Regeling vervalt per 31-12-2025

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent Subsidieregeling Cultuureducatie 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 13-03-2025 t/m 30-12-2025

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent Subsidieregeling Cultuureducatie 2025

Burgemeester en Wethouders van Amersfoort;

gelezen de nota Uitvoeringsagenda kunst & cultuur 2023-2026 d.d. 20 december 2022, nummer 171909;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening Amersfoort;

overwegende dat het gewenst is activiteiten te stimuleren die bijdragen aan kwaliteitsverbetering van binnenschoolse cultuureducatie;

besluit vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Amersfoort;

  • b.

    cultuureducatief product: een materieel of immaterieel resultaat van een project dat duurzaam kan worden ingezet in het cultuurcurriculum van scholen;

  • c.

    binnenschoolse cultuureducatie: doelbewust leren over en met kunst, erfgoed en media binnen schooltijd.

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort;

Artikel 2. Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor het ontwikkelen of doorontwikkelen van een cultuureducatief product bestemd voor binnenschoolse cultuureducatie voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs.

Artikel 3. Indieningstermijn aanvraag

In aanvulling op artikel 12, eerste lid, van de Asv, dient een aanvrager:

  • a.

    de subsidieaanvraag voor aanvraagronde 1 in van 12 maart - 14 mei 2025;

  • b.

    de subsidieaanvraag voor aanvraagronde 2 in van 1 september - 31 oktober 2025;

Artikel 4. Eisen aan de aanvrager

Subsidie kan enkel worden aangevraagd door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 5. Eisen aan de aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend op het door het college vastgesteld aanvraagformulier, vindbaar op www.amersfoort.nl.

  • 2. In aanvulling op artikel 6 Asv, wordt de aanvraag enkel in behandeling genomen als:

    • a.

      het activiteitenplan niet groter is dan 2.000 woorden;

    • b.

      de aanvraag vergezeld gaat van het cv/de cv’s van de professional(s) werkzaam op het gebied van (cultuur)educatie betrokken bij de (door)ontwikkeling van het cultuureducatieve product;

    • c.

      de sluitende begroting maximaal 1 A4 is;

    • d.

      de aanvraag vergezeld gaat van het oorspronkelijke product indien sprake is van een doorontwikkeling.

  • 3. Aanvragen die niet voldoen worden niet in behandeling genomen.

Artikel 6. Subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 10, eerste lid, van de Asv komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten van materialen en apparatuur die nodig zijn voor de (door)ontwikkeling van het cultuur-educatieve product met een maximum bedrag van € 1.500,-;

    • b.

      kosten voor inhuur van derden of gewerkte uren met een maximum uurtarief van € 75,- per uur voor ontwikkeling van het product en een maximum uurtarief van € 55,- per uur voor uitvoer van de pilot.

  • 2. In aanvulling op artikel 10, tweede lid, van de Asv verstrekt het college in ieder geval geen subsidie voor:

    • a.

      kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

    • b.

      kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager;

    • c.

      kosten gemaakt na beëindiging van activiteiten met uitzondering van accountantskosten;

    • d.

      kosten van in natura geleverde diensten en goederen;

    • e.

      kosten van gelieerde rechtspersonen die onderling in rekening worden gebracht;

    • f.

      Niet-productgebonden investeringen en niet-productgebonden materiaalkosten;

Artikel 7. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie van de gemeente Amersfoort bedraagt ten hoogste € 7.500,-.

  • 2. Een subsidieaanvraag van minder dan € 1.000,- wordt geweigerd.

Artikel 8. Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt het subsidieplafond voor aanvragen vast op € 40.000,-.

  • 2. Het deelsubsidieplafond over de twee aanvraagrondes:

    • a.

      aanvraagronde 1: € 24.000,-;

    • b.

      aanvraagronde 2: € 16.000,-;

  • 3. Als na beoordeling van alle aanvragen na een aanvraagronde blijkt dat een deel van het deelsubsidieplafond niet is benut, dan wordt het deelsubsidieplafond van de volgende aanvraagronde verhoogd met dit resterende onbenutte bedrag.

Artikel 9. Weigeringsgronden

Overeenkomstig artikel 14, tweede lid, onder d, van de Asv beslist het college afwijzend op de aanvraag als:

  • a.

    aan de aanvraag aan één of meer beoordelingscriteria genoemd in artikel 10, derde lid, minder dan 5 van de te behalen punten wordt toegekend;

  • b.

    door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden en de aanvraag daardoor slechts gedeeltelijk zou kunnen worden gehonoreerd;

  • c.

    aanvrager structurele subsidie ontvangt van de gemeente Amersfoort via de begroting;

  • d.

    er op grond van deze regeling al subsidie is verleend voor een activiteit van de aanvrager in het betreffende kalenderjaar;

  • e.

    er niet aantoonbaar een professional werkzaam op het gebied van (cultuur)educatie onderwijsprofessional betrokken is bij de (door)ontwikkeling van het cultuureducatieve product;

  • f.

    het cultuureducatieve product verbonden is aan een tijdelijke expositie, voorstelling, cultureel evenement, etc.;

  • g.

    het cultuureducatieve product niet geschikt is voor de omvang van een gemiddelde schoolklas.

Artikel 10. Wijze van verdeling

  • 1. De tijdig ingediende en volledige aanvragen worden in behandeling genomen.

  • 2. Verstrekking van subsidie vindt plaats in de volgorde van de namens het college aangebrachte rangschikking op basis van de behaalde scores bij een gezamenlijke weging van de in het derde lid genoemde criteria, totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 3. Complete aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de onderstaande criteria:

    • a.

      Inhoudelijk-educatieve kwaliteit

    • b.

      Artistieke-inhoudelijk kwaliteit

    • c.

      Zakelijke kwaliteit

  • 4. De weging van de criteria is 40% voor sub a en 30% voor sub b en sub c. De totaalscore wordt bepaald door het cijfer te vermenigvuldigen met de weging, de som van de criteria geeft een maximale score van 10 punten.

  • 5. De criteria onder lid 3 zijn onderverdeeld in enkele subcriteria. Deze subcriteria worden middels toekenning van een cijfer op de schaal van 1-10 punten beoordeeld, waarbij geldt dat een 1 ‘zeer slecht’ en een 10 ‘uitmuntend’ is. De gemiddelde score per criterium wordt bepaald door de middeling van de toegekende punten van de desbetreffende subcriteria.

  • 6. Het criterium ‘educatief-inhoudelijke kwaliteit’ is onderverdeeld in de volgende subcriteria:

    • a.

      De aansluiting van het aanbod bij het onderwijs komt inhoudelijk tot uiting voor het primair en voortgezet onderwijs op de volgende wijzen;

      • -

        In de aanvraag wordt onderbouwd hoe het cultuureducatief product voldoet aan minimaal 1 van de 3 kerndoelen ‘kunstzinnige vorming’ van het primair onderwijs;

      • -

        In de aanvraag wordt onderbouwd hoe het cultuureducatief product voldoet aan minimaal 2 van de 5 de kerndoelen ‘kunst en cultuur’ als het product bestemd is voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs en/of de aan cultuur verbonden eindtermen als het product bestemd is voor de bovenbouw.

    • b.

      Uit de aanvraag blijkt de behoefte van scholen voor het cultuureducatieve product en de meerwaarde van het cultuureducatieve product voor het curriculum van scholen.

    • c.

      Uit de aanvraag blijkt dat het cultuureducatieve product aansluit bij de belevingswereld en leefwereld van de beoogde doelgroep.

    • d.

      Uit de aanvraag blijkt de mate waarin het artistiek-creatief vermogen van de leerling centraal gesteld wordt en de mate waarin er een beroep wordt gedaan op de onderzoekende en ambachtelijke vaardigheden van leerlingen/studenten.

  • 7. Het criterium ‘artistieke-inhoudelijk kwaliteit’ is onderverdeeld in de volgende subcriteria:

    • a.

      Vakmanschap: uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager van de activiteit beschikt over de vaardigheid en het inzicht om hoogwaardige kwaliteit te leveren.

    • b.

      Zeggingskracht: uit de aanvraag blijkt wat de aanvrager teweeg wil brengen bij de beoogde doelgroep, welke impact het heeft op deze doelgroep en hoe dat wordt aangepakt.

    • c.

      Oorspronkelijkheid: uit de aanvraag blijkt een heldere visie van de aanvrager en in hoeverre het cultuureducatieve product zich onderscheidt van het bestaande aanbod.

  • 8. Het criterium ‘zakelijke kwaliteit’ is onderverdeeld in de volgende subcriteria, welke terugkomen in het activiteitenplan en de begroting:

    • a.

      Uit de aanvraag blijkt dat de kosten en inkomsten realistisch, onderbouwd en uitgelegd zijn;

    • b.

      Uit de aanvraag blijkt dat het gevraagde subsidiebedrag in verhouding staat tot de te verwachten schaal van het product;

    • c.

      Uit de aanvraag blijkt dat het gevraagde subsidiebedrag in verhouding staat tot het beoogde bereik;

    • d.

      Uit de aanvraag blijkt dat er een realistisch tijdpad is opgenomen;

  • 9. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten behaalt in een toepassingsgebied en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, dan vindt rangschikking van deze aanvragen plaats op de volgende wijze:

    • a.

      aan de hand van het behaalde aantal punten op het criterium als bedoeld in artikel 10, derde lid onder a;

    • b.

      indien het aantal behaalde punten op dat criterium gelijk is, vindt rangschikking plaats aan de hand van het behaalde aantal punten op het criterium als bedoeld in artikel 10, derde lid onder c;

    • c.

      indien het aantal behaalde punten op dat criterium gelijk is, vindt rangschikking plaats aan de hand van het behaalde aantal punten op het criterium als bedoeld in artikel 10, derde lid onder b;

    • d.

      indien het behaalde aantal punten op dat criterium gelijk is, vindt er een loting plaats om de rangorde te bepalen.

Artikel 11. Bevoorschotting

  • 1. Subsidiebedragen boven de €5.000,- worden voor maximaal 80% bevoorschot.

  • 2. De wijze van bevoorschotting wordt in de verleningsbeschikking opgenomen.

Artikel 12. Verplichtingen

In aanvulling op Hoofdstuk 4 van de Asv is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de verkregen subsidie ook daadwerkelijk in te zetten voor de uitvoering van de activiteit;

  • b.

    het cultuureducatieve product met toelichting te laten vermelden op de website van NEOS;

  • c.

    de activiteit binnen 12 maanden na verlening te voltooien.

Artikel 13. Directe vaststelling subsidie en aantonen prestatie

  • 1. Overeenkomstig artikel 25 van de Asv stelt het college een subsidie op grond van deze regeling zonder voorafgaande verlening vast indien het subsidiebedrag niet meer bedraagt dan € 5.000,-.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld op ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 14. Adviescommissie Cultuureducatie

  • 1. De Adviescommissie Cultuureducatie adviseert het college over de toekenning van subsidies cultuureducatie.

  • 2. De Adviescommissie Cultuureducatie toetst de aanvragen en brengt advies uit over de toe te kennen subsidies en de hoogte van de toe te kennen bedragen.

Artikel 15. Uitvoerder van de subsidieregeling

De bestuurder van de stichting Scholen in de Kunst is door het college gemandateerd om te besluiten op grond van deze subsidieregeling.

Artikel 16. Slotbepalingen

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Cultuureducatie 2025.

  • 3. Deze subsidieregeling eindigt per 31 december 2025.

  • 4. Deze subsidieregeling blijft van toepassing op subsidies die voor de vervaldatum onder deze subsidieregeling zijn verstrekt.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 4 maart 2025

De secretaris,

De burgemeester,

Toelichting subsidieregeling

Inleiding

Deze regeling betreft het ontwikkelen van cultuureducatieve producten, om het aanbod en de kwaliteit van dergelijke producten in Amersfoort te vergroten en verhogen. De regeling biedt budget voor de innovatie en ontwikkeling op dit terrein.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

sub b: voorbeelden van dergelijke producten zijn educatiemateriaal in de vorm van: een workshop, een lespakket, een leskist, lesbrieven, leerlijnen, lessenserie, etc. Deze producten mogen niet verbonden zijn aan tijdelijke activiteiten.

Artikel 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Het is alleen mogelijk om voor het ontwikkelen, verbeteren, uitbreiden, vernieuwen, of aanpassen naar eigentijdse werkvormen van een cultuureducatief product aan te vragen. Een eenmalige pilot van het cultuureducatief product kan onderdeel zijn van de activiteit. Het te subsidiëren product moet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen. Aanvragen die op andere activiteiten zien komen niet voor subsidiëring in aanmerking en worden afgewezen. Het speciaal onderwijs maakt onderdeel uit van het primair en voortgezet onderwijs.

Artikel 3 Indieningstermijn aanvraag

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 4 Eisen aan de aanvrager

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 5 Eisen aan de aanvraag

lid 2,

sub b: om de kwaliteiten van de aanvrager te waarborgen wordt gevraagd om cv’s aan te leveren. De gevraagde kwaliteiten op het gebied van cultuur en educatie kunnen door één persoon of door meerdere personen worden ingevuld.

sub c: in een sluitende begroting zijn de totale inkomsten gelijk aan de totale uitgaven. De sluitende begroting wordt ingediend op maximaal één A4. Dit is exclusief de realistische onderbouwing van de bedragen in de begroting.

sub d: met het ‘oorspronkelijke product’ wordt bijvoorbeeld een lesplan, handleiding, rondleiding, etc. van de originele versie van het cultuureducatieve product bedoeld. 

Artikel 6 Subsidiabele kosten

lid 1: kosten die in een van de categorieën genoemd in artikel 6 lid 1 vallen, zijn subsidiabel. Deze lijst is niet uitputtend.

lid 2: kosten die in een van de categorieën genoemd in artikel 6 lid 2 vallen, zijn niet subsidiabel. Deze kosten kunnen er wel zijn en moeten in dat geval ook in de begroting worden genoemd, maar moeten op een andere wijze gefinancierd worden.

Artikel 7 Hoogte subsidie

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 8 Subsidieplafond

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 9 Weigeringsgronden

sub a: het project moet op ieder criterium minimaal een 5 scoren. Dit betekent dat de aanvraag wordt afgewezen als er één onvoldoende, dus lager dan 5, wordt gescoord.

sub c: met structurele subsidie wordt bedoeld dat een instelling of aanvrager jaarlijks subsidie ontvangt, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een basisinstelling.

sub d: een aanvrager krijgt via deze regeling maximaal één aanvraag per kalenderjaar toegekend.

sub e: dit kan bijvoorbeeld worden aangetoond door een cv mee te sturen.

sub f: het product moet een structureel karakter hebben, ‘tijdloos’ en onafhankelijk zijn, zodat het duurzaam kan worden ingezet in het cultuurcurriculum van scholen.

sub g: Het product moet aansluiten op de gemiddelde groepsgrootte van een klas. Er mee rekening houdend dat een gemiddelde schoolklas varieert van omvang door onder andere het niveau, leeftijd en het schooltype.

Artikel 10 Wijze van verdeling

lid 1: de tijdig ingediende en volledige aanvragen worden getoetst aan de regeling. Als er documenten (of informatie) missen die wel bij aanvraag hadden moeten worden gevoegd, dan is de aanvraag niet volledig. Wanneer blijkt dat een aanvraag niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen. De datum waarop de aanvraag door de aanvulling compleet is, geldt dan als ontvangstdatum voor de volgorde van verstrekking.

lid 3-5: Per subcriterium zijn er 10 punten te behalen. De som van de behaalde punten op de subcriteria wordt gedeeld door het aantal subcriteria, hetgeen tot een puntenaantal leidt. Deze score telt in de totale score mee voor het percentage zoals voor het criterium geldt. De scores worden afgerond op één decimaal achter de komma. De maximale score wordt afgerond op één decimaal achter de komma. De aanvraag met de meeste punten wordt hoger gerangschikt.

De punten worden gebaseerd op de volgende rapportcijfers:

  • 1.

    zeer slecht

  • 2.

    slecht

  • 3.

    zeer onvoldoende

  • 4.

    onvoldoende

  • 5.

    twijfelachtig

  • 6.

    voldoende

  • 7.

    ruim voldoende

  • 8.

    goed

  • 9.

    zeer goed

  • 10.

    uitmuntend

lid 6: Inhoudelijk-educatieve kwaliteit (40%)

Aanvragen voor de doelgroep middelbaar beroepsonderwijs worden getoetst aan sub b t/m d. Lid 6 sub a wordt niet meegenomen in de weging van het gemiddelde cijfer.

  • a.

    De aansluiting van het aanbod bij het onderwijs komt inhoudelijk tot uiting voor het primair, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs op de volgende wijzen;

    • -

      Minimaal 1 van de 3 kerndoelen ‘kunstzinnige vorming’ van het primair onderwijs;

    • -

      Minimaal 2 van de 5 kerndoelen ‘kunst en cultuur’ voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de aan cultuur verbonden eindtermen in de bovenbouw.

  • b.

    Uit de aanvraag blijkt de behoefte van scholen voor het cultuureducatieve product en de meerwaarde van het cultuureducatieve product voor het curriculum van scholen.

  • c.

    Uit de aanvraag blijkt dat het cultuureducatieve product aansluit bij de belevingswereld en leefwereld van kinderen.

  • d.

    Uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager de mate waarin het artistiek-creatief vermogen van de leerling centraal gesteld wordt en een beroep doet op de onderzoekende en ambachtelijke vaardigheden van leerlingen.

Lid 7: Artistieke-inhoudelijk kwaliteit (30%)

Onder het criterium artistieke/inhoudelijke kwaliteit beoordeelt de adviescommissie Cultuureducatie op basis van de indicatoren ‘vakmanschap’, ‘oorspronkelijkheid’ en ‘zeggingskracht’ de artistieke/inhoudelijke kwaliteit van de activiteit van het cultuureducatieve product.

Vakmanschap (10 punten) uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager van de activiteit beschikt over de vaardigheid en het inzicht om kwalitatief hoogstaand werk te maken.

Oorspronkelijkheid (10 punten) uit de aanvraag blijkt een heldere visie van de aanvrager en de meerwaarde van het cultuureducatieve product.

Zeggingskracht (10 punten) uit de aanvraag blijkt wat de aanvrager wil bereiken, hoe dat wordt aangepakt en de relevantie van de activiteit voor de beoogde doelgroep.

Lid 8: Zakelijke kwaliteit (30%)

Aan de hand van het projectplan en de begroting beoordeelt de adviescommissie Cultuureducatie in hoeverre de aanvrager vanuit financieel, bedrijfsmatig en organisatorisch perspectief in staat is om de activiteit uit te voeren. Hierbij wordt nagegaan of de kosten en inkomsten op de begroting realistisch, onderbouwd en uitgelegd zijn (10 punten).

Daarnaast wordt op basis van de begroting het beloningsbeleid beoordeeld. Uit het beloningsbeleid moet naar voren komen dat er sprake is van ‘eerlijke beloning’ (fair pay). Er wordt beoordeeld in hoeverre het beloningsbeleid aansluit bij de bestaande afspraken over honorering, zoals de geldende cao, andere collectieve afspraken, collectieve richtlijnen en auteursrecht; waarop de beloningsvormen zijn gegrond; en de verhouding tussen het aantal ingezette uren en het aantal gehonoreerde uren.

lid 9:

wanneer twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten behaalt, vindt rangschikking van de aanvragen plaats op basis van behaalde punten per criterium in de volgende volgorde:

  • 1.

    Inhoudelijk-educatieve kwaliteit

  • 2.

    Artistieke-inhoudelijk kwaliteit

  • 3.

    Zakelijke kwaliteit

Als het aantal punten op alle criteria gelijk is, vindt er een loting plaats.

Artikel 11 Bevoorschotting

80% van de toegekende subsidie wordt uitbetaald bij verlening van de subsidie, de overige 20% kan na de uitvoering van het project worden uitgekeerd, na indiening van de financiële en inhoudelijke verantwoording. Subsidies onder de €5.000,- worden gelijk vastgesteld.

Artikel 12 Verplichtingen

lid b: alle producten die met deze subsidie tot stand gekomen zijn, worden met titel en toelichting op de website van NEOS openbaar gemaakt. NEOS opereert als zelfstandig programmaonderdeel binnen de stichting Scholen in de Kunst. Met de publicatie op de website wordt de rol van NEOS als onafhankelijk en transparant expertisecentrum op het gebied van cultuureducatie geborgd.

Artikel 13 Directe vaststelling subsidie en aantonen prestatie

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 14 Adviescommissie Cultuureducatie

De beoordeling door de adviescommissie Cultuureducatie vindt plaats op basis van expert review: de leden van de adviescommissie Cultuureducatie zijn deskundig op het gebied van cultuureducatie. De adviescommissie Cultuureducatie beoordeelt de criteria op basis van hun kennis en expertise en komt tot een gezamenlijk oordeel.

Artikel 15 Uitvoerder van de subsidieregeling

De bestuurder van de stichting Scholen in de Kunst is gemandateerd om deze subsidieregeling uit te voeren. Dat houdt in dat de bestuurder van de stichting Scholen in de Kunst namens het college mag besluiten over aanvragen. Daar waar in de regeling ‘het college’ staat kan voor de uitleg van deze regeling ook de bestuurder van de stichting Scholen in de Kunst gelezen worden.

Artikel 16 Slotbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.