Verordening leerlingenvervoer gemeente Doesburg 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-04-2025

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Doesburg 2025

De raad van de gemeente Doesburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 januari 2025

gelet op artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

besluit

vast te stellen de navolgende Verordening leerlingenvervoer gemeente Doesburg 2025 per 1 april 2025

Hoofdstuk 1: Definities

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi. Ook de algemene vervoersvoorziening Doesburg (Plusbus) kan ingezet worden als aangepast vervoer;

  • -

    afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg, volgens de ANWB routeplanner;

  • -

    begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg;

  • -

    deskundige: onafhankelijk medisch, psychiatrisch, psychologisch, pedagogisch of verkeerskundig deskundige;

  • -

    eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets dat onder eigen verantwoordelijkheid plaatsvindt;

  • -

    gehandicapte leerling: een leerling, die door een lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken;

  • -

    inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • -

    leerling: de leerling die is ingeschreven bij een school;

  • -

    openbaar vervoer: personenvervoer dat openbaar toegankelijk is en waar iedereen al dan niet tegen betaling gebruik van kan maken;

  • -

    opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;

  • -

    ouders: met gezag over de leerling belaste ouders, pleegouders, voogden of verzorgers van de leerling;

  • -

    persoonlijk vervoersontwikkelingsplan: een schriftelijk plan waarin de activiteiten worden beschreven door middel waarvan de leerling de vaardigheden kan aanleren die nodig zijn om zoveel mogelijk zelfstandig en met het openbaar vervoer of de fiets te reizen;

  • -

    reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aankomst op school.

  • -

    samenwerkingsverband:

    • 1.

      Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, van de Wet op het primair onderwijs; of

    • 2.

      Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de expertisecentra; of

    • 3.

      Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.47, van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020;

  • -

    school:

    • 1.

      Basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

    • 2.

      School voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of

    • 3.

      School voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • -

    schoolvakantie: vakantie waarvan de datum is opgenomen in de schoolgids;

  • -

    toegankelijke school: toegankelijke school als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra, waar plaats is en waarbij de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders of de meerderjarige leerling berustende keuze van een school geëerbiedigd wordt. Het onderwijs op de school dient aan te sluiten bij de behoefte van de leerling zoals toegelicht in artikel 12 van deze verordening;

  • -

    vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

  • -

    vervoersvoorziening:

    • 1.

      Vergoeding van fietsvervoer voor de leerling en zo nodig van diens begeleider;

    • 2.

      Vergoeding van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig van diens begeleider;

    • 3.

      Aanbieding van aangepast vervoer voor de leerling en zo nodig voor diens begeleider; of

    • 4.

      Gehele of gedeeltelijke vergoeding van de vervoerskosten van de leerling en zo nodig van diens begeleider;

  • -

    woning: woning waar de leerling feitelijk en structureel verblijft.

Hoofdstuk 2: Aanvraagprocedure van de vervoersvoorziening

Artikel 2. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor een leerling moet worden ingediend met het aanvraagformulier voor een vervoersvoorziening leerlingenvervoer, verstrekt door de gemeente Doesburg. Het formulier moet volledig ingevuld en door de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling ondertekend worden.

  • 2. Als dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

Artikel 3. Onderzoek

  • 1. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling en eventueel een begeleider, onderzoekt het college in elk geval de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en die van het gezin, en de afstand en route tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De afstemming van de vervoersvoorziening met andere in het kader van het sociaal domein aan de leerling of het gezin verstrekte voorzieningen kan, mits daarvoor toestemming is verleend, ook deel uitmaken van het onderzoek indien dit noodzakelijk is.

  • 2. Het college kan in een gesprek met de ouders en desgewenst de leerling, de noodzakelijk te achten vervoersvoorziening onderzoeken. Bij dit gesprek kan, als het college dat noodzakelijk acht, ook een deskundige aansluiten.

  • 3. Bij gewijzigde omstandigheden kan het gesprek als bedoeld in het tweede lid opnieuw plaatsvinden.

  • 4. Bij de beoordeling van een aanvraag beoordeelt het college de mogelijkheden van ouders om de leerling (deels) zelf te brengen en te halen.

Artikel 4. Inzet deskundige

  • 1. Het college betrekt een deskundige bij het onderzoek en verzoekt deze advies uit te brengen, ter beoordeling van de individuele situatie van de leerling, op het moment dat hij specifieke deskundigheid noodzakelijk acht.

  • 2. De ouders en de leerling verlenen medewerking aan het onderzoek van de deskundige.

Artikel 5. Beslistermijn

  • 1. Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vervoersvoorziening.

  • 2. Het college kan de in het vorige lid bedoelde besluitvormingstermijn met ten hoogste vier weken verlengen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6. Ingangsdatum voorziening

Als een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze:

  • a.

    wanneer het een vergoeding betreft, met ingang van de verzochte datum, waarbij de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    wanneer het aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zo mogelijk aansluit bij de verzochte datum.

Artikel 7. Besluit

  • 1. Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking, de uitbetaling, en de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

  • 2. Het college kan aan de toekenning van een vervoersvoorziening nadere voorwaarden verbinden.

Hoofdstuk 3. Beoordelingscriteria

Artikel 8. Algemene bepalingen

  • 1. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

  • 2. Ten behoeve van het schoolbezoek van een leerling die zijn woning heeft in de gemeente, kent het college aan de ouders of de meerderjarige leerling op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening. Hierbij vormt de goedkoopst passende vervoersvoorziening het uitgangspunt.

  • 3. De verantwoordelijkheid om - als dat nodig is - te zorgen voor een begeleider berust bij ouders, tenzij naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden.

  • 4. De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling gedurende het verblijf van de leerling in het aangepast vervoer berust bij de ouders.

  • 5. Bij de keuze voor de te verstrekken vervoersvoorziening wordt achtereenvolgens beoordeeld of vervoer, al dan niet met begeleiding, mogelijk is:

    • a.

      per fiets/e-bike;

    • b.

      per openbaar vervoer;

    • c.

      met eigen vervoer;

    • d.

      met aangepast vervoer.

Artikel 9. Afwijzingsgronden

  • 1. Geen vervoersvoorziening wordt toegekend als de afstand van de woning tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school kleiner is dan 6 km (op basis van de routeplanner van de ANWB). Deze grens geldt niet voor gehandicapte leerlingen.

  • 2. Geen vervoersvoorziening wordt toegekend voor het bezoeken van het voortgezet onderwijs, tenzij

    • a.

      er sprake is van voortgezet speciaal onderwijs en de leerling door een handicap niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra; of

    • b.

      er sprake is van voortgezet speciaal onderwijs en de leerling gebruik maakt van het openbaar vervoer;

    • c.

      de leerling door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 8.28, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 10. Andere oplossing

  • 1. Als de leerling aanspraak kan maken op een passende voorziening of vergoeding voor de reiskosten op basis van een andere regeling, komt de leerling niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening op grond van deze verordening.

  • 2. Als de leerling aanspraak kan maken op een gedeeltelijke vergoeding voor de reiskosten op basis van een andere regeling betrekt het college deze vergoeding bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding op grond van deze verordening of brengt hij dit bedrag als eigen bijdrage in rekening.

Artikel 11. Aanwijzing opstapplaats

  • 1. Het college kan bij het verstrekken van aangepast vervoer een opstapplaats aanwijzen van waaruit de leerling gebruik maakt van het aangepast vervoer.

  • 2. De opstapplaats bevindt zich op een veilige locatie en op een redelijke afstand van de woning van de leerling en biedt voldoende ruimte voor een eventuele begeleider.

  • 3. De ouders dragen er zorg voor dat de leerling naar en op de opstapplaats wordt begeleid als dit noodzakelijk is.

  • 4. Het college wijst geen opstapplaats aan als naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden.

Artikel 12. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1. In overeenstemming met artikel 4, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, wordt een vervoersvoorziening toegekend over de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee brengt en de ouders of de meerderjarige leerling als aanvrager met het vervoer naar die school schriftelijk instemt.

  • 2. Er wordt, overeenkomstig artikel 4, vijfde lid, aanhef en onder c en d, van de Wet op het primair onderwijs, eveneens een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning en:

    • a.

      de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, als ouders daar schriftelijk mee instemmen; of

    • b.

      een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs als bedoeld onder a en ouders daar schriftelijk mee instemmen.

  • 3. Als de ouders of de meerderjarige leerling vanwege een specifieke onderwijskundige behoefte van de leerling een vervoersvoorziening aanvragen naar een school op een grotere afstand, dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, wordt deze slechts toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      aan het college is door de ouders of de meerderjarige leerling naar het oordeel van het college voldoende aangetoond wat de specifieke en noodzakelijke onderwijskundige onderwijsbehoefte is van de leerling; en

    • b.

      aan het college is door de ouders of de meerderjarig leerling naar het oordeel van het college voldoende aangetoond dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod.

Artikel 13. Schooltijden en wachttijden

  • 1. Het aangepast vervoer vindt plaats in aansluiting op de schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 2. Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan het college besluiten een wachttijd van maximaal 120 minuten in te stellen, om het aangepast vervoer zo efficiënt mogelijk in te zetten.

  • 3. Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden wordt niet georganiseerd, tenzij de ouders of de meerderjarige leerling als aanvrager naar het oordeel van het college toereikend bewijs overlegt waaruit blijkt dat de structurele handicap van een leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt.

Artikel 14. Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

  • 1. Het college kan een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken toekennen aan de ouders van een leerling, die als gevolg van een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de leerling blijft zijn eigen school bezoeken;

    • b.

      in de periode, voorafgaand aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is een vervoersvoorziening toegekend op grond van deze verordening; en

    • c.

      de intentie bestaat dat de leerling terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente.

  • 2. Het besluit waarin de vervoersvoorziening is toegekend voorafgaand aan een tijdelijke vervoersvoorziening wordt opgeschort met ingang van de datum van het tijdelijk verblijf buiten de gemeente en herleeft weer zodra de leerling terugkeert in de gemeente, tenzij de geldigheidsduur van dit besluit is verstreken.

  • 3. Als de vervoersvoorziening bestaat uit aangepast vervoer kan het college, in overleg met de gemeente waarin de leerling tijdelijk verblijft, besluiten dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van het tijdelijk verblijf het vervoer uitvoert.

Artikel 15. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie bij verblijf in pleeggezin of internaat

  • 1. Met inachtneming van de artikelen 8 en 10 van deze verordening kent het college op aanvraag een vervoersvergoeding voor het weekeinde en de schoolvakantie toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft.

  • 2. Het college kent aan de ouders een vervoersvergoeding toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de eenmaal per weekeinde gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekenden niet vallen binnen de in het eerste lid genoemde schoolvakanties.

  • 3. Het college kent aan de ouders een vervoersvergoeding toe voor het vervoer van de leerling tijdens de schoolvakanties. De voorziening betreft de reis van het internaat of het adres van het pleeggezin naar de ouders eenmaal aan het begin van de vakantie en eenmaal aan het einde van de vakantie.

  • 4. Voor de toekenning is een vergoeding van de kosten van openbaar vervoer het uitgangspunt.

  • Het college vergoedt ook de kosten van het openbaar vervoer voor een begeleider, als de leerling wegens zijn structurele handicap of leeftijd niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 5. Het college kan toestaan dat de ouders de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren. De vergoeding is dan afhankelijk van de vervoersvoorziening waarop de ouders aanspraak zouden maken.

  • 6. Het college kan uitsluitend aangepast vervoer toekennen voor weekeinde en vakantievervoer wanneer:

    • a.

      openbaar vervoer geheel ontbreekt; of

    • b.

      het gaat om een leerling van het voortgezet speciaal onderwijs die verblijvend in een internaat of pleeggezin, wegens zijn structurele handicap niet zelfstandig, ook niet met een begeleider gebruik kan maken van het openbaar vervoer.

Artikel 16. Vervoer tussen de buitenschoolse opvang en de school

  • 1. Als er al aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening van de woning naar een school en terug kan op verzoek een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer van de buitenschoolse opvang naar de school of terug.

  • 2. De vervoersvoorziening van de buitenschoolse opvang naar de school of terug wordt alleen verstrekt als de kosten voor de gemeente vergelijkbaar zijn met de kosten voor het vervoer van de woning naar de school en terug.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de vervoersvoorziening van de buitenschoolse opvang naar de school of terug ook worden toegekend als de ouders van de leerling de meerkosten zelf betalen.

Artikel 17. Vervoerstraining

  • 1. Het college kan, naast een vervoersvoorziening, ook een vervoerstraining inzetten ter versterking van de zelfredzaamheid van de leerling, waardoor deze na de training niet langer zal zijn aangewezen op een vervoersvoorziening, of door de training gebruik leert te maken van een goedkopere vervoersvoorziening.

  • 2. De training sluit aan op het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan.

Artikel 18. Vervoersvergoeding voor de leerling

  • 1. Het college bepaalt de hoogte van de te verstrekken vervoersvoorziening in de vorm van een vervoersvergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer en houdt daarbij rekening met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 2. Als aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets of e-bike, verstrekt het college de ouders een vergoeding voor het gebruik van een reguliere fiets of e-bike.

  • 3. Ouders kunnen in geval van lid 2 kiezen voor de kilometervergoeding óf een eenmalige tegemoetkoming voor de aanschaf van een e-bike. Deze eenmalige tegemoetkoming komt overeen met de aanschafprijs van een elektrische fiets voor volwassenen volgens de Nibud Prijzengids. De kilometervergoeding voor het gebruik van een fiets of e-bike is gebaseerd op het belastingvrije kilometerbedrag, gebaseerd op twee enkele reizen per dag.

  • 4. Wanneer een ouder kiest voor een eenmalige tegemoetkoming voor de aanschaf van een e-bike, kan in een periode van drie jaar daarna geen aanspraak meer worden gedaan op eenzelfde of andere vervoersvoorziening. Een uitzondering op de eenmalige toekenning kan worden gemaakt als de situatie onverwacht zodanig gewijzigd is dat een andere vorm van vervoer noodzakelijk is geworden en het college besluit deze toe te kennen. Er zal dan in redelijkheid een verrekening plaatsvinden over de periode waarin de e-bike niet meer voor dit doel gebruikt zal worden.

  • 5. Ouders die voor één of meer leerlingen deze bekostiging hebben ontvangen, krijgen geen eenmalige vergoeding voor een e-bike voor een volgende leerling, tenzij ouders voldoende kunnen aantonen aan het college dat zij de betreffende e-bike niet kunnen inzetten voor het vervoer van de volgende leerling.

Artikel 19. Vervoersvergoeding voor de begeleider

  • 1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling, die een school bezoekt en daarvoor recht heeft op een vervoersvergoeding op grond van deze verordening, een vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer of het vervoer per fiets van een begeleider van de leerling als:

    • a.

      de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft jonger dan elf jaar is;

    • b.

      de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft elf jaar of ouder is en naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

  • 2. Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. Bij de vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer houdt het college rekening met de kortingen die voor de begeleider binnen het systeem kunnen gelden.

  • 4. De hoogte van de vergoeding per kilometer voor de fiets voor de begeleider is gelijk aan de hoogte van de vergoeding per kilometer per fiets voor de leerling. Voor de begeleider wordt deze gebaseerd op twee retourreizen per dag, voor de leerling twee enkele reizen per dag.

Artikel 20. Vervoersvergoeding op basis van de kosten van door de ouders georganiseerd vervoer

  • 1. Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, zal het college de ouders verzoeken één of meer leerlingen minimaal één dag of twee dagdelen (van de vijf schooldagen) in de week zelf te vervoeren of te laten vervoeren. Het uitgangspunt blijft in totaal minimaal één dag of twee dagdelen, ook wanneer er binnen het gezin meer kinderen aanspraak maken op een vervoersvoorziening en ongeacht de gezinssamenstelling.

  • 2. Het college verplicht ouders niet om één of meer leerlingen uit hetzelfde gezin zelf te vervoeren, wanneer zij aan het college aantoonbaar kunnen maken dat zij het kind niet zelf kunnen vervoeren of kunnen laten vervoeren.

  • 3. De vergoeding voor het door ouders zelf georganiseerde vervoer bestaat uit een kilometervergoeding voor de eigen auto op basis van het belastingvrije kilometerbedrag, gebaseerd op twee retourreizen per dag (volgens de kortste route van de ANWB routeplanner).

  • 4. Ouders die voor meerdere leerlingen uit hetzelfde gezin een vergoeding van eigen vervoer aanvragen, krijgen bij toekenning eenmaal de vergoeding voor al deze leerlingen tezamen, op basis van de afstand naar de school op de grootste afstand van de woning toegekend.

  • 5. Het staat de ouder vrij om de bekostiging voor eigen vervoer per auto geheel of gedeeltelijk te benutten om het vervoer van de leerling tegen betaling door derden te laten uitvoeren.

  • 6. Als ouders in samenwerking met andere ouders besluiten zelf een vervoersvoorziening te organiseren, kan het college, in afwijking van het derde lid, een bijzonder kostendekkend tarief hanteren, als dit leidt tot een goedkoper vervoersalternatief.

  • 7. Wanneer aanspraak bestaat op vergoeding van openbaar vervoer met begeleiding naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs op grond van artikel 18, kan het college ervoor kiezen een voorziening toe te kennen bestaande uit een vervoersvergoeding op basis van de kosten van de door de ouders georganiseerd vervoer (zolang deze kosten lager liggen dan de vergoeding van openbaar vervoer met begeleiding). De goedkoopste passende voorziening heeft altijd de voorkeur.

Artikel 21. Aangepast vervoer

  • 1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer als:

    • a.

      aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 18 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, rekening houdend met wachttijden, overstaptijden en de duur van de reis met verschillende vormen van openbaar vervoer, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

    • b.

      aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 18 en openbaar vervoer ontbreekt;

    • c.

      aanspraak bestaat op een vergoeding op grond van artikel 19 en naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden;

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, ook niet onder begeleiding in staat is van het openbaar vervoer gebruik te maken; of

    • e.

      dit leidt tot een goedkoper vervoersalternatief.

  • 2. Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de reisplanner van 9292OV. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer wordt de vervoerder geraadpleegd.

  • 3. Indien begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer.

  • 4. Een voorziening als bedoeld in het eerste lid wordt alleen toegekend voor zover de ouder(s) ten behoeve van het college kunnen aantonen dat zij niet zelf zorg kunnen dragen voor het vervoer van hun kind of kinderen van en naar school. Voor zover ouders dit wel kunnen, wordt bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer verstrekt.

Artikel 22. Vergoeding andere passende vervoersvoorziening

Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college na overleg met de ouders een vergoeding verstrekken voor een andere passende voorziening, die goedkoper is dan of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een handbike, elektrische fiets of bakfiets.

Hoofdstuk 4. Bijdrage in de kosten

Artikel 23. Drempelbedrag

  • 1. Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het inkomen samen meer bedraagt dan het in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs genoemde bedrag van € 29.700,-, de op de zone-indeling van het openbaar vervoer gebaseerde kosten over de in artikel 9 bepaalde afstand van 6 kilometer zelf. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de te verstrekken vervoersvergoeding of bij de verstrekking van aangepast vervoer bij de ouders in rekening gebracht.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde inkomensbedrag wordt met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de cao-lonen uit de CBS-tabel contractuele loonkosten en arbeidsduur heeft ondergaan ten opzichte van het voorgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. De berekening staat toegelicht in de beleidsregels. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste genoemde bedrag van €29.700,-.

  • 3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 9 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 4. Op verzoek van ouders kan, bij een aantoonbare structurele inkomensdaling, in afwijking van het eerste lid, het actuele inkomen worden gehanteerd.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.

Artikel 24. Draagkrachtafhankelijke bijdrage

  • 1. Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

  • 2. De hoogte van het bedrag wordt berekend per gezin en is afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders. De bedragen van de eigen bijdrage per gezin per jaar per inkomenscategorie bedragen:

    Inkomen in euro’s

    Eigen bijdrage in euro’s

    0 - €39.500,-

    nihil

    €39.500 - €46.500

    €185,-

    €46.500 – €54.000

    €815,-

    €54.000 – €60.500

    €1.510,-

    €60.500 – €69.500

    €2.215,-

    €69.500 – €76.000

    €2.970,-

    €76.000 en verder

    Voor elke extra € 5.000: € 710 erbij

  • 3. De inkomensbedragen, genoemd in het tweede lid, worden jaarlijks met ingang van 1 januari 2025 aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de CBS-tabel ontwikkeling CAO-lonen heeft ondergaan ten opzichte van het vierde kwartaal van het voorgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-. De berekening staat toegelicht in de beleidsregels.

  • 4. De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden jaarlijks met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer (CPI-index) van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.

  • 5. Op verzoek van ouders kan, bij een aantoonbare structurele inkomensdaling, in afwijking van het tweede lid, het actuele inkomen worden gehanteerd.

  • 6. Het drempelbedrag genoemd in artikel 23 kan tegelijk met de draagkrachtafhankelijke eigen bijdrage genoemd in het eerste lid worden opgelegd aan het gezin.

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.

Hoofdstuk 5 Rechtmatigheid

Artikel 25. Doorgeven van wijzigingen

De ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, danwel zijn vertegenwoordiger, zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, direct schriftelijk mede te delen aan het college.

Artikel 26. Beëindiging, opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van de vervoersvoorziening

  • 1. Het college kan een besluit tot toekenning van een vervoersvoorziening beëindigen, opschorten, herzien, of intrekken, als het vaststelt dat:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij deze verordening;

    • b.

      beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

    • c.

      de verstrekte vervoersvoorziening naar het oordeel van het college niet meer de meest passende vervoersvoorziening is;

    • d.

      ouders weigeren het drempelbedrag bedoeld in artikel 23 te betalen of nalatig zijn in het betalen ervan;

    • e.

      ouders weigeren de draagkrachtafhankelijke eigen bijdrage bedoeld in artikel 24 te betalen of nalatig zijn in het betalen ervan;

    • f.

      sprake is van onaanvaardbaar gedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast vervoer; of

    • g.

      het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie voor de leerling zelf, andere reisgenoten of de chauffeur in het aangepast vervoer.

  • 2. De kosten van een ten onrechte genoten vervoersvoorziening kunnen van de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling worden teruggevorderd, of worden verrekend met een verstrekte maar nog niet uitbetaalde vervoersvergoeding.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 27. Beslissing in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 28. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders of de meerderjarige leerling gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Artikel 29. Intrekking oude regeling

De Verordening Leerlingenvervoer gemeente Doesburg 2014 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Doesburg 2025.

Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2025.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer gemeente Doesburg 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 februari 2025.

De voorzitter,

De griffier,