of poging tot omkoping.
• De toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.
Bij deze vormen van niet-medewerking aan het toezicht wordt tevens bestuursrechtelijk opgetreden met het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang (artikel 5:20, derde lid, en 5:32 Awb).
4.5 Stap 5: vastlegging stappen en beslissingen
De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden systematisch, verifieerbaar en transparant vastgelegd, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van
bevoegdheid. De handhaver neemt hierbij in aanmerking dat handhavingsbeleid, waartoe naar vaste rechtspraak ook een handhavingsstrategie en/of interventieladder behoort, in de regel moet worden gevolgd en dat handelen in afwijking van het beleid zorgvuldig moet worden afgewogen en deugdelijk moet worden gemotiveerd. Ook wordt zo inzichtelijk op welke wijze verzwarende en verzachtende omstandigheden een rol hebben gespeeld bij de keuze, wat bijdraagt aan een consistent overheidshandelen. Het verdient aanbeveling om te werken met een vast model voor verslaglegging dat zoveel mogelijk landelijk wordt gehanteerd en in de gebruikte ICT systemen
is ingebouwd.
HOOFDSTUK 5
Randvoorwaarden voor werken met de LHSO
Eventuele vaststelling en bekendmaking als beleid(sregel)
De LHSO kan elektronisch worden bekendgemaakt als beleidsregel. Vaak zal er daarnaast een beleidsregel moeten worden vastgesteld waarin duidelijk wordt gemaakt dat en hoe de LHSO wordt gevolgd in het eigen beleid. Er is daarvoor een model-vaststellingsbesluit beschikbaar dat door het betrokken bestuursorgaan kan worden gebruikt.
Afstemming met ander handhavingsbeleid
Het bestaande handhavingsbeleid dient waar nodig te worden afgestemd op de LHSO. De betrokken handhavende instantie is verplicht om een handhavingsstrategie vast te stellen en kan hierbij gebruik maken van de LHSO. Voor bepaalde beleidsterreinen zullen daarvoor naar verwachting in de toekomst modellen worden ontwikkeld die kunnen worden overgenomen of waarbij aansluiting kan worden gezocht. Om recht te doen aan het uitgangspunt van een transparante overheid zouden deze keuzestrategieën ook als
beleidsregel moeten worden vastgesteld die elektronisch wordt bekendgemaakt. Het model-vaststellingsbesluit gaat uit van deze mogelijkheid.
Overlegstructuur
Het is voor een effectieve handhaving van groot belang dat er effectief en loyaal wordt samengewerkt tussen alle betrokkenen (bevoegde bestuursorganen, toezichthouders
en opsporingsambtenaren, politie en openbaar ministerie). Deze samenwerking moet zo zijn georganiseerd dat de juiste personen op het juiste moment structureel of juist ad hoc en zaakgericht overleggen en informatie uitwisselen. Structureel afstemmingsoverleg en overleg over signalen of concrete zaken met het OM en de politie dient te zijn gewaarborgd.
Organisatorische borging
Niet alleen op papier, maar ook organisatorisch moet uitvoering van de LHSO en in het bijzonder de afstemming en samenwerking geborgd zijn. Dat betekent dat de betrokken instanties ervoor zorgen dat relevante functies (zoals contactpersonen en specialisten) structureel bemenst zijn.
Model verslaglegging stappen
Het verdient aanbeveling om te werken met een vast model voor verslaglegging van de stappen en beslissingen in handhavingstrajecten dat zoveel mogelijk landelijk wordt gehanteerd en in de gebruikte ICT systemen is ingebouwd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl