Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736665
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736665/1
Nadere regels jeugdhulp De Ronde Venen 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 18-03-2025 met terugwerkende kracht vanaf 04-03-2025
Intitulé
Nadere regels jeugdhulp De Ronde Venen 2025Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen;
Gelet op de artikelen 1, 2 en 14 van de Verordening jeugdhulp De Ronde Venen 2025;
overwegende dat het noodzakelijk is om nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening jeugdhulp De Ronde Venen 2025 met betrekking tot:
- –
de voorwaarden die gelden bij het indienen van een aanvraag voor een algemene en individuele voorziening;
- –
de methodiek en procedure waarmee het gesprek wordt gevoerd en het ondersteuningsplan tot stand komt;
- –
de criteria voor een individuele voorziening en de methodiek waarmee de noodzaak tot het bieden van een individuele voorziening wordt vastgesteld;
- –
de wijze van indienen van een verzoek voor gebruik van het persoonsgebonden budget en het afwegingskader bij een dergelijk verzoek;
besluit vast te stellen de volgende regeling:
Nadere regels jeugdhulp De Ronde Venen 2025
Artikel 1 Algemene bepalingen
-
1.1 Inleiding
-
Op grond van de Jeugdwet 2015 heeft de gemeenteraad de Verordening jeugdhulp De Ronde Venen 2025 vastgesteld. De Verordening jeugdhulp De Ronde Venen 2025 vormt samen met deze Nadere regels jeugdhulp De Ronde Venen 2025 het kader waaronder de Jeugdwet in De Ronde Venen wordt uitgevoerd.
-
1.2 Begripsbepalingen
-
Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Jeugdwet 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening Jeugdhulp de Ronde Venen 2025 (de verordening).
Artikel 2 Procedure
-
2.1 Hulpvraag
-
Jeugdige en/of hun ouders kunnen met hun hulpvraag terecht bij de gemeente. In een eerste contact wordt de hulpvraag verder geïnventariseerd. Als hieruit blijkt dat informatie of advies voldoende is voor de jeugdige en/of ouder om het ondervonden probleem op te lossen, is daarmee de hulp- en ondersteuningsvraag beantwoord.
-
Indien verdere vraagverheldering of verdieping nodig is, volgt een afspraak met de jeugdconsulent van de gemeente. Vooraf krijgen inwoners informatie over:
- 1.
De mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.
- 2.
De mogelijkheid van het zelf opstellen van een familiegroepsplan.
- 3.
De verificatiecheck (persoonsgegevens, BSN, gezag).
- 1.
-
2.2 Het onderzoek
-
Het onderzoek wordt uitgevoerd conform hoofdstuk 3 van de verordening.
Artikel 3 Zak- en kleedgeld
-
1. De gemeente kan aan de betrokken jeugdhulpaanbieder, ingeval dat de jeugdige gedurende een maand voltijds verblijft in een accommodatie en diens ouders niet voldoen aan hun onderhoudsplicht, zak- en kleedgeld verstrekken onder de volgende voorwaarden:
- a.
De jeugdige is ouder dan zes jaar en woont in een accommodatie voor jeugdhulp, niet zijnde pleegzorg:
- –
onder een accommodatie voor jeugdhulp wordt verstaan: kleinschalig verblijf, kamertrainingcentra, leef- en behandelgroepen, crisisopvang, Jeugdzorgplus en gezinshuizen.
- –
zakgeld kan verstrekt worden aan een jeugdige die de leeftijd van zes jaar, maar nog niet die van twaalf jaar heeft bereikt.
- –
zak- en kleedgeld kan verstrekt worden aan een jeugdige van twaalf jaar of ouder.
- –
- b.
De onderhoudsplichtige kan niet worden aangesproken op de onderhoudsplicht door de voogd, jeugdbeschermer of jeugdhulpinstelling. Hiervan is sprake in de volgende gevallen:
- –
de ouders van de jeugdige zijn vertrokken onbekend waarheen, of
- –
dat het voor de opvang van en hulpverlening aan de jeugdige van wezenlijk belang is om het contact over de zak- en kleedgeldbijdrage met de ouders te vermijden.
- –
- c.
De onderhoudsplichtige voldoet niet aan de onderhoudsplicht, en:
- –
er is door de voogd, jeugdbeschermer of jeugdhulpinstelling ten minste 1 schriftelijke aanschrijving voor de onderhoudsplicht aan de ouders gedaan, waarop door de ouders gedurende minimaal 3 maanden geen bijdragen zijn voldaan, of
- –
door de voogd, jeugdbeschermer of jeugdhulpinstelling is vastgesteld dat de ouders niet binnen 3 maanden kunnen voldoen aan de onderhoudsplicht en dit blijkt uit verkregen gegevens omtrent hun inkomens en vermogenssituatie.
- –
- a.
-
2. De hoogte van het zak- en kleedgeld is gelijk aan maximaal de geldende wettelijke kinderbijslag volgens de Algemene kinderbijslagwet. De tarieven zijn te raadplegen op de website van de SVB.
-
3. Het zak- en kleedgeld wordt uitbetaald aan de instelling waar de jeugdige verblijft.
Artikel 4 Persoonsgebonden budget (pgb)
Op het moment dat uit onderzoek de noodzaak van jeugdhulp is vastgesteld, is het uitgangspunt dat de jeugdige en zijn ouders zich oriënteren op de mogelijkheden van zorg in natura. Dat wil zeggen dat de jeugdige en/of zijn ouders hulp ontvangen van een jeugdhulpaanbieder die door de gemeente is gecontracteerd. Pas wanneer het contracteerde aanbod onvoldoende passend is, kunnen jeugdige en zijn ouders gebruik maken van een pgb. Aan het toekennen van een pgb zijn wel voorwaarden verbonden.
4.1 Voorwaarden pgb
Het college verstrekt een pgb als na onderzoek blijkt dat er een individuele voorziening jeugdhulp passend is en als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- 1.
De jeugdige of zijn ouders zijn naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat tot een redelijke waardering van de belangen. Of ze zijn met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
- 2.
De jeugdige of zijn ouders stellen zich gemotiveerd op het standpunt dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een zorgaanbieder, niet passend achten.
- 3.
Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het pgb-budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.
4.1.1 Bekwaamheid van de aanvrager
Om na te gaan of de aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid beoordeeld. Is de budgethouder in staat, met hulp uit zijn sociale netwerk, of met een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde de eigen situatie en de situatie van de jeugdige te overzien en zelf de benodigde hulp te kiezen, te regelen en aan te sturen. Daarbij zijn de tien punten voor pgb-vaardigheid het uitgangspunt (zie bijlage 2).
Voorbeelden voor een contra-indicatie ten aanzien van de pgb-vaardigheid zijn: problematische schulden, ernstige verslavingsproblematiek, aanmerkelijke verstandelijke beperking, ernstig psychiatrisch ziektebeeld, vastgestelde blijvende cognitieve stoornis, of onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal.
4.1.2 Motivering dat zorg in natura niet passend is
Uit de argumentatie moet blijken dat de jeugdige of zijn ouders zich voldoende hebben georiënteerd op de mogelijkheden voor zorg in natura. De jeugdige of zijn ouders kunnen onderbouwen dat de individuele voorziening, die wordt geleverd door een aanbieder, voor hen niet passend is en beschrijven dit in het budgetplan. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen als:
- •
de jeugdhulp niet goed vooraf is in te plannen,
- •
de jeugdhulp op ongebruikelijke tijden of op veel korte momenten per dag geboden moet worden,
- •
jeugdhulp op verschillende locaties moet worden geleverd,
- •
het noodzakelijk is om 24 uur jeugdhulp op afroep te organiseren, of
- •
als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.
4.2 Beheer pgb
De jeugdige wordt vertegenwoordigd in het beheer van het pgb door een ouder/wettelijk vertegenwoordiger, met behulp van iemand vanuit het sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. In de meest voorkomende situaties wordt het pgb beheerd door de ouder/wettelijk vertegenwoordiger.
Beheer door hulpverlener niet toegestaan
Voorwaarden voor het verstrekken van een pgb is dat de budgethouder voldoende in staat is de eigen situatie en de situatie van de jeugdige te overzien en zelf de benodigde hulp te kiezen, te regelen en aan te sturen. Volgens de wetsgeschiedenis moet bij deze taken gedacht worden aan bijvoorbeeld het sluiten van overeenkomsten en het aansturen en aanspreken van de hulpverlener op zijn verplichtingen.
De dubbelrol vertegenwoordiger/hulpverlener (zowel formeel als informeel) is dan ook niet toegestaan, omdat de zorgverlener niet in staat is om met voldoende afstand en kritisch de beheerstaken uit te voeren.
Hulp vanuit het sociaal netwerk bij het beheer
De jeugdige en/of ouders kunnen bij het beheer ondersteund worden door iemand uit hun sociale netwerk. De verantwoordelijkheid voor het beheer van het pgb blijft bij de wettelijk vertegenwoordiger.
4.3 Uitgangspunten pgb in sociaal netwerk
De ondersteuning van een familielid of van iemand uit het sociaal netwerk valt onder de eigen kracht van het gezin. Het uitgangspunt van het college is dat met een pgb geen mensen uit een sociaal netwerk worden gefinancierd, tenzij alle andere vormen van zorg in natura of pgb, onvoldoende aansluiten bij de ondersteuningsvraag van de jeugdige en/of ouders.
Jeugdigen en ouders die voor een pgb in aanmerking komen kunnen dit inzetten om ondersteuning te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. De jeugdige en/of zijn ouders aan wie een persoonsgebonden budget wordt toegekend kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren voor begeleiding, persoonlijke verzorging of kortdurend verblijf/logeren.
De hierbij behorende tarieven hebben een max van € 20,- per uur voor begeleiding individueel en persoonlijke verzorging, € 25,- per dagdeel voor begeleiding groep en € 50,- per etmaal voor kortdurend verblijf.
Het pgb is geen inkomensondersteuning, maar wordt ingezet als financiering voor jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de inwoner ontoereikend zijn.
Artikel 5 Jeugdhulp na 18e levensjaar
-
5.1 Verlengde jeugdhulp
-
De Jeugdwet geeft in artikel 1.1 onder de definitie ‘jeugdige’ aan dat jeugdhulp soms ook mogelijk is tot de leeftijd van 23 jaar (verlengde jeugdhulp). Dit kan voorkomen als:
- •
de jeugdige het ermee eens is;
- •
de hulp niet onder een ander wettelijk kader valt, bijvoorbeeld: Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);
- •
de hulp al voor het 18e levensjaar is begonnen en er een besluit is genomen voor het 18e levensjaar dat voortzetting noodzakelijk is;
- •
na afronding van de jeugdhulp binnen een half jaar blijkt dat opnieuw jeugdhulp nodig is;
- •
wanneer de jeugdhulp wordt geboden in het kader van straffen en maatregelen of van reclasseringstoezicht (jeugdstrafrecht). De kinderrechter kan een machtiging gesloten jeugdhulp verlengen. Dit kan tot maximaal zes maanden na de 18e verjaardag. Het jeugdstafrecht wordt toegepast voor jeugdigen die op het moment van het begaan van het delict jonger zijn dan 23 jaar. Op het moment van berechting of gedurende de tenuitvoerlegging van de straf, kunnen ze echter ouder zijn dan 23 jaar. De jeugdhulp loopt in dat geval dus ook door na het 23e jaar.
- •
-
In geval van een ondertoezichtstelling is het van groot belang dat de gecertificeerde instelling tijdig het college betrekt die de jongere ook na het 18e jaar kan ondersteunen in de regievoering. De gecertificeerde instelling neemt (ruim voor meerderjarigheid) contact op met ouders en het college om afspraken te maken over eventueel noodzakelijke vervolghulp.
-
5.2 Procedure Jeugdhulp na 18e levensjaar
-
Het college ziet erop toe dat de zorgaanbieder die de ondersteuning voor het 18e jaar levert vroegtijdig (minimaal 12 maanden voor de 18e verjaardag) een (toekomst/perspectief)plan opstelt waarin (indien nodig) de doorloop van ondersteuning na het 18e levensjaar centraal staat. Het opstellen van het (toekomst/perspectief)plan gebeurt samen met de jeugdige en/of ouders en samen met een eventuele aanbieder die na het 18e levensjaar wordt ingezet. Op het moment dat een jeugdige 17 jaar of ouder is, beschrijft de jeugdhulpaanbieder in het plan hoe en wie de volgende zaken heeft geregeld voor de jeugdige als deze de leeftijd van 18 jaar bereikt op het gebied van:
- •
huisvesting;
- •
financiën;
- •
werk/onderwijs/dagbesteding, en indien nodig;
- •
zorg en ondersteuning.
- •
-
In het plan wordt bekeken of ondersteuning die na het 18e levensjaar eventueel wordt ingezet gefinancierd kan worden uit de Wmo, Zvw of Wlz. Als de zorgbehoefte van een 18-jarige jeugdige niet onder een van deze wetten valt, dan kan de verlengde jeugdhulp worden ingezet rekening houdend met de voorwaarden genoemd in punt 5.1.
-
5.3 Verlengde pleegzorg
- •
Een pleegzorgrelatie kan alleen eindigen voor het 21e levensjaar wanneer pleegkinderen dit zelf willen.
- •
Pleegzorg als vorm van verlengde jeugdhulp, zoals beschreven in de Jeugdwet, blijft mogelijk vanaf 21 jaar tot 23 jaar. Pleegkinderen kunnen tot een half jaar na hun 21e verjaardag een beroep doen op verlengde jeugdhulp. Voorwaarde is dat de jeugdige al pleegzorg ontvangt en voortzetting noodzakelijk is.
- •
Verlengde jeugdhulp eindigt als er geen hulpvraag meer is, het pleegkind geen hulp meer wil, of het pleegkind 23 jaar is.
- •
-
5.4 Verblijf in gezinshuis
-
Het verblijf in een gezinshuis is standaard tot 21 jaar tenzij:
- •
de jeugdige dat zelf niet wil;
- •
en/of de gezinshuisouder(s) niet instemmen;
- •
en/of voor alle partijen (inclusief de jeugdige) duidelijk is dat de jeugdige andere passende hulp nodig heeft en die hulp ook beschikbaar is;
- •
en/of de jeugdige voldoet aan de criteria van de Wlz.
- •
Artikel 6 Vervoer
-
6.1 Criteria vervoersvoorziening
-
De criteria voor een vervoersvoorziening staan opgenomen in artikel 5b van de verordening. Uitgangspunt hierbij is dat ouder(s) primair zelf verantwoordelijk zijn voor vervoer van de jeugdige van en naar de jeugdhulpaanbieder. Hierbij wordt 1 keer (heen en terug) per week zelf brengen en halen (met de auto, fiets of het OV) in ieder geval beschouwd als behorend tot de eigen mogelijkheden.
-
6.2 Passende vervoersvoorziening
-
Indien vervoer niet is inbegrepen bij de ingekochte zorg die wordt ingezet en als aan de criteria onder 6.1 is voldaan bepaalt het college in overleg met de ouders welke (combinatie van) vervoersvoorziening(en) passend is. De volgende vormen worden onderscheiden op volgorde van afweging:
- 1.
een vergoeding voor openbaar vervoer indien de jeugdige zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken;
- 2.
een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding indien door de ouders wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is om zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken of indien de jeugdige zelf kan leren te reizen met openbaar vervoer;
- 3.
kilometervergoeding indien de ouders of iemand uit het sociaal netwerk de jeugdige zelf vervoeren of laten vervoeren, op basis van een vastgesteld tarief: € 0,23 per km, alleen van toepassing op het aantal km boven de 6 km enkele reis;
- 4.
vervoer dat de zorgaanbieder regelt na overeenstemming met het college;
- 5.
aangepast vervoer (taxivervoer) indien voorgaande mogelijkheden niet tot de opties behoren.
- 1.
-
6.3 Toekenning vervoersvoorziening in de vorm van een financi ë le tegemoetkoming
- 1.
Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling van de tegemoetkoming, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening dan wel tegemoetkoming.
- 2.
Het college zal altijd bij de afwegingen over de toekenning van een vervoersvraag de mogelijkheden betrekken die er voor een jeugdige zijn om zelfstandig te leren reizen.
- 1.
-
6.4 Berekening financi ë le tegemoetkoming
-
Een financiële tegemoetkoming is mogelijk voor de vervoerskosten mits voldaan wordt aan de criteria beschreven in artikel 6.1.
-
De tegemoetkoming van het eigen vervoer, wordt berekend met € 0,23 per km x gereden km – 6 km op basis van een enkele reis.
Artikel 7 Onderwijs en jeugdhulp
-
7.1 Jeugdhulp op het onderwijs
-
Bij het bepalen van een passend ondersteuningsaanbod moet worden vastgesteld welk domein, onderwijs of jeugdhulp (en daarmee de gemeente), primair verantwoordelijk is voor het in kaart brengen en financieren van de ondersteuningsbehoefte.
-
Voor de domeinen ‘onderwijs’ en ‘jeugdhulp’ is duidelijk waar de verantwoordelijkheid ligt. Voor ‘onderwijs in combinatie met jeugdhulp en ‘jeugdhulp in combinatie met onderwijs’ geldt dat er sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid.
Artikel 8 Slotbepaling
-
1. De Nadere regels jeugdhulp De Ronde Venen 2025 treden in werking met terugwerkende kracht vanaf 4 maart 2025 op de dag na bekendmaking.
-
2. Op het moment van inwerkingtreding van deze “Nadere regels jeugdhulp De Ronde Venen 2025”, worden de Nadere regels en beleidsregels bij verordening De Ronde Venen 2022 gelijktijdig ingetrokken.
-
3. Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp De Ronde Venen 2025
Ondertekening
Mijdrecht, 4 maart 2025
Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen,
de secretaris,
de burgemeester,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl