Subsidieregeling waterstofinnovaties

Geldend van 12-03-2025 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling waterstofinnovaties

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de wethouder Haven, Economie, Horeca en Bestuur (M2501-1375);

gelet op artikel 3, derde lid en de artikelen 4, 5, 6 en 7 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

overwegende dat:

het college het wenselijk acht subsidie beschikbaar te stellen voor waterstofinnovaties gelet op de ontwikkeling van een breed waterstofcluster om de klimaatdoelen te behalen en op de inzet op het ontstaan van nieuwe bedrijvigheid op het gebied van waterstof.

besluit:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187/1);

  • -

    experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, zesentachtigste lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • -

    haalbaarheidsstudie: haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 2, zevenentachtigste lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • -

    waterstofinnovaties: innovatieve diensten, producten, projecten, oplossingen en aanpakken op het gebied van waterstof.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is uitsluitend van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten op het gebied van waterstofinnovaties.

Artikel 3 Activiteiten

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende activiteiten of een combinatie van activiteiten:

    • a.

      het doen van een haalbaarheidsstudie voor de realisatie van waterstofinnovaties die bijdragen aan de Rotterdamse ambities en doelen op het gebied van waterstof;

    • b.

      het realiseren van een experimentele ontwikkeling voor waterstofinnovaties die bijdragen aan de Rotterdamse ambities en doelen op het gebied van waterstof;

  • 2. Aanvragen die gericht zijn op algehele ondersteuning van het ondernemingsklimaat voor waterstofinnovatie en daaraan gerelateerde programma’s komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen die staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 5 Staatsteun

  • 1. Een onderneming kan in aanmerking komen voor subsidie indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de rechtspersoon verkeerde niet in financiële moeilijkheden in de zin van artikel 4 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      ten aanzien van de rechtspersoon staat geen bevel tot terugvordering uit ingevolge een eerder besluit van de Commissie van de Europese Unie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. De subsidie wordt getoetst aan de relevante onderdelen van artikel 25 en de algemene bepalingen van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor subsidie komen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit als bedoeld in de categorieën zoals benoemd in artikel 25, derde lid, onderdeel a tot met e, en vierde lid van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Niet voor subsidiëring in aanmerking komen de kosten die door subsidieontvanger zijn gemaakt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1. Een subsidie bedraagt ten minste € 150.000 en ten hoogste € 400.000.

  • 2. De subsidie voor een haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, bedraagt ten hoogste 50% van de in aanmerking komende kosten, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, onderdeel d, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 3. De subsidie voor experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, bedraagt ten hoogste 50% van de in aanmerking komende kosten, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, onderdeel c en artikel 25, zesde lid sub a en sub c van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 4. De totale publieke bijdrage aan de subsidiabele kosten is nooit meer dan de maximum percentages als genoemd in het tweede en derde lid van dit artikel.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze subsidieregeling geldt voor het kalenderjaar 2025 een subsidieplafond van € 2.000.000. Dit bedrag is als volgt uitgesplitst:

    • a.

      het volledige bedrag van € 2.000.000 is beschikbaar voor de openstelling vanaf de datum van publicatie tot en met 5 mei 2025;

    • b.

      het bedrag dat na de eerste openstelling van kalenderjaar 2025 nog beschikbaar is, komt beschikbaar voor een tweede openstelling in kalenderjaar 2025 en wordt in een apart besluit door het college bekendgemaakt.

  • 2. Voor opvolgende jaren wordt het subsidieplafond in een separaat besluit door het college bekend gemaakt.

Artikel 9 Wijze van verdeling

  • 1. Verstrekking van subsidie vindt plaats in volgorde van de door het college van burgemeester en wethouders aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2. Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college van burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van de volgende criteria:

    • a)

      maatschappelijke relevantie voor Rotterdam en innovatie;

      • 1°.

        bijdrage aan de transitie naar een breed waterstofcluster en doelstellingen op het gebied van waterstof;

      • 2°.

        bijdrage aan investeringen en werkgelegenheid in respectievelijk miljoen euro investeringen en FTE;

      • 3°.

        mate van innovatie van oplossing of aanpak;

    • b)

      haalbaarheid en impact;

      • 1°.

        heldere aansluiting van innovatie bij marktbehoefte; helder en kansrijk verdienmodel;

      • 2°.

        kwaliteit van het projectplan;

      • 3°.

        Mate van kennis, ervaring en belang bij toepassing en opschaling van aanvrager en betrokken stakeholders en hun relatie met Rotterdam;

      • 4°.

        omvang, mate van schaalbaarheid en repliceerbaarheid;

      • 5°.

        haalbaarheid voorziene kapitaalinvestering;

    • c)

      budget;

      • 1°.

        waar voor het geld;

      • 2°.

        realistische kostenraming voor beoogde activiteiten van het project;

      • 3°.

        toegevoegde waarde van de subsidie op het project.

  • 3. Aan de rangschikkingscriteria worden punten toegekend als vermeld in de bijlage van deze subsidieregeling.

  • 4. Enkel subsidieaanvragen met een minimale totaalscore van 40 punten en een minimale score van 3 punten per criterium worden in de rangschikking meegenomen.

  • 5. Indien meerdere aanvragen een gelijke score hebben en het subsidieplafond met deze aanvragen overschreden zou worden, wordt de onderlinge rangschikking van deze aanvragen door middel van loting vastgesteld.

Artikel 10 Aanvraag

  • 1. De subsidie wordt digitaal aangevraagd onder gebruikmaking van de formulieren die op de website www.rotterdam.nl/subsidies beschikbaar zijn gesteld.

  • 2. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      een ingevulde template ‘projectplan’ dat de innovatie, het project, de beoogde projectresultaten en de te nemen vervolgstappen en investeringsbeslissingen beschrijft, toegespitst op de criteria van artikel 9, tweede lid;

    • b.

      een ingevulde template ‘begroting’ bevattende een financiële specificatie van het project waaruit het college de opbouw en de samenstelling van de kosten, de financiering en de verdeling hiervan over de activiteiten van het project kan afleiden;

    • c.

      Een digitaal gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister dat actueel en in lijn met de praktijk is op het moment van aanvragen;

    • d.

      In het geval van een aanvraag voor experimentele ontwikkeling volgens artikel 3, eerste lid, sub b: een jaarrekening over het meest recente afgesloten boekjaar. Indien de jaarrekening controleplichtig is, dienen de accountantsverklaringen te worden bijgevoegd;

    • e.

      In het geval van een aanvraag voor experimentele ontwikkeling volgens artikel 3, eerste lid, sub b: een ingevuld template ‘type aanvrager’, waarin de aanvrager of aanvragers met behulp van documenten uit dit artikel 10, lid 2c en 2d aantonen of zij behoren tot respectievelijk klein- en middenbedrijf en onderneming gevestigd in Groot Rijnmond;

    • f.

      een verklaring van geen financiële moeilijkheden.

Artikel 11 Aanvraagtermijn

  • 1. Een subsidieaanvraag voor de openstelling 2025 wordt ingediend vanaf de publicatiedatum tot en met 5 mei 2025.

  • 2. De aanvraagtermijn voor volgende subsidierondes wordt door het college bekend gemaakt bij separaat besluit.

Artikel 12 Beslistermijn

Het college beslist binnen uiterlijk 12 weken na sluiting van de aanvraagtermijn op de aanvraag om subsidie. Deze termijn kan eenmalig met 8 weken worden verlengd.

Artikel 13 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger werkt mee aan het delen van niet-concurrentiegevoelige projectresultaten, -gegevens en -inzichten die zijn opgedaan tijdens het project.

  • 2. Subsidies hebben een maximale looptijd van 2 jaar vanaf toekenning van de subsidie.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst;

Artikel 15 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling waterstofinnovaties

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 maart 2025.

De secretaris,

G.J.D. Wigmans

De burgemeester,

C.J. Schouten

Bijlage. Puntenverdeling als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Subsidieregeling waterstof innovaties

Rangschikking en wijze van verdeling

Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria:

a. maatschappelijke relevantie Rotterdam en innovatie;

  • 1°.

    bijdrage aan de transitie naar een breed waterstof cluster en doelstellingen op het gebied van waterstof.

  • 2°.

    bijdrage aan investeringen en werkgelegenheid in respectievelijk miljoen euro investeringen en FTE;

  • 3°.

    mate van innovatie van oplossing of aanpak;

b. haalbaarheid en impact;

  • 1°.

    heldere aansluiting van innovatie bij marktbehoefte; helder en kansrijk verdienmodel;

  • 2°.

    kwaliteit van het projectplan;

  • 3°.

    Mate van kennis, ervaring en belang bij toepassing en opschaling van aanvrager en betrokken stakeholders en hun relatie met Rotterdam;

  • 4°.

    omvang, mate van schaalbaarheid en repliceerbaarheid;

  • 5°.

    haalbaarheid voorziene kapitaalinvestering;

c. budget;

  • 1°.

    waar voor je geld;

  • 2°.

    realistische kostenraming voor beoogde activiteiten van het project;

  • 3°.

    toegevoegde waarde van de subsidie op project.

De criteria zijn terug te vinden in artikel 9 van deze regeling. Elk criterium krijgt een score van 0-5 punten.

  • 0.

    De aanvrager beschrijft het criterium niet of onvoldoende in de aanvraag. Er is incomplete of missende informatie.

  • 1.

    De aanvrager beschrijft het criterium in de aanvraag. De aanvrager onderbouwt onvoldoende hoe het criterium wordt behaald. De aanvraag vertoont op dit punt duidelijke tekortkomingen en zwaktes.

  • 2.

    De aanvrager beschrijft het criterium in de aanvraag. De aanvrager onderbouwt onvoldoende hoe het criterium wordt behaald. De aanvraag vertoont op dit punt enkele zwaktes.

  • 3.

    De aanvrager beschrijft het criterium in de aanvraag. De aanvrager onderbouwt voldoende hoe het criterium wordt behaald. De aanvraag vertoont op dit punt enkele kleine zwaktes.

  • 4.

    De aanvrager beschrijft het criterium in de aanvraag. De aanvrager onderbouwt goed hoe het criterium wordt behaald. De aanvraag vertoont op dit punt hooguit kleine zwaktes.

  • 5.

    De aanvrager beschrijft het criterium in de aanvraag. De aanvrager onderbouwt uitstekend hoe het criterium wordt behaald op een complete en relevante manier. Er zijn geen of heel kleine tekortkomingen.

Inhoudelijke beoordeling van de verschillende categorieën

Onderdeel a, subonderdeel 1: Bijdrage aan ontwikkeling breed waterstof cluster

Bijdrage aan de ontwikkeling van breed waterstof cluster wordt getoetst op de mate waarin de aanvraag en onderliggende doelstellingen, bijdragen aan de doelstellingen voor de ontwikkeling van een breed waterstofcluster. Doelen en ambities zijn onder andere vastgelegd in:

  • -

    Gemeentelijke visie op waterstof 2020 (20bb007093);

  • -

    Een stad coalitieakkoord 2022-2026 (22bb004153);

  • -

    Havenvisie 2030 (19bb22907 en 24bb002075);

  • -

    Het Klimaat Actieplan Rotterdam (24bb003318);

  • -

    Collegebrief over verdeling DTB-middelen (22bb008754).

In het bij de aanvraag in te dienen projectplan kunnen aanvragers dit nader toelichten en duiden onder “bijdrage aan de doelstellingen” voor wat betreft:

  • a.

    beoogde jaarlijkse CO2 winst bij een positieve investeringsbeslissing (FID) voor de beoogde vervolgstap dan wel vervolgstappen;

  • b.

    beoogde jaarlijkse extra productie van groene waterstof bij een positieve investeringsbeslissing (FID) voor de beoogde vervolgstap dan wel vervolgstappen.

Bij de beoordeling wordt voor dit criterium ook gekeken naar de mate waarin het project bijdraagt aan het slim koppelen van vraag en aanbod van waterstof. Indien de beoogde innovatie kan bijdragen aan het voorkomen van netcongestie is dit ook relevant omdat netcongestie ook de implementatie van duurzame maatregelen kan vertragen, zeker in het geval van maatregelen op het gebied van elektrificatie.

Onderdeel a, subonderdeel 2: Bijdrage aan investeringen en werkgelegenheid

Projectaanvragen moeten kunnen aantonen een duidelijke positieve impact te creëren op de Rotterdamse economie. Hier wordt getoetst op:

  • a.

    beoogde investeringen bij een positieve investeringsbeslissing voor beoogde vervolgstappen;

  • b.

    beoogde werkgelegenheid bij een positieve investeringsbeslissing voor beoogde vervolgstappen.

Onderdeel a, subonderdeel 3: Mate van innovatie van oplossing of aanpak

De mate van innovatie wordt beoordeeld aan de hand van de beschrijving in het projectplan. Aanvragers moeten in het projectplan:

  • -

    Helder de innovatie beschrijven. Gaat het om technische-, financieel-organisatorische, sociaal-participatieve of ander soort innovatie? Leg het innovatieve aspect goed uit;

  • -

    Leg goed uit hoe de innovatie bijdraagt aan de doelen op het gebied van waterstof;

  • -

    Licht toe hoe de innovatie zich verhoudt tot andere innovaties op vergelijkbaar gebied.

Rotterdam heeft belang bij de toepassing en opschaling van innovaties met potentiële positieve impact voor de waterstof transitie. Daarom is de subsidieregeling gericht op:

  • a.

    innovaties die zich bevinden in de fase van ontwikkeling waarin aanvragers toewerken naar demonstratie in een operationele omgeving en verdere opschaling en marktintroductie van de innovatie, en het dus indicatief gaat om een verhoging van het technology readiness level (TRL) of commercial readiness level (CRL), waarvan de gebruikte technologie zich in het algemeen bevindt in TRL 5-8.

  • b.

    innovaties met niet-technische uitdagingen in de fase dat productie en marktintroductie van de innovatie wordt voorbereid, inclusief het ontwikkelen dan wel doorontwikkelen van de businesscase, het organiseren dan wel herorganiseren van ketens voor productie, transport, distributie, afname en gebruik van waterstof, en het aantrekken van financiering. Dat kan ook van toepassing zijn voor innovaties in TRL 8 of zelfs 9.

  • c.

    innovaties die voor het eerst worden toegepast en de markt betreden (TRL 9).

Voor de definitie van Technology Readiness Levels wordt verwezen naar: https://www.rvo.nl/onderwerpen/trl).

Onderdeel b, subonderdeel 1: heldere aansluiting van innovatie bij marktbehoefte; helder en kansrijk verdienmodel

De aanvrager dient te onderbouwen in hoeverre de innovatie een oplossing biedt met potentie voor de waterstof economie. Wat is de potentie van de innovatie en waarom is hier behoefte aan? Wat is de visie van de aanvrager over het verdienmodel? En wat is de verwachting over de route richting een commercieel haalbare en repliceerbare innovatie, aanpak en verdienmodel?

Onderdeel b, subonderdeel 2: Kwaliteit van het projectplan

Het projectplan beschrijft helder de innovatie en de toegevoegde waarde en potentie van de innovatie, de stand van zaken van de innovatie ontwikkeling (TRL), wat er totnogtoe bereikt is, welke stappen nog gezet moeten worden om de innovatie commercieel toe te passen en/ of op te schalen, en welke resultaten de aanvrager met de gevraagde subsidie wil bereiken. Afhankelijk van de innovatie kan de ontwikkeling gericht zijn op de toepassing van de innovatie op schaal (investeringsproject) of de ontwikkeling van producten en diensten.

Het projectplan beschrijft de activiteiten en planning van activiteiten en de rol en taakverdeling tussen aanvrager(s). Verder gaat het projectplan in op de communicatie en kennisdeling rondom het project en het vergroten van draagvlak voor de innovatie en de vervolgstappen. Aanvragers geven in het projectplan aan hoe de gemeente Rotterdam het project verder kan faciliteren.

Het projectplan bevat een heldere beschrijving van:

  • a.

    Aanvragers.

  • b.

    Samenvatting van de aanvraag.

  • c.

    Aanleiding van de aanvraag.

  • d.

    Innovatie, ambities en toegevoegde waarde beoogd met de innovatie: maatschappelijke, economische, financiële haalbaarheid en potentie.

  • e.

    Stand van zaken, incl. in welke fase van ontwikkeling de innovatie zich bevindt.

  • f.

    Resultaat van het beoogde project: fase van ontwikkeling, beoogde vervolgstap(pen) en -investering(en).

  • g.

    Aanpak en samenwerking: activiteiten en rolverdeling.

  • h.

    Planning: per activiteit en fase.

  • i.

    Risico’s m.b.t. de aanvraag en de beoogde innovatie.

  • j.

    Potentie qua bijdrage aan de doelstellingen op het gebied van de transitie naar een waterstof economie: kton CO2 besparing per jaar; extra groene waterstofproductie; alsook investeringen en werkgelegenheid.

  • k.

    Draagvlak, communicatie en kennisdeling.

  • l.

    Gewenste andere aanvullende inzet gemeente Rotterdam: inzet netwerk, business development om drempels te doorbreken, te versnellen.

  • m.

    Overig.

Onderdeel b, subonderdeel 3: Kwaliteit van aanvrager(s) en betrokken stakeholders, en hun relatie met Rotterdam

Het is belangrijk dat de aanvrager kan aantonen dat de aanvragende partij de kennis en capaciteit bezit om het project tot een goed einde te kunnen brengen. Omdat het project erop gericht is om op basis van de resultaten een beslissing te maken voor de volgende stappen in de innovatie ontwikkeling, is het ook van belang dat aanvragers in het projectplan aantonen dat zij de juiste partners betrekken, die belang hebben bij toepassing en opschaling van de innovatie.

Het projectplan besteedt aandacht aan:

  • -

    Aanvrager en betrokken partners: een sterk projectplan toont aan dat alle relevante stakeholders betrokken worden, en dat er duidelijke afspraken bestaan tussen deze stakeholders gericht op de doelstellingen en resultaten zoals beschreven in het projectplan. Letters of Commitments of samenwerkingsovereenkomsten met beoogde afnemers en gebruikers van de innovatie kunnen de aanvraag op dit punt versterken.

  • -

    De kwaliteit van betrokken managers en experts van de aanvrager(s) verdient onderbouwing door in te gaan op hun kennis en ervaring.

  • -

    Aanvraag en projectplan onderbouwen de link heeft met de Rotterdamse regio, o.a. door aanwezigheid van stakeholders en partners die de innovatie in Rotterdam kunnen toepassen en/ of een rol kunnen spelen in de verdere ontwikkeling en opschaling van de innovatie en economische activiteiten in dat kader.

Onderdeel b, subonderdeel 4: Omvang, mate van schaalbaarheid en repliceerbaarheid

Aanvrager toont in het projectplan aan dat de innovatie potentie heeft om te worden opgeschaald en gerepliceerd. De gemeente Rotterdam is in het kader van deze subsidieregeling niet op zoek naar innovaties en projecten waarvan het onwaarschijnlijk is dat deze herhaald danwel opgeschaald kunnen worden. In dat kader is de betrokkenheid van partners die belang hebben bij opschaling en replicatie een pre.

Onderdeel b, subonderdeel 5: Haalbaarheid voorziene kapitaalinvestering

Het aantonen van kans op uiteindelijke investering betreft naast technische en financiële aspecten nadrukkelijk ook draagvlak bij relevante partijen. Het aantonen van interesse uit de markt of gezamenlijke activiteiten van een partnerschap vóór indiening van aanvraag is een pré. Aanvragers beschrijven in het projectplan de ambities en toegevoegde waarde beoogd met de innovatie: maatschappelijke, economische, financiële haalbaarheid en potentie.

Onderdeel c, subonderdeel 1: waar voor het geld

‘Waar voor het geld’ vergelijkt de aangevraagde subsidie met de beoogde resultaten in de vorm van investeringen, werkgelegenheid, bijdrage aan de energietransitie en bijdrage aan ontwikkeling van het brede waterstof cluster. Hierbij speelt de potentie om de innovatie op te schalen of te repliceren een rol.

Onderdeel c, subonderdeel 2: Realistische en gedetailleerde kostenraming voor beoogde activiteiten

Een duidelijke uiteenzetting van het benodigde budget en geplande kosten. Dit is gelinkt aan de verwachte inspanning in het projectplan. Duidelijke tariefstructuur en de kosten horen tot de in artikel 5 genoemde typen.

De opgegeven kosten blijven binnen de marktconforme tarieven en prijzen.

Een kostenraming die door beoordelaars als overdreven hoog (of laag) wordt beoordeeld zal de beoordeling van de aanvraag op dit criterium negatief beïnvloeden, aangezien dit ook aantoont dat de aanvrager een onrealistisch beeld van de huidige marktcondities heeft.

Activiteiten en kosten zijn vastgelegd in een begroting voor het project met een onderbouwing van:

  • a.

    Budget per activiteit en fase.

  • b.

    Gevraagde subsidie.

Voor de begroting is een template beschikbaar.

Onderdeel c, subonderdeel 3: Toegevoegde waarde van de subsidie op het project

De subsidie moet het verschil kunnen helpen maken. De aanvrager beschrijft in de aanvraag zo helder en concreet mogelijk:

  • a.

    Wat de uitdagingen zijn om de innovatie verder te ontwikkelen. Beschrijf hier goed wat de specifieke uitdagingen zijn in de huidige fase van ontwikkeling.

  • b.

    Wat de uitdagingen zijn voor de aanvrager als het gaat om de bekostiging van de activiteiten die nodig zijn om de projectresultaten te behalen. Wat kunnen aanvrager, partners zelf op zich nemen? Waar helpt de gevraagde subsidie mee?

Voor grote, kapitaalintensieve innovaties en projecten is dit een aandachtspunt om de toegevoegde waarde van de subsidie goed te onderbouwen. Wat is de toegevoegde waarde van de subsidie in een project dat waarvan de benodigde investeringen in de haalbaarheidsfase (tijd, geld, kennis) een veelvoud van de gevraagde subsidie zijn?

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

Toelichting bij de Subsidieregeling waterstof innovaties

Algemeen

Het college van B&W van de gemeente Rotterdam werkt aan de energietransitie om de klimaatdoelen te behalen en tegelijkertijd te bouwen aan de nieuwe economie.

Doelen en ambities zijn onder andere vastgelegd in:

  • -

    Gemeentelijke visie op waterstof 2020 (20bb7093);

  • -

    Een stad coalitieakkoord 2022-2026 (22bb004153);

  • -

    Havenvisie 2030 (19bb22907 en 24bb002075);

  • -

    Het Klimaat Actieplan Rotterdam (24bb003318);

  • -

    Collegebrief over verdeling DTB-middelen (22bb008754).

De energietransitie in Rotterdam is niet één transitie, maar een transitie van haven en industrie, een transitie van mobiliteit, een transitie van de gebouwde omgeving én een transitie van de energieproductie.

Innovatie en private investeringen op het gebied van waterstof zijn belangrijk om deze doelen te behalen. Dit ook moet resulteren in nieuwe innovatieve werkgelegenheid in de Rotterdamse regio.

Het college stelt in dit kader een subsidie beschikbaar voor een haalbaarheidsstudie, een experimentele ontwikkeling, of voor een combinatie hiervan.

De subsidieregeling richt zich op innovatie op het gebied van de ontwikkeling van een breed waterstofcluster en diensten, producten, projecten en aanpakken op dit gebied.

Met de subsidie wil het college ondernemers stimuleren in hun ambities om innovaties op het gebied van waterstof te ontwikkelen. In de ontwikkelingsfase komen innovaties vaak moeilijk tot stand vanwege de hoge risico’s en het gebrek aan inkomsten in deze fase. Subsidie is dan een aanjager en kan de drempel verlagen om de innovaties toch te doen, omdat deze wel maatschappelijk wenselijk zijn.

Het kan hier bijvoorbeeld gaan om:

  • a.

    innovaties voor de productie en import van groene waterstof;

  • b.

    innovaties voor gebruik van waterstof conform de ladder in de gemeentelijke visie op waterstof:

    • 1°.

      grondstof;

    • 2°.

      brandstof voor industriële warmte;

    • 3°.

      brandstof voor transport en zwaar- en lange afstandsverkeer;;

    • 4°.

      opslag en netstabiliteit;

  • c.

    waterstofmaakindustrie; ondersteuning van bedrijven die zich richten op het leveren van machines, componenten etc. voor ontwikkeling van groene-waterstofwaardeketens.

De subsidie speelt in op de vaak complexe vraagstukken voorafgaand aan investeringsbeslissingen en is gedefinieerd volgens de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV). De subsidie is erop gericht om drempels weg te nemen in de fase die erop gericht is dan wel de fasen die erop gericht zijn om te komen tot een finale investeringsbeslissing (Final Investment Decision), en moet dus resulteren in meer finale investeringsbeslissingen (hierna: FIDs) met positieve impact voor Rotterdam op het gebied van waterstof innovaties. Hiermee worden de gewenste energietransitie en economische transitie versneld.

Impact leidend principe

Het doel van het college is met de subsidies maximale impact te bereiken en toegevoegde waarde te bieden voor de ontwikkeling van een breed waterstofcluster en de inzet van waterstof innovaties voor het behalen van klimaatdoelen.

Aanvragen worden onder andere beoordeeld op de potentiële impact van de innovatie en daarvoor speelt de mate van opschaalbaarheid of repliceerbaarheid een belangrijke rol.

De betrokkenheid van een ondernemer met een belang de innovatie te repliceren of op te schalen helpt in dit kader. Ondernemers worden uitgedaagd om in hun aanvraag helder te maken welke beslissing en investering zij op basis van het beoogde project kunnen nemen voor het vervolg.

Artikelsgewijs

Artikel 3 Activiteiten

Aanvragen en activiteiten moeten duidelijk gericht zijn op een investeringsbeslissing met een duidelijk tijdpad en commitment van partijen. De aanvraag kan gericht zijn op investeringsprojecten, maar ook op investeringen in de introductie en marktuitrol van nieuwe producten en diensten door start-ups en scale-ups, midden- en kleinbedrijf, bedrijven en industrie.

Artikel 4 Doelgroep

  • -

    Subsidies worden bij voorkeur verstrekt aan het Midden en Klein Bedrijf. Tegelijkertijd is het wel wenselijk dat de regeling samenwerking tussen MKB en multinationals of grootbedrijven toestaat als dit wenselijk is voor het innovatieproject. Subsidie wordt daarom niet uitsluitend verstrekt aan het MKB. Ook bij grootbedrijf of zelfs multinationals kan een subsidie helpen de ontwikkeling van waterstof innovaties te versnellen en als katalysator fungeren voor de samenwerking met innovatief klein- of middenbedrijf.

  • -

    Daarom is de doelgroep in de regeling breed geformuleerd als: “ondernemingen die staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel”.

  • -

    Tegelijkertijd wordt bij de beoordeling van subsidieaanvragen bij de score op het criterium “toegevoegde waarde van de subsidie” ook gekeken wordt naar de onderbouwing van het verschil dat de subsidie maakt voor betrokken grootbedrijven of multinationals: waarom is de subsidie nodig? Waarom versnelt dit de ontwikkeling van de innovatie?

  • -

    Ondernemers buiten Rotterdam kunnen ook voor subsidie in aanmerking komen zolang de subsidie erop gericht is impact te maken in Rotterdam. Ondernemers buiten Rotterdam die werken aan een innovatie met potentie voor de Rotterdamse doelen kunnen bijvoorbeeld de samenwerking zoeken met Rotterdamse partners of een duidelijke ambitie aantonen om zich te vestigen in Rotterdam danwel bedrijfsactiviteiten in Rotterdam te ontplooien.

  • -

    De subsidie is niet gericht op de algehele ondersteuning van het ondernemingsklimaat en daaraan gerelateerde programma’s (zoals Platform Zero, H2Makers, e.a.).

Artikel 5 Staatssteun

Deze regeling is getoetst aan het staatssteunkader. De steun kan verenigbaar worden verklaard met de interne markt met toepassing van artikel 25 van de AGVV en de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Er dient voldaan te worden aan zowel de voorwaarden in voornoemde artikelen als de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 1 van de AGVV.

Conform artikel 6 van de AGVV wordt enkel steun uitgekeerd indien deze een stimulerend effect heeft. Dit houdt in beginsel in dat de activiteit niet mag worden gestart alvorens de aanvraag is ingediend.

Publicatie en informatie

Conform artikel 9 van de AGVV worden de publicatieverplichtingen nageleefd. Bij individuele steunverleningen van € 100.000 of meer worden de benodigde gegevens binnen zes maanden vanaf de datum van de toekenning van de steun gepubliceerd via de State Aid Transparency Award Module (TAM). Vanaf de datum van steunverlening blijven de gegevens tien jaar beschikbaar (art. 9, vierde lid, AGVV).

De regeling wordt binnen 20 dagen na vaststelling ter kennisgeving aangeboden aan de Europese Commissie.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

Er wordt aan artikel 25 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening getoetst om de hoogte van de percentages te bepalen.

Artikel 7, derde lid

De steunintensiteit voor experimentele ontwikkeling is 25% en kan worden verhoogd:

  • a.

    Met 10 procentpunten voor middelgrote ondernemingen;

  • b.

    Met 20 procentpunten voor kleine ondernemingen;

  • c.

    Met 5 procentpunten voor ondernemingen gevestigd in Groot Rijnmond. Hiervoor wordt verwezen naar de staatssteunregels omtrent regionale steun: https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/beleidsterreinen/regionale-steun/.

  • d.

    Tot een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten.

Tot de categorie kleine of middelgrote ondernemingen („kmo's”) behoren ondernemingen:

  • -

    waar minder dan 250 personen werkzaam zijn; en

  • -

    waarvan de jaaromzet ten hoogste 50 miljoen Euro in het meest recente boekjaar noteerde.

Binnen de categorie kmo's is een „kleine onderneming” een onderneming:

  • -

    waar minder dan 50 personen werkzaam zijn; en

  • -

    waarvan de jaaromzet ten hoogste 10 miljoen Euro in het meest recente boekjaar noteerde.

In het vierde lid wordt bepaald dat de publieke bijdrage aan een project is gemaximeerd. Met publieke bijdrage wordt bedoeld alle bijdragen van overheden.

Artikel 13 Verplichtingen

Het uitwisselen van niet-concurrentiegevoelige inzichten opgedaan tijdens projecten maakt onderdeel uit van het programma. Kennisdeling draagt bij aan de doelstelling om te komen tot innovaties die breed toepasbaar zijn. De wijze waarop de informatie wordt gedeeld wordt afgestemd met subsidieontvangers.