VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE GENNEP 2025 E.V

Geldend van 27-02-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE GENNEP 2025 E.V

De gemeenteraad van Gennep,

  • gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Gennep d.d. 17 december 2024;

  • gehoord de voorbereidende raadsvergadering d.d. 20 januari 2025;

  • gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

  • gelet op de artikelen Wmo 2015:

    • -

      2.1.3, 2.1.4, eerste tot en met vierde lid, en zesde lid,

    • -

      2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid,

    • -

      2.1.4b, tweede lid,

    • -

      2.1.5, eerste lid,

    • -

      2.1.6,

    • -

      2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en

    • -

      2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en

    • -

      artikel en 3.8, tweede lid, en

    • -

      artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • gezien het preadvies van Adviesraad Sociaal domein van 5 december 2024;

  • overwegende dat:

    • -

      het noodzakelijk is om inwoners te ondersteunen als zij beperkingen ondervinden in hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid en zij niet in staat zijn om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hiervoor een oplossing te vinden;

    • -

      het noodzakelijk is om inwoners met psychische of psychosociale problemen en cliënten die vanwege huiselijk geweld of om andere redenen de thuissituatie hebben verlaten, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij hier niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen toe in staat zijn;

    • -

      het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen over de invulling van de plicht tot ondersteuning;

besluit:

de ‘VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE GENNEP 2025 E.V.' met terugwerkende kracht per 1 januari 2025 vast te stellen.

Artikel 1. Begrippen/ definities

  • Aanvullen op de wettekst Wmo 2015 wetten.nl - Regeling - Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 - BWBR0035362 wordt In deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

  • Aanvraag: de aanvraag van een voorziening zoals bedoeld in artikel 2.3.5 van de Wmo 2015. Een aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer er een volledig ingevuld en door de inwoner ondertekend (leefzorg- en/of evaluatie)plan is ingediend bij de gemeente.

  • Algemene voorziening: Artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

  • Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen.

  • Andere voorziening: andere voorzieningen dan voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • Eigen Bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet.

  • Eigen kracht: Ieders vermogen om zijn eigen leven vorm te geven en problemen op te lossen. Er wordt verwacht dat inwoners rekening houden met de noodzaak voor het nemen van andere routes. Het gaat om voorzienbaarheid. Voorzienbaarheid is het maken van passende keuzes voor de toekomst en rekening te houden met de al aanwezige beperkingen.

  • PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo.

  • Langdurig noodzakelijk: ondersteuning is langdurig noodzakelijk wanneer deze voor een periode van langer dan zes maanden nodig is.

  • Melding (hulpvraag): behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo.

  • Niet-professionele ondersteuning: ondersteuning door personen of organisaties anders dan in de uitoefening van bedrijf of beroep.

  • Onafhankelijke clientondersteuning: zoals bedoeld in Artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • Onverplichte basis verleende maatschappelijke ondersteuning (sociaal netwerk): Op onverplichte basis verleende maatschappelijke ondersteuning: zie Hoofdstuk 2. Persoonsgebonden budget, artikel 2, lid b van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015.

  • Vertegenwoordiger: als bedoeld in Artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • Vertrouwenspersoon: zoals bedoeld in Artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • Leefzorgplan: plan dat in overleg met de inwoner is opgesteld, dat de uitkomsten bevat van het onderzoek, dat tevens dient als verslag zoals bedoeld in artikel 2.3.2, lid 4, onderdelen a tot en met g en artikel 2.3.2 lid 8 van de wet en dat een aanvraag van een maatwerkvoorziening kan bevatten.

  • Plan van aanpak: het plan van aanpak per inwoner dat in overleg tussen de zorgverlener en de inwoner is opgesteld waarin wordt aangegeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om de resultaten te behalen, zoals beschreven in het leefzorgplan.

  • Segment: de vorm van ondersteuning met bijbehorende doelen wordt, naar, aanleiding van de uitkomst van het onderzoek door de gemeentelijke toegangsmedewerker, toegekend.

  • Welke invulling de aanbieder vervolgens geeft aan het traject en de te behalen bijbehorende doelen, is aan de aanbieder.

  • Raamovereenkomst: een overeenkomst tussen de aanbestedende diensten en aanbieders met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen opdrachten vast te leggen.

  • Budgetplan: plan van de budgethouder (format PGB-plan gemeente Gennep) van een PGB waarin onder andere vermeld staat welke ondersteuning wordt ingekocht, wie de budgetbeheerder wordt en welke bedragen per zorgverlener worden besteedt. Dit plan wordt gezamenlijk met het leefzorg- of evaluatieplan ingediend.

  • Professionele ondersteuning: ondersteuning die plaatsvindt door degene die voldoet aan de in de betreffende bedrijfstak behorende deskundigheidsvereisten waardoor sprake is van beroepsmatige en vakkundige ondersteuning. Dit kan ook een ZZP-er vanuit de betreffende bedrijfstak zijn.

  • Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • Woonvoorzieningen: is een niet-bouwkundige of niet-woon technische voorziening die is bedoeld om compensatie te bieden in de zelfredzaamheid door cliënt in staat te stellen tot het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (zoals een tillift).

  • Woningaanpassingen: Een woningaanpassing is een bouwkundige of woon technische ingreep in of aan een woning . Een woon-technische ingreep is een verbouwing of het aanbrengen van speciale voorzieningen in de woning zonder aantasting van het gebouw bijvoorbeeld keuken, badkamer, toilet).

  • Gemeenschappelijke ruimte (n): gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de cliënt of waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken. Hieronder begrepen ruimten voor gemeenschappelijk gebruik zoals een keuken of recreatieruimte.

  • Ingezetene: cliënt die is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en het hoofdverblijf heeft in de gemeente Gennep;

  • Ingezetene briefadres: Een ingezetene met een briefadres is een persoon zonder vast woonadres in Nederland die tijdelijk is ingeschreven op het adres van een ander persoon of een instelling. Dit adres dient uitsluitend voor het ontvangen van post. Het briefadres wordt aangevraagd bij de gemeente (Briefadres | Gemeente Gennep). In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de gemeente waar deze persoon feitelijk verblijft verantwoordelijk voor het leveren van maatwerkvoorzieningen.

  • Beschermd wonen: betreft een maatwerkvoorziening bestaande uit de volgende kenmerken:

    • -

      wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en,

    • -

      de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliceerde) zorgvraag van de cliënt.

  • Winteropvang: een algemeen toegankelijke opvangvoorziening welke wordt opengesteld door de opvanginstelling zodra de koude en/of winterregeling van kracht wordt;

  • Acute opvang: opvangvoorziening voor spoedeisende gevallen waarbij het college onverwijld in afwachting van het onderzoek opvang ter beschikking stelt;

  • Maatschappelijke opvang (MO): voorzieningen zoals omschreven in de Wmo 2015, artikel 1.1.1 onder opvang. Zie de verordening van de gemeente Nijmegen voor MO: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Nijmegen 2024 | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl) en Beleidsregels Wmo en Jeugd 2023 (3).pdf.

  • Mantelzorg: Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een persoon met beperkingen. Mantelzorg is meestal langdurig en kan intensief zijn (langer dan drie maanden) en de mantelzorger ontvangt geen vergoeding voor de zorg. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) hulp in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Denk aan jongeren die meehelpen met de zorg voor een gehandicapt gezinslid. Of een volwassene die zorgt voor een familielid, vriend of buur. De hulp bestaat hoofdzakelijk uit verzorging maar kan ook hulp bij dagelijkse activiteiten zijn. Soms verrichten mantelzorgers verpleegkundige handelingen. Zoals een dagelijkse insuline-injectie aan een diabetespatiënt. De hulp gaat verder dan vrijwilligerswerk of de gebruikelijke hulp die huisgenoten aan elkaar geven.

  • Gebruikelijke hulp: hulp die redelijkerwijs verwacht mag worden van inwonende kinderen of andere huisgenoten. Deze hulp valt niet onder mantelzorg. Gebruikelijke hulp of zorg is de dagelijkse zorg die huisgenoten elkaar bieden omdat zij een huishouden delen. Zij zijn dan samen verantwoordelijk voor bijvoorbeeld de boodschappen en het huis schoonhouden. De gemeente vergoedt geen voorzieningen indien er sprake is van gebruikelijke hulp op basis van artikel 1.1.1 en 2.3.5 lid 3 en 4 van de Wmo 2015.

  • Vrijwilligerswerk: valt niet onder mantelzorg. Een vrijwilliger helpt iemand in georganiseerd verband, bijvoorbeeld via een stichting of goed doel.

Artikel 2. Aanbod algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De volgende algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn op dit moment in ieder geval beschikbaar, deze zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen:

  • Antislipvloer/ coating;

  • Autoaccessoires zoals stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak, airconditioning;

  • Bakfiets, fietskar, aanhangfiets;

  • Elektrische fiets/ tandem (al dan niet met lage instap) voor personen vanaf 16 jaar en ouder

  • Een-hendel mengkranen;

  • Glazenwasser;

  • Glijstang in de douche;

  • Keramische- of inductiekookplaat;

  • Kosten voor verhuizen (tenzij medisch noodzakelijk);

  • Losse standaard douche/toiletstoel;

  • Ophogen tuin/ bestrating

  • Particuliere hulp in het huishouden;

  • Personenauto en de hieraan verbonden gebruikskosten;

  • Renovatie van badkamer, toilet en keuken binnen 20 jaar;

  • Rollator;

  • Standaard drempelhulpen te koop bij Medipoint of een bouwmarkt;

  • Thermostatische kranen;

  • Tweede toilet;

  • Tweede trapleuning;

  • Verhoogde toilet of toilet verhoger of douche föhn installatie;

  • Voorzieningen te koop in een winkel, bouwmarkt;

  • Wandbeugels

  • Zonwering (inclusief elektrische bediening).

  • 2.

    De volgende algemene voorzieningen zijn op dit moment in ieder geval beschikbaar, deze zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen:

  • Activiteiten van de KBO’s en Seniorenverenigingen;

  • Algemeen maatschappelijk werk;

  • Bemoeizorg;

  • Bibliotheek;

  • Boodschappenservice;

  • Diverse informatie- en lotgenoten bijeenkomsten bijvoorbeeld voor dementie en Doe je mee dag;

  • Dorpsondersteuners en Wijkverbinders;

  • Gennep Doet Mee/ Beweegcoaches;

  • Het Herstelhuis;

  • Huiskamers en open inloop;

  • Jongerenwerk;

  • Klussendienst;

  • Maatschappelijke opvang;

  • Maaltijdendienst;

  • Maaltijddiensten en maaltijdvoorziening die wordt aangeboden tijdens de dagbesteding;

  • Onafhankelijke cliëntondersteuning;

  • Vertrouwenspersoon;

  • Open inloop op diverse locaties in de gemeente Gennep;

  • Platform Sociale Zekerheid Gennep e.o.;

  • Sport- en vrijetijdsverenigingen: onder meer voetbal, hockey, zwemmen, schaken, darten, duiken, biljarten, basket en volleybal, wandel-, wieler- en autosport, atletiek, bridge, tafeltennis, hengelsport, hand- en korfbal, gymnastiek/ yoga;

  • Talentenbank;

  • Taalmaatjes;

  • Maatjesbank;

  • Voorzieningenpool/ hulpmiddelenpool in de kernen (zoals een rolstoel, driewielfiets, duo-fiets en rollator);

  • Vrijwilligerswerk via vrijwilligers vacaturebank;

  • Vrouwenopvang;

  • Wensbus (vervoer) ;

  • Andere voorliggende voorziening niet door de gemeente gefinancierd o.a.:

  • Informele woon/ poetshulp;

  • Ouderenverpleegkundigen.

Voor het actuele aanbod zie de Konnectkever: De Sociale Kaart - De KonnectKever.

  • 3.

    Gebruikelijke hulp: De normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Onderstaande opsomming geeft enkele voorbeelden aan wat valt onder gebruikelijke hulp of zorg (zie ook artikel 1 van de verordening):

  • Het verzorgen van de brood- en warme maaltijden;

  • Het doen van boodschappen;

  • De textielverzorging;

  • Schoonmaakwerkzaamheden;

  • Administratie en financiën;

  • Bezoek aan onder andere huisarts, ziekenhuis, tandarts en kapper;

  • Het bezoeken van familie en vrienden;

  • Het tijdelijk, maximaal 3 maanden, oplossen van huishoudelijke taken door een wijziging in de medische situatie;

  • Wederkerigheid bieden en ontvangen

    4. De volgende maatwerkvoorzieningen zijn op dit moment in ieder geval beschikbaar:

  • Beschermd Wonen

  • Segment volwassenen met een complexe en meervoudige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding en dagbesteding)

  • Segment volwassenen met een kortdurende en enkelvoudige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding)

  • Segment volwassenen met een langdurige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding en dagbesteding)

  • Segment volwassenen met ouderdom gerelateerde beperkingen (individuele begeleiding en dagbesteding)

  • Segment hulp in het huishouden

  • Logeren

  • Woonvoorziening lokaal (kamertraining/ begeleid wonen)

  • Voorzieningen (woningaanpassingen, woon- en vervoersvoorzieningen):

    • i.

      woningaanpassingen;

    • ii.

      woonvoorzieningen;

    • iii.

      vervoersvoorzieningen;

    • iv.

      verhuiskostenvergoeding;

    • v.

      rolstoelvoorzieningen;

• Collectief vraagafhankelijk vervoer (Cvv)/ regiotaxi.

Artikel 3. Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een inwoner bij het college worden gemeld. Als de inwoner daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte en/of ondersteuning bij het opstellen van een Leefzorgplan.

  • 2.

    Het college wijst de inwoner op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis clientondersteuning, algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Met uitzondering van hulp bij het huishouden.

Artikel 4. Informatie en identificatie

  • 1.

    De inwoner dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    De vertegenwoordiger dient via een schriftelijke machtiging voorgedragen te worden. In de machtigeng vermeldt de inwoner de eigen contactgegevens, wie gemachtigd wordt en dat deze persoon voor de betreffende inwoner in rechte mag optreden. Deze machtiging dient ondertekent te worden.

  • 3.

    Bij het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6, stelt het college de identiteit van de inwoner vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1.

    Een inwoner of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van:

    • a.

      Een door het college vastgesteld aanvraagformulier regio taxi, of;

    • b.

      Een door de inwoner volledig ingevuld en ondertekend Leefzorgplan als bedoeld in artikel 7 van de Wmo 2015.

    • c.

      In geval van een PGB, een door inwoner volledig ingevuld en ondertekend Leefzorgplan en het volledig ingevulde budgetplan in het format van de gemeente Gennep als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    Naar aanleiding van de melding heeft het college 6 weken de tijd om het onderzoek te doen. Na ontvangst van de aanvraag (ondertekend lzp en/of ondertekend pgb-plan) dient het college binnen 2 weken een besluit te nemen. Het college maakt het besluit bekend binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag, tenzij niet alle informatie is aangeleverd en het college voor het nemen van genoemd besluit extra informatie nodig heeft.

Artikel 6. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel zijn vertegenwoordiger en desgewenst familie of clientondersteuner, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      De behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner;

    • b.

      Het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      De mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      De mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      De behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner;

    • f.

      Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college de inwoner, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten oproepen voor een gesprek met een consulent of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.

    • g.

      De mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene en/of algemeen gebruikelijke voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie;

    • h.

      De mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie;

    • i.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • j.

      welke bijdragen in de kosten de inwoner met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn; en

    • k.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de inwoner wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de inwoner een Leefzorgplan als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aan het college ondertekend heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het maken van het besluit. Dit geldt ook voor alle andere verslagen die zijn ingediend.

  • 3.

    Het college informeert de inwoner dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

Artikel 7 Leefzorgplan

  • 1.

    Het college geeft de inwoner binnen de wettelijke termijn van 6 weken een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek. Deze termijn kan langer zijn voor hulpmiddelen, vervoersvoorzieningen en woningaanpassingen.

  • 2.

    Als de inwoner in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening anders dan het advies van de consulent kan hij dit als opmerking opschrijven in het leefzorgplan. De inwoner kan andere opmerkingen of aanvullingen aan het verslag toevoegen. Dit mag ook via een persoonlijk plan zijn.

  • 3.

    Een ondertekend leefzorgplan van het gesprek zien we als een aanvraag zoals bedoeld in artikel 9.

  • 4.

    De inwoner is eigenaar van het leefzorgplan.

Artikel 8. Advisering

  • 1.

    Het college kan in het kader van het onderzoek en/of aanvraag om deskundigenadvies vragen als:

    • a.

      Het onduidelijk is of en zo ja, welke beperkingen de cliënt ondervindt en wat de prognose daarvan is;

    • b.

      Het college dat om een andere reden nodig vindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem vragen te stellen naar aanleiding van de melding.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

Artikel 9 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Het leefzorgplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 3.

    De door inwoner en college gekozen zorgverlener maakt gezamenlijk met de inwoner het plan van aanpak. In het plan van aanpak tussen zorgverlener en de inwoner wordt aangeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om de resultaten te behalen, zoals beschreven in het leefzorgplan.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval gemotiveerd vastgelegd:

    • a.

      Welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is, dit wordt beschreven in het leefzorgplan;

    • b.

      Wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking/ indicatie is;

    • c.

      De kosten voor de geleverde maatwerkvoorziening (per jaar);

    • d.

      Hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • e.

      Indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • f.

      De rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval gemotiveerd vastgelegd:

    • a.

      Voor welk beoogd resultaat het pgb dient te worden aangewend, dit wordt beschreven in het leefzorgplan;

    • b.

      Wat de ingangsdatum en de duur van het pgb is;

    • c.

      Welke kwaliteitseisen gelden voor de maatwerkvoorziening;

    • d.

      Wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe gekomen is;

    • e.

      De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb is in de bijlage van het pgb plan;

    • f.

      De rechten en plichten die aan het ontvangen van een pgb zijn verbonden.

  • 6.

    Het CAK toetst of er sprake is van een te betalen eigen bijdrage. De inwoner wordt hierover in de beschikking geïnformeerd.

  • 7.

    Het besluit wordt binnen twee weken na afronding van het onderzoek kenbaar gemaakt aan de inwoner.

Artikel 10. Criteria voor een maatwerkvoorziening in natura en PGB

  • 1.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

  • 2.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      Ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie door chronische psychische of psychosociale problemen die de inwoner ondervindt en;

    • b.

      Voor zover de inwoner deze beperkingen naar het oordeel van het college niet weggenomen kan worden door inzet van:

      • i.

        Op eigen kracht;

      • ii.

        Met gebruikelijke hulp;

      • iii.

        Met mantelzorg;

      • iv.

        Met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      • v.

        Dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of;

      • vi.

        Algemene voorzieningen.

  • 3.

    Alle maatwerkvoorzieningen kunnen in de vorm van een PGB toegekend worden.

  • 4.

    De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 5.

    Een inwoner met psychische psychosociale problemen en een inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van het college niet:

    • a.

      Op eigen kracht;

    • b.

      Met gebruikelijke hulp;

    • c.

      Met mantelzorg;

    • d.

      Met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • e.

      Dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen;

    • Kan verminderen of wegnemen.

  • 6.

    de inwoner kan hierbij een beroep doen op een vertrouwenspersoon zoals beschreven in Wmo 2015 (wetten.nl - Regeling - Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 - BWBR0035362)

  • 7.

    De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 8.

    Een inwoner komt enkel in aanmerking voor een (eenmalig) PGB voor zover:

    • a.

      Hiermee naar het oordeel van het college een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

    • b.

      Het een van de volgende voorzieningen betreft:

      • 1.

        tegemoetkoming in de kosten van een verhuizing;

      • 2.

        woningaanpassingen;

      • 3.

        sportvoorzieningen;

      • 4.

        en voorziening waarvoor niet tijdig een passende voorziening in natura beschikbaar is.

    • c.

      De eerder verstrekte voorziening niet langer de oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

    • d.

      De eerder verstrekte voorziening door niet oneigenlijk gebruik van de inwoner is kwijtgeraakt of buiten gebruik is geraakt.

    • e.

      Alle maatwerkvoorzieningen kunnen in de vorm pgb toegekend worden.

    • f.

      de inwoner is verantwoordelijk voor het onderhoud van het hulpmiddel en de gebreken van die woningaanpassingen, welke zijn uitgevoerd door derden.

  • 9.

    Voor de kosten van een verhuizing kan slechts een maatwerkvoorziening worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 10.

    Een inwoner kan voor een voorziening voor vervoer in natura of in de vorm van een PGB in aanmerking komen wanneer beperkingen, chronische psychische problemen of psychosociale problemen het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel een collectief systeem niet aanwezig is.

  • 11.

    Een inwoner is verplicht om zorgvuldig met de aan hem verstrekte maatwerkvoorziening in Zin of PGB om te gaan. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het College verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als:

    • a.

      De eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven of

    • b.

      De eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen; of

    • c.

      De inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten,

  • of

    • a.

      Als de eerder verstrekte voorziening niet langer de oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

    • b.

      Er geen sprake is van oneigenlijk gebruik of meer dan twee eerdere schademeldingen welke toe te rekenen zijn aan de inwoner; of

    • c.

      Als de eerder verstrekte voorziening niet langer de oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Algemeen:

Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

  • 1.

    Wanneer er sprake is van recht op een soortgelijke voorziening vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) en/of de Zorgverzekeringswet (Zvw).

    • a.

      Als de inwoner een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat de inwoner daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de wet van toepassing is;

    • b.

      In afwijking van lid1 van dit artikel en artikel 2.3.5. lid 6 van de wet kan voor een inwoner die in een Wlz-instelling woont één andere woning bezoekbaar gemaakt worden, mits de woning zich in de gemeente Gennep bevindt en aannemelijk wordt gemaakt dat de inwoner deze woning veelvuldig zal/moet blijven bezoeken.

  • 2.

    Wanneer de inwoner geen ingezetene is van de gemeente Gennep, met uitzondering van een inwoner een beroep doet op beschermd wonen of opvang.

  • 3.

    Als het college van oordeel is dat een inwoner zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de inwoner niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, dan wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de inwoner goed bruikleenschap heeft getoond van de eerder verstrekte maatwerkvoorziening zoals beschreven in de bruikleenovereenkomst overeengekomen tussen leverende partij en de inwoner

    • c.

      tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • d.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

  • 6.

    Voor zover de inwoner op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan verminderen of wegnemen;

  • 7.

    Voor zover de inwoner met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan verminderen of wegnemen;

  • 8.

    Wanneer de voorziening voor een persoon als algemeen gebruikelijk aan te merken is;

  • 9.

    Wanneer het een voorziening betreft die de inwoner vóór de datum van de aanvraag (ontvangst ondertekend (leef)zorgplan) heeft gerealiseerd, aangeschaft of geaccepteerd.

  • 10.

    Wanneer er een actuele indicatie en/ of voorziening voor hetzelfde doel is verstrekt (overcompensatie bijvoorbeeld gpk, scootmobiel, voor elkaar pas (vep), in combinatie met regiotaxipas (of hulphond in combinatie met begeleiding (bg)).

  • 11.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan inwoner al eerder is verstrekt:

    • a.

      In het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en

    • b.

      De normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen, of

    • c.

      Tenzij inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

  • 12.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarvan de afschrijvingstermijn al verstreken is, maar die nog voldoende de beperkingen compenseert;

  • 13.

    Voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

  • 14.

    Indien de inwoner tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond.

  • 15.

    Als de gewenste voorziening of ondersteuning, met uitzondering van huishoudelijke hulp en individuele begeleiding, niet langdurig noodzakelijk is.

  • 16.

    Als de noodzaak tot ondersteuning voor de inwoner redelijkerwijs vermijdbaar was.

  • 17.

    Indien de voorziening, gelet op de medische situatie van de inwoner voorzienbaar was en van de inwoner redelijkerwijs verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig maakt.

  • 18.

    Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is.

  • 19.

    Indien de voorziening gezien de situatie van de inwoner een anti-revaliderende werking heeft.

  • 20.

    De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als deze gezien de beperkingen van de inwoner, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is en geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt.

  • 21.

    Wanneer uit het onderzoek blijkt dat een voorziening alleen een therapeutisch doel (o.a. Beweging) heeft, en dus niet (direct) bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie van de inwoner.

Wonen:

  • 1.

    Géén woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      Als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      Als de inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      Wanneer de noodzaak van de woonvoorziening een direct gevolg is van het gebruik van ondeugdelijke en/of;

    • d.

      Niet voor die doeleinden geschikte materialen in de woning;

    • e.

      Ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie en recreatiewoningen, adl-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • f.

      Voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, zoals automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • a.

      Indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • b.

      Indien de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      Indien sprake is van een algemeen gebruikelijke renovatie waarbij de algemeen gebruikelijke levensduur is bereikt;

    • d.

      Het primaat voor een woningaanpassing waarbij de kosten hoger zijn dan € 2.500,- ligt bij verhuizen, tenzij verhuizen naar een geschikte woning niet de goedkoopst passende oplossing biedt voor de inwoner;

    • e.

      Indien een woningaanpassing bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien dit de goedkoopst compenserende oplossing is en daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot voorwaarden en weigeringsgronden.

  • 3.

    Het college maakt voor wat betreft het vaststellen van de balans tussen draagkracht en draaglast een onderscheid in kortdurende en langdurende situaties:

    • a.

      Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de inwoner. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar.

    • b.

      Langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de ondersteuning langer dan drie maanden nodig zal zijn of meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.

  • 4.

    In kortdurende situaties neemt het college aan dat draagkracht en draaglast in balans zijn en bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht. In langdurende situaties bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf als het college op basis van algemeen aanvaarde maatstaven vaststelt dat draaglast en draagkracht in balans zijn, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het onderzoek naar de balans tussen draagkracht en draaglast en de uitwerking daarvan.

Artikel 12. Sportvoorzieningen

  • 1.

    Wanneer het voor de inwoner zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport (niet zijnde topsport) te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een sportvoorziening worden verstrekt.

  • 2.

    De gemeente verstrekt uitsluitend de goedkoopst adequate voorziening, met een maximum van €2.500 Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken.

  • 3.

    in afwijking van het gestelde in lid 2, wordt voor een elektrisch voortbewogen of elektrisch ondersteund sporthulpmiddel bij een grote mate van immobiliteit maximaal € 5.000,- vergoed en wordt ten hoogste één keer per 6 jaar verstrekt;

  • 4.

    De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van actieve sportbeoefening. Voorliggend aan een Wmo maatwerkvoorziening zijn fondsen en stichtingen. Bijvoorbeeld Fonds gehandicaptensport.

  • 5.

    de bedragen uit lid 2 en 3 worden verlaagd met de eventuele bijdrage van een sportclub, sponsor of fonds.

  • 6.

    De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van actieve sportbeoefening.

  • 7.

    Een sportvoorziening wordt niet verstrekt wanneer:

    • a.

      De inwoner geen gebruik kan maken van de voorliggende voorzieningen voor sportvoorzieningen

    • b.

      Voorliggende sporthulpmiddelen in lijst: unieksporten.nl en voorzieningen die passend zijn uit Zvw.

    • c.

      Als voorliggende aan een Wmo maatwerkvoorziening zijn fondsen en stichtingen. Bijvoorbeeld Fonds gehandicaptensport

Artikel 13. Ondersteuning bij vervoer

  • 1.

    Wanneer een inwoner vanwege beperkingen niet in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer, kan een maatwerkvoorziening verstrekt worden in de vorm van een Regiotaxipas. Hiermee kan tegen een gereduceerd tarief gereisd worden.

  • 2.

    Er moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Er is sprake van noodzakelijk vervoer ten behoeve van aanvaardbare maatschappelijke participatie (sociale activiteiten niet zijnde geïndiceerde dagbesteding) in de directe woon- en leefomgeving.

    • b.

      De persoon kan niet met een algemeen gebruikelijk vervoershulpmiddel de hulpvraag oplossen;

    • c.

      Er is geen persoon in het sociaal netwerk die de vraag om aangepast vervoer kan oplossen;

    • d.

      De cliënt kan niet met de Wensbus of de bus van de Vrienden van Norbertus vervoerd worden;

    • e.

      Er is geen voorliggende voorziening, bijv. Zittend ziekenvervoer op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

    • f.

      Er is sprake van een reële alledaagse vervoersbehoefte.

  • 3.

    Een indicatie voor dezelfde vervoersbehoefte wordt niet versterkt bijvoorbeeld zvw vervoer, fiets algemeen gebruikelijke voorzieningen, Valys, voorelkaarpas (VEP), auto en rijbewijs in combinatie met regiotaxipas.

  • 4.

    Het is algemeen gebruikelijk dat de inwoner enkele keren per jaar met de taxi naar een arts of het ziekenhuis moet reizen, hiervoor wordt geen regiotaxipas verstrekt.

  • 5.

    Bij oneigenlijk gebruik van de regiotaxipas zoals vervoer naar de dagbesteding kan de regiotaxipas beëindigd worden.

  • 6.

    De ondersteuning bij vervoer maakt lokale verplaatsingen mogelijk. Het aantal zones dat een cliënt op jaarbasis kan reizen, bedraagt 476 op jaarbasis (omgerekend ruim 2.000 kilometer per jaar).

  • 7.

    Op basis van een onderzoek naar de vervoersbehoefte van de cliënt kan dit aantal naar boven worden bijgesteld, tenzij er sprake is van oneigenlijk gebruik.

Artikel 14. Regels voor Persoonsgebonden Budget (PGB)

  • 1.

    Het college verstrekt een PGB volgens artikel 2.3.6 van de wet:

    • a.

      De hoogte van het PGB is gelijk aan de kosten van de maatwerkvoorziening als die zou zijn verstrekt vanuit Zorg in natura.

    • b.

      Hulpmiddelen en woningaanpassingen moeten door een professionele partij geleverd worden.

    • c.

      De totale duur van de eigen bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het PGB bij eenmalig PGB.

    • d.

      De totale duur van de eigen bijdrage is afhankelijk van de duur van de toekenning.

  • 2.

    De hoogte van het PGB:

    • a.

      Voor Begeleiding en huishoudelijke hulp (hhb) wordt mede gebaseerd op een door de cliënt opgesteld budgetplan van de gemeente Gennep, waarin in ieder geval staat beschreven:

      • I.

        Waarvoor de inwoner het PGB wil gebruiken,

      • II.

        Wie de zorg/ondersteuning gaat leveren.

  • 3.

    Voor Hulpmiddelen en woningaanpassingen:

    • a.

      Dit wordt mede gebaseerd op twee offertes die door de cliënt worden aangeleverd bij de gemeente Gennep. Dit wordt gebaseerd op het rapport van de bouwkundig adviseur van de gemeente Gennep.

    • b.

      Wordt mede gebaseerd op welke hulpmiddelen of woningaanpassingen de cliënt van het budget wil aanschaffen of realiseren.

    • c.

      Wordt mede gebaseerd op een gespecificeerde weergave van de kosten.

  • 4.

    Het tarief voor het PGB wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

    • a.

      Waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

    • b.

      Het persoonsgebonden budget voor dienstverlening kan opgebouwd zijn uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie en verzekeringen. Reiskosten worden niet vergoed en vormen daarom geen onderdeel van het persoonsgebonden budget (alleen diensten);

    • c.

      Waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de inwoner diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren wil betrekken (alleen diensten);

    • d.

      Waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief waaronder de inwoner de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk (alleen diensten);

    • e.

      Indien nodig, aangevuld met een vergoeding voor reparatie (5% van de aanschafprijs voor maximaal 5 jaar), onderhoud en verzekering;

    • f.

      Waarbij reiskosten niet worden vergoed en daarom geen onderdeel vormen van het persoonsgebonden budget;

    • g.

      Indien er sprake is van een aanvraag voor een eenmalig PGB inzake woningaanpassingen, woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoervoorzieningen, dienen er te allen tijde twee offertes van verschillende leveranciers/aannemers ingediend te worden.

  • 5.

    Het tarief voor professionele ondersteuning:

  • Voor professionele ondersteuning wordt het laagste gemiddelde tarief gehanteerd dat in het (raam)contract overeengekomen is met aanbieders voor de betreffende te

  • verstrekken maatwerkvoorziening (zie ND210xxx Opbouw reele tarieven Wmo participatie Limburg Noord (zonder 1A, 29 jan)) (alleen diensten).

  • 6.

    Het tarief of de prijs, bedoeld in lid 4, onderdeel b, onder 1, bedraagt – voor maatschappelijke ondersteuning – verleend door een opgeleide professional/zzp’er (niet zijnde door iemand uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015):

    • a.

      Bij huishoudelijke hulp: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • b.

      Bij begeleiding: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • c.

      Of maximaal 50% van het professionele ZIN uurtarief, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 7.

    Hulpmiddelen en woningaanpassingen:

  • Het tarief voor hulpmiddelen en woningaanpassingen bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura, zoals bedoeld in artikel 2 en zoals vastgelegd in de regionaal afgesloten raamovereenkomsten met aanbieders.

  • 8.

    Betrekken van diensten uit het sociale netwerk:

  • Een inwoner aan wie een PGB wordt verstrekt kan diensten onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk wanneer:

    • a.

      De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de inzet van niet-professionele ondersteuning uit het sociale netwerk (zoals bedoeld in artikel 2 lid b van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015) is de hoogste periodiek voor de benodigde hulp welke in de desbetreffende cao geldt, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren, met uitzondering van de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, rekening houdend met:

      • I.

        verzekerd te zijn van het feit dat het budget de inwoner in staat stelt tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te ontvangen; en

      • II.

        zowel de inwoner als de budgetbeheerder op gepaste wijze rekenschap dient te geven van de gezinssituatie en van de relevante werkervaring en kwalificaties.

    • b.

      Een hulp uit het sociaal netwerk, zoals bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, kan voor op onverplichte basis verleende maatschappelijke ondersteuning een tegemoetkoming van maximaal € 170,-- per kalendermaand worden betaald, voor zover van toepassing inclusief een tegemoetkoming per kalendermaand voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding of reiskosten ten behoeve van de hulp, overeenkomstig de door het college daarvoor vastgestelde bedragen.

  • 9.

    Beperkingen:

  • 10.

    Er wordt geen PGB verstrekt om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, tenzij:

    • a.

      Dit naar het oordeel van het college, gezien alle relevante omstandigheden, de voorkeur verdient.

    • b.

      Daarbij is van belang dat het in ieder geval beperkt blijft tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.

  • 11.

    Tussenpersonen en belangenbehartigers:

    • a.

      Een tussenpersoon of belangenbehartiger wordt niet uit het PGB betaald.

  • 12.

    Gebruik van het PGB:

  • Een persoonsgebonden budget dient door de inwoner binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 13.

    Het college kan nadere regels stellen over het persoonsgebonden budget.

Artikel 15 Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen (MO/VO/BW)

  • 1.

    De gemeente Venray voert de Toegang en de backoffice uit voor Beschermd wonen (BW) voor de gemeente Gennep. De regels voor PGB BW zijn te lezen in de verordening van de Gemeente Venray: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray 2022 | Lokale wet- en regelgeving.

  • 2.

    De gemeente Nijmegen (GGD Gelderland zuid) voert de Toegang en de backoffice voor de maatschappelijke opvang (opvang) en vrouwenopvang (opvang) uit voor de gemeente Gennep.

    • a.

      De regels voor PGB MO zijn te lezen in de verordening van de Gemeente Nijmegen: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Nijmegen 2024 | Lokale wet- en regelgeving

Artikel 16. Intrekking en terugvordering

  • 1.

    Een inwoner die een aanvraag heeft ingediend of aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de criteria of voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      de inwoner niet langer op de voorziening is aangewezen;

    • d.

      de voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • e.

      de inwoner de voorziening niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor hij is verstrekt;

    • f.

      de inwoner wangedrag heeft vertoond bij het ontvangen van diensten dan wel onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen;

    • g.

      de inwoner fraude heeft gepleegd.

  • 3.

    Een besluit tot verlenging van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden of wanneer de voorziening niet meer noodzakelijk is.

  • 4.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan de geldswaarde van de maatwerkvoorziening of het daaraan gekoppelde PGB worden teruggevorderd.

  • 5.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot intrekking en terugvordering.

Artikel 17. Eigen Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen in natura of PGB’s

  • 1.

    Een inwoner is een eigen bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening (voor zover van toepassing inclusief kosten voor onderhoud) in natura of PGB, zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het PGB wordt verstrekt.

  • 2.

    De bij verordening aangewezen maatwerkvoorzieningen zijn de voorzieningen genoemd onder artikel 2 lid 3 van deze verordening.

  • 3.

    De bijdragen (abonnementstarief) voor maatwerkvoorzieningen in natura of PGB zijn gelijk aan de kostprijs van de voorziening, tot aan maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 2.1.4 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015, per maand per huishouden, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere Eigen Bijdrage is verschuldigd.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid is geen Eigen Bijdrage verschuldigd per bijdrageperiode door inwoners met een inkomen dat gelijk is of lager dan het percentage dat berekend is vanuit het geldende minimabeleid van de gemeente Gennep. Met uitzondering van de maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen of Opvang zoals aangegeven in artikel 1 van deze verordening.

  • 5.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste de door het Rijk vastgestelde periodebijdrage voor de inwoner of de gehuwde inwoners tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 6.

    De kostprijs van:

    • a.

      Een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      Een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel (in bruikleen) of woningaanpassing (in eigendom) wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening;

    • c.

      In afwijking van het eerste lid is geen of een lagere Eigen Bijdrage verschuldigd voor Vervoer (CVV/ regiotaxi).

  • 7.

    de rolstoelvoorzieningen (inclusief sportrolstoelen) zijn uitgesloten van het opleggen van de eigen bijdrage;

    • a.

      de eigen bijdrage niet van toepassing is bij kinderen jonger dan 18 jaar;

    • b.

      de eigen bijdrage niet van toepassing is op zorgmijders;

  • 8.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor collectief vervoer (CVV/ regiotaxi) € 0,83 per zone per 1 januari 2021; vanaf 1 januari 2022 wordt het tarief jaarlijks geïndexeerd met de LTI index zoals bij OV i.p.v. NEA index zoals bij taxivervoer.

  • 9.

    Per zone wordt een vast bedrag betaald vermeerderd met de kosten van één zone (instap-tarief) per rit. De actuele tarieven zijn beschikbaar onder de kop tarieven op de website: https://www.omnibuzz.nl/men-reizen/ .

  • 10.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening in natura of PGB door het CAK vastgesteld en geïnd op basis van de jaarlijks door de gemeente aangeleverde normen.

  • 11.

    De Eigen Bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of PGB ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is - in afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet- verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner.

  • 12.

    12 De gemeente Venray voert voor de gemeente Gennep de Toegang en de backoffice uit voor Beschermd wonen (BW). De regels voor PGB BW zijn te lezen in de verordening van de Gemeente Venray.

  • 13.

    De gemeente Nijmegen (GGD Gelderland zuid) voert de Toegang en de backoffice uit voor de maatschappelijke opvang (opvang) voor de gemeente Gennep uit. De regels voor PGB MO zijn te lezen in de verordening van de Gemeente Nijmegen.

Artikel 18. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen, met uitzondering van de bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van:

    • a.

      maatschappelijke opvang;

    • b.

      vrouwenopvang;

    • c.

      Wensbus;

    • d.

      Open inloop locaties voor het bieden van activiteiten, eten en drinken.

    • e.

      Voor het eten en drinken vanuit een segment met dagbesteding.

    • f.

      Overige gemeenschapsactiviteiten; enkele voorbeelden hierin zijn: sportactiviteiten, spelavonden, trainingen voor welbevinden of overige activiteiten genoemd onder artikel 2 lid 2 van deze verordening.

  • 2.

    De kostprijs van genoemde algemene voorzieningen wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.

  • 3.

    De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, onder a en b wordt bepaald door de gemandateerde centrumgemeente tot het moment van doordecentralisatie van de financiën naar alle gemeenten.

Artikel 19. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      Voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      Voorzieningen af te stemmen op andere vormen van zorg;

    • c.

      Inzet van de juiste deskundigheid;

    • d.

      Ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden en erkende keurmerken voor de betreffende sector;

    • e.

      Er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 3.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks inwoners ervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 19a. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • I.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • II.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 20. Toezicht: Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders zijn verplicht iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan te melden bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Alle inwoners kunnen een signalen of incidenten over de kwaliteit van de ondersteuning melden bij het meldpunt en of via de gemeente site: Meldpunt Wmo | Gemeente Gennep.

Artikel 21. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen in natura en PGB’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1.

    Het college informeert de inwoner en of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of PGB zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet Wmo 2015 doet een inwoner aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening of het PGB is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de inwoner langer dan 6 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het PGB verbonden voorwaarden, of

    • f.

      de inwoner de maatwerkvoorziening of het PGB niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten PGB.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 22. Opschorting betaling uit het PGB

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder d.

Artikel 23. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en PGB’s

  • 1.

    Het college stelt de persoon aan wie het PGB is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

  • 2.

    Het college onderzoekt op basis van signalen en of periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en PGB’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

HOOFDSTUK 6: Waardering en ondersteuning mantelzorgers

Artikel 24. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers kunnen zich registreren als mantelzorger bij de gemeente. Zij kunnen zich ook melden om in aanmerking te komen voor een jaarlijkse blijk van waardering.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering heeft een waarde van maximaal €100 in natura per geregistreerde mantelzorger en wordt door het college vastgesteld.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling, regels opstellen over de wijze waarop zij zorgdraagt voor de jaarlijkse blijk van waardering aan de mantelzorgers.

Artikel 24a. ondersteuning mantelzorgers

  • 1.

    De gemeente kan een mantelzorger van een zorgvrager die beiden in de gemeente Gennep wonen, ontlasten bij de uitvoering van taken voor de hulpbehoevende.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling, regels opstellen over de wijze waarop zij zorgdraagt voor de jaarlijkse blijk van waardering aan de mantelzorgers

Artikel 24b. Criteria voor mantelzorgondersteuning

  • 1.

    De gemeente kan een mantelzorger van een zorgvrager die in de gemeente Gennep woont ondersteunen indien:

    • a.

      Er sprake is van langdurige intensieve mantelzorg: langer dan drie maanden én meer dan acht uur per week;

    • b.

      Draagkracht en draaglast uit balans zijn.

HOOFDSTUK 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 24. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 25. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 26. Tegemoetkoming

De tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen voor Gennep is ondergebracht bij de Participatiewet/ minimabeleid.

HOOFDSTUK 8: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 27 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Aanvragen die bij het College zijn ingediend voor 1 januari 2022 en waarop nog niet is beslist voor 1 januari 2022, worden afgehandeld volgens deze verordening.

  • 2.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de “Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2020” wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd, tenzij de toepassing van deze verordening gunstiger is voor de bezwaarmaker.

  • 3.

    Een inwoner houdt het recht op een lopende voorziening in de vorm van zorg in natura verstrekt voor 1 januari 2022, tot de datum waarop de verstrekte voorziening eindigt, of totdat het College een ander besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze lopende voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 4.

    Een inwoner houdt het recht op een persoonsgebonden budget verstrekt voor 1 januari 2022, tot de datum waarop het verstrekte pgb eindigt.

  • 5.

    Het College heeft de bevoegdheid een besluit tot verstrekking van een lopende voorziening te herzien met toepassing van deze verordening:

    • a.

      op de gronden vermeld in deze verordening;

    • b.

      indien uit een door het College uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassing van deze verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen;

    • c.

      indien de inwoner ondersteuning ontvangt in natura en wenst over te stappen naar een andere aanbieder of naar een pgb;

    • d.

      indien de inwoner ondersteuning ontvangt in de vorm van een pgb en wenst over te stappen naar ondersteuning in natura.

Artikel 28. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt, voor de verordening jaarlijks voor beleidsplannen, eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 29. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De ‘verordening maatschappelijke ondersteuning’ (zaaknummer: 528899, vastgesteld op 20 december 2021) wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van deze verordening totdat het college een nieuw besluit heeft genomen, waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van de wijziging van deze verordening van en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze wijziging, worden afgehandeld krachtens de verordening zoals deze luidt na inwerkingtreding van deze wijziging.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van deze verordening, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de wijziging van 1 januari 2025, wordt beslist met inachtneming van de verordening zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze wijziging.

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2025.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2025' (zaaknummer 798734).

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare besluitvormende raadsvergadering d.d. 3 februari 2025.

De raad voornoemd,

De griffier, Jos van der Knaap

De voorzitter ,Hans Teunissen