Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736392
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736392/1
Verordening jeugdhulp Heemstede 2025
Geldend van 08-03-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2025
Intitulé
Verordening jeugdhulp Heemstede 2025De raad van de gemeente Heemstede;
gelezen het voorstel van het college van 14 januari 2025;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 lid 4 van de Jeugdwet;
besluit vast te stellen de volgende regeling:
Verordening jeugdhulp Heemstede 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
aanvraag: een schriftelijk verzoek van een belanghebbende om jeugdhulp;
- b.
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
- c.
college: Het college van burgemeester en wethouders;
- d.
familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak, opgesteld door de ouders en kinderen, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;
- e.
geregistreerde jeugdprofessional: beroepsbeoefenaar die is ingeschreven in het kwaliteitsregister jeugd;
- f.
geregistreerde professional: geregistreerde jeugdprofessional of beroepsbeoefenaar die als arts, verpleegkundige, gezondheidszorgpsycholoog, orthopedagoog-generalist of psychotherapeut is ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
- g.
hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3 lid 1 van de wet;
- h.
individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 die door het college in natura of in een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;
- i.
jeugdhulpplan: een plan voorzien van een omschrijving van de hulpvraag, problematiek, doelen en welke middelen en werkzame elementen nodig zijn om de doelen te behalen en dat de jeugdige of zijn ouders verplicht zijn om op te stellen wanneer zij hulp willen inkopen met een pgb;
- j.
lokale toegang: de persoon of organisatie die namens het college onderzoek doet naar de behoefte aan jeugdhulp;
- k.
ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;
- l.
overige voorziening: een voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;
- m.
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
- n.
sociaal netwerk: personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt;
- o.
vertrouwenspersoon: een onafhankelijke persoon die ouders en jeugdigen kan ondersteunen bij vragen, klachten over en/of problemen met hun rechtspositie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp;
- p.
wet: Jeugdwet
Hoofdstuk 2 Jeugdhulp
Artikel 2.1 Vormen van jeugdhulp
-
1. De volgende vormen van overige voorzieningen (vrij toegankelijk) zijn in ieder geval beschikbaar:
- a.
Informatie en advies;
- b.
Activiteiten zoals training, cursus, themabijeenkomst;
- c.
Jeugdgezondheidszorg;
- d.
Jongerenwerk;
- e.
Maatschappelijk werk;
- f.
Gezins- en jongeren coaching;
- g.
Jeugdhulp op school, op door het college vast te stellen scholen.
- a.
-
2. De volgende vormen van niet vrij-toegankelijke individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
Ambulante begeleiding;
- b.
Ambulante spoedhulp;
- c.
Gezinsbegeleiding;
- d.
Dagbesteding;
- e.
Basis Jeugd-GGZ;
- f.
Specialistische Jeugd-GGZ;
- g.
Diagnostiek;
- h.
Ernstige dyslexiezorg;
- i.
Behandeling individueel;
- j.
Behandeling groep;
- k.
Begeleiding groep;
- l.
Kort verblijf;
- m.
Pleegzorg;
- n.
Gezinshuis;
- o.
Fasehuis, kamertraining;
- p.
Verblijf open setting (regulier en crisis);
- q.
Verblijf klinische bedden (regulier en crisis);
- r.
Verblijf residentiele setting zwaar (regulier en crisis);
- s.
JeugdzorgPlus.
- a.
-
3. Het college kan bij nadere regeling vaststellen welk aanbod onder overige voorzieningen op basis van het eerste lid en niet vrij-toegankelijke individuele voorzieningen op grond van het tweede lid beschikbaar is.
Artikel 2.2 Dyslexiezorg
-
1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg in het geval het vermoeden van ernstige dyslexie bestaat conform het geldende landelijke protocol.
-
2. De dyslexiezorg die door het college wordt toegekend bestaat uit:
- a.
Diagnostiek bij een vermoeden van ernstige dyslexie;
- b.
Behandeling van ernstige dyslexie.
- a.
-
3. Dyslexiezorg is alleen beschikbaar voor leerlingen van 7 tot 13 jaar, waarbij op de school voor primair onderwijs het vermoeden van ernstige dyslexie is geconstateerd.
-
4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening tot dyslexiezorg, de werkwijze van de toegang tot dyslexiezorg en de eisen waaraan het leerlingendossier dient te voldoen.
Artikel 2.3 Vervoer
-
1. Uitgangspunt is dat ouder(s) in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het (regelen van) vervoer van de jeugdige van en naar de jeugdhulpaanbieder.
-
2. Bij de individuele voorzieningen kan vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, worden toegekend, voor zover het naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de betreffende jeugdige, mits niet vanuit andere regelingen of instanties vergoed.
-
3. Er is sprake van een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid in de volgende situaties:
- a.
De jeugdige kan niet reizen met het openbaar vervoer, ook niet onder begeleiding van een volwassene, en ouders beschikken niet over passend vervoer om de jeugdige naar de jeugdhulp locatie te vervoeren, en
- b.
Er door ouders is aangetoond dat ouders of andere personen uit het sociaal netwerk niet in staat kunnen worden geacht om zorg te dragen voor de begeleiding en het vervoer, en
- c.
De afstand naar de jeugdhulplocatie is meer dan 6 kilometer, gemeten over de weg met behulp van de ANWB-routeplanner met de optie de kortste route per fiets.
- a.
-
4. Er is geen sprake van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid in de volgende situaties:
- a.
Ouders kunnen hun kind niet naar de jeugdhulplocatie vervoeren vanwege werkverplichtingen;
- b.
Ouders hebben gekozen voor een jeugdhulpaanbieder buiten de regio, terwijl een vergelijkbaar aanbod binnen de regio beschikbaar is;
- c.
Jeugdige is in staat is om zelfstandig met eigen vervoer of met het openbaar vervoer te reizen;
- d.
Ouders geven aan onvoldoende financiële middelen te hebben voor de reiskosten, hiervoor zijn de regelingen binnen de Participatiewet voorliggend;
- e.
Ouders die op basis van een andere wet of verzekering in aanmerking komen voor een vergoeding van de vervoerskosten;
- f.
Ouders die een aangepast vervoersmiddel voor de jeugdige hebben ontvangen op grond van o.a. de Wmo of de verordening leerlingenvervoer.
- a.
Hoofdstuk 3 Toegang tot jeugdhulp
Paragraaf 3.1 Toegang via het college
Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via het college
-
1. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan door of namens een jeugdige of ouders schriftelijk worden ingediend bij het college.
-
2. Het college draagt er zorg voor dat de jeugdige of ouder geïnformeerd wordt over de mogelijkheid tot het opstellen van een familiegroepsplan. Indien gewenst, wordt de jeugdige of ouder bij het opstellen daarvan ondersteund.
-
3. Bij de beoordeling van een aanvraag om jeugdhulp stemt het college, indien nodig, af met andere voorzieningen.
Artikel 3.2 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren
-
1. Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders:
- a.
De behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige of zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en zijn gezinssituatie;
- b.
Of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, en zo ja:
- I.
Welke problemen of stoornissen dat zijn;
- II.
Welke ondersteuning, hulp en zorg nodig zijn voor de jeugdige om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau;
- III.
Of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en
- IV.
Voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;
- I.
- c.
Hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en
- d.
Indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.
- a.
-
2. Als de jeugdige of zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.
-
3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.
-
4. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
Artikel 3.3 Identificatie
Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en zijn ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht.
Artikel 3.4 Voorwaarden individuele voorziening
-
1. Het college kent een individuele voorziening toe wanneer in het jeugdhulpplan wordt vastgesteld dat de jeugdige:
- a.
Zelfstandig geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden met zijn ouder(s) of andere personen uit zijn sociaal netwerk en de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn;
- b.
Geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;
- c.
Geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.
- a.
-
2. Voldoende eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen wordt geacht aanwezig te zijn, in de volgende situaties:
- a.
De hulpvraag behoort tot de opvoedingsopgaven en/of normale uitdagingen zoals omschreven door het Nederlands Jeugdinstituut in de uitgave ‘Opgroeien en opvoeden’ en waarvan het overzicht is opgenomen in bijlage 1 van deze verordening;
- b.
De hulpvraag een periode van minder dan zes maanden bedraagt, met uitzondering van behandeling;
- c.
Als de oorzaak van de hulpvraag is gelegen in problematiek bij de ouder, bijv. vanwege lichamelijke handicap of psychosociale problematiek, dan hoort de ondersteuning van de ouder onder de Wmo, ook als de jeugdige een handicap heeft. De hulp gericht op de jeugdige is wel jeugdhulp.
- a.
-
3. Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen worden onvoldoende aanwezig geacht te zijn in de volgende situaties:
- a.
De ouder(s) zijn volgens een objectief meetinstrument overbelast;
- b.
Er voor een jeugdige van vijf jaar en ouder 24 uur per dag toezicht nodig is ter voorkoming van ernstig nadeel.
- a.
-
4. Van ouders wordt verwacht dat zij hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen versterken door:
- a.
Oorzaken van overbelasting waar mogelijk weg te nemen;
- b.
Het belang van hun kind voor het belang van de (werk)carrière te stellen;
- c.
Zorgverlof en andere soorten verlof in te zetten;
- d.
Werktijden aan te passen;
- e.
Gebruik te maken van de opvang mogelijkheden van de Wet kinderopvang, zowel voor de jeugdige met een hulpvraag als voor eventueel andere kinderen;
- f.
Het sociaal netwerk in te zetten en te werken aan het vergroten van het sociaal netwerk;
- g.
De jeugdige, indien mogelijk, voltijds onderwijs te laten volgen;
- h.
De eigen problematiek te verminderen, bijvoorbeeld door het inzetten van begeleiding en coaching trajecten vanuit het preventief aanbod, een beroep doen op de Zorgverzekeringswet voor behandeling, het verminderen van scheidingsproblematiek e.d.
- a.
Artikel 3.5 Inhoud beschikking
-
1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 2, wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt, welke afspraken met de jeugdige of zijn ouders zijn gemaakt en hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
-
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt, ingeval een voorziening in natura wordt verstrekt, in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
wat de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
hoe de voorziening wordt verstrekt; en indien van toepassing;
- c.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt, ingeval een voorziening in de vorm van een pgb wordt verstrekt, in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
waarom voor een pgb is gekozen;
- b.
aan welk resultaat het pgb moet worden besteed;
- c.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- d.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- e.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld; en
- f.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
Artikel 3.6 kwaliteitseisen toegang jeugdhulp
-
1. Het College draagt zorg voor de beschikbaarheid van relevante deskundigheid met betrekking tot:
- a.
opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen,
- b.
opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden bedreigd,
- c.
taal- en leerproblemen,
- d.
somatische aandoeningen,
- e.
lichamelijke- of verstandelijke beperkingen, en
- f.
kindermishandeling en huiselijk geweld.
- a.
-
2. Indien het college besluit over het verzoek om een individuele voorziening gelden de navolgende kwaliteitseisen:
- a.
Het onderzoek dient te worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een geregistreerde professional.
- b.
De geregistreerde professional beschikt bij de aanvraag over de passende deskundigheid en/of ervaring conform de indeling genoemd in lid 1.
- c.
Indien de geregistreerde professional deze kennis of ervaring niet zelf heeft, dient ten minste één andere geregistreerde professional te worden geraadpleegd en om advies te worden gevraagd over de aanvraag. Dit advies wordt opgenomen in het jeugdhulpplan.
- a.
-
3. Om de deskundigheid van het besluit tot inzet van een voorziening te waarborgen geldt dat:
- a.
Bij het onderzoek gebruik wordt gemaakt van een gevalideerde instrumenten door daartoe opgeleide professional.
- b.
Indien er geen instrument beschikbaar is wordt een daartoe opgeleide professional met relevante kennis en kundigheid over de gestelde hulpvraag betrokken bij de advisering over, bepaling van en het inzetten van voorzieningen.
- c.
Te allen tijde bij de vraag passende academisch opgeleide professionals beschikbaar zijn voor advisering en besluitvorming.
- a.
-
4. Voor de besluitvorming kan informatie van gecontracteerde aanbieders worden gebruikt, de besluitvorming mag niet aan deze aanbieders worden overgedragen.
-
5. Er dient te worden gehandeld conform de richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming.
-
6. De betrokken jeugdigen worden waar mogelijk gesproken:
- a.
Vanaf 12 jaar gebeurt dit in ieder geval, tenzij de jeugdige niet tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat is.
- b.
Onder de 12 jaar wordt een jeugdige gehoord tenzij dit niet mogelijk is of in strijd is met het belang van het kind.
- a.
Paragraaf 3.2 Toegang tot jeugdhulp niet via het college
Artikel 3.7 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde verwijzer van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
Artikel 3.8 Toegang jeugdhulp via de gecertificeerde instelling of kinderrechter
Het college zorgt conform de wet voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
Paragraaf 3.3 Weigeringsgrond jeugdhulp
Artikel 3.9 Algemene weigeringsgronden
-
1. Een jeugdige of ouder(s) komen niet in aanmerking voor een individuele voorziening als:
- a.
De jeugdige of ouder(s) aanspraak maken op een andere- of overige voorziening die voorziet in de ondersteuningsbehoefte, of de mogelijkheid bestaat dat zij aanspraak kunnen maken op een voorliggende voorziening die voorziet in de ondersteuningsbehoefte, maar zij hiervoor geen aanvraag wensen in te dienen. Voorziet de voorliggende voorziening gedeeltelijk in de ondersteuningsbehoefte dan kan aanvullend alsnog een individuele voorziening worden afgegeven;
- b.
De jeugdige of ouder(s) onvoldoende meewerken aan het onderzoek waardoor de gemeente geen juist onderzoek kan uitvoeren en hierdoor de ondersteuningsbehoefte niet op een juiste wijze kan vaststellen;
- c.
De individuele voorziening niet voldoet aan de eisen met betrekking tot kwaliteit zoals bedoeld in paragraaf 4.1 van de wet en artikel 5.1.1. Besluit Jeugdwet.
- a.
-
2. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder(s) voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt dan worden deze kosten niet vergoed.
Artikel 3.10 Weigeringsgronden gelegen in de specifieke aanbieder van jeugdhulp
Het is niet toegestaan om jeugdhulp in te zetten van aanbieders:
- a.
Die buitenlands hulpaanbod hebben en niet voldoen aan het afsprakenkader buitenlands jeugdhulp.
- b.
Die alle zorg en ondersteuning aanbieden (door aanbieders) buiten EU-landen.
- c.
Die een actieve aanwijzing of herstelopdracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft.
- d.
Waarvan in de voorgaande vijf jaar het contract met de regio is ontbonden wegens niet voldoen aan de contractuele voorwaarden.
- e.
Die geen gegevens heeft aangeleverd voor de jaarverantwoording in de zorg, tenzij wordt voldaan voor de uitzondering voor solistisch werkende jeugdhulpverleners.
- f.
Die niet voldoet aan de Wet normering topinkomens.
- g.
Waar geen SKJ of BIG geregistreerde professionals werkzaam zijn, met uitzondering van vervoer.
Hoofdstuk 4 Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 4.1 Afstemming gezondheidszorg
-
1. Het college draagt zorg dat wanneer zij een besluit neemt over de inzet van zorg die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.
-
2. Het college draagt er zorg voor dat in de gevallen bedoeld in het eerste lid de jeugdige en zijn ouders worden gewezen op de consequentie dat deze zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt, en spant zich in voor de continuïteit van de zorg indien noodzakelijk.
Artikel 4.2 Afstemming langdurige zorg
-
1. Het college draagt zorg dat de lokale toegang de jeugdige of zijn ouders ondersteunt richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
-
2. Indien de jeugdige of zijn ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit van het Centraal Indicatieorgaan Zorg, is het college niet gehouden een individuele voorziening toe te kennen op grond van deze verordening.
Artikel 4.3 Afstemming voorschoolse voorzieningen en het onderwijs
-
1. Het college draagt zorg dat locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs een contactpersoon/contactteam hebben bij de lokale toegang.
-
2. Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen en onderwijszorg worden vastgelegd in het plan voor de jeugdhulp van de jeugdige en zijn ouders.
Artikel 4.4 Afstemming maatschappelijke ondersteuning
-
1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de lokale toegang en de Wet maat- schappelijke ondersteuning aanbieders, indien een jeugdige of zijn ouders naast jeugdhulp- voorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
-
2. Het college draagt zorg dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het achttiende jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en de lokale toegang een besluit hiertoe zo nodig (mede)voorbereidt.
Artikel 4.5 Afstemming werk en inkomen
Het college draagt zorg dat de lokale toegang en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, minimaregelingen, begeleiding naar werk - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget
Artikel 5.1 Persoonsgebonden budget.
-
1. Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen kan het college een pgb verstrekken, in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.
-
2. Het PGB wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders ingevuld pgb-aanvraagformulier. In het pgb-aanvraagformulier staat in ieder geval:
- a.
Welke jeugdhulp de jeugdige of zijn ouders gezien de hulpvraag willen inkopen met het pgb en wat het beoogde resultaat is; en
- b.
indien van toepassing, welke jeugdhulp de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
- a.
-
3. Een pgb is alleen mogelijk indien:
- a.
een aanvrager in aanmerking komt voor een individuele jeugdhulpvoorziening en dit in de vorm van een pgb wenst te ontvangen; en
- b.
de aanvrager kan aantonen dat het inzetten van een pgb tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is; en
- c.
de aanvrager kan motiveren dat het aanbod zorg in natura niet passend is; en
- d.
naar het oordeel van het college is voldaan aan alle in artikel 8.1.1 van de wet genoemde voorwaarden; en
- e.
de ondersteuning die de ouder of jeugdige met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het jeugdhulpplan opgenomen beoogde resultaat; en
- f.
bij de toekenning van een pgb aan een persoon uit het sociaal netwerk er geen risico op overbelasting is; en
- g.
er geen sprake is van een situatie als bedoeld in het volgende lid van dit artikel.
- a.
-
4. Een pgb is niet mogelijk:
- a.
voor andere of overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1;
- b.
voor pleegzorg en daarmee vergelijkbare vormen van verblijf;
- c.
voor zover er sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 8.1.1 lid 4 van de wet;
- d.
voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die voorafgaand aan de indiening van de aanvraag zijn gemaakt;
- e.
voor hulp van een aanbieder die door het college is ingekocht voor het bieden van jeugdhulp in zorg in natura.
- a.
-
5. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd bij de besteding van een pgb:
- a.
Er is geen verantwoordingsvrij bedrag.
- b.
Voor budgethouders met meerdere pgb’s is schuiven tussen verschillende budgetten niet toegestaan, tenzij hierover schriftelijke afspraken zijn gemaakt met het college.
- a.
-
6. Budgethouders mogen vanuit het budget de volgende uitgaven wel doen:
- a.
Vervoerskosten, voor zover hiervoor een beschikking op grond van artikel 2.3 is afgegeven die samenhangt met een individuele voorziening voor begeleiding of behandeling in het kader van de jeugdhulp. Een beschikking voor vervoer wordt alleen afgegeven indien dit vervoer naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht in verband met een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid, mits niet vanuit andere regelingen of instanties vergoed.
- b.
Het pgb mag worden besteed bij een aanbieder zowel binnen als buiten de regio Zuid-Kennemerland en IJmond maar in ieder geval binnen Nederland. Een pgb mag alleen na schriftelijke toestemming van het college besteed worden in EU-landen, deze aanbieder dient te voldoen aan het afsprakenkader buitenlands hulpaanbod.
- a.
-
7. Budgethouders mogen vanuit het budget in ieder geval de volgende uitgaven niet doen:
- a.
kosten voor bemiddeling;
- b.
kosten voor het voeren van een pgb-administratie;
- c.
kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb;
- d.
extra beloningen, zoals eindejaarsuitkering of overlijdensuitkering en gratificaties;
- e.
contributie voor het lidmaatschap van belangenverenigingen voor budgethouders, kosten voor het volgen van cursussen over het pgb, kosten voor het bestellen van informatiemateriaal;
- f.
alle zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Jeugdwet valt;
- g.
alle zorg en ondersteuning (door aanbieders) buiten EU-landen.
- a.
Artikel 5.2 Onderscheid formele hulp en informele hulp
-
1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:
- a.
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
- b.
personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
- c.
personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.
- a.
-
2. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.
-
3. Indien de hulp wordt verleend door een ander dan diegenen beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.
Artikel 5.3 Hoogte van een pgb-tarief
-
1. Het pgb is gebaseerd op een uur-, dagdeel- of etmaaltarief. Er zijn twee soorten tarieven, dit zijn het formele en het informele.
-
2. Van het formele tarief is sprake als de hulp verleend wordt door personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de jeugdige:
- a.
die in loondienst zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en een kopie van de inschrijving in het Handelsregister kunnen overleggen; en
- b.
die een kopie van hun (geanonimiseerde) arbeidsovereenkomst kunnen overleggen waaruit blijkt welke cao wordt toegepast. Het dient daarbij te gaan om een voor de betreffende sector relevante cao die aangemeld is bij de directie UAW van het Ministerie van SZW; of
- c.
die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel (ook in collectief verband) en ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en een kopie van de inschrijving in het Handelsregister kunnen overleggen; en
- d.
die hun SKJ of BIG registratie kunnen overleggen indien van toepassing. Indien een registratie niet van toepassing is, dan worden een kopie van een relevant diploma van een erkende Nederlandse instelling voor beroepsonderwijs uitgereikt aan de beoogde hulpverlener(s) en een VOG van de beoogd hulpverlener(s) die bij aanvang van de hulp niet ouder is dan 12 maanden ingediend.
- a.
-
3. Indien de documenten beschreven in lid 2, niet worden overlegd is te allen tijde sprake van informeel tarief.
-
4. Een hulp uit het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet kan voor op onverplichte basis verleende jeugdhulp (enkel) een tegemoetkoming van € 141 per kalendermaand worden betaald, voor zover van toepassing aangevuld met een tegemoetkoming per kalendermaand voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding of reiskosten ten behoeve van de hulp overeenkomstig de door het college daarvoor vastgestelde bedragen.
-
5. De norm verantwoorde werktoedeling zoals beschreven in het Kwaliteitskader Jeugd is van toepassing op het informele pgb.
-
6. Het college stelt in Nadere regels per ondersteuningsvorm de pgb-tarieven vast. Dit betreft een tarief per eenheid, bijvoorbeeld uren of dagen.
-
7. De hoogte van het pgb is de benodigde omvang van de individuele voorziening in uren of dagdelen maal het tarief.
-
8. Het pgb is nooit hoger dan dat de goedkoopste voorziening in natura zou kosten die past bij wat nodig is.
-
9. De tarieven worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd volgens de OVA-index en kunnen tussentijds indien nodig worden aangepast.
Hoofdstuk 6 Herzien, intrekken, terugvorderen en opschorten
Artikel 6.1 Informatieplicht
Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening
Artikel 6.2 Herziening of intrekking
-
1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb of;
- e.
de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
- a.
-
2. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 6.3 Terugvordering pgb bij de pgb-aanbieder
-
1. Het college kan tot terugvordering van het pgb bij de pgb-aanbieder overgaan indien:
- a.
De pgb-aanbieder geld heeft ontvangen voor zorg die (gedeeltelijk) niet is verleend of niet (geheel) conform de gestelde voorwaarden is verleend en hij niet binnen 72 uur melding heeft gedaan bij de pgb-beheerder om dit te crediteren;
- b.
Een individuele voorziening voor een ander doel is ingezet dan waarvoor het is toegekend;
- c.
Een individuele voorziening zonder toestemming van het college in het buitenland is ingezet.
- a.
-
2. In geval van terugvordering stuurt het college een factuur naar de pgb-aanbieder, die binnen 4 weken moet worden voldaan.
-
3. Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
-
4. De hoogte van de terugvordering is de gehele of de gedeeltelijke geldwaarde van het (ten onrechte) bestede pgb.
Artikel 6.4 Opschorting betaling uit het pgb
-
1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4 lid 1 onder a, d of e van de wet.
-
2. Het college stelt de jeugdige of zijn ouders schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste lid.
Artikel 6.5 Wangedrag
Bij herhaald en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten, kan het college -al dan niet tijdelijke- maatregelen treffen jegens een inwoner ter bescherming van de medewerker van een aanbieder en CJG.
Hoofdstuk 7 Controle en toezicht
Artikel 7.1 Controle
-
1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.
-
2. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verwijzingen door derden rechtmatig zijn.
-
3. Het college kan een onderzoek starten op basis van ontvangen informatie van andere instanties, zoals andere gemeenten, GGD, zorgverzekeraar of vanuit andere beleidsvelden zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Participatiewet etc.
-
4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.
Artikel 7.2 Toezichthouders
-
1. Het college kan toezichthoudende ambtenaren aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.9 van de wet.
-
2. De aangewezen toezichthouder is belast met:
- a.
de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen;
- b.
de bevoegdheid om de (cliënten)administratie te vorderen bij de zorgverlener;
- c.
de bevoegdheid om de administratie te vorderen van de pgb-beheerder;
- d.
vorderen van identificatie;
- e.
inzage van documenten en toegang tot gegevens;
- f.
het betreden van plaatsen (met uitzondering van woningen);
- g.
controleren of de zorgverlener de verplichtingen uit de toekenningsbeschikking of de raamovereenkomst met het college naleeft;
- h.
ondersteuningsinhoudelijk controleren van de overeenkomsten die de pgb-beheerder heeft gesloten; voldoen deze aan bij de aanvraag geleverde gegevens en informatie.
- a.
-
3. Eenieder is verplicht om mee te werken aan het onderzoek van de toezichthouder.
Artikel 7.3 Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van misbruik of oneigenlijk gebruik
Het college kan de nodige maatregelen treffen om het oneigenlijk gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s te voorkomen en fraude te bestrijden. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:
- a.
het college zoekt waar mogelijk samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;
- b.
het college verricht zo nodig onderzoek bij (pgb-) aanbieders van individuele voorzieningen die een subsidie- of contractrelatie met de gemeente onderhouden of die ondersteuning verlenen op grond van een pgb aan inwoners en die verplicht zijn om kosteloos hun medewerking te verlenen;
- c.
het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen, accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties;
- d.
het college kan controleren, al dan niet steekproefsgewijs, of de gemaakte afspraken zoals genoemd in het voorgaande lid worden nagekomen;
- e.
het college kan periodiek controles uitvoeren bij langlopende en/of hoge indicaties;
- f.
het college voert een grondige toets aan de voorkant uit bij de verstrekking van een pgb op:
- i.
de regiemogelijkheden van de ouder of jeugdige of degene die de ouder of jeugdige als vertegenwoordiger wenst in te schakelen.
- ii.
de kwaliteit van de invulling van het door de ouder of jeugdige en (pgb-) aanbieder te overleggen zorgovereenkomst mede met het oog op de te bereiken resultaten.
- i.
- g.
het college monitort het gebruik van het pgb en de behaalde resultaten in relatie tot de gestelde doelen.
Artikel 7.4 Fraudepreventie
Het college zet in op fraudepreventie, dat in ieder geval omvat:
- a.
het voorlichting geven aan inwoners van de gemeente en in het bijzonder aan inwoners aan wie een individuele voorziening is toegekend;
- b.
het informeren van inwoners over de rechten en plichten die zijn verbonden aan het ontvangen van een individuele voorziening en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik;
- c.
het vroegtijdige opsporen van misbruik of oneigenlijk gebruik.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Artikel 8.1. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- c.
een brancheconforme toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- e.
kosten voor bijscholing van het personeel;
- f.
kosten voor indexering.
Artikel 8.2 Vertrouwenspersoon
-
1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
-
2. Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Artikel 8.3 Inspraak en medezeggenschap
-
1. Het college betrekt de inwoners van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
-
2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
-
3. Het college zorgt ervoor dat inwoners kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
-
4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Artikel 8.4 Klachtregeling
-
1. Het college kan een regeling vaststellen voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 8.5 Nadere regels
Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college binnen de kaders van deze verordening nadere regels stellen.
Artikel 8.6 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassingen van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen
Artikel 9.1 Intrekking oude verordening en overgangsbepalingen
-
1. De ‘Verordening Jeugdhulp Heemstede 2015’ wordt ingetrokken.
-
2. Een jeugdige houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de ‘Verordening Jeugdhulp Heemstede 2015’ totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
-
3. Aanvragen die zijn ingediend onder de “Verordening Jeugdhulp Heemstede 2015’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
-
4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de ‘Verordening Jeugdhulp Heemstede 2015’ wordt beslist met inachtneming van die verordening.
Artikel 9.2 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2025, zo nodig met terugwerkende kracht.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Heemstede 2025.
Ondertekening
Vastgesteld door de raad op 27 februari 2025.
Bijlage 1 Overzicht van ontwikkelingstaken, opvoedingsopgaven en ‘normale’ uitdagingen.
Onderstaand overzicht uit ‘Opgroeien en opvoeden’ van het NJI, is niet uitputtend maar geeft voorbeelden van ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven die kenmerkend zijn voor de verschillende leeftijdsgroepen. Vaak begint de ontwikkeling al in een eerdere fase, maar staat het in het schema in de fase waarin dit het meeste speelt.
Leeftijd |
Belangrijkste milieus |
Ontwikkelingstaken |
Opvoedingsopgaven |
Normale uitdagingen |
0 – 2 jaar |
|
|
|
|
2 – 4 jaar |
|
|
|
|
4 – 6 jaar |
|
|
|
|
6 – 12 jaar |
|
|
|
|
12 – 16 jaar |
|
|
|
|
16 – 23 jaar |
|
|
|
|
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl