Delegatiebesluit omgevingsplan Enkhuizen

Geldend van 11-03-2025 t/m heden

Intitulé

Delegatiebesluit omgevingsplan Enkhuizen

De raad van de gemeente Enkhuizen;

gelet op artikel 156 Gemeentewet, artikel 2.8 Omgevingswet en afdeling 10.1.2 Algemene wet bestuursrecht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 januari 2025

b e s l u i t :

  • 1.

    De volgende bevoegdheden van de gemeenteraad omtrent het vaststellen van delen van het omgevingsplan te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de bevoegdheid om besluiten te nemen over een omgevingsvergunning of een wijziging van het omgevingsplan met gebruikmaking van de onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan het college opgedragen bevoegdheden, betreffende de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht, waarbij de voorwaarden van de desbetreffende wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheid in acht worden genomen;

    • b.

      het wijzigen van regels over dubbelbestemmingen en aanduidingen in het omgevingsplan;

    • c.

      het beleidsneutraal opnemen van regels over de fysieke leefomgeving uit gemeentelijke verordeningen in het omgevingsplan;

    • d.

      het verwerken van omgevingsvergunningen die verleend zijn in afwijking van het omgevingsplan (buitenplanse omgevingsplanactiviteit) in het omgevingsplan;

    • e.

      het beleidsneutraal omzetten van TAM-IMRO omgevingsplannen naar STOP/TPOD;

    • f.

      het verwerken van gewijzigde hogere wet- of regelgeving, instructieregels, projectbesluiten en gerechtelijke uitspraken van andere overheden en instanties, voor zover hierbij geen sprake is van afwegingsruimte;

    • g.

      het aanbrengen van ondergeschikte wijzigingen van technische aard, redactionele aanpassingen en correcties van omissies in het omgevingsplan;

    • h.

      het toevoegen of wijzigen van begripsbepalingen in het omgevingsplan, voor zover beleidsneutraal.

  • 2.

    Het besluit onder één, één jaar na inwerkingtreding met de raad te evalueren.

  • 3.

    Het besluit onder één wordt aangehaald als Delegatiebesluit omgevingsplan Enkhuizen.

  • 4.

    Het besluit onder één treedt in werking de dag na publicatie ervan in het Gemeenteblad.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Enkhuizen in zijn openbare vergadering van 25 februari 2025.

De raad voornoemd,

de griffier,

P.T.J. Pels

de voorzitter,

J. Hoekstra-Sikkema

Toelichting

  • 1.

    Inleiding

Het omgevingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Op grond van artikel 2.8 Omgevingswet kan de bevoegdheid voor het vaststellen van een deel van het omgevingsplan worden gedelegeerd aan het college. Elke gemeente kan zelf bepalen in welke gevallen de vaststelling van een deel van het omgevingsplan wordt gedelegeerd aan het college. Dat kan door middel van een delegatiebesluit.

  • 2.

    Context

De mogelijkheid tot delegatie van bevoegdheden bestond ook onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro was het, bijvoorbeeld, mogelijk om in het bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten op te nemen. Die gaven het college de mogelijkheid om – als voldaan werd aan de in de regels genoemde voorwaarden – een nieuw juridisch-planologisch kader vast te stellen, vaak ten behoeve van een ontwikkeling op een bepaalde locatie.

In het omgevingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten niet opgenomen, dus deze mogelijkheid is komen te vervallen. Als de gemeenteraad, net als onder de Wro, bevoegdheden wenst te delegeren aan het college, kan dat door middel van een delegatiebesluit. Delegatie kan alleen betrekking hebben op een deel van het omgevingsplan. De vaststelling van het gehele omgevingsplan kan niet worden gedelegeerd.

Het voorliggende delegatiebesluit is bedoeld om de taakverdeling tussen het college en de raad voort te zetten zoals deze was. De raad stelt de kaders en neemt beleidsinhoudelijke besluiten; het college heeft tot taak het beleid van de raad uit te voeren, waaronder het nemen van besluiten binnen de door de raad gestelde kaders.

Toelichting Delegatiebesluit omgevingsplan Enkhuizen

Hieronder worden bevoegdheden genoemd, met een toelichting, waarvan wordt voorgesteld ze te delegeren aan het college. Er is sprake van delegatie als een gewenste wijziging onder één (of meer) van deze categorieën valt.

  • a.

    de bevoegdheid om besluiten te nemen over een omgevingsvergunning of een wijziging van het omgevingsplan met gebruikmaking van de onder de Wet ruimtelijke ordening ( Wro ) aan het college opgedragen bevoegdheden, betreffende de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht, waarbij de voorwaarden van de desbetreffende wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheid in acht worden genomen;

De bestemmingsplannen die op 1 januari 2024 golden, vormen het tijdelijk omgevingsplan. Het tijdelijk omgevingsplan moet stapsgewijs worden vervangen door een omgevingsplan dat voldoet aan de Omgevingswet. In de bestemmingsplannen zijn wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten opgenomen waarin wordt bepaald dat voor deze specifieke gevallen of locaties het college bevoegd gezag is voor het wijzigen of uitwerken van het bestemmingsplan. Onder de omgevingswet wordt voor deze wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen niet in overgangsrecht voorzien. Deze instrumenten kunnen nu dus niet meer door het college worden gebruikt, maar uitsluitend door de raad. Ze geven nog wel de door de raad gestelde kaders weer, waarbinnen het college besluiten mocht nemen. Als een bouwactiviteit in strijd is met het omgevingsplan, kan de vergunning toch worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met de regels van de wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht.

In sommige gevallen is het niet doelmatig om met een omgevingsvergunning af te wijken van het tijdelijke omgevingsplan, en zal het omgevingsplan moeten worden gewijzigd. In zo’n geval is het wenselijk om de bestaande wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsbevoegdheid op een vergelijkbare manier voort te kunnen zetten, waarbij vaststelling van dit deel van het omgevingsplan bij het college wordt neergelegd. Daarvoor dient wel aan de voorwaarden, bedoeld in de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan, te worden voldaan.

  • b.

    het wijzigen van regels over dubbelbestemmingen en aanduidingen in het omgevingsplan;

In bestemmingsplannen wordt veelvuldig gebruik gemaakt van dubbelbestemmingen en aanduidingen. Door omstandigheden of voortschrijdend inzicht kan het voorkomen dat een dubbelbestemming of een aanduiding geen praktische betekenis meer heeft. Het gaat bijvoorbeeld om het verwijderen van regels ter bescherming van archeologische waarden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • c.

    het beleidsneutraal opnemen van regels over de fysieke leefomgeving uit gemeentelijke verordeningen in het omgevingsplan;

In het (tijdelijke) omgevingsplan zijn de gemeentelijke verordeningen met een ruimtelijk component niet opgenomen. In de komende jaren moeten deze verordeningen alsnog verwerkt worden in het omgevingsplan. Het gaat bijvoorbeeld om veelvoorkomende onderwerpen als uitritten, kapvergunningen, evenementen et cetera. Voor deze onderdelen kan delegatie, voor zover het gaat om een beleidsneutrale omzetting van regels, aan het college tot een snellere harmonisatie en actualisatie van het (tijdelijke) omgevingsplan leiden.

  • d.

    het verwerken van onherroepelijke omgevingsvergunningen die verleend zijn in afwijking van het omgevingsplan ( buitenplanse omgevingsplanactiviteit) in het omgevingsplan;

De Omgevingswet bepaalt dat de gemeenteraad vergunningen voor buitenplanse omgevingsactiviteiten (bopa) binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden daarvan, moet verwerken in het omgevingsplan. Uitgezonderd hiervan zijn tijdelijke omgevingsvergunningen. Het gaat om een administratieve handeling.

  • e.

    het beleidsneutraal omzetten van TAM-IMRO omgevingsplannen naar STOP/TPOD;

Met een TAM IMRO omgevingsplan kan een omgevingsplan gewijzigd worden, zonder dat direct gebruik wordt gemaakt van het planvormingsdeel van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Een TAM IMRO plan wordt gemaakt in de software waar nu ook bestemmingsplannen in worden opgesteld. Dit is een tijdelijke oplossing totdat de software en opbouw van het omgevingsplan geschikt zijn voor vastlegging van wijzigingen in het omgevingsplan. Op een later moment moeten deze TAM-IMRO plannen alsnog conform de nieuwe standaard, de zogenoemde STOP/TPOD-standaard, van de Omgevingswet gepubliceerd worden. De gemeente moet bij omzetting naar STOP/TPOD opnieuw het plan vaststellen. Het betreffen administratieve handelingen die gedelegeerd kunnen worden aan het college.

  • f.

    het verwerken van gewijzigde hogere wet- of regelgeving, instructieregels, projectbesluiten en gerechtelijke uitspraken van andere overheden en instanties voor zover hierbij geen sprake is van afwegingsruimte;

Het Rijk, de provincie en het waterschap kunnen instructieregels voor het gemeentelijke omgevingsplan vaststellen. De instructieregels zijn een vertaling van het beleid van de hogere overheid en staan niet open voor beroep. Hetzelfde geldt voor (onherroepelijke) projectbesluiten en gerechtelijke uitspraken: deze moeten tevens ook worden verwerkt in het omgevingsplan. Dit is een administratieve handeling. Indien binnen deze regels geen afwegingsruimte aanwezig is, kan de bevoegdheid tot het wijzigen van het omgevingsplan op dit onderdeel worden gedelegeerd aan het college.

  • g.

    het aanbrengen van ondergeschikte wijzigingen van technische aard, redactionele aanpassingen en correcties van omissies van het omgevingsplan;

Het omgevingsplan omvat veel onderwerpen, regels en toelichtingen. Zo nu en dan zal een wijziging nodig zijn van technische aard. Bijvoorbeeld in het geval van een duidelijke verschrijving, aanpassingen van de artikelsgewijze toelichting, of het verbeteren van de relatie tot toepasbare regels. Daarnaast kunnen af en toe omissies worden gesignaleerd, waarbij een correctie gerechtvaardigd is. Het gaat bijvoorbeeld om een verleende omgevingsvergunning die niet was geïnventariseerd, een aanduiding die op de verbeelding is weggevallen of aan een verkeerd perceel is toegekend. Het betreft alleen aanpassingen waarbij inhoudelijke besluitvorming niet is vereist. Wijzigingen die voortkomen uit nieuwe (beleidsmatige) inzichten, vallen hier niet onder.

  • h.

    het toevoegen of wijzigen van begripsbepalingen, voor zover beleidsneutraal;

Het gemeentelijk omgevingsplan, de provinciale omgevingsverordening en de waterschapsverordening worden via het DSO voor iedereen digitaal raadpleegbaar. In deze plannen en verordeningen worden begripsbepalingen opgenomen. Hierbij dient een uniform begrippenapparaat gewaarborgd te worden. Dit kan er toe leiden dat een begripsbepaling aangepast of toegevoegd wordt aan het omgevingsplan. Om een uniform begrippenapparaat te waarborgen is voor landelijk gebruik tevens een Stelselcatalogus opgesteld. Indien hierin begripsbepalingen zijn opgenomen die de harmonisatie ten goede komen, kunnen deze ook overgenomen worden in het omgevingsplan. Daarnaast is het mogelijk dat er begripsbepalingen in het omgevingsplan worden toegevoegd of aangepast om de ‘leesbaarheid’ te verbeteren, voor zover beleidsneutraal.