Integrale verordening sociaal domein gemeente Eijsden-Margraten 2025/1

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 05-03-2025

Intitulé

Integrale verordening sociaal domein gemeente Eijsden-Margraten 2025/1

De raad van de gemeente Eijsden-Margraten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 18 februari 2025,

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 lid 1,2,4 en 7, 2.1.5 lid 1, 2.1.6, 2.3.6 lid 4 en 2.6.6 lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Uitvoeringsbesluit Wmo2015; de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet; artikelen 8, 8a, 8b, 10b, vijfde lid, en 47 van de Participatiewet; artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; artikel 13 tot en met 17, 22, 23 en 26 van de Wet Inburgering 2021; en de artikelen 121, 122, 147, 149 en 150 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de Dialoogvergadering op datum 10 februari 2025

en het advies van de adviesraad Sociaal Domein gemeente Eijsden-Margraten,

besluit vast te stellen: de Integrale verordening sociaal domein gemeente Eijsden-Margraten 2025/1.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Inleiding verordening sociaal domein gemeente Eijsden-Margraten

Hoofdstuk 2. Van hulpvraag tot besluit

Hoofdstuk 3. Werk en Participatie

Hoofdstuk 4. Gezond en veilig opgroeien

Hoofdstuk 5. Wonen in een veilige en gezonde omgeving

Hoofdstuk 6. De vorm van de ondersteuning

Hoofdstuk 7. Inkomen en schulden

Hoofdstuk 8. Afspraken tussen inwoner en gemeente

Hoofdstuk 9. Inwonersparticipatie

Hoofdstuk 10. Kritiek op de uitvoering

Hoofdstuk 11. Kwaliteit, inkoop en aanbesteding

Hoofdstuk 12. Van oud naar nieuw

Hoofdstuk 13. Begrippen

Hoofdstuk 1. Inleiding verordening sociaal domein gemeente Eijsden-Margraten

Deze verordening geeft gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:

  • Werken en participeren;

  • Uitkeringen;

  • Schuldhulpverlening;

  • Gezond en veilig opgroeien;

  • Gelijke ontwikkelkansen voor ieder kind

  • Wonen in een veilige en gezonde omgeving;

1.1 Waarom deze regels?

In Nederland vinden we het belangrijk dat:

  • u mee kunt doen aan het maatschappelijk leven en/of aan het werk kunt gaan;

  • u in ieder geval een minimum inkomen hebt;

  • u uw financiën op orde hebt;

  • u zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunt wonen en voor uzelf kunt zorgen

  • u een geschikte en schone woonruimte hebt waar u veilig kunt wonen

  • u een goede kwaliteit van leven heeft.

  • uw kind gezond en veilig kan opgroeien en veilig naar de school kan gaan die bij hem/haar past.

Het is onze taak u hierbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

  • Participatiewet (Pw), de Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk ongeschikte werknemers (IOAW), de Inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), Besluit bijstandverlening voor zelfstandigen (Bbz);

  • Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo);

  • Jeugdwet (Jw);

  • Wet Inburgering 2021 (Wib);

  • Gemeentewet (Gw);

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Die regels noemen wij “nadere regels”. Dan kan ook een beleidsregel zijn.

1.2 Artikel en Wet

Deze verordening is gebaseerd op de bovenstaande wetten. Die wetten vormen de wettelijke basis voor de artikelen in deze verordening. Maar niet voor alle artikelen geldt dat in iedere wet daarover iets is terug te vinden. Dat verschilt per artikel. Daarom is per artikel aangegeven op welke wetten dat artikel is gebaseerd.

Waar in deze verordening Gemeentewet als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene regelingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (artikel 121 Gemeentewet).

Bij een aantal artikelen wordt ook ‘Awb’ (de Algemene wet bestuursrecht) genoemd. Die verwijzing staat erin wanneer er in de Awb specifieke bepalingen zijn opgenomen die op dat artikel van toepassing zijn.

1.3 Uitgangspunten

De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:

  • 1.

    zijn bedoeld om de in 1.1. genoemde doelen te realiseren;

  • 2.

    zijn goed leesbaar;

  • 3.

    regelen niet meer dan nodig is;

  • 4.

    houden uw en onze administratieve lasten zo laag mogelijk;

  • 5.

    kunnen goed uitgevoerd worden en zijn voor iedereen duidelijk;

  • 6.

    zijn onderling afgestemd op elkaar;

  • 7.

    respecteren de wetten, maar wijken daar soms vanaf als dat nodig is om de doelen van de wetgever te realiseren of belangrijke internationale regels na te komen;

  • 8.

    worden binnen de beschikbaar gestelde budgetten uitgevoerd.

1.4 Kernwaarden sociaal domein

Bij het toepassen van de regels uit deze Integrale Verordening houden wij rekening met de doelen van de wetten die hierboven genoemd zijn en relevante beleidsdoelen. Wij gaan daarbij uit van de volgende samenhangende kernwaarden:

  • 1.

    Wij ondersteunen u in een (tijdelijke) kwetsbare situatie, zodat u goede kwaliteit van leven kunt hebben en naar vermogen in de samenleving kunt meedoen.

  • Wat betekent (tijdelijke) kwetsbare situatie?

  • Het is mogelijk dat u in een situatie verkeert waarin ondersteuning nodig is om een zinvol bestaan te kunnen leiden. Deze ondersteuning kan tijdelijk zijn om daarna zelfstandig weer verder te kunnen, maar ondersteuning kan ook blijvend zijn, bijv. door gebruik van een rolstoel. Daarbij geld het principe: niet meer, maar ook niet minder ondersteuning dan noodzakelijk.

  • Goede kwaliteit van leven betekent dat:

    • u passend kunt wonen in de vertrouwde omgeving met het eigen netwerk;

    • u ondersteund kunt worden;

    • u gehoord en begrepen wordt met uw hulpvraag;

    • u kunt doen wat u fijn vindt en wat u leven betekenis geeft;

    • u tijdig wordt geholpen wanneer de situatie thuis achteruitgaat of onveilig wordt;

    • uw kinderen veilig en gezond kunnen opgroeien;

    • u en uw kinderen gelijke kansen hebben om zich te ontwikkelen en deel te nemen aan de samenleving;

    • u een gezonde financiële huishouding kunt voeren.

  • 2.

    Wij bekommeren ons om u. Het gaat ons om uw situatie en uw hulpvraag en niet om de voorzieningen.

  • 3.

    Wij werken integraal vanuit uw hulpvraag.

  • Integraal

  • Wij helpen om uw hulpvraag goed in beeld te brengen. Wij benaderen de hulpvraag vanuit een brede aanpak, waarbij wij aandacht hebben voor mogelijke (achterliggende) hulpvragen op meerdere leefgebieden. Wij gaan uit van eigen regie: wij vullen de mogelijke hulpvraag niet voor u in. Het initiatief voor de hulpvraag ligt bij u.

  • 4.

    De meest kwetsbaren helpen wij zo snel mogelijk, het liefst zonder wachttijden. Mocht uw hulpvraag urgent zijn dan helpen wij u met voorrang

  • De meest kwetsbaren zijn mensen die het op eigen kracht het niet kunnen redden en om verschillende reden geen familie, vrienden en sociale netwerk hebben. Denk aan daklozen, personen met verward gedrag, mensen met zware psychische en/of lichamelijke beperkingen.

  • 5.

    We denken in oplossingen en niet in problemen. We zijn creatief en in staat onze eigen normen los te laten. We houden bij het bieden van oplossingen wel rekening met de verschillende belangen die er zijn en zorgen voor een professionele en proportionele afweging

  • 6.

    We ondersteunen u met het oog op uw zelfredzaamheid. En wij gaan uit van eigen kracht.

  • Zelfredzaamheid betekent:

  • Zelfredzaam is (zelf) problemen en tegenslagen kunnen oplossen en verwerken. Dat betekent dan ook dat u bij problemen die u zelf niet kunt oplossen, op tijd hulp kunt vragen.

  • Eigen kracht betekent:

  • Wij ondersteunen waar nodig en gaan ervan uit dat u eerst zelf oplossingen vindt voor problemen, bijvoorbeeld met ondersteuning van uw familie, vrienden en bekenden (sociaal netwerk) of door gebruik te maken van algemene voorzieningen, dat zijn algemeen gebruikelijke en algemeen toegankelijke voorzieningen.

  • Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die:

    • niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking;

    • gewoon verkrijgbaar is;

    • niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

    • een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en of participatie;

    • waarover iedereen in dezelfde omstandigheden ook zou kunnen beschikken,

    • financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimum niveau.

  • Een algemeen toegankelijke voorziening is een voorziening die:

  • zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden toegankelijk is.

  • 7.

    Wanneer eigen kracht en algemeen toegankelijke voorzieningen niet toereikend zijn, kunnen wij ondersteuning-op-maat inzetten.

  • 8.

    We maken ondersteuning gemakkelijk bereikbaar.

  • 9.

    Wij werken vanuit het gedachtengoed van positieve gezondheid.

  • Positieve gezondheid is een werkwijze die niet de ziekte, maar een betekenisvol leven van mensen centraal stelt. De nadruk ligt op de veerkracht, eigen regie en het aanpassingsvermogen van de mens en niet op de beperkingen of ziekte.

  • 10.

    Wij zijn kostenbewust, zodat hulp en ondersteuning beschikbaar en betaalbaar kan blijven. Wij zetten de goedkoopst- adequate hulp en ondersteuning in.

Wij helpen om uw hulpvraag goed in beeld te brengen. Wij benaderen de hulpvraag vanuit een brede aanpak, waarbij wij aandacht hebben voor mogelijke (achterliggende) hulpvragen op meerdere leefgebieden. Wij gaan uit van eigen regie: wij vullen de mogelijke hulpvraag niet voor u in. Het initiatief voor de hulpvraag ligt bij u.

Deze kernwaarden zijn van toepassing voor het hele sociale domein. Per hoofdstuk kunnen nog specifieke kernwaarden worden benoemd. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 13.

Hoofdstuk 2. Van hulpvraag tot besluit

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop u aan ons hulp kunt vragen wanneer het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Hierin beschrijven wij hoe u een hulpvraag kunt voorleggen, hoe de afhandeling hiervan in zijn werk gaat en wat u van ons kunt verwachten en wat wij van u verwachten.

Uitgangspunt is dat u alle hulpvragen die u heeft in één keer kunt stellen en dat er één procedure is. Dit is de standaardprocedure. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route. Dit wordt aan het einde van dit hoofdstuk genoemd.

2.1 Melding

2.1.1 De hulpvraag

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz, Wgs,]

  • 1.

    U kunt bij ons terecht met hulpvragen of probleem. U kunt deze schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal aan ons voorleggen. Het is mogelijk dat iemand anders uw vraag of probleem aan ons voorlegt. Daar is dan wel een machtiging voor nodig.

  • 2.

    De eerste verkenning van uw hulpvraag wordt telefonisch gedaan.

  • 3.

    De verkenning van uw hulpvraag kan leiden tot een melding. Dat betekent dat wij uw gegevens en hulpvraag registreren in onze systemen. In overleg met u wordt de noodzaak van een vervolggesprek bepaald om uw situatie en of hulpvraag nader te onderzoeken.

  • 4.

    Het vervolggesprek kan bij u thuis plaatsvinden maar kan in overleg met u ook elders op locatie plaatsvinden.

  • 5.

    Wij informeren u over de gratis hulp van een onafhankelijke cliëntondersteuner.

  • 6.

    Wij informeren u dat een jeugdige en/of (pleeg)ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 7.

    Voor een vervolggesprek kunt u een ondersteuner meenemen. Deze ondersteuner kan iemand uit uw omgeving zijn of een onafhankelijke cliëntondersteuner.

  • 8.

    Voor het vervolggesprek kunt een plan opstellen waarin u uw persoonlijke situatie en mogelijke oplossingen in kaart brengt. Dat plan noemen wij een persoonlijk plan.

2.1.2 Gegevens

  • 1. Wij verzamelen de gegevens die nodig zijn voor het vervolggesprek om de hulpvraag en persoonlijke situatie verder te kunnen onderzoeken.

  • 2. Wij vragen u om gegevens die wij niet zelf kunnen inzien binnen een bepaalde termijn aan te leveren. Bij de uitnodiging voor het vervolggesprek geven wij aan welke gegevens dat zijn.

  • 3. Wij verwachten dat u alle gegevens aan ons geeft die nodig zijn.

2.2 Vervolggesprek na de melding

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz, Wgs]

2.2.1 Procedure vervolggesprek

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz, Wgs]

  • 1.

    Binnen 5 werkdagen na de melding nemen wij contact met u op en maken indien nodig een afspraak voor het vervolggesprek.

  • 2.

    Wij zetten ons ervoor in dat dit vervolggesprek zo snel mogelijk en maximaal binnen 6 weken na de melding plaats vindt, behalve bij spoedeisende gevallen. Zie art. 2.5.1 van deze verordening

  • 3.

    Voordat het gesprek van start gaat vragen wij u en eventuele anderen die aanwezig zijn bij het gesprek om een geldig identiteitsbewijs.

  • 4.

    U kunt een persoonlijk plan meenemen naar het vervolggesprek, zie artikel 2.1.1. lid 7.

  • 5.

    Onze ondersteuning kan bestaan uit algemeen toegankelijke voorziening(en), maatwerkvoorziening(en) of een combinatie daarvan. Voor ondersteuning met een maatwerkvoorziening dient u een aanvraag in. Dan vragen wij u de gegevens die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen binnen 14 dagen in te leveren. Voor de beoordeling kunt u worden verwezen voor een (medisch) advies.

2.2.2 Inhoud vervolggesprek en onderzoek

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz, Wgs]

  • 1.

    Wij gaan met u in gesprek om een goed beeld te krijgen van het probleem en hoe dat probleem opgelost kan worden. Wij helpen u indien gewenst uw situatie goed in beeld te krijgen.

  • 2.

    In het vervolggesprek onderzoeken wij samen met u:

    • a.

      uw situatie, uw behoeften en voorkeuren, veiligheid, ontwikkelingskansen;

    • b.

      het gewenste effect van ondersteuning. Daarbij kijken wij niet alleen naar de situatie nu maar ook naar de langere termijn;

    • c.

      de mogelijkheden om zelf, met hulp van vrienden, familie of via algemeen toegankelijke voorzieningen passende hulp en ondersteuning te krijgen;

    • d.

      de behoefte aan ondersteuning van uw mantelzorger;

    • e.

      de mogelijkheden om in samenwerking met andere organisaties te komen tot passende hulp en ondersteuning met het oog op zelfredzaamheid en participatie;

    • f.

      de mogelijkheden om te kiezen voor zorg in natura of een persoonsgebonden budget (pgb), waarbij wij in begrijpelijke bewoordingen de gevolgen van die keuze bespreken.

  • 3.

    Wanneer uw hulpvraag en de situatie ons al bekend is, dan kunnen wij in overeenstemming met u, afzien van het vervolggesprek.

  • 4.

    Wanneer u reeds een persoonlijk plan heeft gemaakt, dan voeren wij het vervolggesprek vanuit dat plan.

  • 5.

    Wij zetten ons ervoor in om in één gesprek mogelijke meerdere hulpvragen in beeld te brengen.

  • 6.

    Om de hulpvraag goed te kunnen onderzoeken kunnen wij u vragen dat uw huisgenoten die mogelijk een bijdrage kunnen leveren aanwezig zijn bij het gesprek. U en de huisgenoten moeten de gegevens en informatie die nodig zijn voor de beoordeling van de hulpvraag verstrekken.

  • 7.

    Voordat het gesprek van start gaat laat u een geldig identiteitsbewijs zien.

2.2.3 Ondersteuningsplan en verslag

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz, Wgs]:

  • 1.

    Binnen 6 weken na het (vervolg)gesprek sturen wij u een verslag van de uitkomsten van het onderzoek naar uw hulpvraag en naar uw situatie.

  • 2.

    In dit verslag staat wat er nodig is om het probleem op te lossen en hoe dat aan te pakken. Dit verslag kan ook uw ondersteuningsplan bevatten. Uw eventuele opmerkingen of latere aanvullingen naar aanleiding van het verslag worden in het verslag verwerkt.

  • 3.

    Wanneer u een aanvraag wilt indienen voor een maatwerkvoorziening dan beschouwen wij het geretourneerde, door u ondertekende verslag als de aanvraag.

  • 4.

    Wanner u door ons wordt verwezen naar een andere organisatie of een andere voorziening, bv algemeen toegankelijke voorziening, dan kunt u het verslag voor kennisgeving aannemen.

  • 5.

    Wanneer u het niet eens bent met de conclusie van het verslag en in te zetten ondersteuning, dan kunt u dat op het verslag aangeven en het verslag aan ons retourneren.

2.2.4 Second opinion

[Wmo, Jeugd, PW]

Wanneer u het niet met ons eens bent over de in te zetten ondersteuning, kunt u eenmalig vragen om een second opinion. Dat houdt in, dat een andere medewerker of een onafhankelijk deskundige opnieuw uw situatie beoordeelt. Als die heroverweging leidt tot een aanpassing van de hulp, dan stellen wij u daarvan schriftelijk op de hoogte.

2.2.5 Advisering

[Awb Jeugdwet, Wmo, PW, Bbz, Wib, IOAW, IOAZ, Awb, Wgs]

Wij zorgen dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt deskundig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Wanneer de medewerker specifieke deskundigheid niet heeft, zorgen wij voor externe advisering, Dit advies (deskundig oordeel) betrekken wij bij de beoordeling van de melding of de aanvraag.

2.3 Aanvraag

2.3.1 Aanvraag ondersteuning-op-maat

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz, Awb Wgs]

  • 1.

    Een aanvraag kunt u ook indienen via een aanvraagformulier dat u kunt vinden op onze website.

  • 2.

    Wanneer het door u ondertekende verslag bij ons binnenkomt wordt dit verslag aangemerkt als een aanvraag, zie artikel 2.2.3.

  • 3.

    Melding en aanvraag kunt u meestal op hetzelfde moment doen wanneer het gaat om een uitkering voor inwoners van 27 jaar of ouder, bijzondere bijstand en/of een maatwerkvoorziening van de Jeugdwet. Soms is een vervolggesprek nodig nadat de aanvraag is ingediend.

  • 4.

    In overleg met u kunnen wij besluiten dat u ook voor bepaalde andere vormen van ondersteuning-op-maat de melding en de aanvraag op hetzelfde moment kunt doen.

  • 5.

    Ontvangt u op 1 december van een kalenderjaar van ons een uitkering, dan ontvangt u informatie over de mogelijke regelingen en voorzieningen voor u en uw kinderen .

  • 6.

    De (potentiële) werkgever kan een aanvraag voor ondersteuning-op-maat voor u doen, die gericht is op arbeidsinschakeling en die past bij uw mogelijkheden en omstandigheden. Het indienen van een aanvraag door u is dan niet verplicht.

  • 7.

    Op de aanvraag nemen wij een besluit.

2.3.2 Voorwaarden ondersteuning-op-maat

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz, Wgs]

  • 1.

    Vraagt u ondersteuning-op-maat aan, dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ondersteuning is noodzakelijk om (één van) de doelen van de in 1.1 genoemde wetten te bereiken;

    • b.

      u heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. U kunt dit effect ook niet op andere manieren bereiken, zoals met de inzet van huisgenoten (gebruikelijke hulp), met mantelzorg, met hulp vanuit het persoonlijk netwerk, met algemeen gebruikelijke voorzieningen of met behulp van andere mogelijkheden of andere organisaties; en

    • c.

      met de voorziening wordt het probleem effectief opgelost (het gewenste effect).

  • 2.

    Bij het beoordelen van eigen kracht wegen wij in elk geval de volgende belangen af:

    • de behoeften en mogelijkheden van de cliënt of een jeugdige;

    • de benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan;

    • de mogelijkheden, draagkracht en de belastbaarheid van de cliënt of de ouders;

    • de samenstelling van het gezin en de woonsituatie.

  • 3.

    Aan sommige vormen van ondersteuning zijn er in de wet of in deze verordening extra voorwaarden gesteld.

  • 4.

    De ondersteuning-op-maat is niet duurder dan nodig en duurt niet langer dan nodig. Wij kiezen daarom voor de goedkoopste voorziening waarmee het probleem effectief opgelost of verminderd kan worden.

2.3.3 Reden voor afwijzing ondersteuning-op-maat

[Jeugdwet, Wmo]

  • 1.

    Wij kunnen ondersteuning-op-maat weigeren wanneer:

    • a.

      u geen inwoner bent van onze gemeente, met uitzondering van beschermd wonen, opvang en het bezoekbaar maken van één woning voor cliënten met een Wlz-indicatie die in een instelling wonen;

    • b.

      u iets (niet) hebt gedaan waardoor u de hulpvraag zelf heeft veroorzaakt en/of u deze had kunnen voorzien;

    • c.

      u de gevraagde ondersteuning op het moment van indiening van de aanvraag reeds heeft ingezet, tenzij wij u daarvoor toestemming hebben gegeven;

    • d.

      de hulpvraag ook opgelost kan worden met hulp uit een andere regeling zoals bijvoorbeeld de zorgverzekering;

    • e.

      u op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van persoonlijke netwerk het probleem kunt oplossen of verminderen;

    • f.

      de gebruikelijke helper niet overbelast is;

    • g.

      het niet gaat om professionele hulp;

    • h.

      er geen medische contra-indicaties zijn;

    • i.

      de gevraagde ondersteuning algemeen gebruikelijk is;

    • j.

      geen noodzaak voor ondersteuning-op-maat is vastgesteld;

    • k.

      de gevraagde ondersteuning niet met name bedoeld is voor uzelf;

    • l.

      de gevraagde ondersteuning niet langdurig noodzakelijk is.

  • 2.

    Wanner de weigering betekent dat u grote problemen zult krijgen (onevenredig nadeel), dan kunnen wij de ondersteuning-op-maat alsnog toekennen.

2.3.4 Vervangen maatwerkvoorziening

[Jeugdwet, Wmo]

Wij kunnen een maatwerkvoorziening vervangen wanneer:

  • a.

    de eerder afgegeven voorziening verloren is gegaan, zonder dat dit u te verwijten is;

  • b.

    u geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

  • c.

    de eerder afgegeven voorziening geen oplossing meer is voor het probleem;

  • d.

    de verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt.

2.3.5 Verval van aanspraak

[Jeugdwet, Wmo]

De aanspraak op ondersteuning vervalt wanneer u niet binnen 9 maanden na het besluit begint met het gebruikmaken van ondersteuning, tenzij dit u niet te verwijten valt.

2.4 Besluit

2.4.1 Inhoud besluit

[Jeugdwet, Wmo, Wib, PW, Bbz, IOAW, IOAZ, Wgs, Awb]

  • 1.

    Wij nemen een besluit en dit sturen we u per brief toe. Het doel van dit besluit is dat u weet of er wel of geen ondersteuning wordt gegeven. Wanneer wij ondersteuning geven, staat in het besluit ook of de ondersteuning in natura, in de vorm van een pgb, in geld of op een andere manier wordt gegeven.

  • 2.

    Geven wij de ondersteuning-op-maat in natura, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat de ondersteuning inhoudt en waarvoor de ondersteuning bedoeld is;

    • b.

      wanneer de ondersteuning ingaat en hoelang de ondersteuning duurt;

    • c.

      hoe en door wie de ondersteuning wordt gegeven;

    • d.

      welke voorwaarden en verplichtingen er voor de ondersteuning gelden;

    • e.

      wanneer de ondersteuning-op-maat afwijkt van de aanvraag, wat de reden is van afwijking;

    • f.

      welke mogelijke andere ondersteuning of voorziening relevant is, of kan zijn; en

    • g.

      wat de reden is van eventuele afwijzing van de aanvraag.

  • 3.

    Geven wij de ondersteuning-op-maat in de vorm van een pgb, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      waarvoor het pgb bedoeld is;

    • b.

      hoe hoog het pgb is;

    • c.

      wanneer het pgb ingaat en wanneer het pgb eindigt;

    • d.

      hoe de besteding van het pgb verantwoord wordt; en

    • e.

      welke voorwaarden en verplichtingen er gelden.

  • 4.

    Geven wij ondersteuning in de vorm van geld, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk doel het geld wordt gegeven;

    • b.

      hoe vaak het geld wordt betaald; en

    • c.

      welke voorwaarden en verplichtingen er gelden.

2.4.2 Beslistermijn

Jeugdwet, Wmo, PW, Bbz, IOAW, IOAZ, Wgs, Awb

  • 1.

    Wij beslissen zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen. Gaat het om een aanvraag in het kader van de Wmo dan beslissen wij binnen 8 weken na de melding.

  • 2.

    Gaat het om een aanvraag in het kader van het Besluit Bijstandverlening zelfstandigen (Bbz), dan beslissen wij binnen 13 weken nadat de aanvraag is ontvangen.

  • 3.

    Wij kunnen de beslistermijn verlengen. Wanneer wij een besluit niet binnen de vastgestelde termijn kunnen nemen, dan noemen wij een nieuwe, redelijke termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen. Hier moet u schriftelijk van op de hoogte worden gesteld.

2.5 Uitzonderingen

[Wmo, Jeugdwet, PW, Wgs, Awb]

2.5.1 Spoedeisende gevallen

[Jeugdwet, Wmo, PW, Wgs]

In afwachting van de uitkomst van het onderzoek kunnen wij met spoed (tijdelijk) maatwerkvoorziening inzetten. Het kan gaan om de volgende situaties:

  • 1.

    hulp aan ouders met kinderen;

  • 2.

    het vragen van een machtiging aan de kinderrechter voor gesloten jeugdhulp;

  • 3.

    ondersteuning bij een crisissituatie of bij een terminale ziekte;

  • 4.

    schuldhulpverlening; en

  • 5.

    een voorschot op een uitkering die nog niet is toegekend.

2.5.2 Second opinion

(Wmo, Jeugdwet, PW)

Wanneer onze medewerker en u het niet eens kunnen worden over welke hulp er precies nodig is, kunt u eenmalig vragen om een second opinion. Dat houdt in dat een andere medewerker of een onafhankelijk deskundige opnieuw kijkt welke hulp passend is. Als die heroverweging leidt tot een aanpassing van de hulp, dan stellen wij u daarvan schriftelijk op de hoogte.

2.5.3. Ondersteuning jeugdigen

  • 1. Wij zorgen ervoor dat een jeugdige ondersteuning krijgt wanneer de huisarts, jeugdarts, medisch specialist, gecertificeerde instelling of jeugdreclassering doorverwijst naar een jeugdhulpaanbieder.

  • 2. Wij maken afspraken met de jeugdartsen, huisartsen, de medisch specialisten gecertificeerde instelling of jeugdreclassering en de zorgverzekeraars over zulke verwijzingen.

  • 3. Wij sturen over de ondersteuning een besluit per brief, wanneer jij of je ouders daarom vragen. Dit besluit voldoet aan dezelfde eisen wanneer het besluit op een aanvraag die bij ons zelf is ingediend.

Hoofdstuk 3. Participatie voor iedereen

[Wmo, PW, IOAW, IOAZ]

Iedereen moet kunnen participeren en naar vermogen meedoen in de samenleving. Of dat nou is door het verrichten van betaald of onbetaald werk, ofwel door het ontmoeten van vrienden en familie, dan wel het deelnemen aan een vereniging.

Wij helpen daar waar nodig, maar het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van u als inwoner, van ons en van de samenleving waarin wij naar elkaar omkijken.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, gelden voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarden:

  • 1.

    Betaald werk gaat voor onbetaald werk en inkomensondersteuning van de gemeente.

  • 2.

    Wij kijken naar oplossingen op lange termijn.

  • 3.

    Wanneer betaald werk niet mogelijk is, dan zijn er andere passende activiteiten om stappen te maken naar betaald werk.

  • 4.

    Mensen met beperkingen en mantelzorgers hebben onze specifieke aandacht.

3.1 Doelgroep

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij ondersteunen u op weg naar werk wanneer u:

    • a.

      met een gemeentelijke uitkering niet op eigen kracht en met de hulp van uitzendbureaus of andere organisaties de weg naar werk kunt vinden;

    • b.

      geen hulp kan krijgen van andere instanties, zoals UWV, SVB of werkgevers. Per geval beoordelen wij welke vorm van ondersteuning wordt gegeven; en

    • c.

      jonger bent dan 27 jaar en geen werk en geen havo of vwo-diploma of mbo-diploma vanaf niveau 2 hebt. Wij ondersteunen u in het vinden van een passende opleiding of passend werk, of leiden u naar hulpverlening of zorg.

3.2 Samenwerking

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij werken samen met UWV, Sociale Zaken Maastricht-Heuvelland en andere organisaties om u te ondersteunen passend en duurzaam werk te vinden.

  • 2.

    Wij zorgen ervoor dat werkgevers ondersteund worden als zij inwoners die onder onze doelgroep vallen, werk willen aanbieden.

3.3 Budget

[PW, IOAW, IOAZ]

Wij kunnen voor verschillende soorten voorzieningen budgetplafonds vaststellen. Een budgetplafond is het maximale bedrag dat wij aan een bepaalde soort voorziening per kalenderjaar kunnen uitgeven. Wanneer dit plafond bereikt is verstrekken wij in dat kalenderjaar geen voorziening meer waarvoor dit plafond geldt. Voor wettelijke loonkostensubsidie en beschut werk kan geen budgetplafond worden vastgesteld.

3.4 Voorzieningen – werk

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij beoordelen per persoon of het zinvol is om een voorziening in te zetten. Wanneer dit het geval is, beoordelen wij welke voorziening wij inzetten en voor hoe lang. Daarbij kijken wij naar een aantal factoren, zoals uw omstandigheden, uw eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen tot 5 jaar, mantelzorg en wettelijke verplichtingen. Ook kunnen wij kijken naar de beschikbaarheid van voldoende budget.

  • 2.

    Wij stemmen de ondersteuning af op uw positie op de arbeidsmarkt. Wanneer u een grote kans op betaald werk hebt, wordt andere ondersteuning ingezet dan wanneer u een kleine kans op betaald werk hebt .

3.4.1 Detacheringsbaan

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen u via een andere organisatie laten werken bij een werkgever. Dit heet detachering. Die detachering wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen u, ons, de werkgever en de andere organisatie.

  • 2.

    Het doel van een detacheringsbaan is dat u na afloop in dienst komt van de werkgever.

3.4.2 Proefplaatsing

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen u bij wijze van proef tijdelijk en met behoud van uitkering laten werken bij een werkgever.

  • 2.

    Het doel van de proefplaatsing is om werkgevers te helpen een beeld te krijgen van uw geschiktheid voor het werk. De proefplaatsing wordt uitsluitend ingezet wanneer er gerede twijfels zijn over uw geschiktheid voor het werk.

  • 3.

    Een voorwaarde is dat de proefplaatsing leidt tot een dienstverband van minimaal 6 maanden, wanneer u geschikt blijkt te zijn voor het werk. Wij kunnen hiervan afwijken, indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval hiervoor aanleiding geven.

  • 4.

    De proefplaatsing is alleen mogelijk als de werkgever u goed begeleidt tijdens de proefplaatsing. Wanneer de proefplaatsing niet wordt omgezet in een dienstverband, moet de werkgever uitleggen wat hij heeft gedaan om u te begeleiden.

  • 5.

    De proefplaatsing wordt zo kort mogelijk en niet langer dan nodig is, ingezet. Dit kan voor de duur van 3 maanden zijn, met een mogelijke verlenging van maximaal 3 maanden.

  • 6.

    De proefplaatsing kan ook in het kader van de praktijkroute worden ingezet om te onderzoeken hoe productief u kunt zijn op de werkplek (loonwaarde) en of er nog een andere vorm van ondersteuning nodig is.

  • 7.

    Na de inzet van de proefplaatsing is het niet meer mogelijk forfaitaire loonkostensubsidie in te zetten.

  • 8.

    Op de proefplaatsing kunnen tegelijkertijd persoonlijke begeleiding of andere voorzieningen worden ingezet.

3.4.3 Werkervaringsplaats

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen u een werkervaringsplaats aanbieden. De werkervaringsplaats wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen u, ons en de werkgever.

  • 2.

    Het doel van een werkervaringsplaats is om u met behoud van uitkering op een werkplek werkervaring op te laten doen. De werkzaamheden zijn vooral gericht op ontwikkeling en in mindere mate op de productieve arbeid.

  • 3.

    Een werkervaringsplaats duurt maximaal 3 maanden. Wanneer het nodig wordt geacht en de kans op uitstroom naar betaalde arbeid wordt vergroot, kan deze periode met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 4.

    De werkervaringsplaats is alleen mogelijk wanneer de werkgever u goed begeleidt tijdens de werkervaringsplaats. De werkgever zorgt ervoor dat u meer vaardigheden of kennis van het vakgebied opdoet.

3.4.4 Sociale activering

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen u verwijzen naar zinvolle activiteiten die een eerste stap richting betaald werk kunnen zijn. Dit heet sociale activering. Vrijwilligerswerk kan zo’n activiteit zijn.

  • 2.

    Sociale activering is niet vrijblijvend en zetten wij in om u te helpen moeilijkheden op weg naar betaald werk te overwinnen.

  • 3.

    Het doel van sociale activering is om eventueel sociaal isolement te doorbreken, het (verder) ontwikkelen van sociale en/of werknemersvaardigheden en/of u in de gelegenheid te stellen werkritme op te doen.

3.4.5 Participatieplaats

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen u, wanneer u een uitkering ontvangt, u 27 jaar of ouder bent en weinig kans hebt op betaald werk, een participatieplaats aanbieden. Een participatieplaats kan gecombineerd worden met scholing, opleiding en/of andere activiteiten die tot doel hebben de uitstroom naar betaald werk te bevorderen. De participatieplaats wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen u, ons en de werkgever.

  • Wij kunnen u een participatieplaats aanbieden wanneer:

    • u een uitkering ontvangt;

    • u 27 jaar of ouder bent en

    • u weinig kans op werk hebt.

  • 2.

    Het doel van een participatieplaats is om de kans op betaald werk te vergroten. U kunt langdurig met behoud van uitkering op een bepaalde werkplek werken en doet zo werkervaring op. Het moet gaan om werkzaamheden die passend zijn en speciaal voor u zijn bedacht.

  • 3.

    U kunt na iedere 6 maanden een premie van € 150,00 ontvangen. Deze premie wordt halfjaarlijks achteraf uitgekeerd indien u voldoende hebt meegewerkt aan het vergroten van uw kans op werk. Wij beoordelen dit.

3.4.6 Beschut werk

[PW]

  • 1.

    Wij bieden u een beschutte werkplek aan, wanneer het UWV heeft vastgesteld dat u alleen kan werken wanneer het werk en de werkplek zijn aangepast aan uw mogelijkheden. Daarbij gelden de voorwaarden die in de Participatiewet zijn genoemd.

  • 2.

    Het doel van beschut werk is u, wanneer u alleen onder aangepaste omstandigheden kunt werken, een veilige werkplek te bieden.

  • 3.

    Wij zetten ons ervoor in het aantal beschutte werkplekken dat wij volgens het rijk jaarlijks moeten realiseren, ook daadwerkelijk te realiseren.

  • 4.

    Wij richten een wachtlijst in wanneer het aantal verplichte beschutte werkplekken voor dat jaar is gerealiseerd. Als u op de wachtlijst staat krijgt u in het volgende kalenderjaar met voorrang een beschutte werkplek

  • 5.

    Wij bieden de volgende voorzieningen aan, zodat u beschut kan werken:

    • a.

      aanpassing van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken;

    • c.

      aanpassingen in het werktempo, de arbeidsduur of de werkbegeleiding.

  • 6.

    Wij kunnen u, wanneer u in aanmerking komt voor beschut werk, een voorziening aanbieden die de stap naar beschut werk makkelijker maakt. Het gaat om sociale activering of vrijwilligerswerk.

3.4.7 Persoonlijke begeleiding bij werk en inburgering

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Interne werkbegeleiding

    • a.

      Wij kunnen u interne werkbegeleiding aanbieden om u te helpen uw werk goed te doen.

    • b.

      Wij spreken met uw werkgever af hoe deze wordt ingezet en leggen dit vast in een overeenkomst met uw werkgever.

  • 2.

    Jobcoach

    • a.

      Wij kunnen u een jobcoach aanbieden voor maximaal 3 jaar. De jobcoach geeft u methodische ondersteuning bij het vinden en behouden van werk.

    • b.

      De intensiteit van de jobcoaching wordt bepaald op basis van een jobcoach-plan, waarin in elk geval wordt het aantal uren, de doelen en de contactmomenten worden vastgelegd.

    • c.

      De jobcoaching bestaat het eerste jaar uit 10%, het tweede jaar uit 5% en het eventuele derde jaar uit 3% van uw contracturen.

3.4.8 Inburgering

[Wib]

  • 1.

    Wij begeleiden de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject.

  • 2.

    Wij zetten ons ervoor in dat de inburgeringsplichtige zo snel mogelijk kan starten met het inburgeringstraject (tijdige start).

  • 3.

    De inburgeringsplichtige rondt het inburgeringstraject binnen de termijn van drie jaar af. Wij letten erop dat het traject niet langer duurt dan nodig is (snelheid).

  • 4.

    Wij stellen voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vast (maatwerk).

    • a.

      Wij nodigen iedere inburgeringsplichtige binnen 4 weken na inschrijving in onze gemeente uit voor een gesprek. Dit is de brede intake.

    • b.

      Na de brede intake wordt een leerbaarheidstoets afgenomen door een uitvoeringspartner.

    • c.

      Na de leerbaarheidstoets wordt in samenspraak met de inburgeringsplichtige het plan inburgering en participatie vastgesteld. Dit doen wij binnen 10 weken na inschrijving in onze gemeente.

    • d.

      In het plan inburgering en participatie staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen.

    • e.

      Na het vaststellen van het plan inburgering en participatie start de inburgeringstermijn.

  • 5.

    De inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen in de maatschappij (dualiteit).

  • 6.

    Wij kunnen de inburgeringsplichtige aanmelden voor een voorziening gericht op het meedoen in de maatschappij.

  • 7.

    Wij stellen eisen aan de kwaliteit en continuïteit van het aanbod.

  • 8.

    Wij zetten ons in om twee keer per jaar in een persoonlijk gesprek de voortgang van het inburgeringstraject te bespreken.

3.4.9 Reiskostenvergoeding

[Pw, Awb]

  • 1.

    Wij vertrekken geen bijzondere bijstand voor reiskosten bij afstanden tot aan 5 kilometer voor een enkele reis, tenzij:

    • a.

      u door medische redenen aangewezen bent op openbaar vervoer;

    • b.

      u nooit hebt geleerd om te fietsen.

  • 2.

    De afstand wordt vastgesteld aan de hand van uw woonadres en het adres van de plek waar het traject of onderwijs wordt gevolgd.

  • 3.

    Wij verstrekken bijzondere bijstand voor reiskosten aan:

    • a.

      inwoners die deelnemen aan een inburgeringstraject;

    • b.

      inwoners die deelnemen aan n re-integratietraject;

    • c.

      ouders van schoolgaande kinderen die deelnemen aan basisonderwijs en die in het kader van de taakstelling zijn geplaatst in een gemeentekern waar geen basisonderwijs beschikbaar is.

  • 4.

    Reiskosten worden vergoed voor de duur van:

    • a.

      maximaal 36 maanden in geval van een inburgeringstraject;

    • b.

      het re-integratietraject.

  • 5.

    De reiskostenvergoeding is gelijk aan de goedkoopst adequate optie met het openbaar vervoer gebaseerd op de afstand tussen uw woonadres en het adres van de plek waar het traject of onderwijs wordt gevolgd.

  • 6.

    Bij een reisafstand van minder dan 5 kilometer verwachten wij dat u zonder gebruik van het openbaar vervoer kan reizen. Bijvoorbeeld door te lopen of te fietsen. Heeft u geen fiets? Dan kunnen wij u een vergoeding geven van € 20,00 zodat u een fiets kan aanschaffen bij stichting wereldwijd of anderszins.

  • 7.

    U dient de reiskostenvergoeding aan te vragen via het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 8.

    Voor de beoordeling van de reiskostenvergoeding gelden, in aanvulling op dit artikel, de voorwaarden die gelden voor bijzondere bijstand.

  • 9.

    U kunt bijzondere bijstand voor reiskosten tot en met drie maanden achteraf aanvragen (terugwerkende kracht).

3.4.10 Kostencompensatie werkgever (tijdelijke loonkostensubsidie)

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    Wij kunnen een werkgever die u in dienst neemt een tijdelijke loonkostencompensatie geven.

  • 2.

    Het doel van deze loonkostencompensatie is werkgevers te stimuleren om u, als u een kleine kans op werk heeft, in dienst te nemen en de extra kosten die werkgevers maken voor uw begeleiding te vergoeden.

  • 3.

    Bij een voltijds dienstverband van ten minste een half jaar bedraagt de loonkostencompensatie eenmalig maximaal € 3.000

  • 4.

    De hoogte van de loonkostencompensatie wordt naar rato berekend op basis van de omvang van het dienstverband en wordt uitbetaald na afloop van het dienstverband.

3.4.11 Uitstroompremie

[Pw, IOAW, IOAZ, Bbz)

  • 1.

    Wanneer u betaald werk gaat verrichten, heeft u recht op een uitstroompremie onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      U heeft een gemeentelijke uitkering die wordt beëindigd vanwege het werk.

    • b.

      U heeft een arbeidsovereenkomst getekend voor de duur van minimaal 6 maanden.

    • c.

      U heeft gedurende 6 aaneengesloten maanden algemeen geaccepteerde arbeid verricht.

    • d.

      De premie kan worden aangevraagd vanaf 6 maanden na de start van de betaalde baan.

  • 2.

    De premie bedraagt € 500,00 en wordt in één keer uitgekeerd.

  • 3.

    De uitstroompremie dient te worden aangevraagd via het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 4.

    De aanvraag om de uitstroompremie toe te kennen dient door ons te zijn ontvangen binnen 3 maanden nadat het recht op premie is ontstaan.

3.4.12 Wettelijke loonkostensubsidie

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    Wij kennen de werkgever een wettelijke loonkostensubsidie toe wanneer u wel kunt werken, maar niet het wettelijk minimumloon kunt verdienen.

  • 2.

    Het doel van deze subsidie is werkgevers te stimuleren inwoners met een beperking in dienst te nemen en werkgevers een vergoeding te geven voor productieverlies.

  • 3.

    Wij stellen vast of u in staat bent het wettelijk minimumloon te verdienen. Om te bepalen hoe productief u op de werkplek zult zijn (welke loonwaarde u heeft), wordt een zogenaamde loonwaardemeting uitgevoerd.

  • 4.

    De loonkostensubsidie kan worden toegekend, zonder dat er nog een loonwaardemeting heeft plaatsgevonden. Dit heet forfaitaire loonkostensubsidie.

  • 5.

    Bij het verstrekken van de loonkostensubsidie volgen wij het preferente proces loonkostensubsidie.

  • 6.

    Wanneer u verhuist, dan wordt de loonkostensubsidie doorbetaald.

3.4.13 Scholing

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen u om de stap naar duurzaam en passend werk te maken scholing aanbieden.

  • 2.

    De scholing moet leiden tot een erkend diploma of certificaat.

  • 3.

    Wij bepalen de vorm en de duur van de scholing. De scholing wordt afgestemd op uw mogelijkheden en positie op de arbeidsmarkt. Wij wegen in de besluitvorming ook mee in hoeverre het beroep waarvoor u wordt opgeleid al dan niet een goed toekomstperspectief heeft.

3.4.14 Verdringing

[PW, IOAW, IOAZ]

Een voorwaarde voor elke ondersteuning-op-maat is dat werk niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leidt tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties. Dit is van toepassing bij de instrumenten proefplaatsing, participatieplaats, tijdelijke loonkostensubsidie en sociale activering.

3.4.15 Nazorg

[PW, IOAW, IOAZ]

Wij zorgen ervoor dat u, wanneer u aan het werk gaat, gedurende een termijn van 3 maanden nadat de uitkering is beëindigd, ondersteund en begeleid wordt, wanneer dit nodig is om het werk te kunnen doen.

3.4.16 Ondersteuning bij leer-werktraject

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen ondersteuning aanbieden als u 16 tot en met 27 jaar bent en dreigt uit te vallen op school, maar met een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kan behalen zoals beschreven in artikel 10f van de Participatiewet.

  • 2.

    De duur van de ondersteuning is niet langer dan de duur van het leer-werktraject. Tijdens dit traject vinden tussentijdse evaluaties plaats, waarin ook wordt meegewogen of ondersteuning nog nodig is.

3.4.17 Kinderopvang

[Wko, Wib, PW]

Wij zorgen ervoor dat er passende kinderopvang beschikbaar is, indien u:

  • a.

    meedoet aan een activiteit die nodig is om dichter bij de arbeidsmarkt te komen of aan het werk te gaan en opvang niet mogelijk is binnen uw sociale netwerk;

  • b.

    u een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/ of psychische beperking hebt en is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken;

  • c.

    is vastgesteld dat kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling van uw kind.

3.4.18 Andere voorzieningen en vergoedingen

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen andere voorzieningen inzetten wanneer dat nodig is om de kans op werk te vergroten. U of uw werkgever kan daarvoor een aanvraag indienen. Wij beoordelen de aanvraag en nemen een besluit uiterlijk binnen 13 weken na de aanvraag. Hierbij kunnen wij een deskundig advies inwinnen.

  • 2.

    Wij kunnen de kosten vergoeden die u moet maken bij deelname aan een voorziening of bij betaald of onbetaald werk. Hierbij stellen wij voorwaarden aan de werkgever over de duur van de arbeidsovereenkomst en het aantal uren dat u werkt. De betaling vindt achteraf plaats na overlegging van een betalingsbewijs. Indien nodig, kunnen wij een voorschot verstrekken.

3.4.19 Weigering van een voorziening

[PW, IOAW, IOAZ]

  • 1.

    Wij kunnen een voorziening weigeren wanneer:

    • a.

      u niet behoort tot de doelgroep van de wet;

    • b.

      u onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek dat nodig is;

    • c.

      u op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van uw persoonlijke netwerk de beperkingen kunt wegnemen of verminderen;

    • d.

      u gebruik kunt maken van algemene voorzieningen;

    • e.

      de voorziening algemeen gebruikelijk is;

    • f.

      u gebruik kunt maken van een voorziening op basis van een andere regeling (voorliggende voorziening);

    • g.

      wij vinden dat de voorziening onvoldoende bijdraagt op weg naar werk;

    • h.

      u niet voldoet aan de voorwaarden van deze verordening om in aanmerking te komen voor die voorziening;

    • i.

      u de gevraagde voorziening na de melding maar vóór het besluit heeft ingeroepen of ingekocht, tenzij wij daarvoor schriftelijk toestemming hebben gegeven of wij de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf kunnen beoordelen;

    • j.

      u geen inwoner ben van de gemeente Eijsden-Margraten, met uitzondering van beschermd wonen en maatschappelijke opvang;

    • k.

      de verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt;

    • l.

      de voorziening niet noodzakelijk was geweest als u rekening had houden met uw reeds bestaande beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

3.5 Meedoen voor mensen met beperkingen

[Wmo]

Voor mensen met een beperking of met psychische of psychosociale klachten is meedoen niet vanzelfsprekend. Wanneer mensen dit zelf niet kunnen regelen, dan kunnen wij ze ondersteunen.

3.5.1 Begeleiding

[Wmo]

  • 1.

    U kunt in aanmerking komen voor professionele begeleiding bij groepsactiviteiten wanneer u:

    • a.

      de dag niet goed zelf kunt invullen; en/of

    • b.

      de normale dagelijkse activiteiten niet zelf kunt doen; en

    • c.

      niet (voldoende) geholpen bent met algemeen toegankelijke activiteiten.

  • 2.

    De begeleiding is gericht op bevordering, behoud en/of compensatie van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Daarbij wordt eerst gekeken naar het meedoen aan sociale, recreatieve of andere activiteiten die worden aangeboden in onze gemeente en algemeen toegankelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn huiskamers of vrijwilligerswerk.

3.5.2 Individuele begeleiding

[Wmo]

  • 1.

    Wanneer u niet in staat bent de normale dagelijkse activiteiten te doen, kunt u ondersteuning-op-maat krijgen. De ondersteuning-op-maat houdt in dat u professioneel begeleid wordt bij deze activiteiten (individuele begeleiding). De begeleiding is gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

  • 2.

    De begeleider neemt deze activiteiten niet (volledig) over. De focus ligt hierbij op trainen en coachen. Voor zover mogelijk is de individuele begeleiding erop gericht toe te werken naar een situatie waarin deze niet meer nodig is en u ten behoeve van participatie en zelfredzaamheid gebruik kan maken van algemene voorzieningen.

  • 3.

    De individuele begeleiding vindt plaats in de dagelijkse leefomgeving. Dit kan ook een werk(ervarings)plek zijn.

3.5.3 Contact met anderen en mobiliteit

[Wmo]

  • 1.

    U kunt in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening, wanneer u door een beperking in de mobiliteit onvoldoende contact met anderen kan hebben of noodzakelijke activiteiten niet kunt doen en geen gebruik kunt maken van het openbaar vervoer. Wij kunnen u helpen met het vervoer om en nabij de woning in eigen omgeving. Dit betekent dat u in een straal van 25 kilometer rond de eigen woning moet kunnen reizen.’

  • 2.

    Wij kijken eerst of een vervoersprobleem opgelost kan worden met collectief vervoer. Dit heet primaat van collectief vervoer. U kunt dan gebruik maken van collectief vervoer ‘Omnibuzz'.

  • 3.

    Met ‘Omnibuzz’ kunt u voor een laag klanttarief reizen. Er geldt een maximum reisbudget van 590 zones per kalenderjaar per reiziger. In bijzondere gevallen kan een hoger reisbudget worden toegekend.

  • 4.

    Wanneer u geen gebruik maakt van ‘Omnibuzz’, dan kunnen wij u ondersteunen met een andere vervoersvoorziening, zoals een scootmobiel, rolstoel of andere voorziening passend bij uw situatie.

  • 5.

    Wanneer u graag wilt sporten en dat niet kan zonder een sportvoorziening, dan kunt u eens in de 3 jaar in aanmerking komen voor een sportrolstoel of een andere sportvoorziening.

  • 6.

    U kunt in aanmerking komen voor een bijdrage in het onderhoud van de sportrolstoel of andere sportvoorziening. Deze bijdrage wordt eens in de 3 jaar verstrekt.

3.5.4 Aanpassing of vervanging vervoermiddel, rolstoel of sportvoorziening

[Wmo]

Wanneer een vervoermiddel, (sport)rolstoel of sportvoorziening aangepast of vervangen moet worden, dan doen wij dit als:

  • a.

    de normale afschrijvingstermijn is verstreken; of

  • b.

    die voorziening onbruikbaar is geworden en dat niet verwijtbaar is; of

  • c.

    die voorziening geen oplossing meer is voor uw hulpvraag; of als

  • d.

    u de kosten van vervanging geheel of gedeeltelijk zelf betaalt.

Hoofdstuk 4. Gezond en veilig opgroeien

Jeugdigen in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de ouders, jeugdigen en hun netwerk. Wanneer zij daarbij ondersteuning nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door ons. Deze ondersteuning wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te beperken. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop. Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en jeugdigen tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 waren en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en tieners tot 18 jaar, en in bepaalde situaties tot 23 jaar.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, gelden voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarden:

  • 1.

    Jeugdigen groeien zo ‘thuis’ mogelijk op.

  • 2.

    De hulp aan jeugdigen is zo dichtbij, zo licht en zo kort mogelijk.

  • 3.

    Gezond en veilig opgroeien is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van ouders, jeugdigen en hun netwerk.

  • 4.

    Ieder kind heeft gelijke ontwikkelkansen.

4.1 Uitgangspunten bij het bieden van ondersteuning

[Jeugdwet]

  • 1.

    Alle ondersteuning is gericht op het versterken van uw eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen en uw sociale netwerk.

  • 2.

    Wij betrekken uw wensen bij de keuze welke ondersteuning wordt ingezet.

  • 3.

    Wanner het gewenste effect van de ondersteuning niet op eigen kracht of met het sociale netwerk bereikt kan worden, maar wel met ondersteuning die vrij toegankelijk is, dan wordt die ondersteuning ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondersteuning door jeugdgezondheidszorg of door een (jeugd)welzijnsorganisatie. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die ondersteuning, dan wordt ondersteuning-op-maat ingezet.

  • 4.

    Pleegouders kunnen voor ondersteuning in eerste instantie bij de pleegzorgorganisatie terecht. Wanneer het nodig is kan de pleegzorgorganisatie extra ondersteuning vragen aan ons.

  • 5.

    Bij het bieden van ondersteuning houden wij rekening met uw geloof, levensovertuiging en culturele achtergrond.

4.2 Verantwoordelijkheid ouders

[Jeugdwet]

  • 1.

    Als ouders heeft u een zorgplicht voor uw kinderen. Dit houdt het volgende in: het zorgen voor hun mentale en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Als ouders heeft u de plicht de tot uw gezin behorende kinderen te verzorgen, op te voeden en hen toezicht te bieden, ook wanneer er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. In het Burgerlijk Wetboek is de plicht (en het recht) van de ouder om zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden verankerd.

  • 2.

    Uitgangspunt van de Jeugdwet en deze verordening is dat wij alleen een voorziening inzetten wanneer u met uw kind en het sociale netwerk er op eigen kracht niet uitkomt. Dat u als ouders meer zorg moet verlenen dan bij een kind zonder beperkingen het geval zou zijn, betekent niet dat wij verplicht zijn ondersteuning te verlenen. Nadat wij in kaart hebben gebracht welke ondersteuning nodig is, wordt onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van u als ouder(s) en van het sociale netwerk voldoende zijn om zelf de nodige ondersteuning te bieden. Alleen voor zover de eigen mogelijkheden onvoldoende zijn, verlenen wij ondersteuning. Als ouders heeft u een actieve rol om in eerste instantie de problemen die u ervaart zelf of met behulp van het sociale netwerk op te lossen.

4.3 Preventieve maatregelen

[Jeugdwet]

We werken aan de beste randvoorwaarden voor een positieve ontwikkeling van onze jeugd, mede door een integrale aanpak en de versterking van de algemeen toegankelijke voorzieningen. Om dat te bereiken ondersteunen wij alle jeugdigen, hun ouders en hun sociale netwerk in ieder geval met:

  • a.

    het versterken van de opvoed-, en opgroeiomgeving, waarin gezinnen, wijken, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen samenwerken en elkaar aanvullen;

  • b.

    informatie, advies en trainingen;

  • c.

    jeugdgezondheidszorg (GGD, consultatiebureau, schoolarts);

  • d.

    activiteiten voor jongeren die hun talenten ontwikkelen;

  • e.

    opvoedondersteuning;

  • f.

    een vertrouwenspersoon;

  • g.

    schoolmaatschappelijk werk;

  • h.

    Kindertelefoon;

  • i.

    advies- en meldpunt Veilig Thuis;

  • j.

    jeugd- en jongerenwerk.

Wij zorgen ervoor dat signalen over zorgen bij opgroei-, en opvoedingsproblemen zo vroeg mogelijk worden opgevangen en dat daar ook zo vroeg mogelijk ondersteuning wordt geboden.

4.4 Ondersteuning-op-maat

[Jeugdwet]

  • 1.

    Wij kunnen in ieder geval de volgende ondersteuning-op-maat bieden:

    • a.

      ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien in de vorm van persoonlijk advies en specifieke cursussen;

    • b.

      een plek in een pleeggezin of verblijf in instelling. Pleegzorg heeft hierbij de voorkeur;

    • c.

      specialistische jeugdhulp, in de vorm van begeleiding, ondersteuning of behandeling;

    • d.

      begeleidende verzorging;

    • e.

      vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdzorg wordt aangeboden;

    • f.

      crisisinterventie;

    • g.

      jeugd GGZ;

    • h.

      semi- en residentiële zorg;

    • i.

      intramurale hulp;

    • j.

      jeugdzorg plus;

    • k.

      jeugdreclassering;

    • l.

      jeugdbescherming.

  • Deze ondersteuning is niet vrij toegankelijk. Uw kind of u als ouders heeft daarvoor een besluit van ons nodig of een verwijzing van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist.

  • 2.

    Het advies- en meldpunt Veilig Thuis biedt 24 uur per dag 7 dagen per weekadvies en ondersteuning aan iedereen die direct en indirect is betrokken bij huiselijk geweld en kindermishandeling.

4.5 Overgang naar volwassenheid (18- naar 18+)

[Jeugdwet]

  • 1.

    Wanneer uw kind ondersteuning op maat krijgt, zorgen we ervoor dat de overgang van 18- naar 18+ soepel verloopt. Wij zorgen voor een plan voor uw kind op alle belangrijke leefgebieden. Dit plan wordt door uw kind in samenspraak met de jeugdhulpaanbieder opgesteld.

  • 2.

    Dit plan besteedt in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen:

    • a.

      scholing, werk of participatie;

    • b.

      wonen;

    • c.

      inkomen;

    • d.

      zorg en ondersteuning;

    • e.

      vrije tijd;

    • f.

      het netwerk van uw kind.

  • 3.

    Het is mogelijk dat de ondersteuning wordt verlengd. Dit kan maximaal tot de dag dat uw kind 23 jaar wordt. Deze verlenging is dan onderdeel van het plan.

  • 4.

    Het is ook mogelijk dat ten behoeve van uw kind ondersteuning op grond van de Wmo of zorg op grond van de Zorgverzekeringswet wordt verleend. Dit dient ook in het plan, bedoeld in het tweede lid, te worden vermeld, alsook de financiële gevolgen die een beroep op deze voorzieningen met zich meebrengen, waaronder het wettelijk verplichte eigen risico en de eigen bijdrage Wmo.

  • 5.

    Wanneer er sprake is van pleegzorg, dan wordt deze ingezet tot de dag dat de jongere 21 jaar wordt, tenzij de jongere 18 jaar of ouder is en heeft aangegeven op eigen benen te willen staan. De ondersteuning kan eventueel verlengd worden totdat de jongere 23 jaar wordt.

4.6 Afstemming met andere vormen van jeugdhulp

[Jeugdwet]

Wij zorgen ervoor dat de ondersteuning aansluit bij andere vormen van ondersteuning die aan uw kind of aan u als ouders wordt gegeven. Om dat te bereiken maken wij afspraken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisatie.

De afspraken gaan over:

  • a.

    procedures die gelden bij doorverwijzing naar ondersteuning;

  • b.

    communicatie met andere organisaties;

  • c.

    afbakening van taken en verantwoordelijkheden;

  • d.

    aansluiting tussen de vrij toegankelijke ondersteuning en de ondersteuning-op-maat.

De afspraken worden vastgelegd in een verslag.

Hoofdstuk 5 Wonen in een veilige en gezonde omgeving

Inwoners met een beperking en/of met langdurige psychosociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. Wij hebben de taak om u te ondersteunen wanneer u niet in staat bent om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten in uw woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. Wij moeten ook maatregelen nemen die erop zijn gericht zijn u te ondersteunen wanneer u een beperking heeft, zodat u zo lang mogelijk voor uzelf kunt zorgen (zelfredzaamheid). Wij kijken hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de wij aan u kunnen geven.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, gelden voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarden:

  • 1.

    U kunt zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen leefomgeving blijven wonen;

  • 2.

    U bent zo lang mogelijk zelfredzaam;

  • 3.

    Wij ondersteunen u in de verbetering van kwaliteit van leven.

5.1 Geschikte woning

[Wmo]

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u ondersteuning-op-maat kunt krijgen wanneer het normale gebruik van uw woning als gevolg van een beperking niet mogelijk is. U moet wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2.

  • 2.

    De ondersteuning-op-maat houdt in dat de woning bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar wordt gemaakt. Wanneer dit noodzakelijk is gebeurt dit door een aanpassing van de woonkamer en/of slaapkamer, keuken, badkamer, berging en de gang(en), hal of overloop in de woning.

  • 3.

    Wanneer een aanvraag voor een woningaanpassing wordt ingediend, dan onderzoeken wij eerst of u kunt verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning.

  • 4.

    Wij verstrekken niet altijd ondersteuning-op-maat in de vorm van een woonvoorziening. Wij geven geen ondersteuning-op-maat in de volgende situaties:

    • a.

      Uw beperkingen zijn het gevolg van de materialen die in de woning zijn gebruikt.

    • b.

      U verblijft in een hotel of pension, een tweede woning, een trekkerswoning, een klooster, een vakantiewoning, een recreatiewoning, een ADL-clusterwoning of een woonruimte waarvoor u geen huurtoeslag kan krijgen.

    • c.

      U woont in een woning die specifiek gericht is op een bepaalde groep mensen waartoe de inwoner behoort, bijvoorbeeld een seniorencomplex en de voorziening is bedoeld voor in een gemeenschappelijke ruimte, zoals elektrische deuropeners.

    • d.

      Het gaat om voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder veel meerkosten meegenomen hadden kunnen worden.

    • e.

      U bent zonder dringende reden verhuisd vanuit een woonruimte waar u geen problemen had bij het normale gebruik van de woning.

    • f.

      U heeft een indicatie voor verhuizing naar een zorginstelling op grond van de Wet langdurige zorg.

    • g.

      U bent verhuisd naar een woning die niet de meest geschikte woning is om uw beperkingen te verminderen of weg te nemen, tenzij wij daar schriftelijk toestemming voor hebben verleend.

    • h.

      U heeft uw hoofdverblijf niet of zult uw hoofdverblijf niet hebben in de woning waarvoor u de woonvoorziening heeft gevraagd, behalve wanneer het gaat om het bezoekbaar maken van één woning.

  • 5.

    Een woonvoorziening die een eerder verstrekte woonvoorziening vervangt, kan alleen worden verstrekt, wanneer:

    • a.

      de eerder verstrekte woonvoorzienig technisch is afgeschreven;

    • b.

      de eerder verstrekte woonvoorziening verloren is gegaan buiten uw schuld om; of wanneer

    • c.

      de huidige woonvoorziening geen oplossing meer is voor de woonproblemen die u ervaart.

5.2 Een schone en leefbare woning

[Wmo]

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u ondersteuning-op-maat kunt krijgen wanneer u als gevolg van een beperking uw woning niet zelf schoon en leefbaar kunt houden, geen beroep kunt doen op huisgenoten (gebruikelijke hulp) en uw sociaal netwerk en er geen andere passende alternatief is. Een passend alternatief kan bijvoorbeeld een programma zijn om u in eigen kracht te zetten.

  • 2.

    De ondersteuning-op maat houdt in dat u de voorziening huishoudelijke hulp en/of praktische thuisondersteuning kunt krijgen.

  • 3.

    Wanneer er in uw huishouden minderjarige kinderen zijn, dan kan de ondersteuning-op-maat ook uit het overnemen van de gebruikelijke zorg voor deze kinderen inhouden. Deze hulp is vooral bedoeld om de periode tot er andere hulp is te overbruggen.

5.3 Beschermd wonen

[Wmo]

U kunt in aanmerking komen voor beschermd wonen, als uw beperking gevolg is van psychische of psychosociale problemen. Het gaat niet om problematiek die voortkomt uit een (acute) crisissituatie waarin wij nog geen noodzaak voor beschermd wonen kunnen vaststellen. Daarvoor is de voorziening maatschappelijke opvang beschikbaar (zie artikel 5.4).

Deze voorziening Beschermd Wonen wordt uitgevoerd door de centrumgemeente Maastricht. Voor beschermd wonen zijn het geldende beleid en de regels van de gemeente Maastricht van toepassing.

5.4. Maatschappelijke opvang

[Wmo]

  • 1.

    U kunt in aanmerking komen voor tijdelijke (maatschappelijke) opvang, als u dakloos bent en opvang nodig heeft, omdat u zich niet op eigen kracht kan redden in de samenleving. Bijvoorbeeld door psychische of psychosociale problemen of als er huiselijk geweld dreigt.

  • 2.

    De opvang is erop gericht, dat u zich weer kan redden in de samenleving. De opvang wordt pas aangeboden, als andere voorzieningen niet geschikt zijn om dat doel te bereiken.

  • 3.

    Deze voorziening wordt uitgevoerd door de centrumgemeente Maastricht. Voor maatschappelijke opvang is het geldende beleid en de regels van de gemeente Maastricht van toepassing.

5.5. Mantelzorgwaardering

[Wmo]

  • 1.

    Wij zorgen voor een jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners van onze gemeente.

  • 2.

    De mantelzorgwaardering kunt u én keer per jaar aanvragen en is een geldbedrag van maximaal € 200 per huishouden.

  • 3.

    U dient de mantelzorgwaardering aan te vragen met het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 4.

    U als zorgvrager komt in aanmerking voor een mantelzorgwaardering wanneer:

    • a.

      u inwoner bent van onze gemeente;

    • b.

      u mantelzorg ontvangt voor tenminste 8 uur per week en langer dan 3 aaneengesloten maanden hulp, of er is sprake van terminale zorg.

Hoofdstuk 6. De vorm van de hulp

[Jeugdwet, Wib, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gw]

Als wij u hulp toekennen, dan moet in overleg ook worden bepaald in welke vorm de hulp wordt gegeven. Die hulp is in principe ‘in natura’: wij zorgen ervoor dat hulp wordt ingezet. Dat kan een product of dienst zijn. In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven of als een persoonsgebonden budget. Dit hoofdstuk regelt in welke vorm de hulp wordt ingezet en welke voorwaarden daarvoor gelden.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, geldt voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarde:

  • 1.

    Een vorm van ondersteuning moet bijdragen aan zelfredzaamheid en mogelijkheid om eigen regie te kunnen voeren.

6.1 Hulp in natura

[Jeugdwet, Wib 2021, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gw]

  • 1.

    Hulp in natura is een dienst of een product, tenzij in de wet of in deze verordening anders is bepaald. Gaat het om een product, dan wordt dit in bruikleen, huur of in eigendom verstrekt.

  • 2.

    Wij zetten ons ervoor in dat de aanbieder van een product:

    • a.

      de wettelijke regels over garantie naleeft; en

    • b.

      u informeert over alles wat belangrijk is om te weten over de dienst of het product. In het hoofdstuk Kwaliteit, inkoop en aanbesteding is daarover meer geregeld.

6.2 Hulp in geld

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gw, Awb]

  • 1.

    U kunt hulp in de vorm van geld krijgen, als dat in de wet, in deze verordening of in een andere regeling van de gemeente zo is bepaald. Hulp in geld kan bijvoorbeeld gegeven worden voor:

    • a.

      (rolstoel)taxikosten;

    • b.

      een autoaanpassing;

    • c.

      een tegemoetkoming in verhuiskosten;

    • d.

      aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel;

    • e.

      een woningaanpassing;

    • f.

      het bezoekbaar maken van een woning.

  • 2.

    Ondersteuning in de vorm van geld kan een voorschot zijn of een bedrag ‘om niet’ (hoeft niet terugbetaald te worden, tenzij in de wet of in deze verordening anders is bepaald.

  • 3.

    Wij zorgen ervoor dat wij u de betaling doen binnen 6 weken nadat wij een besluit hebben genomen over de vergoeding.

  • 4.

    De betaling wordt gedaan op het bankrekeningnummer dat u hebt doorgegeven, tenzij het doel van de betaling alleen maar op een andere manier kan worden bereikt. Dan kunnen wij het geld op een andere manier, in een andere vorm betalen of aan een andere persoon betalen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een betaling aan een leverancier

  • 5.

    Wij kunnen beslissen om het geld niet te betalen, maar te verrekenen met een bedrag dat u moet terugbetalen (vordering), wanneer dit volgens de wettelijke regels kan. Het moet gaan om een vordering op grond van een van de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Wij kunnen een besluit nemen om betalingen te doen, zonder dat u daarover met een brief wordt geïnformeerd. Wij stellen u dan op een andere geschikte manier op de hoogte van het betalingsbesluit.

6.3 Persoonsgebonden budget (pgb)

[Jeugdwet, Wmo)

6.3.1 Voorwaarden- algemeen

  • 1. U kunt kiezen voor een pgb. U moet wel voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      u kunt voldoende voor uw eigen belangen opkomen. U kunt de taken die bij het pgb horen op een verantwoorde manier uitvoeren, eventueel met hulp van iemand uit uw persoonlijke netwerk, of met iemand die u vertegenwoordigt;

    • b.

      u kunt duidelijk maken waarom u een pgb wilt ontvangen;

    • c.

      de hulp is van goede kwaliteit, veilig, doeltreffend en passend.

  • 2. U maakt in een budgetplan duidelijk dat aan de voorwaarden is voldaan. In het plan staat ook:

    • a.

      hoe u de hulp wil organiseren;

    • b.

      wie deze hulp gaat leveren;

    • c.

      wat de kosten zijn;

    • d.

      op welke manier de kwaliteit van de hulp en uw veiligheid zijn gegarandeerd;

    • e.

      dat de hulpverlener calamiteiten meldt bij onze toezichthouder en meewerkt aan een onderzoek door deze toezichthouder naar de rechtmatigheid, kwaliteit en veiligheid van de hulp; en

    • f.

      het budgetplan dat wij moeten goedkeuren.

  • 3. Wij kunnen een pgb in elk geval weigeren wanneer:

    • a.

      u het pgb wil laten beheren door de aanbieder die ook de hulp biedt;

    • b.

      wij eerder een maatwerkvoorziening of een pgb hebben toegekend, en dit besluit is herzien of ingetrokken, omdat u:

      • onjuiste of onvolledige gegevens heeft doorgegeven;

      • zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden die bij het pgb horen; of

      • het pgb voor een ander doel heeft gebruikt.

    • c.

      wanneer er sprake is van een spoedeisende situatie;

    • d.

      u en uw hulpverlener geen Verklaring omtrent het gedrag (VOG) kunnen laten zien;

    • e.

      de kosten van een pgb hoger zijn dan de kostprijs voor een maatwerkvoorziening in natura.

  • 4. Het pgb is bedoeld voor hulp, maar kan niet aan alle kosten die daarmee te maken hebben worden besteed. Het pgb kan niet besteed worden aan:

    • a.

      kosten voor administratie, bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      looncompensatie;

    • c.

      gebruik van algemeen toegankelijke voorzieningen;

    • d.

      lidmaatschap vereniging;

    • e.

      ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb-administratie;

    • f.

      kosten bewindvoering of kosten curator;

    • g.

      huiswerkbegeleiding;

    • h.

      oppas;

    • i.

      leerlingenvervoer;

    • j.

      leermiddelen;

    • k.

      lesgeld en ouderbijdragen;

    • l.

      overheadkosten;

    • m.

      kosten voor een feestdagenuitkering of een cadeau aan de hulpverlener(s);

    • n.

      kosten aanvragen Verklaring omtrent gedrag (VOG), en

    • o.

      reistijd en reiskosten.

  • 5. Het pgb kent een vrij besteedbaar bedrag van 1,5 % van het (kalender)jaarbudget met een minimum van 60 euro en een maximum van 1250 euro.

6.3.2 Professionele of niet-professionele hulp

[Jeugdwet, Wmo]

  • 1.

    Om de hoogte van het pgb voor een dienst vast te stellen, wordt onderscheid gemaakt tussen professionele en niet-professionele hulp.

  • 2.

    U kunt het pgb besteden aan professionele hulp. Dat is hulp door een hulpverlener die:

    • a.

      in dienst is van een zorgaanbieder die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (volgens de eisen van de Handelsregisterwet 2007); of die

    • b.

      als medisch professional staat ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG); of die

    • c.

      als zelfstandige zonder personeel (zzp’er) beroepsmatig hulpverleent.

  • 3.

    U kunt het pgb besteden aan hulp door een niet-professionele hulpverlener, wanneer die hulpverlener:

    • a.

      aannemelijk heeft gemaakt dat de hulp niet tot overbelasting leidt en dat hij kwalitatief goede hulp kan bieden;

    • b.

      een opleiding heeft afgerond die nodig is om de betreffende hulp te kunnen verlenen; en

    • c.

      een Verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen (VOG - specifiek screeningsprofiel 45) kan overleggen. De verklaring mag niet ouder zijn dan 3 maanden voor de datum van de aanvraag.

  • 4.

    Een pgb voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk verstrekken wij alleen wanneer:

    • a.

      de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt;

    • b.

      de ondersteuning structureel van een behoorlijke omvang is;

    • c.

      de geboden ondersteuning passend, adequaat en veilig is;

    • d.

      de persoon uit het sociale netwerk die de ondersteuning gaat verlenen, zich voldoende op de hoogte heeft gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van de ondersteuning verbonden zijn,

    • e.

      er bij de persoon uit het sociale netwerk die de hulp gaat bieden geen sprake is van overbelasting of dreiging daarvan; Indien overbelasting dreigt, dan vragen wij eventueel een medisch advies aan. Wij kunnen (tijdelijk) ondersteuning inzetten om overbelasting te voorkomen.

    • f.

      de persoon uit het sociaal netwerk op basis van opleiding en/of ervaring in staat moet zijn de vereiste dienstverlening te realiseren;

    • g.

      de persoon uit het sociaal netwerk beschikt over een actuele Verklaring omtrent het gedrag, tenzij de persoon een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is;

6.3.3 Hoogte en tarief pgb

[Jeugdwet, Wmo]

  • 1.

    U maakt een plan voor de besteding van het pgb. Dit is het pgb-plan. Hierin staat welke ondersteuning u met het pgb wilt betalen en door wie de ondersteuning wordt gegeven of welke ondersteuning u met het pgb wilt aanschaffen. Wij moeten het plan goedkeuren en zullen daarna het pgb vaststellen.

  • 2.

    De hoogte van het pgb wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee u veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, producten en andere maatregelen kunt contracteren.

  • 3.

    Wij stellen de hoogte van het pgb vast op ten hoogste de kostprijs voor de goedkoopste vorm van hulp in natura.

  • 4.

    Voor bepaalde vormen van professionele en niet-professionele hulp zijn vaste tarieven vastgesteld. Die staan in de bijlagen 1 en 2 bij deze verordening. De bedragen in die bijlage worden jaarlijks aangepast, met ingang van 1 januari. Dat gebeurt aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer van het CBS (alle huishoudens - reeks 2024=100). Wij gaan daarbij uit van de ontwikkeling van dit prijsindexcijfer over de periode van een jaar, gerekend vanaf 1 juli het jaar daarvoor. Die wijziging wordt afgerond op één decimaal.

  • 5.

    Wij stellen de hoogte van het pgb vast op basis van het goedgekeurde budgetplan en/of door ons opgevraagde offerte(s).

  • 6.

    Bij de hoogte van het pgb voor een product houden wij rekening met de levensduur van het product en met de kosten voor onderhoud en verzekering. Wanneer het gaat om een tweedehands product wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de overgebleven afschrijvingstermijn. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb houden wij ook rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhouds- en verzekeringskosten.

6.3.4 Verantwoording en uitbetaling pgb

[Jeugdwet, Wmo]

  • 1.

    Wij kunnen u vragen om duidelijk te maken hoe het pgb is besteed en welke resultaten de hulp u heeft gehad. U bent dan verplicht die informatie te geven. Wij kunnen daarvoor een formulier vaststellen.

  • 2.

    Als u een pgb krijgt, wordt alleen de hulp uitbetaald die feitelijk geleverd is. Het pgb wordt uitbetaald door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

6.3.5 Opschorten pgb

[Jeugdwet, Wmo]

  • 1.

    Wij kunnen aan de SVB vragen om de uitbetaling uit het pgb helemaal of gedeeltelijk stop te zetten totdat een besluit is genomen om het pgb weer voort te zetten of in te trekken. Dit kunnen wij doen als wij een sterk vermoeden hebben dat:

    • a.

      u onjuiste of onvolledige informatie hebt verstrekt, terwijl het verstrekken van juiste of volledige informatie zou hebben geleid tot een andere beslissing van ons;

    • b.

      u niet voldoet aan de voorwaarden die bij een pgb horen;

    • c.

      u het pgb niet of voor een ander doel hebt gebruikt.

6.4 Bijdrage in de kosten

[Wmo]

  • 1.

    U betaalt een vaste bijdrage in de kosten voor Wmo-hulp in de vorm van een maatwerkvoorziening, zolang u gebruik maakt van die hulp of voor de periode waarvoor een pgb is verstrekt. De bijdrage, of het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, maar maximaal het bedrag dat betaald moet worden op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. U betaalt de bijdrage per maand aan het Centraal Administratiekantoor (CAK).

  • 2.

    Gaat het om de kosten van een woningaanpassing voor een minderjarige, dan betalen de onderhoudsplichtige ouders de bijdrage. Die verplichting geldt ook voor degene die samen met de ouder het gezag uitoefent over een minderjarige inwoner, maar die niet zelf een ouder is.

  • 3.

    Wij vragen geen bijdrage voor:

    • een (sport)rolstoel en het onderhoud daarvan;

    • een vaste tegemoetkomingen en vervoer (forfaitaire bedragen);

  • 4.

    De kostprijs voor een maatwerkvoorziening wordt voor het vaststellen van de eigen bijdrage bepaald door een aanbesteding, of na het raadplegen van aanbieders of na overleg met de aanbieder.

  • 5.

    De hoogte van de bijdrage voor collectief vervoer (Omnibuzz) is gelijk aan het OV-tarief. Het actuele tarief wordt kenbaar gemaakt op de website van Omnibuzz. U betaalt deze bijdrage aan de vervoerder.

  • 6.

    De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, woningaanpassing en de in lid 5 genoemde vervoersvoorziening overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 7.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die wij voor die maatwerkvoorziening zelf maken.

  • 8.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

Hoofdstuk 7. Inkomen en schulden

Wij bieden een financieel vangnet wanneer u een laag inkomen en geen of weinig vermogen heeft om de dagelijkse kosten te betalen: een maandelijkse bijstandsuitkering. Bent u in een lastige financiële situatie dan kunt u bij ons een aantal aanvullende uitkeringen en toeslagen aanvragen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste extra’s geregeld. Voor een aantal extra’s wordt een inkomensgrens genoemd. Daarnaast geven we enkele basisregels voor de ondersteuning die wij kunnen bieden bij een schuldenprobleem.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, gelden voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarden:

  • 1.

    wij zetten ons in om armoede en schulden te voorkomen;

  • 2.

    wij zorgen voor een financieel vangnet;

  • 3.

    wij leveren maatwerk aan de hand van uw persoonlijke situatie.

7.1 Armoedebeleid

[PW, Gw, Wgs]

In deze paragraaf wordt beschreven waar wij rekening mee houden bij het maken en uitvoeren van beleid om armoede en schulden in onze gemeente te voorkomen en tegen te gaan.

7.1.1 Wat willen wij?

[PW, Gw, Wgs]

  • 1.

    Wij willen dat u uw noodzakelijke bestaanskosten kunt betalen en kunt meedoen aan de samenleving. Ook wanneer u een laag inkomen en geen goede financiële buffer hebt.

  • 2.

    Wij ondersteunen u bij het op orde krijgen van uw financiën, wanneer u moeite hebt om rond te komen of wanneer u schulden hebt. Het doel van die ondersteuning is dat u blijvend een gezonde financiële huishouding krijgt.

  • 3.

    Wij werken zoveel mogelijk samen met andere organisaties. Wij stimuleren initiatieven van inwoners en organisaties die helpen met het tegengaan van armoede en schulden.

  • 4.

    indien nodig ondersteunen wij in ieder geval de volgende groepen financieel:

    • a.

      kinderen;

    • b.

      inwoners met een inkomen tot 110% boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      inwoners die extra kosten moeten dragen vanwege een beperking.

  • 5.

    Wij bekijken uw ondersteuningsvraag integraal met ook andere leefdomeinen, zoals onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.

7.2 Bijzondere bijstand

[PW]

Bijzondere bijstand is voor ons een belangrijk hulpmiddel om u financieel te ondersteunen. Hier beschrijven wij de uitgangspunten waarmee wij rekening houden bij het toepassen van de regels over bijzondere bijstand uit de Participatiewet.

7.2.1 Vangnet

[PW]

  • 1.

    Wij bieden bijzondere bijstand aan als een financieel vangnet wanneer u onvoldoende geld heeft om noodzakelijke en bijzondere kosten te betalen.

  • 2.

    Wij bieden alleen bijzondere bijstand aan wanneer u geen beroep kan doen op eigen mogelijkheden of op andere voorzieningen.

  • 3.

    Bijzondere bijstand is bedoeld om bijzondere en noodzakelijke uitgaven te kunnen betalen. Het gaat dan om uitgaven die niet uit het maandelijkse inkomen kunnen worden betaald en waarvoor u niet heeft kunnen sparen.

  • 4.

    Bij het beoordelen van een aanvraag voor bijzondere bijstand hanteren wij de waarden die bij artikel 7.1.1 beschreven zijn.

  • 5.

    U hoeft bijzondere bijstand niet terug te betalen, tenzij de wet dat verplicht.

7.3 Studietoeslag

[PW]

Studenten die door een structureel aanwezige ziekte of gebrek niet in staat zijn om naast hun studie inkomsten te verwerven, kunnen in aanmerking komen voor een studietoeslag.

In deze paragraaf wordt aangegeven aan welke voorwaarden u moet voldoen om voor deze studietoeslag in aanmerking te komen.

7.3.1 Doelgroep

[Pw]

U komt in aanmerking voor de studietoeslag wanneer u:

  • a.

    als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat bent naast de studie inkomsten te verwerven;

  • b.

    studiefinanciering ontvangt op grond van de Wet studiefinanciering (WSF) of een tegemoetkoming krijgt op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Het levenlanglerenkrediet van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten valt niet hieronder;

  • c.

    geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wajong.

7.3.2 Overige regels studietoeslag

Voor de overige regels van studietoeslag hanteren wij de bepalingen van artikel 36b van de Participatiewet.

7.4 Individuele inkomenstoeslag

[PW]

Voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen, is de inkomenstoeslag bedoeld. Dat is een extra bedrag dat jaarlijks kan worden aangevraagd en waarmee het inkomen wordt aangevuld. Hier is beschreven voor wie de inkomenstoeslag is bedoeld en welke aanvullende voorwaarden er gelden.

7.4.1 Doelgroep

[PW]

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor mensen die op de peildatum:

    • a.

      een leeftijd hebben vanaf 21 jaar tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd; en

    • b.

      die geen vermogen hebben; en

    • c.

      die tijdens de referteperiode een langdurig laag inkomen hebben; en

    • d.

      die geen uitzicht hebben op inkomstenverbetering.

  • 2.

    U mag zelf aangeven per welke datum wij moeten controleren of u voldoet aan alle voorwaarden voor de individuele inkomenstoeslag. Deze datum heet de peildatum. De peildatum mag niet vóór de aanvraagdatum liggen.

  • 3.

    Wij mogen, in overleg met u, de peildatum verschuiven naar de datum waarop u voldoet aan de voorwaarden van individuele inkomenstoeslag.

  • 4.

    De referteperiode is de periode tot 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • 5.

    Wij berekenen uw inkomen en vermogen op basis van de artikelen 31, 32, 33 en 34 van de Participatiewet.

  • 6.

    U heeft een langdurig laag inkomen wanneer u tijdens de referteperiode een inkomen heeft gehad die niet hoger is geweest dan de bijstandsnorm die in deze periode voor u zou gelden. De kostendelersnorm telt niet mee.

  • 7.

    U heeft geen uitzicht op inkomstenverbetering wanneer u tijdens de referteperiode:

    • a.

      er niet in bent geslaagd om een inkomen te verwerven hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm; en

    • b.

      u voldoende hebt meegewerkt aan de arbeids- en re-integratieplicht van de Participatiewet; en

    • c.

      u niet voldoet aan een van de uitsluitingsgronden.

7.4.2 Hoogte van de toeslag

[PW]

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag is per kalenderjaar:

    • a.

      voor een alleenstaande: 28% van de gehuwdennorm (art. 21 sub b Pw);

    • b.

      voor een alleenstaande ouder: 35% van de gehuwdennorm (art. 21 sub b Pw);

    • c.

      voor gehuwden: 39% van de gehuwdennorm (art. 21 sub b Pw);

  • 2.

    De hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt jaarlijks in januari bepaald op grond van de bijstandsnorm voor gehuwden (art. 21 sub b Pw) die geldt op 1 januari van dat jaar.

  • 3.

    Bij gehuwden en samenwonenden geldt dat als één van de partners geen recht op inkomenstoeslag heeft op basis van artikel 11 of 13 lid 1 Pw, de ander het bedrag voor een alleenstaande of alleenstaande ouder krijgt.

  • 4.

    De gezinssituatie op de peildatum is bepalend voor de hoogte van de toeslag.

  • 5.

    De procentuele berekening van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

7.4.3 Individuele inkomenstoeslag voor niet-bijstandsgerechtigden

[PW]

Ook wanneer u niet onder de arbeids- en re-integratieverplichting van de Participatiewet valt gelden voor u dezelfde criteria als voor iemand die wel onder de Participatiewet valt.

Wanneer u tijdens de referteperiode als zelfstandige hebt gewerkt wordt aangenomen dat u heeft voldaan aan de arbeids- en re-integratieverplichting van de Participatiewet.

7.4.4 Uitsluiting

[PW]

Van het recht op de individuele inkomenstoeslag ben u in ieder geval uitgesloten wanneer u op de peildatum of in de referteperiode:

  • a.

    een maatregel opgelegd hebt gekregen omdat u zich niet hebt gehouden aan de arbeids- en re-integratieverplichting;

  • b.

    een studie volgt waarbij recht op WTOS of WFS bestaat;

  • c.

    in detentie bent verbleven, met uitzondering van bijzondere detentie;

  • d.

    langer dan de op basis van de Participatiewet toegestane periode in het buitenland bent verbleven.

In het geval van bijzondere omstandigheden kunnen wij afwijken van bovenstaande uitsluitingsgronden en alsnog de individuele inkomenstoeslag aan u toekennen

7.5 Kindbudget

[Gw]

Kinderen vormen een belangrijke én kwetsbare groep waar wij ons verantwoordelijk voor voelen. Wij vinden dat alle kinderen moeten kunnen meedoen, zeker op school. Daarom hebben wij een kindbudget. In deze paragraaf zijn de voorwaarden benoemd die gelden voor het kindbudget.

7.5.1 Doelgroep

[Gw]

  • 1.

    Het kindbudget is bedoeld voor ouders die:

    • a.

      inschreven staan in de gemeente Eijsden-Margraten;

    • b.

      een inkomen hebben van maximaal 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      een vermogen hebben van beneden de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals benoemd in artikel 34 derde lid van de Participatiewet;

    • d.

      schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs hebben in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar.

  • 2.

    Vermogen van een eigendomswoning die door de ouder(s) zelf wordt bewoond telt niet mee in de berekening van het vermogen voor het kindbudget.

7.5.2 Aanvraag

[Gw, Awb]

  • 1.

    Het aanvragen van het kindbudget kan alleen door gebruik te maken van het aanvraagformulier;

  • 2.

    De aanvraag van het kindbudget kan worden ingediend tot 1 augustus van het lopende schooljaar.

7.5.3 Peildatum

[Gw]

  • 1.

    De peildatum is de datum waarop wij toetsen of u voldoet aan alle voorwaarden van het kindbudget. Voor het kindbudget kennen wij twee peildata:

    • a.

      de peildatum voor de bepaling van het inkomen en vermogen is 1 juli voorafgaand aan het huidige schooljaar;

    • b.

      de peildatum voor de overige voorwaarden is gelijk aan de aanvraagdatum.

7.5.4 Hoogte van de bijdrage

[Gw]

  • 1.

    De bijdrage is € 155,00 per kind per schooljaar;

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd. Dat gebeurt op 1 januari aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer van het CBS (alle huishoudens - reeks 2025=100). Wij gaan daarbij uit van de ontwikkeling van dit prijsindexcjifer over de periode van een jaar, gerekend vanaf 1 januri van het jaar daarvoor. Die wijziging wordt afgerond op één decimaal.

  • 3.

    De bijdrage is niet overdraagbaar aan een ander lid van het huishouden.

7.5.5 Bestedingsdoel, controle en terugvordering

[Gw]

  • 1.

    Het kindbudget dient besteed te worden aan kosten die gemaakt moeten worden voor het volgen van voortgezet onderwijs. Daarmee worden ook de kosten bedoeld die voortvloeien uit activiteiten die samenhangen met het voortgezet onderwijs.

  • 2.

    Wij kunnen de ontvanger van het kindbudget vragen aan te tonen dat de bijdrage is uitgegeven aan het bestedingsdoel.

  • 3.

    Wij kunnen de bijdrage van u terugvorderen wanneer:

    • a.

      er sprake is van onjuiste verstrekking van informatie met als gevolg dat de uitbetaling van het kindbudget heeft plaatsgevonden; of

    • b.

      wanneer achteraf blijkt dat het kindbudget niet is gebruikt voor het bestedingsdoel.

7.5.6 Uitzondering

[Gw]

  • 1.

    Van het vereiste, dat deze regeling geldt voor kinderen op het voortgezet onderwijs met een leeftijd van 12 tot en met 17 jaar kan slechts in één uitzonderingssituatie worden afgeweken, en wel indien er sprake is van een leerling die een klas heeft overgeslagen.

7.5.7. Inkomen en vermogen

Voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen en vermogen wordt aangesloten bij de bepalingen in de Participatiewet.

7.6. Meedoenbudget

[Gw]

Wij vinden het belangrijk dat iedereen mee kan doen aan maatschappelijke activiteiten zoals sport, recreatie, kunst & cultuur, lidmaatschap van de bibliotheek enzovoort. Daarom is er het meedoenbudget. In deze paragraat staan de voorwaarden benoemd van het meedoenbudget.

7.6.1 Doelgroep

[Gw]

  • 1.

    Het meedoenbudget is bedoeld voor personen die:

    • a.

      inschreven staan in de gemeente Eijsden-Margraten;

    • b.

      een inkomen hebben van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      een vermogen hebben van beneden de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals benoemd in artikel 34 derde lid van de Participatiewet.

  • 2.

    Het meedoenbudget geldt ook voor kinderen van personen die voldoen aan bovenstaande voorwaarden en die op de peildatum 4 jaar of ouder zijn, tenzij dit kind voor het kindbudget in aanmerking komt.

  • 3.

    Vermogen van een eigendomswoning die door de ouder(s) zelf wordt bewoond telt niet mee in de berekening van het vermogen voor het meedoenbudget.

7.6.2 Aanvraag

[Gw]

  • 1.

    Het aanvragen van het meedoenbudget kan alleen door gebruik te maken van het aanvraagformulier.

7.6.3 Peildatum

[Gw]

  • 1.

    De peildatum is de datum waarop wij toetsen of u voldoet aan alle voorwaarden van het meedoenbudget. Voor het meedoenbudget gelden drie peildata:

    • a.

      de peildatum voor de bepaling van het inkomen en vermogen is de maand januari van het huidige kalenderjaar;

    • b.

      als peildatum voor de bepaling van een in aanmerking komend kind geldt 1 januari van het huidige kalenderjaar;

    • c.

      de peildatum voor de overige voorwaarden is gelijk aan de aanvraagdatum.

7.6.4 Hoogte van de bijdrage

[Gw]

  • 1.

    De bijdrage in 2025 is € 150,00 per persoon per jaar.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks worden geïndexeerd. Dat gebeurt op 1 januari aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer van het CBS (alle huishoudens - reeks 2025=100). Wij gaan daarbij uit van de ontwikkeling van dit prijsindexcjifer over de periode van een jaar, gerekend vanaf 1 januari van het jaar daarvoor. Die wijziging wordt afgerond op één decimaal.

  • 3.

    De bijdrage is niet overdraagbaar aan een ander lid van het huishouden.

7.6.5 Bestedingsdoel, controle en terugvordering

[Gw]

  • 1.

    Het meedoenbudget dient besteed te worden aan kosten die gemaakt moeten worden voor maatschappelijke activiteiten. Hieronder wordt verstaan:

    • a.

      het lidmaatschap en daarmee samenhangende kosten van jeugd-, sport-, of ontspanningsverenigingen en verenigingen voor amateurkunstbeoefening;

    • b.

      seizoensabonnementen, meerbadenkaarten en maandkaarten van het gemeentelijk zwembad (losse kaartjes zijn uitgesloten);

    • c.

      activiteiten van een vereniging, stichting of organisatie op het gebied van maatschappelijk welzijn;

    • d.

      bibliotheeklidmaatschap;

    • e.

      kindervakantiewerk;

    • f.

      peuterspeelzaalwerk en VVE;

    • g.

      activiteiten in het kader van meer bewegen voor ouderen;

    • h.

      cursussen in het kader van volwasseneducatie;

    • i.

      cursussen van de GGD;

    • j.

      deelname aan eenmalige sociaal-culturele of sportieve activiteiten;

    • k.

      Telefoon abonnement en /of internet abonnement.

  • 2.

    Wij kunnen de ontvanger van het meedoenbudget vragen aan te tonen dat de bijdrage is uitgegeven aan het bestedingsdoel.

  • 3.

    Wij kunnen de bijdrage van u terugvorderen wanneer:

    • a.

      er sprake is van onjuiste verstrekking van informatie met als gevolg dat de uitbetaling van het meedoenbudget heeft plaatsgevonden; of

    • b.

      wanneer achteraf blijkt dat het meedoenbudget niet is gebruikt voor het bestedingsdoel.

7.6.6 Inkomen en vermogen

Voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen en vermogen wordt aangesloten bij de bepalingen in de Participatiewet.

7.7 Zorgverzekeringsbudget

[Gw]

Wij vinden zorg belangrijk. Sommige mensen hebben meer zorgkosten dan anderen. Om tegemoet te komen aan onze inwoners met hoge zorgkosten hebben wij het zorgverzekeringsbudget. In deze paragraat staan de voorwaarden benoemd van het zorgverzekeringsbudget.

7.7.1 Doelgroep

[Gw]

  • 1.

    Het zorgverzekeringsbudget is bedoeld voor personen van 18 jaar of ouder die:

    • a.

      inschreven staan in de gemeente Eijsden-Margraten;

    • b.

      een inkomen hebben van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      een vermogen hebben van beneden de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals benoemd in artikel 34 derde lid van de Participatiewet;

    • d.

      een aanvullende zorgverzekering hebben afgesloten.

  • 2.

    Vermogen van een eigendomswoning die door de ouder(s) zelf wordt bewoond telt niet mee in de berekening van het vermogen voor het zorgverzekeringsbudget.

7.7.2 Hoogte van de bijdrage

[Gw]

  • 1.

    De bijdrage is € 100,00 per persoon van 18 jaar of ouder per verzekerd kalenderjaar;

  • 2.

    De bijdrage wordt alleen betaald wanneer de premie zorgverzekering aantoonbaar wordt betaald;

  • 3.

    Bedraagt de premie van de aanvullende zorgverzekering minder dan € 100,00 per verzekerd kalenderjaar, dan worden de daadwerkelijk gemaakte kosten vergoed.

7.7.3 Aanvraag

[Gw]

  • 1.

    Het aanvragen van het zorgverzekeringsbudget geschiedt per verzekerd kalenderjaar;

  • 2.

    Het aanvragen van het zorgverzekeringsbudget kan alleen door gebruik te maken van het aanvraagformulier;

7.7.4 Terugvordering

[Gw]

Wij kunnen de bijdrage van u terugvorderen wanneer er sprake is van onjuiste verstrekking van informatie met als gevolg dat de uitbetaling van het zorgverzekeringsbudget heeft plaatsgevonden.

7.7.5 Inkomen en vermogen

Voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen en vermogen wordt aangesloten bij de bepalingen in de Participatiewet.

7.8 Reisbudget

[Gw]

Iedere inwoner moet kunnen meedoen aan het maatschappelijk verkeer. Daarom kunt u gebruik maken van Omnibuzz-vervoer U kunt tot 1500 kilometers per jaar gebruik maken van het Omnibuzz-vervoer tegen een gereduceerd tarief in het kader van de Wmo2015. Als u meer wilt reizen met het Omnibuzz-vervoer kan zou u een commercieel tarief moeten betalen. In sommige gevallen kunt u in aanmerking komen voor het reisbudget.

7.8.1 Doelgroep

De volgende personen behoren tot de doelgroep van het reisbudget:

  • a.

    u bent inwoner van onze gemeente en staat hier ingeschreven;

  • b.

    uw inkomen is maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm;

  • c.

    uw vermogen is niet hoger dan de geldende vermogensgrens op basis van de Participatiewet. Vermogen gebonden in de door aanvrager bewoonde eigendomswoning wordt voor het recht op het reisbudget niet meegerekend;

  • d.

    u maakt gebruik van collectief vervoer op basis van de Wmo2015;

  • e.

    u heeft het aantal aan u toegekende reiszones volledig gebruikt en komt niet langer in aanmerking voor het gereduceerde tarief van collectief vervoer.

7.8.2. Vergoeding extra reiszones

  • 1. Wij vergoeden alleen de reiszones waarvoor u commercieel tarief betaalt en;

  • 2. Wij vergoeden alleen de reiszones die naar ons oordeel bijdragen aan deelname aan maatschappelijke activiteiten.

  • 3. Wij vergoeden het verschil tussen het gereduceerde en commerciële tarief per reiszone.

7.8.3. Aanvraag

  • 1. U dient het reisbudget aan te vragen door gebruik te maken van het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 2. U kunt het reisbudget aanvragen tot en met 3 maanden nadat de kosten zijn gemaakt (terugwerkende kracht).

  • 3. De kosten moeten aantoonbaar zijn voldaan om voor vergoeding in aanmerking te komen.

7.8.4 Peildatum

  • 1. De peildatum is het moment waarop wij toetsen of uw inkomen en vermogen voldoen aan de voorwaarden van het reisbudget.

  • 2. De peildatum is gelijk aan de maand waarin de kosten zich voordoen.

  • 3. Wanneer de kosten zich spreiden over meerdere maanden dan wordt het gemiddelde van het inkomen over deze maanden genomen.

7.8.5. Inkomen en vermogen

Voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen en vermogen wordt aangesloten bij de bepalingen in de Participatiewet.

7.8.6 Terugvordering

Wij kunnen de bijdrage van u terugvorderen wanneer er sprake is van onjuiste verstrekking van informatie met als gevolg dat de uitbetaling van het reisbudget heeft plaatsgevonden.

7.9 Kindpakket

[Gw]

Kinderen vormen een belangrijke én kwetsbare groep waar wij ons verantwoordelijk voor voelen. Wij hebben maatregelen genomen om armoede onder kinderen tegen te gaan en kinderen te helpen mee te doen aan sportieve, culturele, educatieve en sociale activiteiten, alsmede activiteiten voor school. Deze maatregelen zijn opgenomen in het kindpakket. Wij informeren u actief over het kindpakket.

7.10 Schuldhulpverlening

[Wgs]

Wij hebben de taak om inwoners met schuldproblemen te ondersteunen. U kunt ons daarom om ondersteuning vragen bij het vinden van een oplossing voor uw schulden. Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten genoemd die wij toepassen wanneer u om hulp vraagt.

7.10.1 Samenwerking en toegang

[Wgs]

  • 1.

    Wij werken samen met andere organisaties om te voorkomen dat u problematische schulden opbouwt.

  • 2.

    Wij zorgen ervoor dat u op een eenvoudige manier om ondersteuning kunt vragen bij het vinden van een oplossing voor schulden.

  • 3.

    Wij informeren u over de ondersteuning die wij kunnen aanbieden en zorgen ervoor dat die ondersteuning ook echt beschikbaar is.

  • 4.

    Wij sluiten niemand bij voorbaat uit van ondersteuning. Een uitzondering op die regel is wanneer u geen geldige verblijfstitel hebt.

7.10.2 Schuldhulpverlening

[Wgs]

Wij zorgen ervoor dat wanneer u ondersteuning kunt krijgen bij het oplossen van schulden, u deze zo snel mogelijk krijgt.

7.10.3 Besluit

[Wgs]

  • 1.

    Wanneer u ondersteuning kunt krijgen, informeren wij u over de manier waarop de ondersteuning wordt gegeven.

  • 2.

    Wanneer u geen ondersteuning kunt krijgen, sturen wij u een brief, waarin staat waarom er geen ondersteuning wordt gegeven.

Hoofdstuk 8 Afspraken tussen U en ons

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop wij met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop wij ons gedragen tijdens ons werk en wat wij van u verwachten. Wanneer u als inwoner rechten heeft, dan staan daar plichten tegenover. Houdt u daar onvoldoende rekening mee, dan kunnen wij de hulp in bepaalde gevallen wijzigen, beëindigen en/of terugvorderen. Hieronder staan de hoofdregels die daarvoor gelden.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, gelden voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarden:

  • 1.

    Wij zijn volwaardige gesprekspartners.

  • 2.

    Wij zijn helder over wat u van ons mag verwachten.

  • 3.

    Wij geven elkaar de informatie en medewerking die nodig is.

8.1 Hoe gaan we met elkaar om?

8.1.1 De rol van de gemeente

[Jeugdwet, Wmo, PW, Wib, Bbz, IOAW, IOAZ, Wgs, Gw, Awb]

  • 1.

    Wij zoeken samen met u naar een oplossing voor uw probleem. Wij gaan daarbij op een respectvolle manier met elkaar om. Wij zorgen ervoor dat:

    • a.

      het duidelijk is wie er namens ons contact met u onderhoudt. Wij houden het aantal contactpersonen zo beperkt mogelijk;

    • b.

      om een probleem te bespreken heeft u altijd recht op één gesprek met een medewerker.

    • c.

      wij helpen u waar nodig om het probleem bij een andere organisatie te bespreken, wanneer het bieden van hulp bij dit probleem een taak is voor die organisatie;

    • d.

      wij zorgen voor eenvoudige aanvraagformulieren. Het is voor u duidelijk waar die aanvraagformulieren verkrijgbaar zijn;

    • e.

      wij informeren u over procedures die worden gevolgd. Wij zorgen ervoor dat deze procedures zo eenvoudig mogelijk zijn.

  • 2.

    Wij maken binnen de wettelijke mogelijkheden gebruik van gegevens die al binnen de gemeente aanwezig zijn. Wij vragen alleen gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van uw hulpvraag.

  • 3.

    Wij tolereren geen onacceptabel gedrag zoals schelden, dreigen, schreeuwen, discriminerende en intimiderende taal. Wij reageren op professionele wijze op onacceptabel gedrag. Wij volgen hierbij ons geldend agressieprotocol.

8.1.2 De rol van U

[Jeugdwet, Wmo, PW, Wib, Bbz, IOAW, IOAZ, Wgs, Gw, Awb]

  • 1.

    U bent de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het oplossen van uw probleem. Wij ondersteunen daarbij en vullen uw mogelijkheden aan wanneer dat nodig is. U zorgt voor het volgende:

    • a.

      U gaat eerst na welke mogelijkheden u heeft om samen met uw netwerk het probleem op te lossen.

    • b.

      U werkt mee aan de oplossing van uw probleem.

    • c.

      U doet wat nodig is om onze hulp tot een minimum te beperken en zo kort mogelijk te laten duren.

  • 2.

    U werkt mee zodat snel duidelijk is op welke manier het probleem zo snel mogelijk kan worden opgelost. Dat betekent het volgende:

    • a.

      U informeert ons direct over alles wat van belang is voor het beoordelen van de hulpvraag, uw persoonlijke situatie en uw rechten en plichten. Dit geldt ook wanneer de hulp al is toegekend.

    • b.

      U houdt zich aan termijnen die wij stellen om alle informatie aan te leveren.

    • c.

      U brengt ons direct op de hoogte van veranderingen in uw situatie, wanneer die van belang kunnen zijn voor onze hulp.

  • 3.

    Wij gaan op een respectvolle wijze met elkaar om. Dit betekent dat u zich houdt aan onze huisregels.

8.2 Afspraken en verplichtingen

8.2.1 Wanneer wordt de uitkering verlaagd?

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    Wij verlagen een uitkering wanneer dat volgens de regels van de wet en deze verordening past bij uw houding of het gedrag.

  • 2.

    Wanneer wij besluiten om de uitkering te verlagen, houden wij altijd rekening met:

    • a.

      de ernst van het gedrag dat tot het verlagen van de uitkering heeft geleid;

    • b.

      de mate waarin u het gedrag verweten kan worden; en

    • c.

      uw persoonlijke situatie.

  • 3.

    Voordat een uitkering wordt verlaagd, geven wij u de kans om uw mening te geven. U kunt dat doen per e-mail, met een brief of in een gesprek.

8.2.2 Geen verlaging

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    Wij verlagen de uitkering niet wanneer:

    • a.

      uw gedrag niet verwijtbaar is;

    • b.

      er meer dan 1 jaar ligt tussen het gedrag en het moment waarop wij deze gedraging vaststellen;

    • c.

      wij daarvoor dringende redenen zien.

  • 2.

    Wanneer wij afzien van een verlaging vanwege dringende redenen, ontvangt u hiervan een brief.

8.2.3 Bekendmaking besluit verlaging

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

Wij sturen u een besluit wanneer de uitkering wordt verlaagd. In dit besluit staat in ieder geval:

  • a.

    waarom de uitkering wordt verlaagd;

  • b.

    hoe groot de verlaging is;

  • c.

    wanneer de verlaging ingaat;

  • d.

    hoe lang de verlaging duurt; en

  • e.

    waarom wij afwijken van de hoofdregels, wanneer dat het geval is.

8.2.4 Ingangsdatum en periode verlaging

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    De verlaging gaat in op de eerste dag van de kalendermaand na de datum van het besluit.

  • 2.

    Het is mogelijk dat de verlaging al in dezelfde maand of over eerdere maanden wordt toegepast.

  • 3.

    Soms kunnen wij de uitkering niet of maar voor een deel verlagen omdat deze wordt beëindigd. Dan zullen wij het overgebleven deel van de verlaging alsnog opleggen wanneer u binnen zes maanden na de beëindiging opnieuw een uitkering gaat ontvangen.

8.2.5 Berekening verlaging

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    De uitkering wordt verlaagd met een percentage van de uitkeringsnorm. De uitkeringsnorm is de uitkering die u in uw situatie maximaal kunt krijgen. Ontvangt u bijstand, dan gaat het om de bijstandsnorm. Ontvangt u een IOAW- of IOAZ-uitkering, dan is het de grondslag uit de IOAW of IOAZ. Hieronder staat met welk percentage de uitkeringsnorm verlaagd wordt.

  • 2.

    De verlaging wordt berekend over de uitkeringsnorm die geldt in de maand(en), waarin de verlaging wordt toegepast.

  • 3.

    De verlaging kan ook berekend worden op de bijzondere bijstand wanneer;

    • a.

      u deze ontvangt op basis van artikel 12 van de Participatiewet; of

    • b.

      uw verwijtbare gedraging in relatie met het recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

8.2.6 Niet nakomen wettelijke (geüniformeerde) arbeidsverplichtingen

[PW, Awb]

  • 1.

    Wij verlagen de bijstandsuitkering met een maand met 100% van de uitkeringsnorm, wanneer u een verplichting uit artikel 18, vierde lid, aanhef en onderdeel a, b, c, d, e, f, g en h van de Participatiewet niet nakomt.

  • 2.

    De verlaging wordt in gelijke stukken verdeeld over de maand van oplegging en de twee daaropvolgende kalendermaanden, wanneer wij vinden dat er sprake is van bijzondere omstandigheden.

8.2.7A Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen Participatiewet (niet- geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling)

[PW, Awb]

Gedragingen waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a, 55 en 56a van de Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    eerste categorie: het niet of onvoldoende nakomen van de medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 17, tweede lid van de Participatiewet.

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet;

    • b.

      het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 55 van de Participatiewet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet

  • 3.

    derde categorie: het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen voor zover dit niet voortvloeit uit een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet.

8.2.7B Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen IOAW en IOAZ (niet- geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling)

[IOAW, IOAZ, Awb]

We onderscheiden de volgende categorieën gedragingen, waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 20, 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 20, 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet of onvoldoende wordt nagekomen:

  • 1.

    Eerste categorie; Voor dit artikel is de eerste categorie niet van toepassing.

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      het niet of onvoldoende gebruik maken van een door ons aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 36, eerste lid, en artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;

  • 3.

    derde categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren, waaronder het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.

    • d.

      het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid waarbij aan deze beëindiging van de dienstbetrekking een dringende reden zoals bedoeld in artikel 678 van boek 7 van het burgerlijk wetboek ten grondslag ligt en dit u verweten kan worden of de dienstbetrekking is beëindigd op uw eigen verzoek tenzij voortzetting van deze dienstbetrekking redelijkerwijs niet van u kan worden gevergd.

8.2.8 Hoogte en duur verlaging

[PW, IOAW, IOAZ Awb]

  • 1.

    Wij verlagen de uitkering bij de gedragingen als bedoeld in artikel 8.2.7A en 8.2.7.B, met:

    • a.

      10% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      50% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      100% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen wij bij gedragingen van de eerste of tweede categorie een waarschuwing opleggen.

8.2.9 Te weinig besef van verantwoordelijkheid

[PW, Awb]

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering wegens te weinig besef van verantwoordelijkheid. De verlaging stemmen we af op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De verlaging wordt vastgesteld op:

    • a.

      10% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00;

    • b.

      20% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 1.000,00 tot

    • c.

      € 2.000,00;

    • d.

      40% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 2.000,00 tot

    • e.

      € 4.0000,00;

    • f.

      40% van de uitkeringsnorm gedurende twee maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 4.000,00 tot € 8.000,00;

    • g.

      40% van de uitkeringsnorm gedurende vier maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 8.0000,00 tot € 10.000,00;

    • h.

      40% van de uitkeringsnorm gedurende zes maanden bij een benadelingsbedrag van € 10.000,00 of hoger.

8.2.10 Zeer ernstige misdragingen

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering wanneer u zich zeer ernstig misdraagt gedraagt tegenover personen en instanties die de Participatiewet, de IOAW- of IOAZ uitvoeren.

    • a.

      De uitkering wordt gedurende één maand verlaagd met 100% van de uitkeringsnorm bij het gebruik van fysiek geweld tegen personen en bij mondelinge en schriftelijke bedreigingen tegen personen.

    • b.

      De uitkering wordt gedurende één maand verlaagd met 50% van de uitkeringsnorm bij het gebruik van fysiek geweld tegen materiële zaken.

8.2.11 Niet nakomen van andere verplichtingen

[PW, Awb]

Wanneer u een door ons opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, wordt de bijstandsuitkering verlaagd. De verlaging wordt vastgesteld op:

  • a.

    20 % van de uitkeringsnorm gedurende één maand, bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling of verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand;

  • b.

    40 % van de uitkeringsnorm gedurende één maand, bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot vermindering van de bijstand;

  • c.

    100 % van de uitkeringsnorm gedurende één maand, bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot beëindiging van de bijstand.

8.2.12 Niet meewerken aan inburgering

[Pw, Wib]

  • 1.

    Wanneer u als inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering ontvangt en u niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP), waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de bijstandsuitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en hoofdstuk 8 paragraaf 2 van deze verordening. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP). Wij leggen voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de Wet inburgering 2021 op.

  • 2.

    Wanneer u als inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering ontvangt en u niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, leggen wij bij voorkeur een boete op grond van de Wet inburgering 2021 op. Wij verlagen in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3.

    Bij de keuze tussen i) handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de bijstandsuitkering en ii) handhaving op grond van de Wet inburgering 2021 via een boete wegen wij ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor u als inburgeringsplichtige, naar ons oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4.

    In de brief (beschikking) aan u vermelden wij of er een boete op grond van de Wet inburgering 2021 wordt opgelegd of dat de bijstandsuitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

  • 5.

    Wanneer u als inburgeringsplichtige een boete op grond van de Wet inburgering 2021 wordt opgelegd in de periode dat wij verantwoordelijk zijn voor het financieel ontzorgen op grond van artikel 56a Participatiewet, dan kunnen wij de boete met de bijstandsuitkering verrekenen. Wij houden hierbij rekening met een fictieve draagkracht van 5 procent van de bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.”

8.2.13 Samenloop van gedragingen

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    Gedrag waardoor u meerdere verplichtingen uit dit hoofdstuk niet nakomt, leidt tot één verlaging. De grootste verlaging die van toepassing is voor het gedrag geldt dan, en ook de duur die bij die verlaging hoort.

  • 2.

    Wanneer sprake is van meerdere gedragingen die ertoe leiden dat één of meer verplichtingen niet worden nagekomen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig of - wanneer dat niet mogelijk is - na elkaar opgelegd.

  • 3.

    Wanneer u één verplichting uit dit hoofdstuk niet nakomt, wordt geen verlaging opgelegd als voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

  • 4.

    Wanneer sprake is van meerdere gedragingen die ertoe leiden dat één of meer verplichtingen niet worden nagekomen, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.

8.2.14 Herhaling (recidive)

[PW, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    De duur van de verlaging wordt verdubbeld wanneer de uitkering binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee de verlaging is opgelegd, opnieuw wordt verlaagd. De duur wordt ook verdubbeld wanneer wij de eerdere verlaging vanwege dringende redenen hebben vastgesteld op € 0,-.

  • 2.

    Een herhaalde verlaging op grond van artikel 8.2.6 kan maximaal drie maanden duren.

8.3 Terugvorderen uitkering

8.3.1 Terugvordering en incasso

[PW, IOAW, IOAZ, Bbz]

  • 1.

    Wij vorderen gemeentelijke uitkeringen terug in de gevallen die in de wet zijn beschreven en doen dat volgens de regels van de wet. Wij vorderen niet terug wanneer terugvordering voor u onaanvaardbare gevolgen heeft.

  • 2.

    Bij een klein bedrag (€ 50,-) kunnen wij besluiten dit niet terug te vorderen, wanneer dit ons te veel geld kost.

  • 3.

    Bij de incasso zorgen wij ervoor dat u een inkomen blijft houden dat past bij uw persoonlijke situatie. Dit inkomen is in ieder geval gelijk aan de beslagvrije voet.

  • 4.

    In beleidsregels wordt uitgewerkt hoe wij inhoud geven aan onze bevoegdheid om gemeentelijke uitkeringen terug te vorderen.8.4 Beëindigen en terugvorderen van voorziening

8.4. Beëindiging voorziening

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz, Wgs, Gw]

  • 1.

    Wij kunnen een toegekende voorziening geheel of gedeeltelijk beëindigen wanneer dat in de wet of deze verordening is aangegeven worden beëindigd, vanaf het moment dat:

    • a.

      de voorziening niet langer passend of nodig is;

    • b.

      u zich niet houdt aan de voorwaarden en verplichtingen die aan de vorm van de ondersteuning zijn verbonden de voorziening is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens van u;

    • c.

      wij niet langer kunnen beoordelen of u in aanmerking komt voor ondersteuning, omdat u onvoldoende of onjuiste informatie geeft, u onvoldoende meewerkt aan een onderzoek naar het recht op de die ondersteuning;

    • d.

      de ondersteuning is verstrekt op basis van onjuiste of onvolledige gegevens.

    • e.

      de ondersteuning voor een ander doel wordt gebruikt dan bedoeld is;

    • f.

      u niet binnen de vastgestelde termijn van 9 maanden gebruik hebt gemaakt van de toegekende ondersteuning, tenzij u dat niet te verwijten is.

    • g.

      ons beleid is gewijzigd en u daarom niet meer in aanmerking komt voor ondersteuning. Wij houden dan wel rekening met een redelijke overgangsperiode.

  • 2.

    De ondersteuning kan met terugwerkende kracht worden beëindigd (ingetrokken). De ondersteuning kan ook gedeeltelijk worden ingetrokken (herzien). In dat geval blijft de ondersteuning vanaf een bepaalde datum voor een deel in stand.

8.4.1 Terugvordering voorziening

[Wmo, Jeugdwet, PW, Bbz, IOAW, IOAZ, Burgerlijk Wetboek, Gw]

Wij kunnen de voorziening of de waarde daarvan van u terugvorderen. Dat kan vanaf het moment waarop voldaan aan één of meer van de intrekkingsgronden genoemd in artikel 8.4.1.

8.5 Hoe controleren wij of de ondersteuning nog zinvol is?

8.5.1 Controle op ontwikkelingen

[Jeugdwet, Wib, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Bbz]

  • 1.

    Wij controleren regelmatig of u recht hebt op ondersteuning en of u de juiste ondersteuning hebt aangevraagd of ontvangt. Wij vinden het belangrijk dat de ondersteuning nog zinvol en dus:

    • a.

      u de ondersteuning nog nodig heeft,

    • b.

      de doelen van de ondersteuning nog worden bereikt, en of

    • c.

      de ondersteuning op de juiste manier wordt gegeven.

  • 2.

    Wij kunnen dit op de volgende manieren controleren:

    • a.

      huisbezoeken: onze medewerkers gaan bij u langs en kijken in en om de woning. Wij kunnen een huisbezoek aankondigen, maar dat hoeft niet.

    • b.

      heimelijke waarnemingen: onze medewerkers verzamelen gegevens over u zonder dat u hierover vooraf bent geïnformeerd.

    • c.

      buurtonderzoek: wij ondervragen uw buren.

    • d.

      bestandsvergelijkingen: wij vergelijken uw gegevens met de gegevens die bekend zijn over u bij andere organisaties, zoals bij UWV, de Belastingdienst en andere gemeenten;

    • e.

      signalen en tips van organisaties of particulieren;

    • f.

      andere passende onderzoeksmethoden.

  • 3.

    Bij het toepassen van deze controlemiddelen kijken wij wat passend, proportioneel en noodzakelijk is in de situatie.

  • 4.

    Bij de controle van ondersteuning zorgen wij ervoor dat de regels die horen bij de opsporing van strafbare feiten worden nageleefd.

  • 5.

    Bij beëindiging van de ondersteuning op uw verzoek, onderzoeken wij wat de reden is van de beëindiging. Wij gaan ook na of de ondersteuning tot de einddatum terecht is verstrekt.

8.5.2 Voorkomen van fraude

[Jeugdwet, Wmo, Wib; PW, IOAW, IOAZ, Bbz ]

Wij streven ernaar om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeren wij u op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van onze ondersteuning.

8.5.3 Beleidsplan handhaving en beleidsverslag

[Jeugdwet, Wmo, Wib, PW, IOAW, IOAZ, Bbz ]

  • 1.

    De gemeenteraad stelt één keer per vier jaar een beleidsplan vast hoe wij fraudebestrijding aanpakken en ervoor zorgen dat u zich zo goed mogelijk aan de regels houdt.

  • 2.

    In het beleidsplan, bedoeld in het eerste lid, staat in ieder geval:

    • a.

      wat wij precies met fraudepreventie bedoelen;

    • b.

      wanneer en hoe wij u informeren over rechten en plichten (voorlichting);

    • c.

      welke onderzoeksmethoden wanneer kunnen worden ingezet; en

    • d.

      hoe wij samenwerken met andere organisaties om fraude tegen te gaan.

  • 3.

    Wij stellen na afloop van de periode waarvoor het beleidsplan handhaving is bedoeld, een beleidsverslag vast. Daarin beschrijven wij of de gestelde doelen voor dat jaar zijn behaald en de redenen waarom dat wel of niet is gebeurd.

8.5.4 Toezichthouders

[Jeugdwet, Wmo, Wib; PW, Bbz, IOAW, IOAZ, Awb]

  • 1.

    Wij kunnen één of meer ambtenaren aanwijzen die de taak hebben erop toe te zien dat de wetten en de bijbehorende regels worden nageleefd. Voor Wmo- hulp geldt dat wij verplicht zijn toezichthouders aan te wijzen.

  • 2.

    Toezicht en handhaving gericht op rechtmatigheid wordt verricht door de gemeentelijke Sociale Recherche. Wij treffen ertoe hiertoe een nadere regeling.

Hoofdstuk 9. Inspraak en inwonerparticipatie

Het beleid dat wij maken en uitvoeren is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kunnen ons beleid wanneer dat nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er een adviesraad is die ons kan adviseren over beleid. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders, kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor inwoners met een beperking of een psychosociaal probleem.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, geldt voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarde:

  • 1.

    De gemeente en de inwoner zijn volwaardige gesprekspartners.

9.1 Inspraak van inwoners

[Jeugdwet, Wmo, PW, Wib, Bbz, IOAW, IOAZ, Gw]

  • 1.

    Wij kiezen ervoor om u inspraak te geven in de onderwerpen die in deze verordening worden geregeld.

  • 2.

    U kunt inspraak hebben bij:

    • a.

      plannen voor beleid en regels (verordeningen);

    • b.

      de manier waarop de wij beleid en regels uitvoeren;

    • c.

      de manier waarop onze medewerkers omgaan met u (bejegening);

    • d.

      de manier waarop aanbieders van hulp hun taken uitvoeren.

  • 3.

    Inspraak houdt ook in het doen van voorstellen voor ander beleid, andere regels of een andere uitvoering.

  • 4.

    Wij kunnen u op verschillende manieren inspraak geven:

  • 5.

    via de Adviesraad Sociaal Domein gemeente Eijsden-Margraten;

  • 6.

    door inwoners en belangenorganisaties te raadplegen;

  • 7.

    Wij zetten ons ervoor in dat, wanneer u een klacht of bezwaar heeft ingediend u zich gehoord voelt.

9.2 Adviesraad Sociaal Domein

[Jeugdwet, Wmo, PW, Wib, Bbz, IOAW, IOAZ, Gw]

Wij zetten ons ervoor in dat er een Adviesraad Sociaal Domein is. De Adviesraad heeft als taak om het college gevraagd of ongevraagd te adviseren over de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het gemeentelijk beleid binnen het sociaal domein. De werkzaamheden en de samenstelling van de Adviesraad kunnen in een afzonderlijke regeling worden vastgesteld.

9.2.1 Inspraak bij aanbieders

[Jeugdwet, Wmo, PW, Wib, IOAW, IOAZ, Gw]

  • 1.

    Aanbieders zijn verplicht om inwoners die gebruik maken van hun diensten of producten, inspraak te geven over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn en daarover regels vast te stellen. Aanbieders zorgen ervoor dat deze regels onder de aandacht komen bij de gebruikers.

  • 2.

    Wij zien erop toe dat de aanbieder de regels over inspraak naleeft. Wij overleggen regelmatig met deze aanbieders over de dienstverlening en laten de klanttevredenheid onderzoeken.

Hoofdstuk 10. Kritiek op de uitvoering

Wanneer u niet tevreden bent, vinden wij dit een belangrijk signaal. Wij zetten ons er dan voor in om de kritiek met u te bespreken en na te gaan of er een passende oplossing is. Wanneer dat niet lukt, bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen of bezwaar te maken. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen of bezwaar te maken. Dit hoofdstuk sluit aan bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, gelden voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarden:

  • 1.

    wij wijzen u op uw rechten.

  • 2.

    wij handelen professioneel en nemen uw kritiek serieus.

  • 3.

    wij ondersteunen u om op een toegankelijke manier uw mening te geven.

  • 4.

    de klachten- en bezwaarprocedure is eenvoudig en helder.

10.1 Doelen klacht- en bezwaarprocedure

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gw]

  • 1.

    Wij zien een klacht als een mogelijkheid om de dienstverlening te verbeteren en eventuele vertrouwensbreuk te herstellen. Bij een bezwaar kijken wij nogmaals of het juiste besluit is genomen.

  • 2.

    U krijgt de gelegenheid om de klacht of bezwaar mondeling toe te lichten.

  • 3.

    Wij zorgen ervoor dat klachten en bezwaren zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen de wettelijke termijnen, worden afgehandeld.

  • 4.

    Wij zetten ons ervoor in dat u, wanner u een klacht of bezwaar heeft ingediend, zich gehoord voelt.

10.2 Klachtenprocedure

(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gw)

  • 1.

    U kunt een klacht indienen over het gedrag van bestuursorganen en/ of onze medewerkers bij de uitvoering van hun taak. Uw klacht kan gaan over:

    • a.

      Het gedrag van onze medewerkers en de wijze waarop zij u bejegenen.

    • b.

      De manier waarop wij meldingen en aanvragen hebben afgehandeld.

    • c.

      De manier waarop wij onze voorzieningen en diensten hebben uitgevoerd.

    • d.

      Het schenden van gedragsregels.

  • 2.

    Wij behandelen uw klacht volgens de Algemene wet bestuursrecht en onze klachtenregeling. Ook zijn wij aangesloten bij de Nationale Ombudsman.

10.3 Klachten over andere personen of organisaties

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gw, )

  • 1.

    Wanneer u een klacht heeft over het gedrag van een medewerker van een organisatie die namens ons hulp verleent, kunt u een klacht indienen bij die organisatie. De organisatie moet een klachtenregeling hebben en deze met ons hebben gedeeld.

  • 2.

    Wanneer u niet tevreden bent over de manier waarop de klacht door de gecontracteerde persoon of organisatie is afgehandeld, verwijst de aanbieder u door naar ons. U kunt dan bij ons een klacht indienen.

  • 3.

    Als u geraakt wordt door calamiteiten, geweld of ander strafbaar gedrag van personen of van een organisatie die, die hulp verlenen op grond van een besluit van ons, kunt u dit bij ons melden. Wij bepalen hoe die melding wordt behandeld.

10.4 Bezwaar

[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gw. Awb)

  • 1.

    Wanneer wij een besluit nemen, informeren wij u in het besluit over de manier waarop u bezwaar kunt maken tegen dat besluit.

  • 2.

    Wanneer u het niet eens bent met een besluit kunt u daartegen bezwaar maken volgens de regels die zijn beschreven in de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Nadat wij een bezwaarschrift hebben ontvangen, neemt een medewerker telefonisch contact op met u om het bezwaar te bespreken. De medewerker geeft uitleg over het besluit en informeert naar argumenten, feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Dit gesprek is gericht op verbetering van onze besluitvorming en kan leiden tot een heroverweging van het besluit.

Hoofdstuk 11. Kwaliteit, inkoop en aanbesteding

De diensten en producten die wij en aanbieders leveren, horen van goede kwaliteit te zijn. Diensten moeten aansluiten bij uw behoeften. Producten moeten veilig, degelijk en goed bruikbaar zijn voor u. Voor ons gelden een aantal regels bij de inkoop van diensten en producten. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.

Naast de kernwaarden uit hoofdstuk 1, gelden voor dit hoofdstuk de volgende kernwaarden:

  • 1.

    Onze diensten en producten zijn kwalitatief goed en passend.

  • 2.

    Onze diensten en producten zijn niet duurder dan nodig is.

  • 3.

    Onze diensten en producten van de zijn gericht op versterking van eigen kracht en zelfredzaamheid.

11.1 Kwaliteit

(Wmo, Jeugdwet, PW, Wib, Gw)

  • 1.

    Alle diensten en producten die wij in het kader van deze verordening aanbieden moeten van goede kwaliteit zijn, zodat het gewenste effect voor u wordt bereikt.

  • 2.

    Wij zorgen voor een goede prijs-kwaliteitverhouding door:

    • a.

      een vaste prijs te bepalen. Die prijs geldt dan voor inschrijving op een aanbesteding en voor een daaropvolgende overeenkomst met een aanbieder; of

    • b.

      een reële prijs vast te stellen.

  • 3.

    Wij houden voor een goede prijs-kwaliteitverhouding bij het vaststellen van de tarieven voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg.

  • 4.

    Wij houden in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren vrij toegankelijke hulp in het kader van jeugdhulp, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening; en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de aanbieder worden gevraagd, zoals verplichte deelname aan samenwerkingsverbanden, zoals het sociale team.

  • 5.

    De diensten en producten:

    • a.

      passen bij uw behoefte;

    • b.

      zijn veilig, geschikt en bruikbaar voor u;

    • c.

      voldoen aan normen en eisen die door de beroepsgroep of in het vakgebied algemeen zijn aanvaard; en

    • d.

      worden afgestemd op andere diensten of producten die aan u worden geleverd.

  • 6.

    Naast de genoemde kwaliteitseisen, kunnen wij aanvullende kwaliteitseisen en andere voorschriften vaststellen. Wij controleren of deze eisen door aanbieders worden nageleefd.

11.2. Veiligheid en rechtmatigheid

11.2 Inkoop en aanbesteding

(Wmo, Jeugdwet, Pw, Wib, Gw)

  • 1.

    Bij inkoop en aanbesteding toetsen wij of aanbieders rekening houden met de voorwaarden uit artikel 9.1, het vijfde lid.

  • 2.

    Wij houden bij het vaststellen van prijzen rekening met:

    • a.

      de soort dienst of product;

    • b.

      het salaris en andere arbeidsvoorwaarden van werknemers;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      andere personeelskosten die niet direct met de dienstverlening te maken hebben, zoals kosten voor werkoverleg, bijscholing, ziekte en verlof van werknemers;

    • e.

      eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van een dienst, waaronder de kwaliteit van de beroepskracht;

    • f.

      reis- en opleidingskosten van werknemers;

    • g.

      het jaarlijks aanpassen van de reële prijs in verband met wijziging van de kosten;

    • h.

      andere kosten die het gevolg zijn van verplichtingen voor aanbieders, zoals rapportage- en administratieve verplichtingen.

Hoofdstuk 12 Van oud naar nieuw

In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat wij bepalingen uit deze verordening kunnen uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat wij van deze verordening kunnen afwijken wanneer dit echt nodig is.

Kernwaarden:

  • 1.

    Wij handelen professioneel en nemen u serieus.

  • 2.

    Wij werken efficiënt en doelgericht.

  • 3.

    Wij stemmen de ondersteuning op uw situatie en behoefte af.

12.1 Onderzoek naar de werking van de verordening

[Gw]

  • 1.

    Wij onderzoeken met een zekere regelmaat of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die wij willen bereiken.

  • 2.

    De gemeenteraad bespreekt een verslag van dit onderzoek en past de verordening aan wanneer dat nodig is.

12.2 Uitvoeringsregels

[Gw]

Wij kunnen uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe wij met een bepaalde bevoegdheid omgaan. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.

12.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)

[Gw]

Wij kunnen afwijken van een bepaling uit deze verordening wanneer toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor u of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk wanneer de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.

12.4 Overgangsrecht

[Gw]

  • 1.

    Een maandelijkse voorziening of uitkering die op grond van een ingetrokken of buiten werking gestelde verordening wordt verstrekt, blijft ook na de ingangsdatum van deze verordening doorlopen. Deze voorziening of uitkering loopt door totdat wij een nieuw besluit over die voorziening of uitkering hebben genomen.

  • 2.

    Een aanvraag die u heeft ingediend vóór de ingangsdatum van deze verordening en waarover wij pas later een besluit nemen, handelen wij af volgens deze verordening. Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóór de ingangsdatum geldt juist dat wij deze afhandelen volgens de buiten werking gestelde verordening. Maar wanneer een besluit volgens de nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor u, passen wij deze verordening toe.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van een ingetrokken of buiten werking gestelde verordening, passen wij die ingetrokken of buiten werking gestelde verordening toe.

  • 4.

    Beleidsregels en nadere regels die hun grondslag vinden in één of meer van de genoemde ingetrokken of buiten werking gestelde verordeningen of in besluiten bij of krachtens deze verordeningen, en die onherroepelijk waren op het moment van inwerkingtreding van deze Verordening, worden aangemerkt als beleidsregels die hun grondslag vinden in deze Verordening.

12.6 Ingangsdatum, citeertitel en intrekken of buitenwerking stellen oude verordeningen

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening sociaal domein gemeente Eijsden- Margraten 2025.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De volgende verordeningen worden ingetrokken:

    • Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Eijsden-Margraten 2019, versie 2022;

    • [Onderdeel 12.6 lid 3 bevat een kennelijke verschrijving. Hier wordt bedoeld: • Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Eijsden-Margraten, versie 2022.]

  • 4.

    De volgende verordeningen worden buiten werking gesteld:

    • Verordening re-integratie Participatiewet Maastricht- Heuvelland 2023;

    • Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ Maastricht- Heuvelland 2016;

    • Verordening Wet inburgering gemeente Maastricht.

    • Verordening Jeugdhulp versie 2019 Maastricht Heuvelland Eijsden Margraten;

    • Verordening cliëntenparticipatie participatiewet 2015

    • Verordening cliëntenparticipatie participatiewet Maastricht heuvelland 2017 e.v.

    • Verordening handhaving participatiewet IOAW en IOAZ Maastricht Heuvelland 2015.

Hoofdstuk 13 Begrippenlijst

In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?

Soms worden bepaalde begrippen in meerdere wetten gebruikt en hebben ze in die wetten een verschillende betekenis. Hier staat wat de betekenis van deze begrippen in deze verordening is.

Voor een aantal begrippen geldt dat ze in deze verordening een ruimere betekenis hebben dan in de genoemde wetten, omdat zoveel mogelijk is aangesloten bij het normale, dagelijkse taalgebruik.

Ook staan er voor de duidelijkheid enkele wettelijke begrippen in de lijst, die in deze verordening wel dezelfde betekenis hebben, maar hier in andere woorden zijn omschreven.

Ten slotte worden in deze verordening ook begrippen gebruikt die niet zijn terug te vinden in de wetten. Ook die zijn hier omschreven.

Omnibuzz-vervoer: vervoer met een besloten bus, taxi, treintaxi of bustaxi

Algemene voorziening: een voorziening waarop u een beroep kunt doen, anders dan maatwerkvoorziening. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor u. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.

Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:

  • a.

    niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking;

  • b.

    die gewoon verkrijgbaar is;

  • c.

    niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • d.

    een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en of participatie;

  • e.

    waarover iedereen in dezelfde omstandigheden ook zou kunnen beschikken, en financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimum niveau.

AOW-leeftijd: leeftijd waarop de AOW ingaat.

Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan.

Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet, artikel 37 IOAW en artikel 37 IOAZ.

Benadelingsbedrag: Het bedrag dat belanghebbende over een bepaalde periode ten onrechte of te veel aan uitkering heeft ontvangen.

Beperking: de vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke, psychische of psychosociale handicap die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied belemmert.

Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van uw woon- en leefsituatie en van uw leeftijd.

Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.

CAK: Centraal Administratie Kantoor.

Cliëntondersteuner: hulp aan u door een onafhankelijke professional in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning. De hulp aan u is gericht op het benutten van diensten die door gemeenten en andere organisaties worden geleverd op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (artikel 1.1.1 van de Wmo).

Collectief (taxi)vervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).

Duurzaam: voor lange tijd en het maximale voor u bereiken.

Duurzaam werk: dat een uitkeringsgerechtigde gedurende een periode van ten minste een halfjaar onafgebroken aan het werk is.

Eigen kracht: Wij ondersteunen waar nodig en gaan ervan uit dat u eerst zelf oplossingen vindt voor problemen, bijvoorbeeld met ondersteuning van uw familie, vrienden en bekenden (sociaal netwerk) of door gebruik te maken van algemene voorzieningen, dat zijn algemeen gebruikelijke en algemeen toegankelijke voorzieningen.

Eigen vervoermiddel: een vervoermiddel dat u zelf bezit of dat hij mag gebruiken. Daaronder valt ook een vervoermiddel dat de gebruiker ter beschikking staat, zoals een deel-, leen-of lease-auto.

Effect: het resultaat of het doel.

Financiële buffer: vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.

(Forfaitaire) loonkostensubsidie: Loonkostensubsidie compenseert het verschil tussen de arbeidsproductiviteit van een werknemer (loonwaarde) en het wettelijk minimumloon. Dat laatste gaat namelijk uit van 100% arbeidsproductiviteit. Kan een werknemer met een arbeidshandicap niet alle taken uitvoeren die bij zijn of haar functie horen? Dan kan een werknemer dankzij de loonkostensubsidie toch deze

Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.

Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.

Gemeente: de gemeente Eijsden-Margraten.

Gesprek: gesprek waarin de u uw hulpvraag, uw persoonlijke situatie en het effect dat u wil bereiken bespreekt.

Gezin: de gehuwden met de tot hun last komende kinderen dan wel de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen;

Geldig identiteitsbewijs: een document waarmee de u zich kan identificeren. Dit kan per voorziening verschillen.

Gesprek: gesprek waarin u uw hulpvraag, uw persoonlijke situatie en het effect dat u wil bereiken bespreekt.

Goede kwaliteit van leven. Dit betekent dat:

  • U passend kunt wonen in de vertrouwde omgeving met het eigen netwerk;

  • U ondersteund kunt worden;

  • U gehoord en begrepen wordt met uw hulpvraag;

  • U kunt doen wat u fijn vindt en wat u leven betekenis geeft;

  • U tijdig wordt geholpen wanneer de situatie thuis achteruitgaat of onveilig wordt;

  • Uw kinderen veilig en gezond kunnen opgroeien;

  • U en uw kinderen gelijke kansen hebben om zich te ontwikkelen en deel te nemen aan de samenleving;

  • U een gezonde financiële huishouding kunt voeren.

Goedkoopst en passend: goedkoopst adequaat, als bedoeld in de Wmo.

Hulp: zie Ondersteuning

Inburgering: Mensen die voor lange tijd met een verblijfsvergunning in Nederland komen wonen, moeten Nederlands leren en weten hoe de samenleving in elkaar zit.

Inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is.

Inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Participatiewet.

Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in hoofdstuk 9 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.

Integraal: Wij helpen om uw hulpvraag goed in beeld te brengen. Wij benaderen de hulpvraag vanuit een brede aanpak, waarbij wij aandacht hebben voor mogelijke (achterliggende) hulpvragen op meerdere leefgebieden. Wij gaan uit van eigen regie: wij vullen de mogelijke hulpvraag niet voor u in. Het initiatief voor de hulpvraag ligt bij u.

Interne werkbegeleiding: door een collega geboden dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren, en waarbij sprake is van meer dan de gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek.

Inwoner: De persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3 Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om Wmo-hulp, dan betreft het de ingezetene van de gemeente als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Wmo en de ingezetene van Nederland die zich bij de gemeente meldt voor maatschappelijke opvang. Gaat het om schuldhulpverlening, dan betreft het degene die in de basisregistratie personen van de gemeente als ingezetene is ingeschreven. Voor de toepassing van de hoofdstukken 8 en 10 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die ondersteuning van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats daar niet meer heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor ondersteuning door de gemeente.

IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Jobcoach: door een erkende deskundige geboden ondersteuning aan personen met een arbeidsbeperking en aan werkgevers, gericht op het vinden en behouden van werk.

Jongere: de inwoner in de leeftijd tot 27 jaar.

Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel hebben.

Kalenderjaar: een kalenderjaar vangt aan op 1 januari om 0:00:00 uur en eindigt op 31 december om 23:59:59 uur.

Kind: een ten laste komend kind als bedoeld in de Participatiewet.

Kindpakket: een pakket van voorzieningen in natura, dat wij voor gezinnen met een laag inkomen beschikbaar stellen. Het doel van het pakket is te voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet mee kunnen doen aan sportieve, culturele, educatieve, sociale activiteiten en activiteiten van school.

Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer inwoners in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer inwoners de kosten kunnen delen.

Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.

Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.

Loonwaardemeting: Met de loonwaarde wordt aangegeven hoeveel loon de werkgever moet betalen. Vaak zal bij de meting blijken dat de werknemer door een lagere arbeidsproductiviteit niet in staat is om het volledige minimumloon te verdienen. Dan kan de werkgever een tegemoetkoming in de loonkosten krijgen.

Mantelzorg: Mantelzorg is onbetaalde en vaak langdurige zorg voor zieke familieleden of vrienden. Dit kan verzorging zijn of hulp bij dagelijkse activiteiten. De mantelzorger en de cliënt hoeven niet per se in één huis te wonen.

Meedoenbudget is een geldbedrag voor inwoners met een laag inkomen. Het doel van het pakket is om te voorkomen dat inwoners met een laag inkomen niet mee kunnen doen aan sportieve, culturele, educatieve en sociale activiteiten en hierdoor in een sociaal isolement geraken.

Natura: ondersteuning in natura wil zeggen dat wij de ondersteuning voor u regelen. Wij geven opdracht aan de leverancier, waarna deze het product of de dienst bij u aflevert c.q. uitvoert.

Nederlander: hieronder verstaan wij ook een hier te lande woonachtige vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt.

Omgekeerde Toets: een uitvoeringsmethodiek die recht doet aan de doelstellingen van wetten in het Sociaal Domein en uitgaat van een integrale aanpak bij de uitvoering van de wetten.

Ouders: ouders, voogden of verzorgers van een jongere. Ook pleegouders vallen onder dit begrip.

Ondersteuning: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet (Pw), artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 36 van de Wet oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen IOAZ, bijstand als bedoeld in artikel 7 van de Pw, een uitkering als bedoeld in artikel 5 van de IOAW en een uitkering als bedoeld in artikel 5 van de IOAZ, ondersteuning als bedoeld in artikel 2 lid 1 en artikel 2 lid 2 van het Besluit Bijstandverlening zelfstandigen 2004( Bbz), maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Wmo2015), jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet (Jw), schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs).

Ondersteuning-op-maat of maatwerkvoorziening: een op u afgestemde voorziening.

  • Wanneer het gaat om een voorziening in het kader van de Wmo: een maatwerkvoorziening.

  • Wanneer het gaat om een voorziening in het kader van de Participatiewet: een voorziening bij de arbeidsinschakeling, bijstand in de kosten van levensonderhoud of bijzondere bijstand.

  • Wanneer het gaat om een voorziening in het kader van de IOAW en IOAZ: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een uitkering.

  • Wanneer het gaat om ondersteuning in het kader van het besluit bijstandverlening zelfstandigen ( Bbz) 2004: bijstand in de kosten van levensonderhoud en bijstand ter voorziening in de behoefte van bedrijfskapitaal.

  • Wanneer het gaat om schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening: op u afgestemde hulp bij het aflossen van schulden.

  • Wanneer het gaat om een voorziening in het kader van de Jeugdwet: een voorziening die op een jeugdige of zijn ouders is afgestemd als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet.

Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de wij opstellen, waarin de knelpunten staan die de u in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en wij mogelijke oplossingen aandragen.

Ondersteuningsvraag: de behoefte aan ondersteuning die u bij de melding heeft.

Openbaar vervoer: voor eenieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst of een andere vorm van openbaar vervoer, zoals bijvoorbeeld de regiotaxi.

Ouders: ouders, voogden of verzorgers van de jeugdige.

Passend: op maat, doelmatig en doel- en resultaatgericht.

Passend werk: werk dat past bij wat u kunt en weet.

Peildatum: de datum die wordt gebruikt om te bepalen of u voldoet aan voorwaarden van een bepaalde regeling.

Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken u die van belang zijn, inclusief de behoefte van u en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.

Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.

Pgb-plan: een plan van aanpak dat de u opstelt over de hulp die u nodig heeft en die u met het pgb wil inkopen. In het plan geeft u onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.

PIP: het Plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021.

Positieve gezondheid: een werkwijze die niet de ziekte, maar een betekenisvol leven van mensen centraal stelt. De nadruk ligt op de veerkracht, eigen regie en het aanpassingsvermogen van de mens en niet op de beperkingen of ziekte.

Praktijkroute: dit is een extra toegangsroute om inwoners met een arbeidsbeperking in het doelgroepregister van de banenafspraak op te nemen. Via deze route wordt op de werkplek vastgesteld of iemand vanwege zijn beperkingen zelf in staat is om het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen. Lukt dat niet, dan wordt diegene opgenomen in het doelgroepregister en is een beoordeling door het UWV niet meer nodig.

Preferent proces loonkostensubsidie: een landelijk werkproces voor loonkostensubsidie dat het voor werkgevers makkelijker maakt om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen.

Professionele hulpverlener: persoon die beroepsmatig hulp verleent en voldoet aan de eisen die daaraan zijn gesteld.

Samenwonenden: inwoners die een gemeenschappelijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.

Sociaal isolement: een situatie waarin een persoon of een kleine groep personen afgezonderd leeft van anderen.

Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie u een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).

SVB: Sociale verzekeringsbank.

Te weinig besef van verantwoordelijkheid: Volgens de wet bent u zelf verantwoordelijk voor de kosten van uw eigen leven. U moet dus zorgen dat u zo min mogelijk bijstand nodig heeft. Heeft u bijstand nodig, terwijl u dat (nog) had kunnen voorkomen? Dan heeft u niet genoeg besef van verantwoordelijkheid voor uw eigen levensonderhoud.

Toezicht (houder): Een toezichthouder is iemand die namens het bestuursorgaan kijkt of wetten en regels worden nageleefd. Zijn/ haar bevoegdheden zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarin staan regels voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van bestuursrechtelijke wet- en regelgeving.

  • a.

    Wmo; de directeur van de GGD-Zuid Limburg is aangewezen als toezichthouder Wmo

  • b.

    Jeugdwet; de inspectie Gezondheidszorg en jeugd is de toezichthouder

  • c.

    Participatiewet: de functie van toezichthouder is belegd bij de sociaal rechercheur.

(Tijdelijk) kwetsbare situatie: Het is mogelijk dat u in een situatie verkeert waarin ondersteuning nodig is om een zinvol bestaan te kunnen leiden. Deze ondersteuning kan tijdelijk zijn om daarna zelfstandig weer verder te kunnen, maar ondersteuning kan ook blijvend zijn, bijv. door gebruik van een rolstoel. Daarbij geld het principe: niet meer, maar ook niet minder ondersteuning dan noodzakelijk.

U, of uw: de inwoner die een direct belang heeft bij een besluit van de gemeente (artikel 1:2., lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). Wanneer de inwoner een ondersteuningsvraag heeft ingediend die nog niet heeft geleid tot een verzoek om besluit te nemen of tot feitelijk handelen van de gemeente, dan wordt met ‘u, uw of jullie ’ bedoeld: degene die als ingezetene in de basisregistratie van de gemeente is ingeschreven en feitelijk in deze gemeente verblijft, of, wanneer het gaat om hulp op grond van de Participatiewet, de IOAW of IOAZ: degene die woonplaats heeft in de gemeente, volgens de regels van artikel 10 lid 1en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ-uitkering, alsmede de bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet.

Uitkeringsnorm: de maximale hoogte van een uitkering in de persoonlijke situatie u; dit is de toepasselijke bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ.

Vermogen: totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb of geldbedrag.

Voortgezet onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

Vrij toegankelijke ondersteuning: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.

Werkgever: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst de bevoegdheid heeft om de arbeid van een werknemer gedurende een overeengekomen periode aan te wenden in zijn organisatie.

Werknemer: persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst arbeid verricht bij de werkgever, daaronder begrepen een persoon als bedoeld in artikel 10d eerste of tweede lid van de Participatie met wie de werkgever een dienstbetrekking is aangegaan, dan wel dit van plan is.

Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Gemeentewet.

Wettelijk minimumloon: het minimumloon per maand, zoals dit is omschreven in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Wanneer het om een werknemer jonger dan 21 jaar gaat, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, zoals het is omschreven in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van die wet. De vorige zin geldt niet bij het toepassen van artikel 7.3.3 van deze verordening (studietoeslag).

Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo,

Woning: hoofdverblijf.

Woningaanpassing: het begrip woningaanpassing wordt gebruikt ter aanduiding van zowel een bouwkundige ingreep (d.w.z. een verbouwing) als een woontechnische ingreep in of aan een woonruimte (dat wil zeggen het aanbrengen van speciale voorzieningen, bijvoorbeeld een traplift in de woning zonder aantasting van het gebouw). Losse voorzieningen, zoals een tillift of een douchestoel vallen hier niet onder. Alleen wanneer het gaat om een voorziening die echt wordt aangebracht aan de woning is het dus een woontechnische ingreep aan een woonruimte en dan is het dus een woningaanpassing.

WSF: Wet studiefinanciering

WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Zelfredzaamheid: is (zelf) problemen en tegenslagen kunnen oplossen en verwerken. Dat betekent dan ook dat u bij problemen die u zelf niet kunt oplossen, op tijd hulp kunt vragen.

Ondertekening

Bijlage Tarieven persoonsgebonden budget dienstverlening Wmo en Jeugd 2025

In de tabel hieronder staan de tarieven op grond waarvan een pgb wordt berekend. Hierbij geldt dat het PGB niet hoger mag zijn dan de kostprijs van de voorziening in natura. Als de werkelijke kosten van de voorziening lager zijn dan dit tarief, kennen wij een pgb toe ter hoogte van de werkelijke kosten.

De hoogte van het PGB is gerelateerd aan het uurloon van de hoogste periodiek van de geldende collectieve arbeidsovereenkomst (Cao), te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

Cliënten mogen hulp inkopen die duurder is dan onderstaande tarieven. In dat geval moeten ze zelf het verschil tussen het ingekochte tarief en het maximumtarief bijbetalen aan de SVB.

PGB--tarieven 2025 Wmo nieuwe cliënten

Niet professionele (informele) hulp Wmo

Dienstverlening

Tariefbepaling

2025

Huishoudelijke hulp

per uur

€ 20,99

Individuele begeleiding

per uur

€ 24,42

 

Persoonlijke verzorging

per uur

€ 24,42

Groepsbegeleiding

per dagdeel

€ 23,79

Kortdurend verblijf

per etmaal

€ 35,66

Voor de formele PGB-tarieven hanteren we steeds het gemiddeld uurloon van het geldend cao-loon als grondslag.

Professionele (formele) hulp Wmo

Dienstverlening

Tariefbepaling

2025

Huishoudelijke hulp

per uur

€ 29,00

Persoonlijke verzorging

per uur

€ 32,35

Individuele begeleiding

per uur

€ 43,99

Groepsbegeleiding

per dagdeel

€ 52,84

€ 58,27 met vervoer

Kortdurend verblijf

per etmaal

€ 120,07

PGB tarieven Jeugd nieuwe cliënten

Niet professionele (informele) jeugdhulp

Dienstverlening

Tariefbepaling

2025

Individuele begeleiding

Max per uur

€ 25,65

Persoonlijke verzorging

Max per uur

€ 25,65

Groepsbegeleiding

Per dagdeel

€ 25,65

Kortdurend verblijf (logeren)

Per dagdeel

€ 29,46

Professionele (formele) jeugdhulp

Dienstverlening

Tariefbepaling

2025

Individuele begeleiding

Max per uur

€ 25,65

Persoonlijke verzorging

Max per uur

€ 25,65

Groepsbegeleiding

Per dagdeel

€ 25,65

Kortdurend verblijf (logeren)

Per dagdeel

€ 29,46

Professionele jeugdhulp door zzp-er

Dienstverlening

Tariefbepaling

2025

Individuele begeleiding

Max per uur

€ 71,86

Persoonlijke verzorging

Max per uur

€ 33,69

Groepsbegeleiding

Max per dagdeel

€ 39,46

Kortdurend verblijf

Max per dagdeel

€ 157,91

Behandeling HBO opgeleid

Max per uur

€ 81,82

Behandeling WO opgeleid

Max per uur

€ 115,78

Niet-professionele hulp (informele hulp)

Niet-professionele hulp (informele hulp)voor behandeling is niet mogelijk. Behandeling dient altijd te geschieden door een professionele hulpverlener met opleiding, ervaring en een SKJ of BIG-registratie.

ZZP-tarief

Het tarief voor formele hulp geleverd door een ZZP’er of een instelling met minder dan 5 personen is bepaald op 85% van het instellingstarief vanwege lagere overheadkosten. De instellingstarieven zijn vastgesteld op basis van de geldende tarieven voor hulp in natura Jeugdhulp 2025 Zuid-Limburg.