Verordening jeugdhulp Westland 2025

Geldend van 28-02-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening jeugdhulp Westland 2025

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2024;

gelet op artikel 108 Gemeentewet en gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet,

overwegende dat:

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouder(s) en de jeugdige zelf ligt; ouders worden geacht de tot hun gezin behorende jeugdige(n) dagelijkse hulp, zorg en ondersteuning te bieden ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking;

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft gelegd;

  • het op grond van de Jeugdwet noodzakelijk is hieromtrent regels vast te stellen:

    • a.

      over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen;

    • b.

      over de afbakening Jeugdwet in relatie tot andere wetgevende kaders;

    • c.

      over de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • d.

      over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • e.

      over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet wordt vastgesteld;

    • f.

      voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van

      de Jeugdwet;

    • g.

      over de wijze waarop ingezetenen, waaronder in ieder geval jeugdigen of hun ouder(s), worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet;

    • h.

      ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden;

    • i.

      over onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

gehoord de beraadslagingen van Commissie Maatschappelijke Omgeving d.d. 10 februari 2025;

b e s l u i t

de Verordening jeugdhulp Westland 2025 vast te stellen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • algemene voorziening: de vrij-toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.1 van deze verordening, waarvoor het college geen beschikking afgeeft en die voorliggend is op individuele voorzieningen;

  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • besluit: een besluit van het college op de aanvraag om een individuele voorziening voor jeugdhulp;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

  • crisisinterventieteam: team van hulpverleners voor het treffen van benodigde crisismaatregelen met name op het gebied van veiligheid;

  • draagkracht: het vermogen van ouder(s)/verzorger(s) om de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Het betreft persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf van de kinderen. Het betreft ook de normale, dagelijkse hulp die ouder(s) en/of andere huisgenoten vanuit eigen kracht elkaar onderling kunnen bieden;

  • draaglast: de mate van belasting van ouder(s)/verzorgers op basis van de omstandigheden van henzelf en het gezin, zoals werk, gezondheid, gezinssamenstelling, met name voor zover deze ten koste gaat van de draagkracht van ouders;

  • eigen kracht: de balans van de draagkracht en de draaglast, de mogelijkheden van de jeugdige en/of de ouders om zelf of met personen uit het sociale netwerk de problemen bij veilig en gezond opgroeien naar maximale zelfredzaamheid op te lossen, waaronder ook het gebruik van algemene of andere voorzieningen valt.

  • hulpvraag: behoefte van een jeugdige of de ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet;

  • individuele voorziening: op de jeugdige of de ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening als bedoeld in artikel 2,2 van deze Verordening door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

  • landelijk ingekochte jeugdhulp: jeugdhulp die geboden wordt door landelijk gecontracteerde jeugdhulpaanbieders met een specialistische functie binnen de kaders van de door de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten afgesloten raamcontracten;

  • sociaal kernteam Westland (SKT): het door het college aangewezen team van ter zake deskundige professionals, dat namens het college de toegang naar de individuele voorzieningen verzorgt;

  • ondertekening; de fysieke handtekening of digitale bevestiging voor akkoord van de jeugdige en/of de ouders op een Plan van Aanpak of ander stuk van de gemeente in het kader van deze verordening;

  • onderzoek: als bedoeld in artikel 4 van deze verordening waaronder het gesprek/ de gesprekken die worden gevoerd om de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of de ouders vast te stellen inclusief de raadpleging van bij de gemeente bekende informatie en/of inclusief eventueel benodigde advisering;

  • ouders: de ouder of ouders van de jeugdige, of de wettelijke vertegenwoordiger(s) en niet zijnde pleegouder(s);

  • overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Jeugdwet;

  • pgb: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde de leveringsvorm van een individuele voorziening in de vorm van een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of de ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp van derden te betrekken;

  • persoonlijk pgb plan: een plan, dat de jeugdige en/of ouders indienen bij een aanvraag voor een persoonsgebonden budget. In dit plan motiveren zij waarom het natura aanbod van de gemeente niet passend is en beschrijven zij op welke wijze ze de jeugdhulp willen organiseren;

  • plan van aanpak: als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet, een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de beoogde resultaten en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en het sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

  • raad: de gemeenteraad van Westland;

  • wet: de Jeugdwet.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 2.1 Beschikbare algemene voorzieningen

    • 1.

      De volgende vormen van overige/algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

      • 1.

        basishulp;

        • a.

          jeugdgezondheidszorg

        • b.

          jongerencoaching en participatiebevordering;

      • 2.

        informatie, trainingen en (opvoed)advies;

      • 3.

        regie en ondersteuning via het sociaal kernteam Westland;

      • 4.

        collectieve ondersteuning in het onderwijs, in het geval dat de voorziening vanuit het college is georganiseerd binnen de school;

      • 5.

        jongerentrajecten ter voorkoming en bestrijding van onder meer jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast;

      • 6.

        onafhankelijke clientondersteuning.

  • 2.2 Beschikbare individuele voorzieningen

    • 1.

      De gemeente voorziet in de volgende beschikbare individuele voorzieningen:

      • 1.

        (hoog)specialistische jeugdhulp: niet-vrij toegankelijke jeugdhulp (in natura) zoals bedoeld in de Jeugdwet, zijnde multidisciplinaire behandeling c.q. behandeling van problematiek van de jeugdige op meerdere levensgebieden;

      • 2.

        Intramurale voorziening: jeugdhulp waarbij sprake is van opname, verblijf en jeugdhulp in een residentiële voorziening al dan niet op basis van een machtiging uithuisplaatsing

      • 3.

        Landelijke individuele voorzieningen: jeugdhulp die geboden wordt door landelijk gecontracteerde jeugdhulpaanbieders met een specialistische functie binnen de kaders van de door de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten afgesloten raamcontracten.

      • 4.

        Onafhankelijke vertrouwenspersoon: dit een landelijk georganiseerde voorziening. Wanneer cliënten een klacht willen indienen tegen een jeugdhulp professional, kunnen zij hier terecht.

      • 5.

        Vervoer: het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden zoals staat omschreven in de wet.

      • 6.

        Dyslexiezorg: bestaande uit diagnostiek bij een vermoeden van ernstige dyslexie en behandeling van ernstige dyslexie van kinderen in de leeftijd tussen 7 en 12 jaar. Hierbij worden de richtlijnen van het Nederlands Kennisinstituut Dyslexie (NKD) gevolgd, wat inhoudt:

        • a.

          Dat uit 3 Cito-toetsen (of vergelijkbare toetsen) na elkaar blijkt dat de jeugdige een grote achterstand heeft op technisch lezen en op woordniveau. Tussen deze toetsen zit iedere keer minimaal 6 maanden. Bij Cito-toetsen betekent dit dat de jeugdige een E- of V- min score heeft op lezen; en,

        • b.

          De school heeft aantoonbaar extra begeleiding aangeboden. Deze begeleiding moet voldoen aan de eisen die staan omschreven in de ‘Brede vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie’ waaronder minimaal ondersteuningsniveau 3; en,

        • c.

          de lees- en spellingsproblemen niet voortkomen uit laaggeletterdheid.

  • 2.3 Nadere regeling

    Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke extra algemene, overige en individuele voorzieningen beschikbaar zijn, waaronder voorzieningen in samenwerking met (passend) onderwijsinstellingen.

Artikel 3 Toegang tot jeugdhulp

  • 3.1 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

    • 1.

      Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

    • 2.

      De jeugdhulpaanbieder dient zich bij een verwijzing bij het beoordelen van de jeugdhulp-vraag te houden aan de afspraken die deze daarover met het college heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie en aan de regels die daarover zijn neergelegd in de Verordening en/of nadere regels.

    • 3.

      Ook als een verwijzing zoals genoemd in het eerste lid aanwezig is, is het college niet verplicht jeugdhulp te vergoeden, geleverd door een jeugdhulpaanbieder waarmee de gemeente geen contract- of subsidierelatie heeft, tenzij het college met de gecontracteerde of gesubsidieerde jeugdhulpaanbieders niet in staat is de bij de verwijzing passende jeugdhulp te laten leveren.

    • 4.

      Bij verwijzing door een huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist van een jeugdige of en/of de ouders voor hulp, overlegt de jeugdhulpaanbieder waarnaar verwezen wordt, met het Sociaal Kernteam over het bepalen van de aard en de omvang van de benodigde hulp.

    • 5.

      De huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist werken mee aan het uitvoeren van de casusregie door het Sociaal Kernteam op grond van de integrale benadering van de jeugdige en het principe van één gezin – één plan – één contactpersoon, in elk geval als sprake is van hoog specialistische zorg.

    • 6.

      Wanneer de jeugdige of de ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen ervan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3.2 Toegang via justitieel kader

    • 1.

      Het college is bij verwijzing van een jeugdige en/of de ouders voor hulp via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting alleen verantwoordelijk voor de financiering van de Jeugdhulp binnen de met de jeugdhulpaanbieders gemaakte contractafspraken dan wel subsidie-bepalingen.

    • 2.

      Bij verwijzing van een jeugdige en/of de ouders voor hulp via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting, overlegt de gecertificeerde instelling in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering met het Sociaal Kernteam.

    • 3.

      De Raad voor de Kinderbescherming raadpleegt het Sociaal Kernteam als deze een ondertoezichtstelling of gezag beëindigende maatregel aanvraagt, over de in te zetten gecertificeerde instelling die de maatregel gaat uitvoeren.

      Bij de inzet van spoedhulp via het Crisis Interventie Team (CIT), zal het Sociaal Kernteam zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na de inzet het besluit over de inzet van deze hulp vastleggen in een beschikking en/of toewijzing richting de aanbieder.

  • 3.3. Toegang jeugdhulp via de gemeente

    • 1.

      Een jeugdige en/of de ouder(s) kunnen de hulpvraag rechtstreeks indienen bij het Sociaal Kernteam. Het Sociaal Kernteam draagt namens het college zorg voor de toeleiding naar adequate hulp. De beslissing welke zorg een jeugdige en de ouder(s) precies nodig hebben, komt vervolgens tot stand in overleg tussen (een deskundige van) het Sociaal Kernteam met de jeugdige en de ouders.

      In één of meerdere gesprek(ken) wordt gekeken welke hulp de jeugdige en de ouders nodig hebben en wat zij eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan het probleem.

    • 2.

      Als aanvullend daarop een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is, dan wordt eerst gekeken of dit een algemene jeugdhulpvoorziening kan zijn of een individuele jeugd-hulpvoorziening. In het laatste het geval neemt het Sociaal Kernteam namens het college het besluit en verwijst deze de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die volgens de deskundige, in samenspraak met ouders en jeugdige, het beste antwoord heeft op de hulpvraag. Het Sociaal Kernteam bepaalt vervolgens aard en omvang van een ambulante voorziening via de maximaal in te zetten behandelduur en het volume van de in te zetten jeugdhulp.

    • 3.

      De regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren, bij een individuele jeugdhulpvoorziening via het Sociaal Kernteam beschrijft het college in de nadere regels.

  • 3.4 Nadere regeling en beleidsregels

    Het college kan bij nadere regeling regels voor de toegang vaststellen.

Artikel 4 Onderzoek

  • 4.1 Onderzoek

    • 1.

      Het Sociaal Kernteam onderzoekt in een of meer gesprekken tussen deskundige medewerkers en de jeugdige en/of de ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

      • a.

        de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

      • b.

        het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

      • c.

        het vermogen van de jeugdige of de ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

      • d.

        de mogelijkheden om gebruik te maken van een overige en andere voorziening;

      • e.

        de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

      • f.

        de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken:

      • g.

        de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

      • h.

        hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of de ouders, en;

      • i.

        de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of de ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 2.

      Het Sociaal Kernteam informeert de jeugdige en/of de ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen zo nodig toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

    • 3.

      Bij het gesprek stelt het Sociaal Kernteam de identiteit van de jeugdige en de ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

    • 4.

      Het sociaal Kernteam wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

    • 5.

      De jeugdige en/of de ouder werken mee aan het onderzoek en aan de uitvoering van de in te zetten voorziening. Als de jeugdige en/of ouder niet of onvoldoende meewerkt, kan het Sociaal Kernteam de ondersteuningsbehoefte niet vaststellen en mogelijk geen hulp en/of individuele voorziening verlenen.

    • 6.

      Het Sociaal Kernteam kan in overleg met de jeugdige en/of de ouders afzien van een gesprek.

  • 4.2. Draagkracht en draaglast

    • 1.

      Ouder(s) zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking. Het college onderzoekt of er bij de ouders sprake is van voldoende draagkracht en of de ouders of andere huisgenoten onderling zorg kunnen dragen voor de benodigde (dagelijkse) hulp.

    • 2.

      Voor zover het van toepassing is en tot de mogelijkheden behoort dat ouders hun kinderen zelf hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf bieden, kent het college geen individuele voorziening jeugdhulp toe.

    • 3.

      Als de noodzakelijke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf van ouders voor hun kinderen voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen zwaarder is dan de zorg die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben, neemt het Sociaal Kernteam in haar onderzoek (als bedoeld in artikel 4.1 van deze verordening), de balans tussen draaglast en draagkracht mee. Het Sociaal Kernteam bepaalt of de draagkracht van het gezin om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden in overeenstemming is met de draaglast, op basis van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders, samen met de personen die tot hun sociale omgeving behoren en beschikbare voorliggende voorzieningen.

    • 4.

      Het Sociaal Kernteam voor wat betreft het vaststellen van de balans tussen draagkracht als bedoeld in het eerste lid en draaglast als bedoeld in het tweede lid een onderscheid in kortdurende en langdurende situaties:

      • a.

        kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar.

      • b.

        langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig zal zijn of meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.

    • 5.

      In kortdurende situaties neemt het Sociaal Kernteam aan dat draagkracht en draaglast in balans zijn en bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht.

    • 6.

      In langdurende situaties bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf als het college op basis van algemeen aanvaarde maatstaven vaststelt dat draaglast en draagkracht in balans zijn, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht.

    • 7.

      Als het Sociaal Kernteam een individuele voorziening nodig acht, dan wordt de omvang vastgesteld op basis van een afwegingskader, waarin de leeftijdscategorie van het kind wordt betrokken, de ontwikkeltaak waarop de zorg gericht is en de zwaarte en de frequentie ervan.

    • 8.

      Het Sociaal Kernteam verwacht dat ouders zonder ondersteuning een beschermende woonomgeving bieden aan hun kinderen tot en met de leeftijd van 17 jaar, zowel in kortdurende als langdurende situaties.

  • 4.3 Nadere regels

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het onderzoek naar de balans tussen draagkracht en draaglast en de uitwerking daarvan.

Artikel 5 Plan van aanpak

  • 1. Het Sociaal Kernteam zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en eventueel in te zetten individuele voorziening bedoeld in artikel 2 van deze verordening in een Plan van aanpak.

  • 2. In het geval van een benodigde jeugdhulpvoorziening verstrekt het Sociaal Kernteam aan de jeugdige en/of de ouders binnen 10 werkdagen na de afronding van het onderzoek een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of de ouders voegt het Sociaal Kernteam hieraan toe.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. Als uit het onderzoek blijkt, dat sprake is van een benodigde individuele voorziening, verstrekt het college de jeugdige en/of de ouders hiervoor een te ondertekenen aanvraag.

  • 2. De jeugdige en/of de ouders tekenen de aanvraag en sturen deze binnen tien werkdagen terug aan het Sociaal Kernteam.

  • 3. Jeugdigen en/of de ouders kunnen te allen tijde een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het Sociaal Kernteam. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 7 Criteria voor een individuele voorziening

  • 1. Een algemene voorziening die passend en toereikend is, is voorliggend op een individuele voorziening. In elke individuele situatie beoordeelt het Sociaal Kernteam eerst of een algemene voorziening passend en toereikend is voor de gestelde jeugdhulpvraag. Als dit zo is, komen jeugdigen en/of de ouders niet in aanmerking voor een individuele voorziening. Dit geldt als de algemene voorziening:

    • a.

      daadwerkelijk beschikbaar is voor de jeugdige en/of de ouder(s);

    • b.

      passend en toereikend is voor de jeugdige en/of de ouder(s).

  • 2. Een andere voorziening die passend en toereikend is, is voorliggend op een individuele voorziening. In elke individuele situatie beoordeelt het Sociaal Kernteam eerst of een andere voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen passend en toereikend is voor de gestelde jeugdhulpvraag. Als dit zo is, komen jeugdigen en/of de ouders niet in aanmerking voor een individuele voorziening. Dit geldt als de andere voorziening:

    • a.

      daadwerkelijk beschikbaar is voor de jeugdige en/of de ouder(s);

    • b.

      passend en toereikend is voor de jeugdige en/of de ouder(s).

  • 3. Onverminderd dat jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts komt een jeugdige of ouder in aanmerking voor een individuele voorziening als het Sociaal Kernteam van oordeel is dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen en als de jeugdige en/of de ouders:

    • a.

      op eigen kracht geen oplossing voor de hulpvraag kan vinden en;

    • b.

      de hulpvraag niet voortvloeit uit de normale ontwikkeling met betrekking tot de leeftijd en de situatie van jeugdige tenzij er sprake is van een onveilige situatie en;

    • c.

      de gevraagde zorg noodzakelijk is voor het functioneren van de jeugdige in de privé-situatie op kinderopvang, school of dagbesteding.

  • 4. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening. Als een jeugdige toch een duurdere voorziening wil die eveneens passend is, komen de meerkosten voor rekening van de jeugdige en/of de ouders. In dergelijke situaties verstrekt het college de voorziening in de vorm van een pgb gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

  • 5. Voor het bepalen van het soort individuele voorziening dat het college inzet, sluit dit aan bij de dienstomschrijvingen in de door of namens gemeente gesloten overeenkomsten met of verleende subsidiebesluiten aan jeugdhulpaanbieders voor het leveren van voorzieningen, waarbij:

    • a.

      de mogelijkheid voor het inzetten van ervaringsdeskundigheid altijd in overweging wordt genomen; en

    • b.

      in dialoog tussen het Sociaal Kernteam dan wel jeugdhulpverlener, de jeugdige en de ouders een gezamenlijk beeld ontwikkeld is over de jeugdhulpvraag en de meest passende aanpak alvorens een keuze gemaakt wordt voor het soort individuele voorziening.

Artikel 8 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening geeft het college in ieder geval aan of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt ook aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura legt het college in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, met de daar bijbehorende kosten van de voorziening;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb legt het college in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van het pgb.

Artikel 9 Persoonsgebonden budget (pgb)

  • 9.1 Regels voor het pgb

    • 1.

      Het college verstrekt een individuele voorziening in de leveringsvorm van een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet, als de jeugdige en/of de ouders dit via een pgb plan schriftelijk kenbaar hebben gemaakt. Het college kan hiervoor een verplicht format ter beschikking stellen.

    • 2.

      De hoogte van pgb:

      • a.

        wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige of de ouders opgesteld plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

        • o

          welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de jeugdige of de ouders van het budget willen betrekken, en

        • o

          indien van toepassing, welke hiervan de jeugdige of de ouders willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

      • b.

        wordt berekend op basis van een tarief of prijs:

        • o

          waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb de jeugdige of de ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp van derden te betrekken;

        • o

          waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige of de ouders de jeugdhulp willen betrekken, en

        • o

          waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de jeugdige of de ouders de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

      • c.

        bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura. De kostprijs kan nooit hoger zijn dan het laagste tarief (overeenkomst) dat de gemeente betaalt of bekostigingseenheid (subsidiebeschikking) die de gemeente vergoedt aan jeugdhulp-aanbieders voor het leveren van de in de betreffende situatie adequate en minst kostbare voorziening in natura.

      • d.

        De hoogte van een pgb dat wordt ingezet voor een gekwalificeerde jeugdhulpaanbieder wordt bepaald aan de hand van en tot 90% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura.

    • 3.

      De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk:

      • a.

        het tarief of de prijs, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1°, bedraagt voor jeugdhulp verleend door een derde, niet zijnde op onverplichte basis verleende jeugdhulp door een hulp uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet, minimaal 100 % van het wettelijke minimumloon per uur inclusief vakantiegeld bij een 36-urige werkweek of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura, als noodzakelijk is om:

        • o

          te verzekeren dat het budget de jeugdige of de ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp te betrekken of verlenen, en

        • o

          op gepaste wijze rekenschap te geven van de gezinssituatie en van de relevante werkervaring en kwalificaties van deze persoon.

  • 9.2 Nadere regels

    Het college kan nadere regels stellen:

    • a.

      ten aanzien van bepaling wie tot het sociaal netwerk behoort,

    • b.

      de voorwaarden en de eisen aan de inzet van het sociale netwerk.

    • c.

      ten aanzien van de kwaliteitseisen van pgb.

Artikel 10 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

    • e.

      de kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 11 Kwaliteitseisen jeugdzorg

  • 1. Jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en derden waar de jeugdige via een persoonsgebonden budget individuele voorzieningen betrekt, zorgen voor een goede kwaliteit van individuele voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van individuele voorzieningen op de persoonlijke situatie van de jeugdige en/of ouders;

    • b.

      het afstemmen van individuele voorzieningen op andere vormen van hulp, zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van individuele voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard; en

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de individuele voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en derden waar de jeugdige via een persoonsgebonden budget individuele voorzieningen betrekt, een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek conform artikel 3 Regeling Jeugd-wet en het zo nodig in overleg met de jeugdige en/of ouder(s) ter plaatse controleren van de geleverde individuele voorzieningen.

Artikel 12 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of de ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening opschorten, herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of de ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of de ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of de ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of de ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Het college onderzoekt uit oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het pgb.

  • 5. Het college wijst toezichthouders aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en (onterecht) niet-gebruik van deze wet.

Artikel 13 Klachtregeling

Het SKT behandelt klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de Klachtenregeling Sociaal Kernteam Westland.

Artikel 14 Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 15 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt jaarlijks geëvalueerd door eenmaal per jaar de uitkomsten van de monitoring van het beleid met de gemeenteraad te delen. Het streven is om dit ieder tweede kwartaal te delen na afloop van het kalenderjaar waarop de evaluatie betrekking heeft.

Artikel 16 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken voor zover de toepassing ervan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 18 Overgangsrecht

  • 1. De verordening jeugdhulp Westland 2020 blijft van toepassing op jeugdhulp die is aangevraagd voor inwerkintreding van de verordening jeugdhulp 2025.

  • 2. Voor aanvragen jeugdhulp na inwerkingtreding van de verordening jeugdhulp 2025, geldt de verordening jeugdhulp 2025.

  • 3. Jeugdigen en ouders houden recht op een individuele voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp Westland 2020, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit, waarmee deze eerdere voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken of totdat de looptijd van de oorspronkelijke beschikking is verstreken.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De verordening jeugdhulp Westland 2020 wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.

  • 2. Deze verordening jeugdhulp treedt in werking één dag na bekendmaking.

  • 3. Deze verordening jeugdhulp wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Westland 2025.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 19 februari 2025,

de griffier

P. van Oosten

de voorzitter

B.R. Arends