Regeling vervallen per 28-02-2025

Reglement van Orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur

Geldend van 01-03-2025 t/m 27-02-2025

Intitulé

Reglement van Orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur

Het Algemeen Bestuur van Waterschap Zuiderzeeland;

gelezen het bestuursvoorstel met zaaknummer 1000327 d.d. 21 januari 2025;

besluit:

het Reglement van Orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur 2025 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van het Algemeen Bestuur of diens plaatsvervanger;

  • b.

    fractie: de leden van het Algemeen Bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, respectievelijk de leden, die benoemd zijn door Land- en Tuinbouworganisatie Noord (LTO Noord), respectievelijk de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE);

  • c.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • d.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • e.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • f.

    interpellatie: het vragen van mondelinge inlichtingen aan het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

  • g.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • h.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • i.

    secretaris: de secretaris-directeur of de door het college van Dijkgraaf en Heemraden daartoe aangewezen plaatsvervangend secretaris;

  • j.

    gesprek over integriteit: tweejaarlijks gesprek binnen het Algemeen Bestuur over integriteit, op initiatief van de voorzitter.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit of dit reglement hem verder opdraagt;

  • e.

    het bevorderen van de bestuurlijke integriteit van het waterschap.

Artikel 3 De secretaris

  • 1. De secretaris is in elke vergadering van het Algemeen Bestuur aanwezig.

  • 2. De secretaris kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4

(Gereserveerd voor het geval een griffierfunctie wordt ingevuld.)

Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg

  • 1. Het fractievoorzittersoverleg bestaat uit de fractievoorzitters, of hun plaatsvervangers, en wordt voorgezeten door de voorzitter.

  • 2. De secretaris verzorgt het secretariaat en is adviseur van het fractievoorzittersoverleg.

  • 3. Het fractievoorzittersoverleg beslist over de orde van zijn vergaderingen, op voorstel van de voorzitter.

  • 4. Het fractievoorzittersoverleg bespreekt de werkwijze van en de cultuur in het Algemeen Bestuur.

  • 5. Het fractievoorzittersoverleg adviseert de voorzitter over de reglementen voor het Algemeen Bestuur die de vergaderingen en andere werkzaamheden van het Algemeen Bestuur betreffen.

  • 6. Het fractievoorzittersoverleg stelt jaarlijks een vergaderplanning vast waarin dag, plaats een aanvangstijd van de eigen vergaderingen zijn opgenomen.

  • 7. De secretaris verzorgt een beknopt verslag van de vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg en verzendt deze zo spoedig mogelijk naar de fractievoorzitters, die het desgewenst verspreiden binnen de fractie.

  • 8. De vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg zijn niet openbaar.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming leden van het college van Dijkgraaf en heemraden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van het Algemeen Bestuur stelt het Algemeen Bestuur op voordracht van de voorzitter een commissie in bestaande uit drie leden van het Algemeen Bestuur. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan het Algemeen Bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Het Algemeen Bestuur beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 4. Na een verkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van het Algemeen Bestuur op om in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in nieuwe samenstelling, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van het Algemeen Bestuur op voor de vergadering van het Algemeen Bestuur waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan besloten worden de commissie voor de gehele bestuursperiode te benoemen.

Artikel 7 Benoeming heemraden van het college van Dijkgraaf en Heemraden

  • 1. De verkiezing van de heemraden van het college van Dijkgraaf en Heemraden vindt plaats tijdens de vergadering van het Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt, met inachtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement, vast uit hoeveel heemraden het college van Dijkgraaf en Heemraden bestaat.

  • 3. De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat of de namen van zijn kandidaten aan de voorzitter, die daarvan mededeling doet aan het Algemeen Bestuur.

  • 4. Bij de benoeming van een heemraad van het college van Dijkgraaf en Heemraden buiten de kring van het Algemeen Bestuur wordt overeenkomstig de tekst van artikel 6, het eerste lid een commissie ingesteld, welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig de tekst van artikel 6, tweede lid.

Artikel 7a Integriteit

  • 1. In de periode tussen de verkiezingsuitslag en de vergadering waarin de heemraden van het college van Dijkgraaf en Heemraden worden benoemd en voorafgaand aan een tussentijdse vacaturevervulling, wordt aandacht besteed aan de integriteit van de kandidaat-leden van het college van Dijkgraaf en Heemraden.

  • 2. Daartoe zal elk kandidaat-lid:

    • a.

      een verklaring omtrent het gedrag aanvragen conform het profiel politieke ambtsdrager;

    • b.

      een uittreksel uit het Bureau Krediet Registratie (BKR) aanvragen;

    • c.

      deelnemen aan de aangeboden risicoanalyse integriteit door een extern bureau, waarbij de verklaring omtrent het gedrag en het uittreksel uit het BKR wordt voorgelegd;

    • d.

      over de uitkomsten van de externe risicoanalyse mededelingen doen aan de voorzitter;

    • e.

      een gesprek voeren met de voorzitter. Bij dit gesprek is een door de secretaris aangewezen ambtenaar aanwezig die zorgt voor verslaglegging.

  • 3. Voorafgaande aan de benoeming informeert de voorzitter het Algemeen Bestuur op hoofdlijnen over de resultaten van het onder 2, sub V, bedoelde gesprek en op hoofdlijnen over de mededelingen van de risicoanalyse integriteit (2, sub IV).

  • 4. Het Algemeen Bestuur voert op initiatief van de voorzitter tweejaarlijks een gesprek over integriteit.

Artikel 8 Fractie

  • 1. De leden van het Algemeen Bestuur, die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, respectievelijk de leden die benoemd zijn door Land- en Tuinbouworganisatie Noord (LTO Noord), respectievelijk de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE), worden bij de aanvang van de zitting als fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als fractie beschouwd.

  • 2. De fractie voert in het Algemeen Bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

    • a.

      Indien:

      • één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

  • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur na de mededeling daarvan.

Artikel 8a Fractieondersteuners

  • 1. Elke fractie kan maximaal twee fractieondersteuners aanwijzen.

  • 2. Een fractieondersteuner dient te voldoen aan het vereiste van artikel 31 lid 1 Waterschapswet.

  • 3. Een fractieondersteuner wordt benoemd door de voorzitter op voordracht van de fractie voor de zittingstermijn van het Algemeen Bestuur.

  • 4. Een fractieondersteuner dient zijn ontslag in bij de voorzitter.

  • 5. Alvorens hun functie uit te oefenen l eggen zij de eed of belofte af in een openbare vergadering en melden zij hun functies.

  • 6. Functies als genoemd in artikel 31, tweede lid, van de Waterschapswet, zijn onverenigbaar met de functie van fractieondersteuner.

  • 7. Een fractieondersteuner dient zich te onthouden van werkzaamheden als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Waterschapswet.

  • 8. Een fractieondersteuner mag in beginsel alle bijeenkomsten bijwonen en deelnemen aan beeldvormende vergaderingen. In beeldvormende vergaderingen mag hij het woord voeren.

  • 9. Een fractieondersteuner mag een besloten vergadering bijwonen en heeft toegang tot geheime informatie. In geval van bijzondere omstandigheden kan van deze regel worden afgeweken.

  • 10. Fractieondersteuners ondersteunen de fractie en de fractieleden. Zij hebben geen bestuurlijke taken en bevoegdheden. Zij kunnen niet naar buiten treden als waterschapsvertegenwoordiger.

  • 11. De Commissie die is omschreven in artikel 6, lid 1 onderzoekt in ieder geval de nevenfuncties en nevenwerkzaamheden als bedoeld in de leden 6 en 7.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt voor de aanvang van een nieuwe kalenderjaar een vergaderplanning voor dat jaar vast, waarin dag, plaats, en uur van de vergaderingen zijn opgenomen.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 3. Ingeval de voorzitter of het college van Dijkgraaf en Heemraden dat nodig oordelen of één vijfde van het aantal zitting hebbende leden schriftelijk, met opgave van redenen, om een vergadering verzoekt, wordt deze vergadering binnen 14 dagen belegd.

  • 4. Ten minste eens per jaar reflecteert het Algemeen Bestuur, op initiatief van de voorzitter, op zijn werkwijze.

Artikel 10 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van het Algemeen Bestuur een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 35, vierde en vijfde lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van het Algemeen Bestuur verzonden en openbaar gemaakt op de website van het waterschap.

  • 3. Leden van het Algemeen Bestuur kunnen over de op de voorlopige agenda geplaatste onderwerpen schriftelijk technische vragen indienen tot het in de oproep vermelde tijdstip.

  • 4. Schriftelijke beantwoording van de technische vragen en eventuele schriftelijke mededelingen van het college van Dijkgraaf en Heemraden worden op het in de oproep vermelde tijdstip toegevoegd aan de stukken.

Artikel 11 Agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van het Algemeen Bestuur verzonden en openbaar gemaakt op de website van het waterschap.

  • 2. Bij aanvang van de vergadering stelt het Algemeen Bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid van het Algemeen Bestuur of de voorzitter kan het Algemeen Bestuur bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 3. Wanneer het Algemeen Bestuur een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp (terug)verwijzen naar het college van Dijkgraaf en Heemraden voor nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 4. Op voorstel van een lid van het Algemeen Bestuur of van de voorzitter kan het Algemeen Bestuur de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12

Vervallen

Artikel 13

Vervallen

Artikel 13a Beeldvormende en opiniërende vergadering

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden een beeldvormende of een opiniërende vergadering houden.

  • 2. Op een beeldvormende en een opiniërende vergadering zijn de artikelen 2,3,9,10,11,13,14,16, 42a, 44, 45, 46, 47, 47a, 48, 49 en artikel 50 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13b Technische briefing

  • 1. Het college van Dijkgraaf en Heemraden kan op zijn initiatief, of op initiatief van het Algemeen Bestuur, een technische briefing organiseren. In een technische briefing geven medewerkers van de organisatie of daarvoor uitgenodigde externe deskundigen/betrokkenen uitleg over de technische aspecten van een bepaald dossier. Leden van het Algemeen Bestuur kunnen vragen stellen. Een technische briefing is in beginsel openbaar.

  • 2. Bij het begin van een technische briefing wordt bepaald wat voor type verslag ervan wordt gemaakt.

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 14 Presentielijst

  • 1. De secretaris draagt er zorg voor dat er tijdig voor aanvang van de vergadering een presentielijst ligt, die in alfabetische volgorde de namen bevat van de zitting hebbende leden van het Algemeen Bestuur. De leden die ter vergadering komen dienen de presentielijst te tekenen. Zonder voorgaande tekening van deze lijst kan een lid niet aan de stemming deelnemen.

  • 2. De leden die voor de sluiting de vergadering verlaten, geven hiervan kennis aan de voorzitter.

  • 3. Onmiddellijk na sluiting van de vergadering ondertekenen de voorzitter en de secretaris de presentielijst.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter stelt bij het begin van iedere zittingsperiode de zitplaatsen vast van de voorzitter, de leden en de secretaris.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van het Algemeen Bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 38b van de Waterschapswet.

Artikel 17 Begin bij hoofdelijke stemming

  • 1. Indien een lid van het Algemeen Bestuur om een hoofdelijke stemming vraagt, deelt de voorzitter mee bij welk lid van het Algemeen Bestuur de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij het begin van de vergadering door middel van loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen.

  • 2. Deze loting geldt ook voor volgende hoofdelijke stemmingen tijdens de vergadering.

Artikel 18 Beknopte besluitenlijst

  • 1. De opiniërende en besluitvormende vergaderingen worden door middel van een geautomatiseerd systeem (in beeld en geluid) opgenomen en live via de bestuurspagina’s op de website van het waterschap uitgezonden. De opnames zijn blijvend toegankelijk.

  • 2. De secretaris draagt zorg voor een beknopte besluitenlijst van de beeldvormende, opiniërende en besluitvormende vergaderingen.

  • 3. Het concept van de beknopte besluitenlijst wordt, zo mogelijk, aan de leden van het Algemeen Bestuur toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

  • 4. De leden van het Algemeen Bestuur en de voorzitter hebben het recht een voorstel tot verandering aan het Algemeen Bestuur te doen indien het concept van de beknopte besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk voor de aanvang van de vergadering bij de secretaris te worden ingediend.

  • 5. De beknopte besluitenlijst bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris, de leden van het Algemeen Bestuur, alsmede van de leden die afwezig waren en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een weergave van de besluiten die zijn genomen alsook van de toezeggingen die zijn gedaan;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door het algemeen bestuur is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 6. De beknopte besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna deze door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.

Artikel 19a

Vervallen.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel onverminderd het bepaalde in artikel 22, lid 1, sub b, daargelaten interrupties, passend in het debat, naar het oordeel van de voorzitter.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat initiatiefvoorstel. Het derde lid is evenmin van toepassing op het lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21 Spreektijd

Op voorstel van de voorzitter of een lid van het Algemeen Bestuur kan het Algemeen Bestuur voor daarbij te bepalen onderwerpen de spreektijd per fractie vaststellen.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaatsheeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan, ter handhaving van de orde de vergadering, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 23 Beraadslaging

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid van het Algemeen Bestuur beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van het Algemeen Bestuur of op voorstel van de voorzitter kan het Algemeen Bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college van Dijkgraaf en Heemraden of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het Algemeen Bestuur en het college van Dijkgraaf en Heemraden deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van het Algemeen Bestuur genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 25

Vervallen

Artikel 26 Besluitvorming

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist.

  • 2. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het Algemeen Bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

  • 3. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 4. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over het te nemen besluit.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. De voorzitter (of de secretaris) roept de leden van het Algemeen Bestuur bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering. Het laatst opgeroepen lid kan zijn stem niet meer wijzigen nadat de voorzitter heeft geconstateerd, dat de stemming heeft plaatsgehad.

  • 8. Met instemming van het Algemeen Bestuur kan een hoofdelijke stemming als bedoeld in de leden 4 tot en met 7, worden vervangen door het uitbrengen van de stem door middel van handopsteken.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 10. Indien sprake is van een staking van stemmen, wordt, indien sprake is van een voltallige vergadering, het voorstel geacht te zijn verworpen. Indien de vergadering niet voltallig is, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien in deze vergadering de stemmen opnieuw staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 29 Stemming over personen

  • 1. De stemming over personen geschiedt door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

  • 3. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 4. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het Algemeen Bestuur, op voorstel van de voorzitter.

  • 8. Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 30 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 31 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 32 Amendementen

  • 1. Ieder lid van het Algemeen Bestuur kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het Algemeen Bestuur die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Het indienen van een (sub)amendement moet door tenminste twee andere aanwezige leden worden ondersteund.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door het Algemeen Bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 33 Moties

  • 1. Ieder lid van het Algemeen Bestuur kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en door tenminste twee andere aanwezige leden te worden ondersteund.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door het Algemeen Bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van het Algemeen Bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist het Algemeen Bestuur terstond.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

  • 1. Ieder lid en elke commissie bestaande uit leden van het Algemeen Bestuur kan een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2. Een initiatiefvoorstel heeft geen betrekking op het lopende begrotingsproces.

  • 3. Voordat een initiatiefvoorstel wordt opgesteld, vindt overleg plaats met de secretaris of een door hem aangewezen andere functionaris.

  • 4. Indien een initiatiefvoorstel op de agenda van het Algemeen Bestuur geplaatst kan worden, stelt de indiener, al dan niet met ambtelijke ondersteuning, een initiatiefvoorstel op.

  • 5. Het initiatiefvoorstel wordt schriftelijk bij het college van Dijkgraaf en Heemraden ingediend. Het college van Dijkgraaf en Heemraden plaatst het voorstel zo spoedig mogelijk op de agenda van het Algemeen Bestuur.

  • 6. Het college van Dijkgraaf en Heemraden voegt aan het initiatiefvoorstel zijn reactie toe.

  • 7. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een heemraad van het college van Dijkgraaf en Heemraden, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van het Algemeen Bestuur terstond aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 36 Voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden

  • 1. Een voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden aan het Algemeen Bestuur, dat vermeld staat op de agenda van het Algemeen Bestuur kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van het Algemeen Bestuur.

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college van Dijkgraaf en Heemraden moet worden gezonden, bepaalt het Algemeen Bestuur op voorstel van de voorzitter in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 37 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het Algemeen Bestuur en het college van Dijkgraaf en Heemraden. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Het Algemeen Bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van het Algemeen Bestuur, de leden van het college van Dijkgraaf en Heemraden niet meer dan eenmaal, tenzij het Algemeen Bestuur hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 38 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van het Algemeen Bestuur over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de secretaris schriftelijk ingediend bij het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter.

  • 2. De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van het Algemeen Bestuur een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden bij het bestuurssecretariaat ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het Algemeen Bestuur en het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende het Algemeen Bestuur bestuursvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter worden met tussenkomst van de secretaris door het bestuurssecretariaat aan de leden van het Algemeen Bestuur toegezonden.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere informatie vragen omtrent het door de voorzitter of door het college van Dijkgraaf en Heemraden gegeven antwoord, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist.

Hoofdstuk 5 Begroting en jaarrekening

Artikel 40 Procedure begroting

  • Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschiedt de voorbereiding, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens de Planning & Control cyclus, welke door het Algemeen Bestuur, op voorstel van het fractievoorzittersoverleg, is vastgesteld.

Artikel 41 Procedure jaarstukken

  • Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarstukken, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het Algemeen Bestuur, op voorstel van het fractievoorzittersoverleg, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 42 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur, een heemraad van het college van Dijkgraaf en Heemraden, de voorzitter of de secretaris, die door het Algemeen Bestuur is aangewezen tot lid van een algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in een algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2. Ieder lid van het Algemeen Bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van het Algemeen Bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het Algemeen Bestuur over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin het Algemeen Bestuur één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Openbaarheid en beslotenheid vergadering

Artikel 42a Openbaarheid van vergadering

  • 1. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden in het openbaar gehouden.

  • 2. De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom, met redenen omkleed, verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd en de live uitzending via internet wordt onderbroken of beëindigd.

  • 4. Conform art 35 lid 4 Waterschapswet geldt een verplichting tot geheimhouding omtrent informatie die in de vergadering met gesloten deuren ter kennis van de aanwezigen komt. De verplichting duurt voort totdat het Algemeen Bestuur haar opheft.

  • 5. In een vergadering met gesloten deuren kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      de toelating van nieuwe leden;

    • b.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

    • c.

      de invoering, wijziging en afschaffing van een waterschapsbelasting; en

    • d.

      de benoeming en het ontslag van heemraden.

Artikel 43 Beslotenheid van vergadering

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 44 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering wordt, zo mogelijk, in de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur vastgesteld.

  • 2. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het algemeen bestuur besluit de verplichting tot geheimhouding op te heffen.

  • 3. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Hoofdstuk 8 Openbaarheid en geheimhouding van informatie en stukken

Artikel 45 Geheimhouding

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan ten aanzien van informatie en stukken die aan de vergadering worden overgelegd, met redenen omkleed, geheimhouding opleggen.

  • 2. Het college van Dijkgraaf en Heemraden, de voorzitter en een commissie kunnen, met redenen omkleed, de verplichting tot geheimhouding opleggen aan informatie en stukken die zij aan het Algemeen Bestuur overleggen.

  • 3. De geheimhouding op informatie en stukken als bedoeld in lid 1 en 2 geldt totdat het Algemeen Bestuur haar opheft.

  • 4. Een verplichting tot geheimhouding dient door de leden van het Algemeen Bestuur die van de informatie en stukken kennis dragen in acht genomen te worden.

  • 5. Een lid van het Algemeen Bestuur dat in strijd handelt met lid 4 kan bij besluit van het Algemeen Bestuur voor ten hoogste 3 maanden worden uitgesloten van het ontvangen van informatie en stukken ten aanzien waarvan een verplichting tot geheimhouding geldt.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan besluiten de geheimhouding op informatie en stukken die de vergadering heeft opgelegd conform art 45 lid 1, dan wel informatie en stukken waarop conform art 45 lid 2 geheimhouding is opgelegd, op te heffen.

  • 2. Over de opheffing tot geheimhouding vergadert het Algemeen Bestuur achter gesloten deuren.

Artikel 46a Register geheimhouding

  • 1. Een overzicht van documenten waarop geheimhouding rust wordt opgenomen in een register.

  • 2. Het Algemeen Bestuur ontvangt tweemaal per jaar het register geheimhouding.

Hoofdstuk 9 Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 47a Spreekrecht

  • 1. De voorzitter stelt ingezetenen en belanghebbenden bij een openbare vergadering gezamenlijk in de gelegenheid het woord te voeren over de geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

  • 3. over een besluit van het bestuur waartegen bezwaar of beroep openstaat of heeft opengestaan;

  • 4. over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 5. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk achtenveertig uur voor het begin van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en het punt waarover hij het woord wil voeren.

  • 6. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 7. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 8. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 9. De voorzitter geeft de leden van het Algemeen Bestuur gelegenheid vragen van feitelijke aard te stellen aan degene die van het spreekrecht gebruik heeft gemaakt, waarna betrokkene de vraag kan beantwoorden. Over gestelde vragen en gegeven antwoorden wordt niet beraadslaagd.

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 49 Gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, mag tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, geen inbreuk maken op de orde van de vergadering.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het Algemeen Bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 51 Inwerkingtreding

  • 1. Dit gewijzigde reglement treedt in werking op 1 maart 2025.

  • 2. Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement van Orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur van Waterschap Zuiderzeeland 2025”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur d.d. 11 februari 2025.

de secretaris,

ing. W. Slob MSc.

de voorzitter,

ir. H.C. Klavers.

Toelichting Reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Er is voor gekozen voor regelmatig terugkerende begrippen een omschrijving op te nemen.

De definitie van fractie onder b is aangepast en in overeenstemming gebracht met de jongste wijziging van de Waterschapswet.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is voorzitter van het Algemeen Bestuur en het college van Dijkgraaf en Heemraden. Artikel 94 van de Waterschapswet beschrijft de bevoegdheden van de voorzitter. De regeling bij verhindering staat in artikel 51a van de Waterschapswet. Het Reglement kan voorzien in de aanwijzing van een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 3 De secretaris

Het Algemeen Bestuur is verplicht een secretaris te benoemen (artikel 53 Waterschapswet). De secretaris is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan het Algemeen Bestuur, het college van Dijkgraaf en Heemraden en de voorzitter. Hij is in principe in elke vergadering van het Algemeen Bestuur en het college van Dijkgraaf en Heemraden aanwezig. Artikel 55a van de Waterschapswet eist dat het college van Dijkgraaf en Heemraden de vervanging van de secretaris regelt.

Artikel 4

Hier kan desgewenst de ondersteuning van het Algemeen Bestuur door een griffier ingevoegd worden.

Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg

Met de intrede van fracties ligt het in de rede overleg tussen voorzitter en Algemeen Bestuur te voeren over de werkwijze en om de vergaderingen te reguleren. Het gaat dan over het maken van afspraken intern/organisatorische kwesties en het doen van aanbevelingen aan het Algemeen Bestuur inzake de organisatie van de werkzaamheden van het Algemeen Bestuur en zijn commissies. Hieronder vallen taken als het initiëren van een aanpassing van het reglement van orde en het regelen van ondersteuning van het Algemeen Bestuur. Ook bij vertrouwelijke personele aangelegenheden kan een fractievoorzittersoverleg een belangrijke rol vervullen. In voorkomende gevallen kan het functioneren van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur besproken worden in het voorzittersoverleg. Voorkomen dient te worden dat het fractievoorzittersoverleg een afzonderlijk besluitvormend orgaan wordt.

Het is van belang dat in het fractievoorzittersoverleg elk lid een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt ook aan de positie van minderheidsfracties recht gedaan. Het overleg kan een waardevolle bijdrage leveren aan het stroomlijnen van verhoudingen tussen het Algemeen Bestuur en het college van Dijkgraaf en Heemraden.

Het fractievoorzittersoverleg is naar taak en werkwijze nader beschreven, met behoud van het informele karakter ervan.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden, benoeming lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, worden aan het Algemeen Bestuur stukken overgelegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van het Algemeen Bestuur toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met een opgave van de andere functies dan het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur die hij bekleedt en een uittrekstel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en –datum (indien voor het eerst gekozen). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook betrokken worden de vraag of sprake is van incomptabiliteiten en niet toegestane nevenfuncties. De commissie ‘Onderzoek geloofsbrieven’ brengt verslag uit; dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

De formulering van het eerste lid benadrukt dat het Algemeen Bestuur en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt in de eerste samenkomst van het nieuwe Algemeen Bestuur na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Ingevolge artikel 6 lid 3 beslist het Algemeen Bestuur over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuw Algemeen Bestuur of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een verkiezing kunnen de bestuursleden van het Algemeen Bestuur op de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van het Algemeen Bestuur over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van het Algemeen Bestuur bij het aanvaarden van het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur moet afleggen, is in artikel 50 van de Waterschapswet vastgelegd.

Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Waterschapswet. De Waterschapswet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een heemraad van het college van Dijkgraaf en Heemraden, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor een heemraad van het college van Dijkgraaf en Heemraden zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur (Waterschapswet artikel 31 en 45). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van een heemraad van het college van Dijkgraaf en Heemraden ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.

Voor de benoeming van nieuwe heemraden wordt een commissie onderzoek geloofsbrieven ingesteld. Dit gebeurt ook bij tussentijdse benoemingen. Dit betekent, dat bij elke benoeming een commissie wordt ingesteld. In het zesde lid is de mogelijkheid opgenomen om een commissie voor de gehele bestuursperiode te benoemen. Mocht zich een tussentijdse benoeming voordoen, dan hoeft geen commissie ingesteld te worden.

Artikel 7 Benoeming heemraden van het college van Dijkgraaf en Heemraden

In het eerste lid is bepaald, dat de verkiezing van de heemraden van het college van Dijkgraaf en Heemraden plaatsvindt direct na het afleggen van de eed of verklaring.

Het tweede lid is in overeenstemming gebracht met de tekst van artikel 9 van het Reglement voor Waterschap Zuiderzeeland, waarin is bepaald dat het college van Dijkgraaf en Heemraden bestaat uit een dijkgraaf en een door het Algemeen Bestuur te bepalen aantal heemraden. Het Reglement bepaalt overigens dat het aantal heemraden minimaal 2 en maximaal 4 bedraagt.

Op grond van artikel 10, lid 2, van het Reglement voor Waterschap Zuiderzeeland kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, lid 2, van de Waterschapswet. Als het gaat om een kandidaat vanuit het Algemeen Bestuur, dan hoeft er geen commissie onderzoek geloofsbrieven ingesteld te worden, omdat dat al is gebeurd bij de toelating tot het nieuwe bestuur.

Door expliciet een commissie geloofsbrieven voor te schrijven bij kandidaten van buiten wordt invulling gegeven aan een leemte in de Waterschapswet. Deze wet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een heemraad van het dagelijks bestuur, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De eisen voor een algemeen bestuurslid zijn dezelfde als voor een heemraad van het dagelijks bestuur. Uiteraard moet bij benoeming van een heemraad van het dagelijks bestuur een stembureau worden ingesteld, omdat stemming over personen in beginsel schriftelijk gebeurt.

Artikel 7a Integriteit

Inleiding

Volgens artikel 94 tweede lid van de Waterschapswet bevordert de voorzitter de bestuurlijke integriteit van het waterschap.

Om de taken van het waterschap goed te kunnen uitvoeren is vertrouwen nodig in het waterschap als gezaghebbende en betrouwbare overheid. Integriteit van de bestuurders is hierbij een noodzakelijke voorwaarde. De periode van verkiezing en benoeming is een natuurlijk moment om aandacht te besteden aan integriteit van het toekomstig bestuur.

Leden Algemeen Bestuur

Na verkiezingen treden nieuwe waterschapsbestuurders aan. Om alle leden van het Algemeen Bestuur bewust te laten worden van de dilemma’s en risico´s rondom integriteit en om te stimuleren dat bestuursleden hierover met elkaar het gesprek aangaan, is het voorstel om op initiatief van de voorzitter een tweejaarlijks gesprek binnen het Algemeen Bestuur te organiseren over integriteit. Daarnaast is de bestuurlijke gedragscode een instrument om integer gedrag te bevorderen.

Kandidaat heemraden

Leden van het Algemeen Bestuur zijn, nadat zij zijn gekozen door de burgers, voorgedragen door hun fracties, waarmee de fracties verantwoordelijk zijn voor de risicoanalyse van hun leden. Heemraden worden echter benoemd door het Algemeen Bestuur. Voor aspirant-heemraden wordt daarom voorgesteld intensiever aandacht te besteden aan integriteit door middel van een risicoanalyse en een gesprek met de voorzitter. Een risicoanalyse geeft een basaal inzicht in de aan- of afwezigheid van integriteitsrisico’s en ondersteunt daarbij de eigen verantwoordelijkheid van de bestuurder in relatie tot integriteit. Het is in die zin een aanwijzing, maar geen waarborg, voor integer optreden gedurende de bestuursperiode. Daarnaast geeft het een maatschappelijk signaal af.

Risicoanalyse Integriteit

De Risicoanalyse Integriteit is gericht op mogelijke integriteitsrisico’s en valkuilen en is primair bedoeld om de (kandidaat) bestuurder een handvat te bieden voor de aankomende bestuursperiode. De risicoanalyse wordt beschouwd als de maximale vorm van zelfbescherming. Vanwege de objectiviteit wordt de risicoanalyse uitgevoerd door een extern bureau. De uitkomsten van de risicoanalyse worden door de kandidaat heemraad aan de voorzitter overhandigd.

Introductie van de VOG en uittreksel BKR

Aan elke kandidaat heemraad wordt een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) gevraagd. Een VOG is een verklaring waaruit blijkt dat het gedrag van een individu in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving. De dienst Justis van Justitie onderzoekt het justitiële verleden van (rechts)personen die een VOG aanvragen en geeft de VOG's af. Een VOG voor politieke ambtsdragers wordt altijd afgegeven als er in de afgelopen tien jaar geen strafbaar feit is gepleegd dat relevant is voor de functie. Tevens wordt een uittreksel uit het Bureau Krediet Registratie (BKR) gevraagd. De kandidaat heemraad overlegt de VOG en het uittreksel BKR aan het externe bureau, die het betrekt bij de risicoanalyse.

Gesprek met de voorzitter

De invulling van de zorgplicht door de voorzitter is erop gericht bewustwording en transparantie te bewerkstelligen en daarmee een klimaat te creëren waarin vraagstukken rond integriteit bespreekbaar zijn. Het in kaart hebben van individuele en gezamenlijke kwetsbaarheden van een bestuur helpt daarbij. Daarnaast speelt het voorkomen van integriteitsongelukken een rol.

In de periode van de coalitievorming zal de voorzitter daarom een gesprek voeren met de kandidaat heemraden over integriteit. De timing wordt zo gekozen dat de indruk wordt vermeden dat het gesprek onderdeel uitmaakt van de sollicitatie. Het gesprek zal worden gevoerd aan de hand van de resultaten van de risicoanalyse. De voorzitter koppelt de uitkomsten op hoofdlijnen terug in het Algemeen Bestuur.

Kosten VOG / risicoanalyse

Aan de behandeling van een aanvraag van een VOG zijn kosten verbonden. Hetzelfde geldt voor een uittreksel uit het BKR. Omdat het waterschap de kandidaten verplicht tot het overleggen van een VOG en een uittreksel uit het BKR, ligt het in de rede dat het waterschap deze kosten vergoedt. Ook aan risicoanalyse zijn kosten verbonden. De risicoanalyse integriteit wordt verplicht door het waterschap. De organisatie en de kosten zijn daarmee de verantwoordelijkheid van het waterschap.

Artikel 8 Fractie

De Waterschapswet kent het begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in het Algemeen Bestuur vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. En voor de categorie Ingezeten hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan geregistreerde belangengroeperingen konden deelnemen. In navolging van vertegenwoordigende lichamen van het Algemeen Bestuur ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties.

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe Algemeen Bestuur na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van het Algemeen Bestuur de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in het Algemeen Bestuur en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden het Algemeen Bestuur verlaten. Het beëindigen van de zitting in het Algemeen Bestuur kan verschillende oorzaken hebben. Leden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het waterschapswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een lid van het Algemeen Bestuur zijn lidmaatschap niet opzegt, maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Waterschapswet/Waterschapsbesluit kent bij de verkiezingen deelnemende belangengroeperingen, maar een zetel ‘hoort’ niet bij een belangengroepering, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Het Algemeen Bestuur heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur is voldoende. Het Algemeen Bestuur is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan, rekening te houden met de nieuwe situatie.

Artikel 8a Fractieondersteuners

Fractieondersteuners ondersteunen fracties bij hun werkzaamheden. Met name voor kleine(re) fracties is het vaak lastig om hun aandacht en inzet van mensen te verdelen over de dossiers en vergaderingen. Fractieondersteuners zijn geen lid van het algemeen bestuur. In de praktijk zijn het vaak ook de opvolgers in geval een lid van het algemeen bestuur tussentijds vertrekt. Voor tal van fracties is het moeilijk enthousiaste en kwalitatief goede mensen te vinden die ook op de kandidatenlijst willen staan.

Fractieondersteuners ondersteunen de fractie en de fractieleden. Zij hebben geen bestuurlijke taken en bevoegdheden. Daarom wordt geen ambtelijke ondersteuning geleverd aan fractieondersteuners. Deze ondersteuning kan alleen via de leden van de fractie lopen. Zij kunnen niet naar buiten treden als waterschapsvertegenwoordiger.

Eisen

Het is belangrijk dat fractieondersteuners betrokken zijn bij het werk van het waterschap en hiermee binding hebben. Voor fractieondersteuners geldt ook hetgeen bepaald is in artikel 31 lid 1 van de Waterschapswet: een fractieondersteuner dient ingezetene van het waterschap te zijn. Er geldt een uitzondering voor de fractieondersteuners van de fractie waarin de belanghebbenden als bedoeld in artikel 12 lid 2 sub c Waterschapswet vertegenwoordigd zijn. Dit zijn degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen.

Fractieondersteuners mogen aanwezig zijn in besloten vergaderingen en hebben toegang tot geheime informatie. Om die reden is ervoor gekozen hen de eed of belofte te laten afleggen. Hiermee wordt geborgd, dat zij gebonden zijn aan de regels die ook gelden voor de leden van het algemeen bestuur. Het kan voorkomen, dat er sprake is van bijzondere omstandigheden (bv. de integriteit van personen is in het geding) waarom afgeweken moet worden van de hoofdregel. In dergelijke gevallen dient het mogelijk te zijn, fractieondersteuners niet toe te laten.

Tevens gelden ook voor hen, ter voorkoming van belangenverstrengeling, de regels rondom onverenigbare betrekkingen en functies gelden. In dit verband is een rol weggelegd voor de commissie onderzoek geloofsbrieven.

Bevoegdheden

Zuiderzeeland kent geen regeling over fractieondersteuners. Er is voor gekozen geen aparte regeling op te stellen, maar een artikel op te nemen met bepalingen over fractieondersteuners en hun bevoegdheden, waar het gaat om het bijwonen of deelnemen aan bijeenkomsten van het Algemeen Bestuur. Zij mogen in beeldvormende vergaderingen het woord voeren namens de fractie. Tevens kunnen fractieondersteuners worden toegestaan besloten vergaderingen bij te wonen. Hierbij mogen zij het woord niet voeren. Dat is voorbehouden aan de leden van het algemeen bestuur. Ook voor hen geldt, in geval van opgelegde geheimhouding van informatie en stukken, dat deze in acht genomen wordt.

Fractieondersteuners hebben geen bestuurlijke taken en bevoegdheden.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

Het Algemeen Bestuur vergadert zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van het Algemeen Bestuur schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Ten minste eens per jaar reflecteert het Algemeen Bestuur op zijn werkwijze. Zo kunnen leer- en verbeterpunten in beeld komen, worden besproken en eventueel leiden tot aanpassing van (bijvoorbeeld) dit reglement.

Artikel 10 Oproep

De voorzitter nodigt de leden van het Algemeen Bestuur schriftelijk uit voor de vergadering.

Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste tien dagen vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Deze termijn is een minimum termijn; afhankelijk van de werkwijze kan het waterschap een langere termijn stellen. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 35, vierde en vijfde lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 35, vierde en vijfde lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Uiteraard is het mogelijk, indien het Algemeen Bestuur dit wenst, de en oproep niet per post maar per e-mail te versturen.

De agenda van de AV wordt integraal in het Waterschapsblad en op de website geplaatst. Verder is vanuit communicatief oogpunt besloten, de agenda ook in huis-aan-huisbladen te plaatsen, waarbij niet de letterlijke agenda worden opgenomen, maar waarbij de belangrijkste punten worden toegelicht. Doordat de digitale publicatie nu stukken de wettelijke publicatie is, is de voorwaarde dat de vergadering ook bekend wordt gemaakt door aankondiging in huis-aan huisbladen vervallen.

Het vierde lid bepaalt dat de beantwoording van de technische vragen en eventuele schriftelijke mededelingen van het college van Dijkgraaf en Heemraden op het in de oproep vermelde tijdstip worden toegevoegd aan de stukken. Met schriftelijke mededelingen wordt gedoeld op actuele, korte mededelingen die niet leiden tot beraadslaging en waarvan het delen tegelijkertijd met de oproep niet mogelijk was.

Artikel 12 Ter inzage leggen Openbaar maken van stukken

Dit artikel is vervallen en samengevoegd met artikel 10.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Dit artikel is vervallen en samengevoegd met artikel 10.

Artikel 13a Beeldvormende en opiniërende vergadering

Dit artikel betreft de BOB-werkwijze. In deze vergadermethode zijn verschillende stadia in een besluitvormingsproces te onderscheiden: beeldvorming, opinievorming en de uiteindelijke besluitvorming. Er is ook vastgelegd welke artikelen van toepassing zijn op de beeldvormende en opiniërende vergaderingen.

Artikel 13b Technische briefing

Aanvullend op de BOB-werkwijze kunnen bijeenkomsten worden gehouden om meer informatie over de technische aspecten van een bepaald dossier te vergaren. Ook kan er sprake zijn van een excursie of een werkbezoek.

Bij aanvang van een technische briefing wordt bepaald wat voor type verslag ervan wordt gemaakt, variërend van een woordelijk verslag tot een verslag dat zich beperkt tot (proces)afspraken.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit indirect voort uit artikel 38b en 38c van de Waterschapswet. In dit artikel wordt de procedure bij stemmingen vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen.

De secretaris geeft de ambtelijke ondersteuning die het Algemeen Bestuur nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 15 Zitplaatsen

Voor ordentelijke vergaderingen is het van belang dat een ieder zijn vaste zitplaats heeft. De voorzitter kan de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende het Algemeen Bestuur bestuursleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend.

Artikel 17 Begin bij hoofdelijke stemming

In dit artikel wordt de procedure bij hoofdelijke stemming beschreven.

Artikel 18 Beknopte besluitenlijst

Het Algemeen Bestuur heeft op 6 februari 2018 besloten over te gaan tot videoverslaglegging. Daarnaast wordt van elke vergadering een beknopte besluitenlijst gemaakt. In dit artikel wordt dit nader uitgewerkt.

Artikel 19 Hamerstukken

Vervallen.

Artikel 20 Spreektermijnen

In het derde lid stond, dat een lid van het Algemeen Bestuur in een termijn niet meer dan eenmaal het woord mag voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel. Dit lid is niet van toepassing op het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat initiatiefvoorstel. In dit artikel ontbreekt een bepaling, dat deze bepaling niet van toepassing is op het lid van het College van Dijkgraaf en Heemraden dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp.

Nieuw is een toevoeging aan het derde lid, dat interrupties zijn toegelaten die passen in het debat. Dit ter beoordeling van de voorzitter. Dit kan bijdrage aan een levendiger debat.

Aantal spreektermijnen

Indien de voorzitter van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van het Algemeen Bestuur in de eerste en tweede termijn.

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Spreekregels

De leden van het Algemeen Bestuur en het college van Dijkgraaf en Heemraden en de secretaris spreken vanaf de zitplaats en richten zich tot de voorzitter.

Artikel 21 Spreektijd

Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat het algemeen bestuur ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van het Algemeen Bestuur vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van het Algemeen Bestuur zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 39 Waterschapswet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.

Artikel 23 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

De voorzitter heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 94 de Waterschapswet. In het tweede lid wordt het begrip ‘beslissing’ gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 25 Stemverklaring

Vervallen en ingevoegd in artikel 26.

Artikel 26 Besluitvorming

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen besluit. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Het Algemeen Bestuur heeft niet de bevoegdheid hiervan af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een lid van het Algemeen Bestuur kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet. In alle andere gevallen is een lid van het Algemeen Bestuur verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 17.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 38c van de Waterschapswet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

In het huidige lid is niet opgenomen, dat in de volgende vergadering de beraadslagingen kunnen worden heropend. Dit onderwerp is in de Waterschapswet niet geregeld, in tegenstelling tot de Gemeentewet (artikel 32) en de Provinciewet (artikel 32). Het verdient aanbeveling aansluiting te zoeken bij de regelingen op dit punt in de Gemeentewet en de Provinciewet. In deze wetten is expliciet de bepaling opgenomen dat in de volgende vergadering de beraadslagingen kunnen worden geopend. De vraag is of de heropening van beraadslagingen opgenomen moet worden.

Het is denkbaar dat uitsluitend gestemd kan worden op basis van de beraadslagingen in de eerste vergadering. Aan de andere kant kan na tijdsverloop een standpunt wijzigen en verdient het aanbeveling wel ruimte in te bouwen voor beraadslaging. Besloten is deze mogelijkheid op te nemen.

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 32 en 33 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 29 Stemming over personen

Over personen wordt altijd schriftelijk gestemd door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes.

Het Algemeen Bestuur oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld. Hieronder kan worden wordt verstaan:

een blanco ingevuld stembriefje;

een ondertekend stembriefje;

een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

Bij een benoeming stelt het Algemeen Bestuur een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (lid van het Algemeen Bestuur, lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden). Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen in geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’ vermeld. Het gaat hier overigens niet over de benoeming tot lid van het Algemeen Bestuur, dit is een heel ander soort benoeming dat in artikel 4 van dit reglement wordt toegelicht. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor het Algemeen Bestuur bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, het Algemeen Bestuur mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming (zie ook toelichting bij artikel 28). Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’ en ook een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.

Er is altijd discussie of een kandidaat zelf mag meestemmen in geval van een vrije stemming. Dat is o.a. het geval bij de stemming voor een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden. In artikel 7, derde lid, van dit reglement staat, dat de fractievoorzitter de naam van zijn kandidaat of namens van zijn kandidaten meldt aan de voorzitter. Omdat het hier niet om een voordracht gaat, mag het Algemeen Bestuur van de aanbeveling afwijken. Het gaat hierbij om een zogenaamde vrije stemming. In de eerste stemronde en eventueel de tweede stemronde mag een kandidaat zelf meestemmen. De keuze is namelijk niet beperkt tot de voorgedragen personen. Er kunnen kandidaten naar eigen keuze worden ingevuld. Mocht een derde stemronde nodig zijn, dan beperkt deze zich tot de twee personen die in de tweede stemronde de meeste stemmen hebben gekregen. De personen tot wie de stemming zich beperkt, mogen op grond van artikel 38a, lid 3, van de Waterschapswet niet meestemmen. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

Artikel 30 Herstemming over personen

Indien bij de stemming over personen als bedoeld in artikel 29 van dit reglement geen besluit valt moet er herstemming en zo nodig loting plaatsvinden. Deze artikelen beschrijven de procedures daarvoor.

Artikel 31 Beslissing door het lot

In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Waterschapswet is voorgeschreven.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 32 Amendementen

Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van het Algemeen Bestuur reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door het Algemeen Bestuur.

Leden van het Algemeen Bestuur kunnen aan het Algemeen Bestuur wijzigingen op het voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander lid van het Algemeen Bestuur aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan het Algemeen Bestuur besluiten tot een derde termijn (artikel 20 van dit reglement).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 28. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 33 Moties

In sub e van het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college van Dijkgraaf en Heemraden formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college van Dijkgraaf en Heemraden leiden tot een vertrouwensbreuk tussen Algemeen Bestuur en het college van Dijkgraaf en Heemraden en hieruit kan het college van Dijkgraaf en Heemraden dan zijn consequentie trekken. Indien deze niet eigener beweging ontslag nemen, kan dit uiteindelijk leiden tot ontslagbesluiten van één of meer leden van het college van dijkgraaf en heemraden (m.u.v. de dijkgraaf),

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van het Algemeen Bestuursleden. Hiervoor dienen ook individuele leden van het Algemeen Bestuur en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele lid van het Algemeen Bestuur zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een moties in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door het Algemeen Bestuur.

Artikel 34 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan het Algemeen Bestuur ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door het Algemeen Bestuur. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 Waterschapswet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36).

Artikel 35 Initiatiefvoorstellen

Op grond van artikel 84, lid 2, van de Waterschapswet is het de taak van het college van Dijkgraaf en Heemraden aan het Algemeen Bestuur de nodige voorstellen te doen. Maar de leden van het Algemeen Bestuur, al dan niet in (ad hoc) commissieverband, moeten in voorkomende gevallen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing kunnen indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. In artikel 147a, eerste lid, van de Waterschapswet is dit uitgewerkt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het Algemeen Bestuur regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.

Het proces voor het indienen van een initiatiefvoorstel in het Reglement van orde is aangepast, zodat ook de rol van het college daarin is beschreven. Het proces wordt dan als volgt: de initiatiefnemer geeft bij de secretaris of een door hem aangewezen functionaris aan een initiatiefvoorstel op te willen stellen. De secretaris meldt aan het college dat een initiatiefvoorstel wordt voorbereid. De secretaris adviseert de initiatiefnemer over de passendheid van het initiatiefvoorstel als instrument voor het voorliggende onderwerp en de aansluiting van het voorstel bij het sturingsniveau van het Algemeen Bestuur. De secretaris kan op verzoek ambtelijke ondersteuning ter beschikking stellen. Hierbij geldt dat gebruik gemaakt wordt van informatie die binnen de organisatie beschikbaar is. De indiener is steller van het initiatiefvoorstel. De indiener dient het initiatiefvoorstel schriftelijk bij het college in. Het college voorziet het initiatiefvoorstel van zijn reactie en geleidt beide stukken ter besluitvorming door naar het Algemeen Bestuur. Een initiatiefvoorstel kan geen betrekking hebben op het lopende begrotingsproces of voorstellen die al door het college in voorbereiding zijn, aangezien hiertoe de instrumenten motie en amendement ter beschikking staan van de leden van het Algemeen Bestuur.

Artikel 36 Voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college van Dijkgraaf en Heemraden heeft voorbereid. Als het college van Dijkgraaf en Heemraden het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college van Dijkgraaf en Heemraden het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van Dijkgraaf en Heemraden van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Het Algemeen Bestuur moet hier toestemming voor geven.

Indien het Algemeen Bestuur van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan het Algemeen Bestuur het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college van Dijkgraaf en Heemraden zenden. Het Algemeen Bestuur kan het college van Dijkgraaf en Heemraden bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. Het Algemeen Bestuur bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college van Dijkgraaf en Heemraden verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. Het Algemeen Bestuur kan dit in dezelfde vergadering regelen, maar het Algemeen Bestuur kan dit ook aan het voorzittersoverleg overlaten.

Artikel 37 Interpellatie

Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter te vragen. Artikel 37 van het Reglement stelt hieromtrent verder regels.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van het Algemeen Bestuur het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een lid van het Algemeen Bestuur schriftelijke vragen stellen aan het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke aandachtsveldhouder/portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Het Algemeen Bestuur kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter direct kan antwoorden op een vraag.

Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van het Algemeen Bestuur moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van het Algemeen Bestuur te krijgen.

Artikel 39 Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college van Dijkgraaf en Heemraden en de voorzitter hebben ten opzichte van het Algemeen Bestuur.

Hoofdstuk 5 Begroting en jaarstukken

Artikel 40 Procedure begroting

Artikel 41 Procedure jaarstukken

In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in het Algemeen Bestuur voor een langere periode worden bepaald. In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen wordt de inhoudelijke kant uitgewerkt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 42 Verslag en verantwoording

Leden van het Algemeen Bestuur (of in voorkomende gevallen de voorzitter, een heemraad van het college van Dijkgraaf en Heemraden of het secretariaat), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van het waterschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan het Algemeen Bestuur bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen gegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 38. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin het Algemeen Bestuur een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een raad van commissarissen van een NV of aandeelhouder in een privaatrechtelijke vennootschap. Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 7 Openbaarheid en beslotenheid vergadering

Er bestaat een onderscheid tussen openbaarheid en beslotenheid van vergadering en openbaarheid en geheimhouding van stukken. Bij de nieuwe versie is er daarom voor gekozen om dit onderscheid aan te brengen. In hoofdstuk 7 van dit regelement is de openbaarheid en beslotenheid van vergadering geregeld. In hoofdstuk 8 de openbaarheid en geheimhouding van stukken.

Artikel 42a Openbaarheid van vergadering

In dit artikel wordt het uitgangspunt van art 35 Waterschapswet neergelegd: vergaderingen vangen openbaar aan. In geval verzocht wordt om vergadering met gesloten deuren, dient dit met redenen omkleed te zijn. Deze redenen zijn te vinden in artikel 5 van de Wet Open Overheid. In het openbare deel van de vergadering is het voldoende dat een beroep op dit artikel wordt gedaan.

Op grond van art 35 lid 4 Waterschapswet is hetgeen ter vergadering aan informatie ter kennis van de aanwezigen komt geheim totdat het Algemeen Bestuur de geheimhouding opheft.

Artikel 43 Beslotenheid vergadering

Dit artikel bepaalt, dat de artikelen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.

Het is niet altijd duidelijk wie aanwezig mogen zijn in een besloten vergadering. Binnen het waterschap is de afspraak gemaakt, dat de verantwoordelijkheid voor de aanwezige ambtelijke ondersteuning bij de secretaris ligt. Hij bepaalt wie aanwezig mogen zijn. De aanwezigheid van ambtelijke ondersteuning kan noodzakelijk zijn vanwege de ondersteuning van het bestuur, het bestuurlijke besluitvormingsproces en de uitvoering van de bestuurlijke besluitvorming.

Artikel 44 Verslag besloten vergadering

Van een besloten vergadering wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering, vastgesteld. Het verslag is niet openbaar totdat het Algemeen Bestuur de verplichting tot geheimhouding op informatie die in de vergadering ter kennis van de aanwezigen komt opheft (art 35 lid 4 jo lid 5 Waterschapswet)

De procedure staat in dit artikel beschreven.

Hoofdstuk 8 Openbaarheid en geheimhouding van informatie en stukken

Artikel 45 Geheimhouding

Wanneer geheimhouding

Het uitgangspunt in Nederland is openbaarheid van overheidsinformatie. Informatie geheimhouden is alleen mogelijk als er in de wet omschreven belangen aan de orde zijn. Die belangen zijn opgesomd in artikel 5.1 Wet open overheid (Woo). Wanneer in dit reglement wordt geschreven ‘met redenen omkleed’, wordt bedoeld de belangen opgesomd in artikel 5.1 Woo. Het gaat dan bijvoorbeeld over: bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld of persoonsgegevens. Daarnaast gaat het om bijvoorbeeld economische of financiële belangen van het waterschap, maar alleen als het belang openbaarmaking niet tegen het economische of financiële belang opweegt.

Hoe wordt geheimhouding opgelegd op informatie en stukken?

Geheimhouding kan op verschillende manieren worden opgelegd. Voor het Algemeen Bestuur is dit geregeld in art.55b,c en d van de Waterschapswet. In alle gevallen geldt dat, indien stukken geheim zijn, dit op de stukken moet worden vermeld op grond van art 55d lid 1 van de Waterschapswet. Indien geheimhouding geldt ten aanzien van informatie anders dan in schriftelijke vorm, wordt de verplichting op een passende wijze kenbaar gemaakt.

De verplichting tot geheimhouding duurt voort totdat het Algemeen Bestuur haar opheft, ongeacht of de geheimhouding is opgelegd door het Algemeen Bestuur zelf of door het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie (art 55d lid 3 jo lid 4 Waterschapswet).

Op grond van art 55b Waterschapswet kan naast het Algemeen Bestuur zelf, ook door het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie verplichting tot geheimhouding worden opgelegd ten aanzien van informatie en stukken die bij het Algemeen Bestuur berusten of aan het Algemeen Bestuur wordt verstrekt.

Op grond van art 55c Waterschapswet kan elk van de organen, hierboven genoemd, van informatie en stukken waar geheimhouding door hem is opgelegd deze informatie en stukken delen met het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur kan besluiten die informatie te verstrekken aan anderen. Een verplichting tot geheimhouding wordt in acht genomen door allen die van de informatie kennis dragen.

In geval een lid van het Algemeen Bestuur in strijd handelt met die geheimhouding kan dat lid bij besluit van het Algemeen Bestuur ten hoogste 3 maanden worden uitgesloten van het ontvangen van informatie ten aanzien waarvan de verplichting tot geheimhouding geldt (art 55d lid 5 Waterschapswet.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

De verplichting tot geheimhouding van informatie die berust bij het Algemeen Bestuur duurt voort totdat het Algemeen Bestuur die opheft, ongeacht of de geheimhouding is opgelegd door het Algemeen Bestuur zelf of door het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie (art 55d lid 3 jo lid 4 Waterschapswet).

Artikel 46a Register geheimhouding

In dit register staat met redenen omkleed de grondslag voor de geheimhouding en, wanneer bekend, hoe lang de geheimhouding duurt.

Het Algemeen Bestuur ontvangt tweemaal per jaar het register geheimhouding. Daarmee heeft het Algemeen Bestuur een overzicht van de actuele stand van zaken van de stukken waarop geheimhouding rust en is geborgd dat twee keer per jaar actief op stukken die openbaar gemaakt kunnen worden de geheimhouding wordt opgeheven. Ook los van het register geheimhouding kan het Algemeen Bestuur op elk moment, ter besloten vergadering, geheimhouding opheffen van stukken of het ter besloten vergadering behandelde (het verslag van de besloten vergadering), indien gewenst.

Op het register zelf wordt geen geheimhouding gelegd. Op de stukken betreffende het register, waarin wordt overwogen om de geheimhouding op te heffen, wordt door het college van Dijkgraaf en Heemraden de verplichting tot geheimhouding opgelegd. Beraadslaging daarover vindt achter gesloten deuren plaats. De procedure voor het opheffen van geheimhouding is vastgelegd in art 46.

Hoofdstuk 9 Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur om toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen.

Artikel 47a Spreekrecht

Dit artikel regelt de wijze waarop spreekrecht wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden die bij een openbare vergadering gelegenheid krijgen het woord te voeren over de geagendeerde onderwerpen. De achtergrond hiervan is de mogelijkheid voor ingezetenen en belanghebbenden om betrokken te worden bij voorbereiding van beleid en besluitvorming van het bestuur. Zie ook artikel 79 Waterschapswet en de op basis daarvan vastgestelde Inspraakverordening van de Waterschap Zuiderzeeland. Daarnaast stelt het nadere regels over de onderwerpen en de (te verdelen) spreektijd.

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van het Algemeen Bestuur in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 49 Gebruik mobiele telefoons

Het gebruik van mobiele telefoons en ander communicatiemiddelen is niet meer uit deze samenleving weg te denken. Bestuurders, directie en toehoorders gebruiken de sociale media. Het gaat er met name om dat de orde van de vergadering niet verstoord wordt. De tekst is positief geredigeerd. Dus geen verbod opleggen, maar het gebruik ervan regelen. In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, mag tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, geen inbreuk maken op de orde van de vergadering.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 51 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.