Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid bestuur (artikel 213a Gemeentewet) gemeente Enschede 2025

Geldend van 07-03-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid bestuur (artikel 213a Gemeentewet) gemeente Enschede 2025

De raad van de gemeente Enschede;

gelezen het voorstel van burgemeesters en wethouders van 28 januari (2500003110)

gelet op artikel 213a, eerste lid, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid bestuur (artikel 213a Gemeentewet) gemeente Enschede 2025

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • doelmatigheid: de mate waarin een maximale hoeveelheid producten en prestaties is gerealiseerd met een minimale hoeveelheid middelen of een hogere kwaliteit wordt bereikt met een gelijkblijvende hoeveelheid aan middelen. Waarbij de maximale prestaties en effecten van beleid worden gerealiseerd tegen zo min mogelijke ongewenste neveneffecten;

  • doeltreffendheid: de mate waarin de geleverde producten en prestaties, al dan niet via beleid, bijdragen aan het realiseren van gestelde gemeentelijke beleidsdoelen, met zo min mogelijke ongewenste neveneffecten

Artikel 2. Onderzoeksfrequentie

  • 1. Burgemeester en wethouders verrichten doorlopend onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente en de uitvoering van taken door de gemeente. Deze onderzoeken worden zoveel uitgevoerd voorafgaand aan het aanbieden van beleidsdocumenten aan de raad, zodat de raad kennis kan nemen van aanbevelingen uit de onderzoeken en deze kan meenemen in haar afweging.

  • 2. Burgemeester en wethouders rapporteren in de begroting over de onderzoeken die in het komende jaar worden uitgevoerd.

Artikel 3. Onderzoeksopzet

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen jaarlijks een onderzoeksopzet op in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting, voor de in het daaropvolgende jaar te verrichten onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid.

  • 2. De onderzoeksopzet stuurt op beantwoording van de volgende vragen:

    • a.

      Wat wordt er precies onderzocht?

    • b.

      Wat is de reikwijdte van het onderzoek?

    • c.

      Welke onderzoeksmethode gebruiken we?

    • d.

      Wat is de tijdsplanning van het onderzoek?

    • e.

      Wordt het onderzoek intern of extern uitgevoerd?

Artikel 4. Voortgang onderzoeken

  • 1. Burgemeester en wethouders rapporteren in de zomernota en de jaarrekening over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders presenteren in de jaarrekening een overzicht van de in het voorafgaande jaar uitgevoerde onderzoeken in het kader van deze verordening en de hieruit voortgekomen resultaten en aanbevelingen.

Artikel 5. Verslag en plan van verbetering

  • 1. De onderzoeksresultaten worden vastgelegd in een verslag. Het verslag bevat tenminste een analyse van de onderzoeksresultaten en indien nodig aanbevelingen voor verbetering.

  • 2. Op basis van het verslag stellen burgemeester en wethouders, wanneer aanbevolen, een plan van verbetering op.

  • 3. Het verslag en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

  • 4. Burgemeester en wethouders nemen op basis van het plan van verbetering organisatorische maatregelen.

Artikel 6. Intrekking oude regeling

De oude verordening “verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid gemeente Enschede 2014” wordt gelijktijdig bij bekendmaking van deze Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid bestuur (artikel 213a Gemeentewet) gemeente Enschede 2025 ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 7 maart 2025.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid bestuur (artikel 213a Gemeentewet) gemeente Enschede 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 maart 2025.

De voorzitter, R.W. Bleker

De griffier, J.J. Ligteringen

Algemene toelichting op Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid bestuur (art 213a Gemeentewet) gemeente Enschede 2025

Artikel 213a van de Gemeentewet verplicht tot periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door burgemeester en wethouders gevoerde bestuur. Anders dan het onderzoek door de rekenkamer gaat het hierbij om een zelfonderzoek. Onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid – bijvoorbeeld op het gebied van milieu, leefbaarheid, openbaar vervoer en huisvesting – is van groot belang voor het oordeel over het gevoerde beleid. Met deze onderzoeken wordt beoogd de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten, en daardoor doelmatiger en doeltreffender te werken en de publieke verantwoording daarover te versterken. Alle zaken die voor een doelmatig en doeltreffend bestuur van belang zijn kunnen daarbij aan de orde komen.

Ook dienen burgemeester en wethouders periodiek te onderzoeken of de inrichting van de gemeentelijke organisatie (in brede zin: de personeelsformatie, de informatievoorziening en de administratieve organisatie) en het gemeentelijk middelenbeheer aan de gestelde eisen voldoet.

Burgemeester en wethouders zijn verplicht de onderzoeken te verrichten en hiervan verslag uit te brengen. De verordening die de raad vaststelt, conform artikel 213a van de Gemeentewet, bevat de kaders voor deze onderzoeken. De raad bepaalt de regels waaraan burgemeester en wethouders op hoofdlijnen moeten voldoen. De raad stelt ook vast hoe hij bij de onderzoeken betrokken wordt en daarover geïnformeerd wordt.

Relatie met de rekenkamer

De controle op en de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestuur geschieden primair door de raad en burgemeester en wethouders zelf. Daarnaast doet de rekenkamer ook onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en beheer. De rekenkamer kan op grond van het gestelde in artikel 213a, derde lid, van de Gemeentewet gebruik maken van de onderzoeksresultaten van burgemeester en wethouders. Ook kan de rekenkamer zo nodig een tweede oordeel geven, als ze van mening is dat over een bepaald onderwerp een onafhankelijk oordeel moet worden gegeven.

Artikelsgewijze Toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

Artikel 2. Onderzoeksfrequentie

In artikel 2 worden burgemeester en wethouders opgedragen onderzoek te doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door burgemeester en wethouders gevoerde bestuur. De raad stelt vast met welke frequentie deze onderzoeken van burgemeester en wethouders minimaal moeten plaatsvinden. De raad doet dit bij het vaststellen van de gemeentebegroting, waarin de onderzoeken voor het aankomende jaar worden aangekondigd.

Eerste lid

De onderzoeken naar de doelmatigheid betreffen onderzoeken naar de uitvoering van het gemeentelijk beleid en beheer van gemeentelijke middelen. Omdat de uitvoering wordt gedaan door de gemeentelijke organisatie, richten deze onderzoeken zich enerzijds op de organisatie-eenheden van de gemeente en anderzijds op de gemeentelijke taken en doelmatigheid in de procesgang.

Tweede lid

De onderzoeken naar de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma's of paragrafen van de begroting geformuleerde beleid dat in een bepaald jaar wordt aangeboden of hernieuwd. Dit beleid kan programma’s of paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten.

Artikel 3. Onderzoeksplan

Eerste lid

Burgemeester en wethouders stellen een onderzoeksplan op voor het komende jaar. Het onderzoeksplan moet een volledig beeld geven van de voorgenomen onderzoeken, zij het uiteraard nog globaal. De onderzoeken in het onderzoeksplan worden per onderzoek uitgewerkt. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als hij dat nodig acht invloed uit te oefenen.

Het onderzoeksplan voor het komend jaar wordt als onderdeel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting aangeboden aan de raad. Het wordt als zodanig ook door de raad vastgesteld.

Tweede lid

In het tweede lid is aangegeven welke onderzoeksvragen in ieder geval moet worden opgenomen in het onderzoeksplan. Aanvullingen op deze onderzoeksvragen zijn mogelijk. Onderzoeken in het kader van deze verordeningen.

Tweede lid, onder a

Het onderzoeksobject wordt dusdanig omschreven dat duidelijk aangegeven is wat de afbakening van het onderzoek is. Daarbij worden bij de doelmatigheidsonderzoeken duidelijk de scheidslijnen aangegeven ten aanzien van de te onderzoeken procedures en instrumenten. Bij de doeltreffendheidsonderzoeken worden duidelijk de scheidslijnen met andere beleidsvelden aangegeven.

Tweede lid, onder b

De reikwijdte van ieder onderzoek strekt zich in beginsel uit over alle organen (raad en burgemeester en wethouders), organisatie-eenheden en instellingen waarvoor de gemeente bestuurlijk verantwoordelijk is of waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd. De reikwijdte kan in het onderzoeksplan worden ingeperkt door het aangeven van het te onderzoeken tijdvak en de te onderzoeken organen, organisatie-eenheden en instellingen. De reikwijdte van onderzoeken moet van te voren duidelijk worden aangegeven.

Tweede lid, onder c

Hier wordt aangegeven welke onderzoeksmethode per onderzoek wordt gebruikt. Te denken valt aan het meten van de effecten van begrotingsprogramma's, aan de hand van tevoren bepaalde indicatoren. Dat kunnen meetbare en telbare prestaties zijn. Ook kan worden gedacht aan meningspeilingen in enigerlei vorm en andere 'zachtere' meetmethoden. Naast de vraag of de doelstellingen zijn gehaald kan worden onderzocht of dat gebeurd is met een zo efficiënt mogelijk gebruik van middelen. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van benchmarking.

Tweede lid, onder d

Er wordt een inschatting van de duur van het onderzoek gegeven, eventueel onderverdeeld in fasen.

Tweede lid, onder e

Onderzoeken kunnen in opdracht van burgemeester en wethouders worden uitgevoerd door het ambtelijke apparaat (al of niet met inbreng van deskundigheid van derden) of door derden. Indien de ambtelijke organisatie de onderzoeken uitvoert, zullen in het onderzoeksplan waarborgen dienen te worden ingebouwd, waarmee de onafhankelijkheid van de analyse en/of adviezen ter verbeteringen worden gegarandeerd. Dat betekent dat het onderzoek zelf mag worden uitgevoerd door functionarissen die in hun dagelijks werk betrokken zijn bij het onderzoeksobject. De evaluatie en de aanbevelingen voor verbetering daarentegen moeten zoveel als mogelijk onafhankelijk tot stand komen en uitgevoerd worden door functionarissen die niet in hun dagelijks werk betrokken zijn bij het onderzoeksobject.

Artikel 4. Voortgang onderzoeken

De paragraaf bedrijfsvoering van de jaarstukken dient inzicht te geven in de stand van zaken omtrent de bedrijfsvoering. Daarbij dient een relatie te worden gelegd met de inhoud van de programma's. Het ligt voor de hand om in deze paragraaf eveneens te rapporteren over de stand van zaken bij de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur en de uitputting van bijbehorende budgetten.

Artikel 5. Verslag en plan van verbetering

Eerste lid

Met de onderzoeken beoogt de gemeente de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten en de publieke verantwoording daarover te versterken. De bevindingen van de onderzoeken worden dan ook neergelegd in verslagen voor de raad, zoals voorgeschreven in artikel 213a, eerste lid, van de Gemeentewet. De verslagen dienen volgens artikel 197, tweede lid, van de Gemeentewet te worden gevoegd bij de jaarrekening en het jaarverslag. Dat betreft uiteraard de verslagen die tijdens het betreffende verslagjaar zijn afgerond. Dat sluit echter geenszins uit dat de raad, als hij dat wenst, de verslagen ontvangt zodra ze zijn vastgesteld.

Systematische aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid impliceert ook het doel om te leren, om te denken over en te streven naar verbetering, daarom is in deze verordening opgenomen dat evaluatie en aanbevelingen voor verbetering onderdeel zijn van het verslag.

Tweede lid

Bedrijfsvoering is een zaak van burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders bepalendan ook of op basis van de onderzoeksresultaten het nodig is een plan van verbetering op te stellen.

Het plan wordt – indien van toepassing – opgesteld door burgemeester en wethouders.

Derde lid

Het plan van verbetering wordt uiteraard ook ter kennisgeving aan de raad gestuurd.

Vierde lid

Tot slot volgt dat een plan van verbetering moet leiden tot actie. Het zijn burgemeester en wethouders die de organisatorische maatregelen nemen tot verbetering.