Regeling vervalt per 01-04-2026

Tijdelijke beleidsregels Bijzondere Bijstand Alleenverdienersproblematiek Fase 1 MVS 2025

Geldend van 06-03-2025 t/m 31-03-2026

Intitulé

Tijdelijke beleidsregels Bijzondere Bijstand Alleenverdienersproblematiek Fase 1 MVS 2025

Het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts

gelet op:

titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 35 Participatiewet;

overwegende dat:

het dagelijks bestuur het wenselijk vindt om in een tijdelijke regeling en in afwijking van de Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 Stroomopwaarts 2020 aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden aan gezinnen die huur- en zorgtoeslag missen door de samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen over de periode 2022 tot en met 2024 bijzonder bijstand wordt verstrekt;

besluit vast te stellen:

Tijdelijke beleidsregels Bijzondere Bijstand Alleenverdienersproblematiek Fase 1 MVS 2025

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      alleenverdienersproblematiek: gezinnen die huur- en zorgtoeslag missen door de samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen;

    • b.

      belastbaar loon: bedrag of loon voor de loonheffingen of ‘fiscaal loon';

    • c.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts MVS;

    • d.

      gezin: gehuwden en samenwonenden die volgens de Wet op de Inkomstenbelasting en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) als fiscaal partner worden aangemerkt en waarvan:

      • I.

        één van de partners een inkomen heeft en de andere partner geen of slechts een heel laag inkomen heeft;

      • II.

        de minstverdienende partner meestal geboren is na 1962 die vanwege de afbouw van de algemene heffingskorting minstverdienende partner niet in aanmerking komt voor de algemene heffingskorting minstverdienende partner;

    • e.

      toeslagenjaar: het kalenderjaar waarin de aanvrager recht heeft op huur- en/of zorgtoeslag van de Belastingdienst-Toeslagen;

    • f.

      toetsingsinkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).

      • I.

        bij een aangifte Inkomstenbelasting met definitieve vaststelling door de Belastingdienst, is het toetsingsinkomen gelijk aan het verzamelinkomen uit de definitieve aanslag inkomstenbelasting.

      • II.

        als er nog geen definitieve vaststelling Inkomstenbelasting door de Belastingdienst is, of er is, geen aangifte Inkomstenbelasting gedaan, is het toetsingsinkomen gelijk aan het belastbare loon blijkend uit de jaaropgaven en/of inkomensspecificaties;

    • g.

      wet: Participatiewet.

Artikel 2 Doelgroep bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek Fase 1

  • 1. De bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek Fase 1 wordt verstrekt aan een gezin dat:

    • a.

      een inkomen heeft uit een uitkering, niet zijnde een uitkering op grond van de wet, eventueel aangevuld met algemene bijstand op grond van artikel 19 van de wet, en

    • b.

      vergeleken met een vergelijkbaar gezin voor wie algemene bijstand op grond van artikel 19 van de wet de enige bron van inkomsten is, minder toeslag ontvangt op grond van de Wet op de zorgtoeslag en de Wet op de huurtoeslag, vanwege de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting zoals bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de wet ten opzichte van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet Inkomstenbelasting 2001, en

    • c.

      hierdoor in een toeslagenjaar een besteedbaar inkomen heeft dat lager ligt dan het inkomen van een vergelijkbaar gezin met een volledige bijstandsuitkering.

  • 2. Tot het gezin wordt niet gerekend de persoon die op de datum van aanvraag:

    • a.

      niet woonachtig is in de gemeente Maassluis, Vlaardingen of Schiedam;

    • b.

      is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met enkel een briefadres.

  • 3. Op het moment dat het gezin gedurende het jaar gescheiden gaat leven en er in dat betreffende jaar recht op compensatie bestaat, heeft ieder recht op de helft van het compensatiebedrag.

  • 4. Bij de vaststelling van het vermogen om te bepalen of het gezin tot de doelgroep van alleenverdienersproblematiek behoor hanteert het dagelijks bestuur de vermogensgrenzen van de zorgtoeslag.

  • 5. Indien het gezin in een andere gemeente dan de gemeenten Maassluis, Vlaardingen of Schiedam bijzondere bijstand heeft ontvangen in het kader van de alleenverdienersproblematiek Fase 1 wordt er geen bijzondere bijstand verstrekt over de toeslagenjaren waarvoor reeds bijzondere bijstand is ontvangen.

Artikel 3 Actieve benadering

  • 1. Het dagelijks bestuur benadert voor deze regeling gezinnen die door de Belastingdienst zijn aangemerkt als mogelijk benadeeld door de alleenverdienersproblematiek.

  • 2. Het dagelijks bestuur benadert alleen gezinnen die voorkomen op de door het Inlichtingbureau in juli 2024 aangeleverde lijst met Burgerservicenummers.

  • 3. Het dagelijks bestuur benadert voor 1 september 2025 het gezin:

    • a.

      maximaal drie keer telefonisch op het laatst bekende telefoonnummer en éénmalig per brief als het gezin algemene bijstand ontvangt;

    • b.

      maximaal drie keer telefonisch op het laatst bekende telefoonnummer en éénmalig per brief als het gezin eerder een aanvraag voor algemene bijstand of andere regeling op grond van de wet heeft ingediend en geen algemene bijstand ontvangt;

    • a.

      éénmalig per brief als het gezin niet eerder een aanvraag voor algemene bijstand of een andere regeling op grond van de wet heeft ingediend.

  • 4. Het gezin wordt in de actieve benadering in ieder geval:

    • a.

      op de hoogte gesteld wat de alleenverdienersproblematiek inhoudt;

    • b.

      gevraagd een aanvraag bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek Fase 1 in te dienen; en

    • c.

      uitleg gegeven over de samenwerking met de sociaal raadslieden van Minters.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. De aanvraag bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek wordt ingediend bij het dagelijks bestuur via het daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek die betrekking heeft op de Toeslagenjaren 2022, 2023 en/of 2024 moet uiterlijk zijn ingediend vóór 1 januari 2026.

  • 3. Voor de toepassing van het woonplaatsbeginsel als bedoeld in artikel 40 eerste lid van de wet is de aanvraagdatum bepalend en niet de datum waarop de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen, of hebben voorgedaan.

  • 4. Bij de aanvraag moeten de volgende bewijsstukken meegestuurd worden:

    • a.

      een kopie van een identiteitsbewijs van de aanvrager en partner indien de aanvrager en partner op de datum van aanvraag geen algemene bijstand in de gemeente Maassluis, Vlaardingen of Schiedam ontvangen;

    • b.

      een kopie van een bankpas of recent bankafschrift met daarop het rekeningnummer en de tenaamstelling indien de aanvrager en partner op de datum van aanvraag geen algemene bijstand in de gemeente Maassluis, Vlaardingen of Schiedam ontvangen;

    • c.

      de bewijsstukken als genoemd in hoofdstuk 5, paragraaf 4 van de “Handreiking handelingsperspectief alleenverdienersproblematiek” van Stimulansz van 19 september 2024 voor zover benodigd.

  • 5. Voor de berekening van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt de aanvraag inclusief bewijsstukken met toestemming van de aanvrager en partner doorgestuurd aan de sociaal raadslieden van Minters te Vlaardingen.

Artikel 5 Hoogte

  • 1. De hoogte van de individuele bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek wordt:

    • a.

      voor de toeslagenjaren 2022 en 2023 bepaald op het bedrag aan zorg- en/of huurtoeslag dat de Belastingdienst-Toeslagen van het gezin terugvordert of verrekent ten gevolge van deze problematiek.

    • b.

      voor het toeslagjaar 2024 bepaald op het verschil tussen het bedrag aan huur- en zorgtoeslag waarop een gezin met uitsluitend algemene periodieke bijstand in een toeslagenjaar recht heeft uitgaande van de huurlasten op 1 juli 2023 en 1 juli 2024, en het bedrag aan huur- en zorgtoeslag waarop het gezin volgens de beschikking van de Belastingdienst-Toeslagen recht heeft.

  • 2. De bijzondere bijstand waarop recht bestaat wordt als één bedrag uitgekeerd aan het gezin.

  • 3. De bijzondere bijstand in het kader van deze regeling wordt niet teruggevorderd tenzij er sprake is van schending inlichtingenplicht als bedoeld in de wet.

Artikel 6 Inwerkingtreding en duur beleidsregels

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie in het Blad gemeenschappelijke regeling.

  • 2. Deze beleidsregels vervallen op 1 april 2026.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als:

Tijdelijke beleidsregels Bijzondere Bijstand Alleenverdienersproblematiek Fase 1 MVS 2025

Ondertekening

Aldus vastgesteld in het dagelijks bestuur Stroomopwaarts van 20 februari 2025.

de voorzitter,

S.B. Kuiper

de secretaris,

N.C. van der Wekken

Toelichting

Ruim acht jaar geleden kwam aan het licht dat door een samenloop van financiële regelingen een groep alleenverdieners toeslagen mislopen. Het betreft echtparen waarvan één van de partners een loondervingsuitkering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of een private verzekeraar heeft, mogelijk aangevuld met een Toeslagenwetuitkering, waarbij het netto-inkomen op of rond de bijstandsnorm voor echtparen zit. Door het mislopen van toeslagen hebben zij een lager besteedbaar inkomen dan een echtpaar met een volledige bijstandsuitkering. Het Rijk is het ondanks meerdere pogingen in die acht jaar niet gelukt een structurele oplossing te vinden. In 2024 heeft het Rijk een “Handreiking handelingsperspectief alleenverdienersproblematiek” door Stimulansz voor de periode 2022 tot en met 2024 opgesteld. Deze periode noemt men de eerste fase. In de eerste fase wordt ter compensatie van de misgelopen toeslag bijzondere bijstand verstrekt. De “Handreiking handelingsperspectief alleenverdienersproblematiek” van Stimulansz van 19 september 2024 is het uitgangspunt van deze tijdelijke beleidsregels1 .

Vanaf het toeslagenjaar 2025 geldt een tweede fase in de aanpak van de alleenverdienersproblematiek. De misgelopen toeslagen worden dan niet meer via de bijzondere bijstand vergoedt. Via een aparte regeling binnen de wet ontvangen getroffen gezinnen een forfaitair bedrag. Deels via ambtshalve toekenning en deels op aanvraag. Voor de tweede fase worden separate beleidsregels vastgesteld.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de begripsbepalingen wordt uitgegaan van de begrippen zoals vermeld in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tenzij in deze regeling anders is bepaald. In lid 2 onder c is het begrip gezin gedefinieerd. Dit begrip wijkt af van het begrip 'gezamenlijke huishouding’ zoals dat is omschreven in artikel 3 van de wet. De reden hiervoor is dat de Wet op de Inkomstenbelasting en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, waaronder de huur- en zorgtoeslag vallen, uitgaan van het begrip fiscaal partner. De voorwaarden om als fiscaal partner aangemerkt te worden wijken af van de voorwaarden om als ''gezamenlijke huishouding'' in de zin van de wet aangemerkt te worden. Ook zijn de begrippen toeslagenjaar en toetsingsinkomen gedefinieerd. Deze komen niet voor in de wet.

Artikel 2. Doelgroep bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek Fase 1

In het eerste lid onderdeel a wordt bepaald dat het moet gaat om gezinnen die een uitkering ontvangen anders dan een uitkering op grond van de wet. Voorbeelden daarvan zijn een uitkering op grond van de Werkeloosheidswet (“WW”), of een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (“WIA”). Ook gezinnen die zo’n uitkering ontvangen, en daarnaast bijvoorbeeld een aanvullende bijstandsuitkering op grond van de wet, kunnen onder deze regeling vallen. Dat is geëxpliciteerd met de toevoeging “eventueel aangevuld met een uitkering op grond van artikel 19 Pw”. In onderdeel b wordt bepaald dat het, binnen de groep die is afgebakend in onderdeel a, gaat om gezinnen die minder huurtoeslag en/of zorgtoeslag ontvangen, dan zij zouden ontvangen als zij een volledige bijstandsuitkering zouden ontvangen, vanwege de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting. Daarbij worden zij vergeleken met een gezin dat in alle voor de wet en toeslagen relevante kenmerken gelijk is, afgezien van het feit dat zij geen volledige bijstandsuitkering ontvangen, maar een andere uitkering, met eventueel daarnaast een aanvullende bijstandsuitkering. De dubbele algemene heffingskorting wordt afgebouwd in artikel 37, tweede lid van de wet. In artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de dubbele algemene heffingskorting reeds volledig afgebouwd voor gehuwden waarvan de minst verdienende partner geboren is na 1962. Gezinnen waarvan de minstverdienende partner geboren is vóór 1963, ontvangen nog altijd de maximale dubbele algemene heffingskorting. In onderdeel c wordt bepaald dat het, binnen de groep die is afgebakend in de onderdelen a en b, gaat om gezinnen die door het ontvangen van minder huurtoeslag en/of zorgtoeslag, in een toeslagenjaar een inkomen genieten onder het bestaansminimum. In het 2e lid wordt de doelgroep verder beperkt tot gezinnen die daadwerkelijk in de gemeente wonen en daar ook over eigen woonruimte beschikken waarvoor commerciële huurlasten verschuldigd zijn.

In het 3e lid wordt aangegeven hoe het compensatiebedrag wordt uitbetaald op het moment dat het gezin gedurende het jaar gescheiden gaat leven en er in dat betreffende jaar recht op compensatie bestaat. Het vierde lid regelt de vermogensgrens. De huur- en zorgtoeslag kennen veel hogere vermogensgrenzen dan de vermogensgrens binnen de wet. Daarom is bepaald dat voor deze doelgroep de hoogste vermogensgrens van de toeslagen (zorgtoeslag) wordt toegepast. Bij een aanvraag van een gezin met aanvullende bijstand hoeft geen vermogenstoets uitgevoerd te worden. Zij voldoen reeds aan de vermogensgrens van de wet. Het vijfde lid zorgt ervoor dat gezinnen die tijdens de aanvraagperiode van deze regeling naar de gemeente Maassluis, Vlaardingen of Schiedam zijn verhuisd niet tweemaal in aanmerking komen voor de misgelopen toeslagen.

Artikel 3. Actieve benadering

Het Rijk heeft gemeenten opgeroepen gezin die mogelijk getroffen zijn door de alleenverdienersproblematiek actief te benaderen en te wijzen op de mogelijkheid tot het aanvragen van bijzondere bijstand. Voor actieve dienstverlening kent de wet geen expliciete wettelijke grondslag. Wel bestaat er een toereikende grondslag voor de gegevensverstrekking door de Belastingdienst aan de gemeente voor de uitvoering van de wet, met inbegrip van de individuele bijzondere bijstand. Die volgt uit de artikelen 35 en 64 van de wet. Volgens de Voortgangsbrief alleenverdienersproblematiek17 is het vervolgens actief benaderen van de doelgroep een verenigbare verdere verwerking van deze ontvangen gegevens. Daarmee is deze actieve benadering toegestaan op grond van artikel 6, vierde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het Rijk heeft met Stroomopwaarts in juli 2024 een lijst van 87 gezinnen in de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam gedeeld, waarvan de Belastingdienst het vermoeden heeft dat in deze gezinnen er sprake is van de alleenverdienersproblematiek. Volgens de Belastingdienst zou in deze gezinnen mogelijk sprake zijn van de alleenverdienersproblematiek. In het eerste en tweede lid wordt geregeld dat Stroomopwaarts de 87 gezinnen zoals vermeld op de lijst van de Belastingdienst van juli 2024 actief zal benaderen. Het derde lid regelt hoe de gezinnen worden benaderd door Stroomopwaarts. De 87 gezinnen worden hiervoor opgedeeld in drie groepen:

  • 1.

    gezinnen die algemene bijstand ontvangen bij Stroomopwaarts;

  • 2.

    gezinnen die eerder maar nu geen algemene bijstand of een andere regeling van Stroomopwaarts ontvangen;

  • 3.

    gezinnen die nog nooit bij Stroomopwaarts algemene bijstand of een andere regeling hebben ontvangen.

Van de eerste groep zijn de contactgegevens bekend, van de tweede groep zijn de contactgegevens bekend maar mogelijk verouderd en van de derde groep zijn nog geen gegevens bekend. Voor de actieve benadering wordt de tweede groep opnieuw en de derde groep voor de eerste keer middels de koppeling met de Basisregistratie Personen (BRP) toegevoegd aan het uitkeringssysteem Civision van Stroomopwaarts. Het koppelen van de BRP met Civision is noodzakelijk om de actuele adresgegevens voor de actieve benadering op te halen. In het vierde lid wordt vormgegeven waaruit de actieve benadering minimaal bestaat.

Deze regeling over de toeslagenjaren 2022 tot en met 2024 geldt ook voor gezinnen waarbij er sprake is van de alleenverdienersproblematiek, maar die door beperkte gegevens van de Belastingdienst niet op de lijst van juli 2024 voorkomen.

Artikel 4. Aanvraag

In het derde lid staat beschreven dat de aanvraagdatum leidend is. Op het moment dat het gezin op de aanvraagdatum woonachtig is in de gemeente Maassluis, Vlaardingen of Schiedam en in de voorgaande periode niet, dan beoordeeld het dagelijks bestuur het recht op compensatie ook over de voorafgaande periode tot 2022. Is het gezin op het moment van aanvraag niet woonachtig in één van deze drie gemeenten en dienen zij een aanvraag in bij de gemeente waar zij op dat moment woonachtig zijn, dan wordt door het dagelijks bestuur over de voorliggende periode waarin zij wel woonachtig waren in de gemeente geen compensatie verstrekt (artikel 40 Pw). In het 3e lid staat beschreven gedurende welke periode een gezin een aanvraag bijzondere bijstand kan indienen om bijzondere bijstand te krijgen over de jaren 2022 tot en met 2024. Het vierde lid regelt welke bewijsstukken nodig zijn voor de beoordeling of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand, de berekening van de hoogte van de bijzondere bijstand en op welk rekeningnummer deze overgemaakt moet worden. In onderdeel c van dit lid wordt verwezen naar de opsomming van bewijsstukken in hoofdstuk 5, paragraaf 4 in de “Handreiking handelingsperspectief alleenverdienersproblematiek”. Deze opsomming van bewijsstukken geldt als uitgangspunt voor zover deze noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. In de praktijk kan echter blijken dat er meer bewijsstukken nodig zijn dan voorzien. De lijst is daarom niet limitatief. Om de hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5 volgens de “Handreiking handelingsperspectief alleenverdienersproblematiek” van Stimulansz van 19 september 2024 te berekenen is expertise en voldoende capaciteit benodigd. Binnen de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam zijn de sociaal raadslieden van Minters actief. Zij zijn experts op het gebied van vergelijkbare berekeningen. De sociaal raadslieden zijn bekend met het herkennen van de alleenverdienersproblematiek en hebben al ervaring met het berekenen van de misgelopen toeslagen. Door de ervaring kunnen de berekeningen efficiënter door deze sociaal raadslieden worden verricht. Zij hebben daarnaast in tegenstelling tot Stroomopwaarts voldoende capaciteit om de berekeningen te maken. In de aanvraag wordt het gezin gevraagd of de aanvraag met contactgegevens per beveiligde e-mail doorgestuurd mag worden aan de sociaal raadslieden van Minters. Indien hiervoor toestemming wordt gegeven nemen de sociaal raadslieden contact op met het gezin om een afspraak in te plannen voor het maken van de berekening bij Minters. De berekening wordt vervolgens door Stroomopwaarts gebruikt voor het afhandelen en verstrekken van de bijzondere bijstand. Stroomopwaarts sluit bij vaststelling van deze beleidsregels een verwerkingsovereenkomst met Minters voor het uitvoeren van deze regeling.

Artikel 5. Hoogte

Voor de toeslagenjaren 2022 en 2023 wordt de hoogte van de bijzondere bijstand afgestemd op het bedrag aan huur- en/of zorgtoeslag wat door de Belastingdienst-Toeslagen wordt teruggevorderd of verrekend. Voor het toeslagenjaar 2024 wordt de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand bepaald door de hoogte van de door het gezin ontvangen toeslagen af te zetten tegen de hoogte van de toeslag die het gezin zou hebben ontvangen als zij alléén een bijstandsuitkering zou krijgen. Systematiek van de Toeslagen is dat die veelal jaarlijks in december voorlopig worden vastgesteld voor het nieuwe kalenderjaar, maandelijks worden uitbetaald en pas definitief worden vastgesteld in de loop van het daarop volgende kalenderjaar. Zo worden de toeslagen over het kalenderjaar 2024 pas medio 2025 definitief vastgesteld door de Belastingdienst-Toeslagen.