Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736462
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736462/1
Bermenbeleid Blaricum 2025
Geldend van 11-03-2025 t/m heden
Intitulé
Bermenbeleid Blaricum 2025Weging van belangen
Het belang bij een optimale benutting van de openbare ruimte, waaronder het kunnen uitwijken en parkeren op wegbermen, weegt zwaarder dan het belang van degene die obstakels plaatst in de berm om daarmee te voorkomen dat daar geparkeerd of gereden wordt op grond van de volgende overwegingen:
Bij relatief smalle wegen in de bebouwde kom is sprake van een relatief grote behoefte aan ruimte om uit te kunnen wijken voor tegemoetkomend verkeer. Daarnaast zijn de bermen In Blaricum er nadrukkelijk ook voor bedoeld om te dienen als parkeerruimte. Als die ruimte er onvoldoende is, levert dat hinder voor het verkeer op. Ook kunnen daardoor gevaarlijke situaties ontstaan. Als geparkeerd kan worden op de berm tegenover of naast iemand zijn woning, leidt dat parkeren tot een veiliger verkeerssituatie. Het belang bij het voorkomen van de hinder die ervaren wordt als geparkeerd wordt op de berm ter hoogte van iemands woning weegt daarom minder zwaar dan het belang bij op die berm kunnen parkeren.
Dit geldt des te meer omdat het plaatsen van een obstakel ter hoogte van de ene woning, ertoe leidt dat geparkeerd wordt ter hoogte van een andere woning. De ervaren overlast wordt in dat geval niet beëindigd, maar afgewenteld op een ander. Dat dit niet de gewenste uitkomst kan zijn, blijkt uit de weigeringsgrond die staat in artikel 3.36, tweede lid onder c. van de VFL:
“Naast de weigeringsgronden in artikel 3.10 kan een vergunning bedoeld in het eerste lid in ieder geval ook worden geweigerd: (…) c. om overlast voor gebruikers van een nabij gelegen onroerende zaak te voorkomen of te beperken.”
Een gevolg van dit afwentelen van ervaren overlast is dat ook elders voorwerpen op een openbare plaats worden aangebracht om daar ook te voorkomen dat er wordt gereden of geparkeerd op de berm. Het college heeft een zwaarwegend belang bij het voorkomen van een toename van dit onrechtmatige gedrag.
Ook kent het college een groot gewicht toe aan het belang bij het doelmatig kunnen beheren en onderhouden van de openbare plaatsen. Op openbare plaatsen (zoals bermen) geplaatste objecten bemoeilijken het onderhoud van die openbare plaatsen. Dit gaat ten koste van de voor dat onderhoud beschikbare capaciteit in geld en mensuren. Samen maakt deze afweging dat het belang bij verwijdering van de geplaatste objecten doorslaggevend is. Datzelfde geldt voor het belang bij weigering van een vergunning voor het hebben en/of plaatsen van objecten op een openbare plaats.
Vaststelling van feiten
- a.
Eigendomsgrenzen worden bepaald aan de hand van de kadastrale registratie.
- b.
Het toepasselijk recht is te vinden in de digitale wettenbank, waarin onder meer de VFL is opgenomen
- c.
Het door anderen dan de gemeente plaatsen van voorwerpen op of in de wegberm om te voorkomen dat daar wordt geparkeerd of gereden, is verboden en zal niet vergund worden.
- d.
Als één of meer objecten zonder de vereiste vergunning zijn geplaatst op een openbare plaats op een afstand van meer dan 2 meter vanaf de zijkant van een uitrit, is niet bekend wie dit daar geplaatst heeft en wordt daar ook geen onderzoek naar gedaan.
- e.
Als één of meer objecten zonder de vereiste vergunning zijn geplaatst op een openbare plaats op een afstand tot 2 meter vanaf de zijkant van een uitrit, wordt er vanuit gegaan dat de gebruiker van het door die uitrit ontsloten perceel de objecten heeft geplaatst.
- f.
Voor beantwoording van de vraag of de vereiste vergunning is verleend voor de plaatsing van de objecten in of op een openbare plaats, is het gemeentelijk archief bepalend.
- g.
Voor de bepaling of zaken meer dan geringe waarde hebben, wordt uitgegaan van de inschatting van de werkzame toezichthouder. Alle voorwerpen waarop in de week voorafgaand aan de week waarin de opruimactie en/of het bermenonderhoud is gepland, geen kennisgeving is bevestigd, zijn aangemerkt als voorwerpen van geringe waarde. De kennisgeving kan bijvoorbeeld geschieden in de vorm van een sticker of een geplastificeerde brief.
- h.
Van voorwerpen met geringe waarde wordt aangenomen dat daarvan afstand is gedaan, zodat de eigendom is overgegaan op de gemeente, als eigenaar van de grond waarop die voorwerpen zich bevinden.
- i.
Tegenbewijs is mogelijk
Uitvoering van beleid
- a.
Communicatie vooraf
Per aan te pakken gebied wordt huis-aan-huis schriftelijk informatie verstrekt, waarin staat dat de gemeente op een te bepalen datum de bermen in dat gebied zal opschonen. Dit opschonen bestaat uit het verwijderen van alle zwerfvuil, losliggende voorwerpen, paaltjes etc., zodat de berm weer gebruikt kan worden om uit te wijken voor tegemoetkomend verkeer en om te parkeren. Bewoners worden daarbij opgeroepen om eventuele privé bezittingen uit de berm te verwijderen, om te voorkomen dat de gemeente die zaken gaat meenemen en afvoeren. Ook wordt gewezen op de (gewijzigde) inhoud van de VFL en dit beleid. De informatie wordt gegeven twee tot vier weken voordat overgegaan wordt tot het feitelijk optreden zoals hierna beschreven.
- b.
Publiekrechtelijk optreden door feitelijk handelen – voorwerpen met meer dan geringe waarde
Voorwerpen met een meer dan geringe waarde worden verwijderd met toepassing van bestuursdwang. Op de zaken met meer dan geringe waarde (dus niet bijvoorbeeld boomstammen, paaltjes of keien) wordt dan een kennisgeving aangebracht, bijvoorbeeld in de vorm van een sticker of een geplastificeerde brief, met de mededeling dat bestuursdwang zal worden toegepast als het voorwerp niet uiterlijk 1 week na aanbrengen van de kennisgeving is verwijderd. Na het verstrijken van die termijn wordt bestuursdwang toegepast. Met bestuursdwang verwijderde zaken worden nog drie weken bewaard door de gemeente, waarna ze worden aangeboden aan een afvalverwerker. Objecten zonder waarde worden direct aan de afvalverwerker aangeboden.
Als het gaat om voorwerpen met meer dan geringe waarde direct naast een inrit, wordt de gebruiker van het door die inrit ontsloten gebouw in de gelegenheid gesteld om het voorwerp/de voorwerpen te verwijderen en daarna verwijderd te houden. Als van die gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, wordt bestuursdwang gebruikt om het voorwerp/de voorwerpen te verwijderen, waarna de kosten van bestuursdwang worden verhaald op de gebruiker van dat gebouw, die dan wordt aangemerkt als overtreder. Naast het aanbrengen van een kennisgeving/sticker op het bewuste voorwerp, krijgt de gebruiker van het gebouw ook een brief met daarin het voornemen tot toepassing van bestuursdwang.
In de overige situaties (voorwerpen op meer dan 2 meter afstand tot de uitrit) wordt uitgegaan van een onbekende overtreder. Als de tot dan onbekende eigenaar van het verwijderde voorwerp zich meldt met een verzoek om teruggave, wordt de bestuursdwangbeschikking alsnog op schrift gesteld, waarna de kosten van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder. Tegen een last onder bestuursdwang kan een bezwaarschrift worden ingediend door de belanghebbende.
- c.
Privaatrechtelijk optreden door feitelijk handelen – voorwerpen van geringe waarde
Voorwerpen op gemeentegrond worden behandeld alsof sprake is van zwerfvuil, tenzij sprake is van voorwerpen met een meer dan geringe waarde. Zwerfvuil wordt door ons opgeruimd. Het opruimen is een feitelijke handeling, waarvoor geen mandaat vereist is en waartegen geen bezwaar mogelijk is.
Voorwerpen in gemeentegrond met een geringe waarde worden behandeld als gemeentelijk eigendom op grond van natrekking. Als een voorwerp hinderlijk aanwezig is (beperking gebruiksmogelijkheden van de berm voor parkeren en of uitwijken, beperking efficiënt onderhoud en beheer) worden de voorwerpen zoals bijvoorbeeld boomstammen, paaltjes en keien weggehaald. Het weghalen is een feitelijke handeling, waarvoor geen mandaat vereist is en waartegen geen bezwaar mogelijk is. Voor de onbekende eigenaar is duidelijk dat het voorwerp als van geringe waarde is aangemerkt, door het ontbreken van een kennisgeving/sticker.
- d.
Behandeling aanvragen om vergunning
Aanvragen om vergunning voor de plaatsing van objecten op een berm met het kennelijke oogmerk om parkeren te verhinderen, worden geweigerd op grond van de hierboven opgenomen belangenafweging. Dit geldt zowel voor aanvragen die strekken tot legalisering van een bestaande onrechtmatige situatie als voor aanvragen voor nieuw te plaatsen voorwerpen.
Citeertitel
Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: “Bermenbeleid Blaricum 2025”.
Inwerkingtreding van deze beleidsregel
Deze beleidsregel treedt in werking op de dag waarop de raad de eerste wijziging van de Verordening Fysieke Leefomgeving 2023 vaststelt en de Nota Bermenbeleid Blaricum, zoals die door de raad is vastgesteld op 21 april 2009, intrekt.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 17 december 2024.
Dhr. P.H. van Dijk
Gemeentesecretaris
mevr. drs. B.M. de Reijke MBA
Burgemeester
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl