Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736045
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736045/1
Regeling vervallen per 24-03-2025
NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2025 e.v.
Geldend van 27-02-2025 t/m 23-03-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025
Intitulé
NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2025 e.v.Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep,
- •
Gelezen het voorstel van 5 december 2024
- •
Overwegende dat het noodzakelijk is om voor het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning nadere regels te stellen;
- •
Gelet op Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
- •
Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning.
besluit:
de NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2025 e.v. met terugwerkende kracht per 1-1-2025 vast te stellen.
NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2025 e.v.
HOOFDSTUK 1. Begripsbepalingen
Artikel 1. Begrippen/ definities
Aanvullend op de begrippen en definities in de verordening en begrippen specifiek voor de nadere regels.
In dit Besluit wordt verstaan onder:
- •
Algemene voorziening: zie artikel 1 en 2 van de verordening.
- •
Algemeen gebruikelijke voorziening: zie artikel 1 en 2 van de verordening.
- •
Budgethouder: de persoon aan wie het college een persoonsgebonden budget heeft toegekend;
- •
Goed bruikleenschap: de voorziening conform de afspraken in de bruikleenovereenkomst hulpmiddelen gebruiken.
- •
Gebruikelijke hulp: gebruikelijke hulp is per definitie hulp waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Het is de normale dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke hulp is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Zie Bijlage 2 Gebruikelijke hulp Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
- •
Programma van eisen: technische omschrijving waar een maatwerkvoorziening aan moet voldoen in verband met de persoonlijke en medische kenmerken van de cliënt.
- •
Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning.
- •
Mantelzorg: Zie artikel 1 van de verordening.
- •
Woonvoorzieningen: zie definitie in artikel 1 van de verordening.
- •
Woningaanpassingen: zie definitie in artikel 1 van de verordening.
- •
Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten
Artikel 2. Onderzoek
- 1.
Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Jeugdwet of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien dit het geval is, zal er op grond van de Wmo geen voorziening worden verstrekt. Indien deze wetten de voorziening niet vergoeden betekent dat niet automatisch een toekenning of compensatieplicht vanuit de Wmo.
- 2.
Bij het onderzoek gaan we er van uit dat zelfredzaamheid en participatie in de samenleving een verantwoordelijkheid is dat elk individu heeft. Vanuit de gedachte dat de cliënt een inspanningsverplichting heeft om de eigen situatie te verbeteren, wordt beoordeeld wat de cliënt zelf nog kan, zo nodig met hulp van zijn sociale netwerk, mantelzorg, algemeen gebruikelijke dan wel algemene voorzieningen.
- 3.
Mocht dit alles niet leiden tot compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, dan wordt tenslotte beoordeeld in hoeverre een maatwerkvoorziening een zodanig passende bijdrage kan leveren dat de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid, participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen.
HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN
3.1 Hulp bij het huishouden
Artikel 3. Hulp bij het huishouden
- 1.
Het beoogde resultaat van deze maatwerkvoorziening is dat de cliënt onder andere in staat is om:
- a.
In een schoon en leefbaar huis te wonen;
- b.
Zelfstandig in de eigen leefomgeving te blijven wonen;
- c.
Schone kleding te dragen.
- a.
- 1.
In het handboek voor aanbieders is meer informatie opgenomen:
https://www.sociaaldomein-limburgnoord.nl/gfx/Aanbieders/Handboek_Wmo_aanbieders_V_3-0.pdf
3.2. Woonvoorzieningen, woningaanpassingen en hulpmiddelen
Artikel 4. Woonvoorzieningen en woningaanpassingen
Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving, kan het college:
- 1.
woonvoorzieningen en/of woningaanpassingen verstrekken.
- 2.
Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:
- a.
Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn;
- b.
woningaanpassingen: nagelvaste voorzieningen. Voorbeelden van woningaanpassingen zijn uitbreiding van de slaapkamer, verbreding van deuren. De kosten van een woningaanpassing kunnen alleen worden verstrekt in de vorm van een eenmalig persoonsgebonden budget.
- c.
Voor losse woonvoorzieningen geldt dat voor kortdurend en incidenteel gebruik een beroep moet worden gedaan op de uitleenservice gedurende de maximale periode van 26 weken.
- a.
- 3.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals genoemd in de verordening onder artikel 2 (niet limitatief) vallen niet onder de noemer maatwerkvoorziening.
Artikel 5.1 Criteria woonvoorzieningen en woning aanpassingen
- 1.
Een cliënt kan in aanmerking komen voor een woonvoorziening en/of een woningaanpassing, welke is goedgekeurd door de bouwdeskundige van de gemeente, als de cliënt:
- a.
blijvende aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, én
- b.
Aantoonbaar, naar redelijkheid en billijkheid, al het mogelijke heeft gedaan om een geschikte woning te vinden en/of binnen de eigen woning alle mogelijkheden heeft benut om de belemmeringen weg te nemen door bijvoorbeeld de woninginrichting aan te passen;
- c.
de woningaanpassing langdurig nodig heeft en verhuizing niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is en/of;
- d.
de aanpassing nodig heeft om de noodzakelijke gebruiksruimten te bereiken gericht op het normale gebruik van de woning;
- e.
een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis heeft, met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
- a.
- 2.
Het college neemt de volgende kosten mee bij de vaststelling van de maatwerkvoorziening of het eenmalige Pgb voor een woningaanpassing:
- a.
de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;
- b.
de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;
- c.
de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;
- d.
de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;
- e.
de kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening.
- f.
de kosten voor het opstellen van de offertes van genodigde partijen.
- a.
- 3.
onderhoud van een woonvoorziening is voor rekening van de inwoner.
- 4.
onderhoud van woningaanpassingen is eveneens voor rekening van de inwoner.
Artikel 5.2. Offerte voor een woningaanpassing
- 1.
Het college bepaalt de kostprijs van een maatwerkvoorziening voor een woningaanpassing op basis van door aanvrager overlegde offerte(s) met de goedkeuring van de bouwdeskundige volgens onderstaande werkwijze:
- a.
één gespecificeerde offerte indien de verwachte kostprijs lager is dan € 2.500;
- b.
indien er op basis van het tweede lid van dit artikel aanleiding bestaat tot een aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan € 2.500,- dienen twee gespecificeerde offertes in te worden gediend.
- a.
- 2.
Het primaat voor een woningaanpassing waarbij de kosten hoger zijn dan € 2.500,- ligt bij verhuizen, tenzij verhuizen naar een geschikte woning niet de goedkoopst passende oplossing biedt voor de cliënt.
Artikel 5.3. Criteria verhuiskostenvergoeding
- 1.
Als de beste oplossing is verhuizen door onvoorziene omstandigheden, maar de klant kan de verhuizing niet bekostigen, dan kan er voor de verhuiskosten maatwerk worden geleverd. Een verhuiskostenvergoeding kan bestaan uit onderstaande kosten:
- a.
Huur verhuiswagen bij verhuisbedrijf of verhuurbedrijf;
- b.
Montage en/of demontage werkzaamheden;
- c.
Noodzakelijkheid van een verhuislift;
- d.
Vergoeding voor de aankleding van de woning ( zoals de vloerbedekking, gordijnen en de verf);
- e.
Een maand dubbele huurlastenvergoeding voor de nieuwe woning.
- a.
- 2.
Voor de kosten van een verhuizing kan slechts een maatwerkvoorziening worden verstrekt in de vorm van een eenmalig persoongebondenbudget van maximaal €2.500,--. De inwoner dient een gespecificeerde factuur of betalingsbewijs in te dienen ter verantwoording.
Hoofdstuk 3.3 Vervoer
GPK heeft een eigen wettelijk kader en valt niet onder de Wmo. (zie gemeentesite en legesverordenig Gennep).
Artikel 6. Rolstoelvoorzieningen
- 1.
Het beoogde resultaat van een rolstoelvoorziening is een adequate oplossing voor een beperking in het bewegen in en om het huis.
- 2.
Wij onderscheiden de volgende rolstoelvoorzieningen:
- a.
Handmatig voortbewogen rolstoel;
- b.
Elektrisch voortbewogen rolstoel;
- a.
- 3.
Accessoires zoals een boodschappenmand en een extra spiegel zijn doorgaans niet noodzakelijk en worden daarom niet vergoed.
- 4.
Voor handmatige rolstoelvoorzieningen geldt dat voor kortdurend en incidenteel gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice of een rolstoelpool.
Artikel 7. Vervoershulpmiddelen
- 1.
Het beoogde resultaat van de verstrekking van een vervoershulpmiddel is om het voor de cliënt mogelijk te maken zich lokaal te verplaatsen buitenshuis.
- 2.
Wij onderscheiden onder andere de volgende vormen van vervoershulpmiddelen:
- a.
Aangepaste fietsen niet zijnde een Duo-fiets of tandem;
- b.
Scootmobielen
- a.
- 3.
De voorwaarde om een vervoersmiddel te verstrekken is dat iemand:
- a.
Een permanente mobiliteitsbeperking heeft. De verstrekking van een vervoershulpmiddel geschiedt enkel wanneer de kosten van de passende voorziening de kosten van de algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening te boven gaan.
- b.
Voldoende mobiel is om zonder hulp van buitenaf op en af te kunnen stappen van de scootmobiel om zichzelf in een noodsituatie in veiligheid te kunnen brengen.
- c.
Verkeersveilig is.
- a.
- 4.
Het stallen van vervoersvoorzieningen dient op adequate wijze te geschieden. Van cliënt mag worden verwacht dat hiervoor ruimte wordt gecreëerd, ook als deze ruimte op dat moment voor andere doeleinden wordt gebruikt. Als er sprake is van een doelgroepen gebouw dan heeft de eigenaar van het gebouw de plicht om het gebouw voor de doelgroep toegankelijk te maken. Indien een adequate stallingsmogelijkheid ontbreekt, kan de gemeente een financiële tegemoetkoming voor de realisatie van een eenvoudige stalling of andere voorziening van bouwkundige of woon technische aard verschaffen. De vergoeding bedraagt nooit meer dan de goedkoopst adequate voorziening.
- 5.
Voor alle vervoershulpmiddelen (en rolstoelen geldt dat de gemeente eenmalig eventueel opgelopen schade vergoedt indien de schade niet door schuld of opzet is ontstaan. Eventuele volgende schades zijn voor rekening van de inwoner.
Hoofdstuk 3.4 begeleiding
Artikel 8 begeleiding
- 1.
Begeleiding is de dienstverlening gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en eigen kracht, opname in een instelling of verwaarlozing van de cliënt voorkomt. Zie artikel 2 lid 2 van de verordening.
- 2.
Wij onderscheiden onder andere de volgende vormen van begeleiding waaronder ook persoonlijke verzorging (https://www.sociaaldomein-limburgnoord.nl/gfx/Aanbieders/Handboek_Wmo_aanbieders_V_3-0.pdfsociaaldomein-limburgnoord.nl )
- 3.
De omvang van logeren is maximaal 52 etmalen per jaar.
- 4.
Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld, omdat het logeren betreft. Bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) moet worden gesteld.
- 5.
Het is denkbaar dat op lid 3 in specifieke situaties een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld een verblijf van een week mogelijk te maken, zodat een mantelzorger op vakantie kan. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld respijtzorg vergoed door de ziektekostenverzekeraar geen optie is.
- 6.
Wanneer verpleging nodig is, moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden geïndiceerd. Als ook sprake is van behandeling, valt logeren niet onder de Wmo.
3.8 Beschermd wonen en opvang
Artikel 9. Beschermd wonen en opvang
- 1.
De inwoner of diens hulpverlener moet contact opnemen met de toegang van de gemeente Gennep.
- 2.
Mocht blijken dat na het onderzoek door de toegang van de gemeente Gennep meer ondersteuning nodig heeft dan ambulante begeleiding, dan draagt de toegang van de gemeente Gennep de inwoner over aan de gemeente Venray.
- 3.
De gemeente Venray voert voor onze gemeente de toegang tot beschermd wonen uit. De Wmo toegang van de gemeente Venray maakt vervolgens met de inwoner een afspraak voor het zogenaamde verdiepend keukentafelgesprek waar ook de consulent van de gemeente Gennep aan kan sluiten.
HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 10. Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget
- 1.
De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:
- a.
Besteding van het pgb voor het hulpmiddel door:
- b.
Het inkopen van de individuele voorziening, hulpmiddel of hulp;
- c.
Het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel mits deze zijn toegekend in het PGB;
- a.
- 2.
Degene die wordt ingeschakeld voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst.
- 3.
Indien er sprake is van een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden, wordt er geacht sprake te zijn van professionele ondersteuning wanneer de dienstverlening geboden wordt door een thuiszorgorganisatie of door een zzp-er die als eenmanszaak staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en tevens voldoet aan de voorwaarden van het urencriterium vereist voor de zelfstandigenaftrek voor de inkomstenbelasting (te weten minimaal 1225 uur per jaar wordt besteed aan het feitelijk bedrijven van de onderneming en er meer tijd wordt besteed aan de onderneming dan aan andere werkzaamheden).
- 4.
De met een persoonsgebonden budget te realiseren maatwerkvoorziening ten behoeve van het wonen in de vorm van een (niet-)bouwkundige of (niet) woon technische woonvoorziening, een uitraasruimte, badkamer, uitbouw of onderhouds-, keurings- of reparatiekosten kan slechts plaatsvinden door een erkend bedrijf. Hiervan is sprake indien het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en voorzien is van een BTW-nummer. Het zelf uitvoeren van werkzaamheden is niet toegestaan, tenzij hiervoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college. Voordat er een akkoord wordt gegeven op de uitvoering van de aanpassing wordt de offerte gecontroleerd. Na aanpassing komt het definitieve factuur en daardoor ook de definitieve beschikking.
- 5.
Er kan slechts een persoonsgebonden budget worden toegekend voor de reparatiekosten van een vervoersvoorziening indien:
- a.
de reparatie niet veroorzaakt is door verwijtbare gedragingen en
- b.
de fabrieks- of wettelijke garantie niet van toepassing is.
- a.
- 6.
De met een persoonsgebonden budget aan te schaffen maatwerkvoorziening dient te voldoen aan het in het kader van het onderzoek opgestelde programma van eisen.
- 7.
De voorziening die de cliënt inkoopt met het persoonsgebonden budget dient, adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn.
Artikel 11. Budgetperiode
- 1.
Het persoonsgebonden budget voor een zaak wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de afschrijvingstermijn die van toepassing is op de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.
- 2.
Het verstrijken van de toepasselijke afschrijvingstermijn betekent niet automatisch dat er recht bestaat op een nieuwe voorziening. In zulke situaties zal altijd beoordeeld dienen te worden of de oude voorziening nog gebruikt kan worden. Belangrijk is of de oude voorziening nog in voldoende mate een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de budgethouder/ gebruiker.
Artikel 12. Afschrijvingstermijn
- 1.
Voor de volgende zaken geldt een afschrijvingstermijn voor woningaanpassingen, sportvoorziening:
- a.
Voor hulpmiddelen uit het kernassortiment van de leverancier:
- i.
voorziening voor volwassenen: 7 jaar
- ii.
voorziening voor kinderen: 5 jaar.
- i.
- b.
Voor woningaanpassingen (keuken, tegels, sanitair, natte cel en CV-ketel) geldt een afschrijvingstermijn van 25 jaar.
- c.
Voor sporthulpmiddelen geldt een afschrijvingstermijn van 3 jaar waarbij een technische afkeuring van het sporthulpmiddel overlegd te worden.
- d.
Indien de niet-bouwkundige of niet-woontechnische voorziening bestaat uit een woonsanering wordt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen. Er geldt een afschrijvingstermijn van 10 jaar.
- a.
Artikel 13. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening
- 1.
Op grond van het opgestelde Leefzorgplan met bijbehorend pgb-plan wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met:
- a.
De tegenwaarde van de (koop)prijs van het goedkoopst adequate hulpmiddel inclusief onderhoud, conform de contractafspraken met leveranciers;
- b.
De hoogte van het PGB is nooit hoger dan de gemiddelde kostprijs;
- c.
De afschrijvingstermijn: binnen deze termijn wordt in beginsel geen nieuw PGB verstrekt.
- a.
- 2.
Indien het college geen contract heeft gesloten met aanbieders van de betreffende te verstrekken maatwerkvoorziening wordt op basis van twee door de cliënt op te vragen offertes alsnog de goedkoopst passende voorziening gezocht ter vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.
Artikel 14. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor verhuizing en huurderving
- 1.
De hoogte van het door het college te verlenen persoonsgebonden budget in de kosten voor verhuizing en inrichting bedraagt maximaal € 2.500,-.
- 2.
Een persoonsgebonden budget in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,-.
- 3.
De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag. De periode waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, bedraagt maximaal zes maanden. Onder voorwaarden is verlenging van deze termijn met maximaal drie maanden mogelijk.
Artikel 15. Besteding en verantwoording van eenmalige persoonsgebonden budgetten
- 1.
De verantwoording van het (eenmalige verstrekte) persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt in ieder geval plaats direct na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.
- 2.
Voor de verantwoording van het (eenmalig verstrekte) persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (bijvoorbeeld een badkamer, uitbouw ) geldt dat:
- a.
Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een dergelijke voorziening, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het toekennen van het persoonsgebonden budget, de woningeigenaar aan het college verklaart dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid;
- b.
De gereed melding als bedoeld in lid 1 vergezeld gaat van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend;
- c.
Op basis van de gereedmelding wordt beoordeeld of is voldaan aan voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget is verstrekt, met name of de werkzaamheden conform het programma van eisen zijn uitgevoerd;
- d.
De gereed melding tevens geldt als een verzoek tot uitbetaling van het persoonsgebonden budget;
- e.
De budgethouder gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar dient te houden.
- a.
- 3.
Dit artikel wordt ingetrokken op het moment dat de Sociale Verzekeringsbank ook het trekkingsrecht van eenmalige persoonsgebonden budgetten gaat verzorgen.
- 4.
de PGB houder in zijn rol van werkgever dient de uren van dienstverlening bij te houden.
HOOFDSTUK 5 EIGEN BIJDRAGE
Artikel 16. Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen
- 1.
De bedragen per maand, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
- 2.
De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van:
- a.
De samenstelling van het huishouden van belanghebbende;
- b.
De leeftijd van belanghebbende;
- c.
Reeds betaalde eigen bijdrage (zowel Wmo als Wlz).
- a.
Artikel 17. Eigen bijdrage en duur van de eigen bijdrage
- 1.
Voor maatwerkvoorzieningen geldt dat:
- a.
Het CAK bepaalt welke inwoner de eigen bijdrage betaalt op basis van door de gemeente bepaalde normen. Reeds betaalde eigen bijdrage (zowel Wmo als Wlz). Zie hiervoor Eigen bijdrage - CAK.
- b.
De eigen bijdrage is verschuldigd gedurende de periode van de maatwerkvoorziening.
- c.
De rolstoelvoorzieningen (inclusief sportrolstoelen) zijn uitgesloten van het opleggen van de eigen bijdrage.
- d.
De eigen bijdrage niet van toepassing is bij kinderen jonger dan 18 jaar;
- e.
De eigen bijdrage niet van toepassing is op zorgmijders.
- f.
De eigen bijdrage niet van toepassing is bij kortdurende interventies door team toegang.
- a.
Artikel 18. Eigen bijdrage beschermd wonen en opvang
- 1.
Voor Gennepse inwoners met een Beschermd Wonen indicatie int de gemeente Venray de eigen bijdrage.
- 2.
De eigen bijdrage voor opvang wordt vastgesteld en geïnd door het de aanbieder en centrumgemeente Nijmegen.
HOOFDSTUK 6 ONDERSTEUNING EN WAARDERING MANTELZORGERS
Artikel 19. Ondersteuning mantelzorgers
- 1.
De gemeente kan een mantelzorger van een zorgvrager die beiden in de gemeente Gennep wonen, ondersteunen indien:
- a.
Er sprake is van langdurige intensieve mantelzorg: langer dan drie maanden én meer dan acht uur per week;
- b.
Draagkracht en draaglast uit balans zijn;
- c.
Er veel extra kosten zijn.
- a.
- 2.
Vormen van ondersteuning zijn:
- a.
Passende respijtzorg bijvoorbeeld in de vorm van logeren of Hulp bij het huishouden;
- b.
dagbesteding of individuele begeleiding voor de hulpbehoevende nodig blijkt.
- a.
Artikel 20. Waardering mantelzorgers
- 1.
in lijn met het OMO beleid meer kerngericht georganiseerd of op een door het college nader te bepalen wijze uitgevoerd.
HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 21. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in dit besluit indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 22. Intrekken oude Besluit en overgangsrecht
- 1.
Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2020 van 12 november 2019 wordt ingetrokken.
- 2.
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2020 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
Artikel 23. Inwerkingtreding
Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning treedt in werking op 1 januari 2025.
Ondertekening
Aldus besloten in de vergadering 17 december 2024.
Burgemeester en wethouders van Gennep
De secretaris, Bart Teunissen
De burgemeester, Hans Teunissen
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl