Beleidsregels Uitwegen Barendrecht 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 13-03-2025

Intitulé

Beleidsregels Uitwegen Barendrecht 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht,

overwegende dat er behoefte bestaat aan uitleg en nadere invulling van de toetsingskaders voor een vergunning voor een uitweg;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening Barendrecht 2020;

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Beleidsregels Uitwegen Barendrecht 2025

Hoofdstuk 1: Definities

Artikel 1 Begripsbepalingen

Afstand tot een bocht: afstand gemeten vanaf de zijkant van de rijbaan van de zijstraat tot de zijkant van de uitweg, zoals weergeven als maat B in figuur 1.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1

Breedte van de uitweg: de breedte gemeten op de perceelgrens tussen particulier erf en openbare ruimte, zoals weergegeven als maat A in figuur 2.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2

Gebiedsontsluitingsweg: deze wegen faciliteren zowel het stromen als het uitwisselen van verkeer en zijn als zodanig aangewezen in de wegencategorisering in de Gemeentelijke Mobiliteitsvisie en Mobiliteitsopgaven 2017-2027.

Groeiplaats: de ondergrondse (wortelpakket) en bovengrondse ruimte (stam en kroon) van een boom, die deze inneemt bij het volledig uitgroeien van de boom.

Maatgevend voertuig: het voertuig met de grootste afmetingen of zwaarste belasting dat regelmatig gebruik maakt van de uitweg, zoals gedefinieerd in de richtlijnen van het CROW.

Openbare parkeerplaats: een locatie in de openbare buitenruimte waar voertuigen mogen worden geparkeerd, inclusief parkeervakken, langsparkeerstroken en andere door middel van verkeersborden of markeringen aangegeven locaties.

Perceelsgrens: De grens tussen grond welke in eigendom is van de aanvrager en de grond welke in eigendom en beheer is van de gemeente Barendrecht.

Richtlijnen: De door het CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) opgestelde normen, aanbevelingen en richtlijnen die van toepassing zijn op het ontwerp, de aanleg en het gebruik van verkeersvoorzieningen en infrastructuur. Deze zijn te raadplegen via de Kennisbank van het CROW.

Uitweg: iedere rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid voor gemotoriseerd verkeer van een perceel naar de openbare weg, waaronder ook verstaan wordt de begrippen inrit, oprit en uitrit.

Voortuin: het gedeelte tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en het openbare gebied, zoals weergegeven in figuur 2.

Weg: weg, als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994 (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten).

Zijtuin: het gedeelte van een perceel dat zich bevindt tussen de zijgevel van het hoofdgebouw en het aangrenzende openbare gebied, zoals weergegeven in figuur 2.

Hoofdstuk 2: Toetsingskader

In artikel 2:12 lid 2 van de APV is vermeld op welke gronden het college het maken of veranderen van een uitweg vergund. Deze gronden zijn hieronder aan de hand van toetsingscriteria nader uitgewerkt. Bij iedere aanvraag wordt een belangenafweging gemaakt waarbij onderstaande bepalingen worden meegenomen.

Artikel 2: Veiligheid locatie uitweg

Het verkeer op de openbare weg wordt in ieder geval in gevaar gebracht, danwel gehinderd indien de uitweg is gelegen:

  • a.

    aan een gebiedsontsluitingsweg, of;

  • b.

    op een plaats waar gebruik gemaakt wordt van een fiets- en/of voetpad, anders dan het kruisen ervan om het perceel te bereiken, of;

  • c.

    op of binnen een afstand van 5 meter van een:

    • I.

      bocht, of;

    • II.

      rotonde, of;

    • III.

      kruising van wegen, of;

    • IV.

      splitsing van wegen, of;

    • V.

      voetgangersoversteekplaats, of;

    • VI.

      bushalte, of;

  • d.

    op een plaats waar verlichting of bebording is aangebracht en deze uit het oogpunt van veilig gebruik van de weg niet verplaatst kan worden, of;

  • e.

    in een voortuin of zijtuin waarbij de plaats op eigen terrein niet voldoende ruimte biedt aan een parkeerplaats met een afmeting die voldoet aan de richtlijnen voor haaks parkeren, gerekend vanaf de perceelgrens, of;

  • f.

    de uitweg tot gevolg heeft dat reeds aanwezig straatmeubilair, een nutsvoorziening en/of ander obstakel zicht belemmerend is en deze redelijkerwijs niet verplaatst kan worden, of;

  • g.

    waarbij er op de rijbaan onvoldoende ruimte aanwezig is om de verkeersbeweging van en naar de uitweg te voltooien conform de hiervoor geldende richtlijnen, of;

  • h.

    waardoor de verkeersveiligheid in gevaar komt, of waar hinder wordt veroorzaakt. Gevaar of hinder wordt vastgesteld aan de hand van een door het college uitgevoerde verkeersveiligheidsanalyse

Artikel 3: Behoud bestaande parkeervoorzieningen

Een uitweg is verboden als het aanleggen van een uitweg ten koste gaat van één of meerdere openbare parkeerplaatsen.

Artikel 4: Behoud van openbaar groen

Een uitweg is verboden als de aanleg ten koste gaat van openbaar groen en/of bomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de ecologische waarde, het behoud van biodiversiteit en de klimaatbestendigheid van de openbare ruimte. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de gemeentelijke bomenverordening en het groenbeleidsplan, indien van toepassing.

Artikel 5: Ontsluiting door andere uitweg

Indien het perceel al ontsloten wordt door een andere uitweg dan de uitweg waarop de aanvraag betrekking heeft wordt deze verboden indien:

  • a.

    de aanleg van de uitweg ten koste gaan van openbaar groen, of;

  • b.

    de aanleg van de uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats, of;

  • c.

    de perceelbreedte minder is dan 25 meter, gemeten aan de wegzijde van het perceel, en;

  • d.

    de afstand tussen de uitwegen, gemeten aan de wegzijde van het perceel, minder is dan 15 meter.

Artikel 6: Bescherming uiterlijk aanzien van de omgeving

De aanwezigheid van een uitweg dient geen negatief effect te hebben op het uiterlijk aanzien van de omgeving. Met omgeving wordt bedoeld de openbare ruimte, het straatbeeld en de stedenbouwkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en groene waarden daarvan. Een uitweg wordt verboden indien genoemde waarden onevenredig negatief worden aangetast door de uitweg.

Artikel 7: Verbreding bestaande uitweg

Artikelen 2 tot en met 6 zijn tevens van toepassing op het verbreden van een bestaande uitweg.

Hoofdstuk 3: Uitvoeringsvoorschriften

Artikel 8: Afmeting uitweg

  • 1. Een uitweg voor een particuliere woning heeft een maximale breedte van 3,5 meter.

  • 2. Een bredere dubbele uitweg voor één particuliere woning tot maximaal 5 meter breed is mogelijk als op basis van het omgevingsplan twee parkeerplaatsen op eigen terrein noodzakelijk zijn én een bredere uitweg noodzakelijk is om die twee parkeerplaatsen onafhankelijk van elkaar te kunnen gebruiken.

  • 3. Een gecombineerde uitweg voor twee particuliere woningen heeft een maximale breedte van 7 meter.

  • 4. Een uitweg bij een bedrijfsperceel is maximaal 8 meter, afhankelijk van het maatgevend voertuig en de draaicirkels van dit voertuig.

  • 5. Het college kan maatwerk toepassen voor zover dat in redelijkheid noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van de uitweg. De aanvrager moet deze noodzaak aan kunnen tonen.

Artikel 9: Bruikbaarheid van de uitweg

  • 1. Aansluitend aan de uitweg moet op het eigen terrein plaats zijn voor een parkeerplaats met een afmeting die voldoet aan de richtlijnen voor haaks parkeren voor het maatgevend voertuig, gerekend vanaf de perceelgrens. In geval er zijdelings gebouwde wanden en/of kolommen aanwezig zijn wordt de breedtemaat:

    • a.

      bij wanden/kolommen aan één zijde vermeerderd met 15 centimeter;

    • b.

      bij wanden en kolommen aan weerszijde vermeerderd met 35 centimeter;

    • c.

      3,50 meter bij gebruik als gehandicaptenparkeerplaats.

  • 2. Het college kan maatwerk toepassen voor zover dat in redelijkheid noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van de uitweg.

Artikel 10: Aanleg van een uitweg

Voor uitwegen binnen de bebouwde kom geldt een aantal uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn van toepassing, tenzij anders overeengekomen, bijvoorbeeld met een projectontwikkelaar bij een nieuwbouwplan:

  • a.

    De aanleg van een uitweg op gemeentegrond wordt door of namens de gemeente uitgevoerd;

  • b.

    De constructie wordt bepaald door de gemeente.

Als afwijkende maatvoering voor uitwegen genoemd is in een omgevings-, inrichtings- of beeldkwaliteitsplan, gelden die maten.

Om de uniformiteit en verkeersveiligheid te waarborgen wordt de uitweg aangelegd door de gemeente.

Artikel 11: Kosten voor aanleg van een uitweg

Naast de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag zijn ook de kosten voor realisatie van een uitweg inclusief bijkomende kosten voor rekening van de aanvrager. Voorafgaand aan de opdrachtverlening ontvangt aanvrager een prijsopgave.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 12: Inwerkingtreding, aanpassing en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum publicatie in het Gemeenteblad.

  • 2. Dit besluit kan worden aangehaald als: Beleidsregels Uitwegen Barendrecht 2025.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht op 4 maart 2025,

de secretaris,

L. van Zanten MSc

de burgemeester,

drs. R.E. Schneider